ECLI:NL:RBMNE:2019:1790

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 april 2019
Publicatiedatum
26 april 2019
Zaaknummer
16/248237-18 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Strafzaak tegen twee 15-jarige jongens voor brandstichting en poging tot zware mishandeling

Op 26 april 2019 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen twee 15-jarige jongens die betrokken waren bij meerdere brandstichtingen in de regio Utrecht. De jongens staken op 1 december 2018 in Nieuwegein negen auto’s in brand, wat leidde tot gemeen gevaar voor goederen. Daarnaast bekogelden zij op 4 november 2018 een rijdende bus met stenen, waarbij een passagier gewond raakte. De rechtbank oordeelde dat de jongens zich schuldig maakten aan medeplegen van brandstichting en poging tot zware mishandeling. De rechtbank legde hen een maatregel Toezicht en Begeleiding op voor de duur van twee jaar, samen met een voorwaardelijke jeugddetentie van respectievelijk 9 en 6 maanden en een onvoorwaardelijke taakstraf van 100 uur. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de jongens, waaronder hun eerdere onbesproken gedrag en de noodzaak voor behandeling. De strafzaak tegen een vrouwelijke medeverdachte wordt later inhoudelijk behandeld.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/248237-18 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 26 april 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2003] te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] , [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting achter gesloten deuren op 12 april 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie, mr. T. Tanghe, en van hetgeen verdachte en mr. E.I.B. Hoffman, advocaat te Hilversum, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
1.
zich op 1 december 2018 te Nieuwegein schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van brandstichting, ten gevolge waarvan negen auto’s geheel of gedeeltelijk zijn verbrand en waardoor gemeen gevaar voor goederen is ontstaan;
en/of
zich op 1 december 2018 te Nieuwegein schuldig heeft gemaakt aan medeplichtigheid van brandstichting, ten gevolge waarvan negen auto’s geheel of gedeeltelijk zijn verbrand en waardoor gemeen gevaar voor goederen is ontstaan;
2.
zich op 4 november 2018 te Utrecht schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van poging tot zware mishandeling van [slachtoffer] en/of onbekend gebleven personen (primair);

dan wel zich op 4 november 2018 te Utrecht schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van mishandeling van [slachtoffer] (subsidiair);

3.
zich op 4 november 2018 te Utrecht schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van vernieling van een bus.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend te bewijzen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van brandstichting van de onder feit 1 genoemde auto’s, met uitzondering van de Alfa Romeo met kenteken [kenteken] . De officier van justitie acht daarnaast het onder 2 en 3 tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder feit 1 tenlastegelegde, nu verdachte geen actieve rol bij de brandstichtingen heeft gehad en medeplegen of medeplichtigheid aan brandstichting daarom niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. De verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] dat hij samen met [medeverdachte 2] en verdachte auto’s in brand heeft gestoken wordt weersproken door de eerdere verklaringen die [medeverdachte 1] heeft afgelegd, waarin hij specifiek heeft verklaard wie per auto wat heeft gedaan. Om deze reden is de verklaring van [medeverdachte 1] op de zitting van 5 april 2019 niet betrouwbaar te achten. Bovendien zijn er onvoldoende gedragingen van voldoende gewicht van verdachte om te spreken van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten ten aanzien van het onder feit 1 tenlastegelegde. De raadsvrouw heeft ook vrijspraak bepleit van het onder feit 2 tenlastegelegde, nu verdachte niet de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat iemand (zwaar) lichamelijk letsel zou oplopen door zijn handelen. De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van het onder feit 3 tenlastegelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Bewijsmiddelen
Inleiding
Naar aanleiding van onder meer een negental brandstichtingen van auto’s in Nieuwegein op 1 december 2018 en de ten aanzien daarvan door een aantal getuigen afgelegde verklaringen wordt medeverdachte [medeverdachte 2] op die datum aangehouden. Op genoemde datum wordt tevens medeverdachte [medeverdachte 1] aangehouden. Verdachte wordt op 5 december 2018 in verband met de voornoemde brandstichtingen aangehouden.
Feit 1
[benadeelde 1] heeft verklaard dat hij zijn voertuig, een Volkswagen Golf voorzien van het kenteken [kenteken] , op zaterdag 1 december 2018 had geparkeerd op de parkeerplaats, schuin tegenover zijn woning, de [adres] te [woonplaats] . Omstreeks 21:05 uur zag hij dat de bumper van zijn voertuig in brand stond. Hij zag dat er een opvallend vierkant blokje in brand stond, welke op zijn bumper lag. Dit deed hem vermoeden dat het een soort aanmaakblokje betrof. [2]
[benadeelde 2] heeft verklaard dat hij op 1 december 2018 omstreeks 20:20 uur naar buiten keek en zag dat de auto van zijn vrouw aan de voorzijde in brand stond. [3] Deze auto betreft een Opel Meriva met kenteken [kenteken] . [4]
[benadeelde 3] heeft verklaard dat hij op zaterdag 1 december 2018 omstreeks 21:20 uur zag dat de voorkant van zijn personenauto, een Skoda Octavia met kenteken [kenteken] , in brand stond. De auto stond geparkeerd aan de [adres] te [woonplaats] . [5]
[benadeelde 4] heeft verklaard dat hij zijn personenauto, een Opel Agila met kenteken [kenteken] , op zaterdag 1 december 2018 ter hoogte van zijn woning op de [adres] in [woonplaats] had geparkeerd. Omstreeks 19:55 uur zag hij zijn auto aan de voorzijde in brand staan. [6]
[benadeelde 5] heeft verklaard dat hij zijn bestelbus, een Opel Vivaro voorzien van het kenteken [kenteken] , op 1 december 2018 had geparkeerd aan de [adres] te [woonplaats] . Omstreeks 17:32 uur hoorde hij zijn vader zeggen dat er een auto in brand stond, welke naast zijn bestelbus stond geparkeerd. Hij hoorde van zijn vader dat de rechter- en achterzijde van zijn auto door deze brand zwaar beschadigd zijn. [7]
[benadeelde 6] heeft verklaard dat hij zijn auto, een Seat Ibiza met kenteken [kenteken] had geparkeerd in een parkeervak op de [adres] te [woonplaats] . Op 1 december 2018 omstreeks 17:10 uur zag hij dat de voorzijde van zijn personenauto in brand stond. [8]
[benadeelde 7] heeft verklaard dat hij zijn auto had geparkeerd op de parkeerplaats aan de [adres] te [woonplaats] . Op 1 december 2018 omstreeks 20:25 uur zag hij dat de voorzijde van zijn auto in brand stond. [9] Deze auto betreft een Toyota Auris met kenteken [kenteken] . [10]
Alle hiervoor genoemde straten bevinden zich binnen de bebouwde kom van Nieuwegein.
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij op 1 december 2018 samen met [medeverdachte 2] (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 2] ) en [verdachte] (de rechtbank begrijpt: verdachte) auto’s in brand heeft gestoken. Zij zijn de hele avond samen geweest. Zij staken de auto’s in brand door een aanmaakblokje in de grille te stoppen en dat aanmaakblokje aan te steken. Een van hen stond op de uitkijk, de ander stopte het aanmaakblokje in de grille en de derde stak het aanmaakblokje aan. Zij wisselden dat af en spraken per auto af wie wat zou doen. [11]
Verdachte heeft verklaard dat hij op 1 december 2018 de avond met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] heeft doorgebracht. [12]
Feiten 2 en 3
[getuige] heeft verklaard dat hij op zondag 4 november 2018 werkzaam was als buschauffeur op lijn 8 tussen Utrecht Lunetten en Utrecht Oorsprongpark. Rond 20:00 uur reed hij over de Dichtersbaan. Ter hoogte van de skatebaan hoorde hij plots een doffe knal in de bus. Ter hoogte van de invalidenplaats in de bus bleek een steen te zijn binnengekomen. Een jongedame, die voor het gelede gedeelte van de bus zat, bleek de steen tegen haar hoofd te hebben gekregen. De steen lag in de bus en was ongeveer 10 tot 15 centimeter groot. [13] De bus was redelijk vol en de steen moet ongeveer tien tot twintig personen hebben gepasseerd voordat de jongedame werd geraakt. De bus reed met een snelheid van 50 kilometer per uur. [14]
Het kenteken van deze bus was [kenteken] . De eigenaar van de bus is U-OV. [15] De zijruit naast de instapdeur van de bus is kapot gegaan. [16]
[slachtoffer] heeft verklaard dat zij op 4 november 2018 in de bus op lijn 8 richting Lunetten zat. Zij hoorde een intens harde klap en vallend glas. Achter haar lag de steen, ter grootte van een mannelijke vuist. Als zij haar sjaal niet over hoofd had getrokken, had er niet alleen glas door de bus gelegen, maar ook bloed. [17]
Verdachte heeft verklaard dat hij samen met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] stenen naar rijdende bussen heeft gegooid. Ze wachtten tot er een bus kwam en probeerden dan op het juiste moment alle drie tegelijkertijd de bus te raken met een steen. Doordat de busbaan hoger gelegen was dan waar zij stonden, moesten ze hard en hoog gooien. Een van hun stenen heeft de bus geraakt. Hij zag dat de ruit hierdoor uiteen spatte. [18]
Bewijsoverwegingen
Feit 1
De rechtbank acht, gelet op de verklaring van [medeverdachte 1] ter terechtzitting van 5 april 2019, de verklaring van verdachte ter terechtzitting van 12 april 2019 dat hij weliswaar aanwezig was op het moment dat de auto’s in Nieuwegein in brand werden gestoken, maar dat hij zelf geen enkele handeling heeft verricht met betrekking tot de branden, niet geloofwaardig. De rechtbank ziet geen aanleiding niet uit te gaan van de verklaring van [medeverdachte 1] , die niet strookt met de verklaring van verdachte. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij op 1 december 2018 in Nieuwegein samen met [medeverdachte 2] en verdachte auto’s in brand heeft gestoken. Deze verklaring van [medeverdachte 1] wordt geloofwaardig geacht, mede gelet op de omstandigheid dat deze ook belastend is geweest ten aanzien van hemzelf.
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte betrokken is geweest bij de brandstichtingen aan de Alfa Romeo met kenteken [kenteken] en de Daihatsu met kenteken [kenteken] , nu uit het dossier volgt dat medeverdachte [medeverdachte 2] deze auto’s alleen in brand heeft gestoken.
De rechtbank is van oordeel dat door de brandstichtingen gemeen gevaar voor goederen te duchten was, nu uit de verklaringen blijkt dat de in brand gestoken auto’s op parkeerplaatsen of naast woningen binnen de bebouwde kom stonden geparkeerd en het daarmee voldoende is komen vast te staan dat het vuur, wanneer dit niet geblust zou worden, over had kunnen slaan naar in de buurt geparkeerde auto’s of naastgelegen woningen.
Feiten 2 en 3
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte, samen met de medeverdachten, stenen heeft gegooid in de richting van bussen, waaronder naar de rijdende bus op lijn 8, bestuurd door chauffeur [getuige] . Een van deze stenen heeft de ruit van de bus vernield. Verdachte had wellicht niet de intentie om de ruit te vernielen, maar door (met kracht) stenen te gooien naar een bus heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat de steen door een ruit van de bus heen zou gaan. De rechtbank is daarom van oordeel dat sprake is van voorwaardelijk opzet op het vernielen van de ruit van de bus.
Gelet op de snelheid waarmee de bus reed ten tijde van de inslag van de steen in de ruit en het formaat van de steen waarmee is gegooid, is de rechtbank bovendien van oordeel dat de kans dat de buschauffeur of een van de passagiers door een steen zou worden geraakt en daardoor zwaar lichamelijk letsel op zou lopen, naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk te noemen is. Dat verdachte hier geen moment bij stil heeft gestaan, zoals hij zelf heeft verklaard, acht de rechtbank niet aannemelijk, mede gelet op het feit dat uit de chatgesprekken tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] in het dossier blijkt dat de medeverdachten hierover hebben gesproken tijdens het gooien van de stenen. De rechtbank is, gelet op de uiterlijke verschijningsvorm van de handelingen van verdachte, van oordeel dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat een inzittende van de bus door zijn handelen zwaar lichamelijk letsel op zou lopen, waardoor sprake is van voorwaardelijk opzet op de poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Gelet op het feit dat verdachte en de medeverdachten hadden afgesproken op hetzelfde moment een steen naar de bus te gooien, stelt de rechtbank vast dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten, waardoor medeplegen van beide feiten wettig en overtuigend kan worden bewezen. Wie de steen die uiteindelijk door de ruit is gegaan heeft gegooid, acht de rechtbank dan ook niet relevant. De rechtbank acht aldus het onder feit 2 primair en feit 3 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1op meerdere momenten op 1 december 2018 te Nieuwegein tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk brand heeft gesticht door een aanmaakblokje in (de voorkant/grill van) de auto's te plaatsen en (vervolgens) open vuur in aanraking te brengen met dit aanmaakblokje, ten gevolge waarvan meerdere auto's (te weten:- een Volkswagen met kenteken [kenteken] op 1 december 2018 op de Rendierweide te Nieuwegein en- een Opel met kenteken [kenteken] op 1 december 2018 op de [adres] te [woonplaats] en- een Skoda met kenteken [kenteken] op 1 december 2018 op de [adres] te [woonplaats] en- een Opel met kenteken [kenteken] op 1 december 2018 op de [adres] te [woonplaats] en- een Opel met kenteken [kenteken] op 1 december 2018 op de [adres] te [woonplaats] en- een Seat met kenteken [kenteken] op 1 december 2018 op de [adres] te [woonplaats] en- een Toyota met kenteken [kenteken] op 1 december 2018 op de [adres] te [woonplaats]geheel of gedeeltelijk zijn verbrand, en daarvan gemeen gevaar voor naast geparkeerde auto's en/of nabijgelegen gebouwen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen te duchten was,
2 primair
op 4 november 2018 te Utrecht tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] en/of een of meerdere onbekend gebleven personen opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, stenen richting/tegen een (rijdende) bus (welke in dienst was) heeft gegooid (waardoor een steen door de ruit van de bus is gegaan), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat deze feiten strafbaar zijn.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:

1 medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is, meermalen gepleegd;

2 primair medeplegen van poging tot zware mishandeling;

3 medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door hem bewezen geachte te veroordelen tot:
- een geheel voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 6 maanden, met een proeftijd van 2 jaar en de maatregel Toezicht en Begeleiding, een behandelverplichting en een contactverbod met de medeverdachten als (dadelijk uitvoerbare) bijzondere voorwaarden;
- een taakstraf voor de duur van 150 uren, met aftrek van het voorarrest, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 75 dagen jeugddetentie.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, het feit dat verdachte niet eerder met justitie in aanraking is gekomen en het feit dat verdachte reeds onder begeleiding van Altrecht staat.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft samen met de medeverdachten meerdere auto’s in brand gestoken en stenen gegooid naar een rijdende bus. Een van deze stenen is door de ruit van de bus heen gegaan. Het handelen van verdachte heeft niet alleen schade en overlast voor de direct betrokkenen veroorzaakt, maar ook gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij. Uit het dossier volgt immers dat de brandstichtingen en het gooien van stenen naar een rijdende bus een grote impact in Nieuwegein en Utrecht hebben gehad. Het handelen van verdachte heeft uiteindelijk alleen materiële schade tot gevolg gehad, maar had ook veel ergere consequenties kunnen hebben. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
De oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) geven voor een brandstichting, afhankelijk van de schade, een taakstraf voor de duur van 30 tot 60 uren, dan wel dienovereenkomstige jeugddetentie, aan. Door het handelen van verdachte zijn zeven auto’s geheel of gedeeltelijk in brand opgegaan. Voor een zware mishandeling wordt uitgegaan van een taakstraf voor de duur van 80 uren. Bij een vernieling met geringe schade wordt van een taakstraf voor de duur van 20 uren uitgegaan.
Persoonlijke omstandigheden
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met:
- een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 6 maart 2019;
- een rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 14 februari 2018.
- een advies van Samen Veilig Midden-Nederland van 9 april 2019.
Uit het uittreksel justitiële documentatie blijkt dat verdachte niet eerder met justitie in aanraking is gekomen. Dat betekent dat er in beginsel geen reden is om (strafverhogend dan wel strafverlagend) van de hiervoor genoemde oriëntatiepunten af te wijken.
Uit het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming volgt dat er ten aanzien van verdachte risicofactoren naar voren komen op verschillende leefgebieden. Om de kans op recidive te verlagen is het van belang dat verdachte het gezag van autoriteiten leert te accepteren, zijn boosheid onder controle leert te houden en leert welke vaardigheden hij moet inzetten als hij in een moeilijke situatie terechtkomt. Hierbij dient echter wel rekening gehouden te worden met de ingrijpende gebeurtenissen die verdachte in het verleden heeft
meegemaakt, omdat dit mogelijk van invloed kan zijn op het huidige gedrag van
verdachte. Er zal daarnaast aandacht moeten worden besteed aan het versterken van de band tussen verdachte en zijn vader, de vrijetijdsbesteding en de vriendenkeuze van verdachte. De Raad voor de Kinderbescherming acht het daarom van belang dat verdachte op deze gebieden begeleid zal blijven worden en adviseert daarom een deels voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden de maatregel Toezicht en Begeleiding, een behandelverplichting en een contactverbod met de medeverdachten. De heer E. Verboom, werkzaam bij de Raad voor de Kinderbescherming, heeft ter terechtzitting verklaard een voorwaardelijke jeugddetentie, gelet op de ernst van de feiten, geïndiceerd te achten.
Uit het advies van Samen Veilig Midden-Nederland volgt dat verdachte zich gedurende de schorsing van de voorlopige hechtenis goed aan de voorwaarden en afspraken heeft gehouden. Verdachte is gemotiveerd te werken aan de gestelde doelen, is goed aanspreekbaar en laat een open houding zien. Verdachte gaat naar school, heeft een bijbaan en is onlangs aangemeld voor een behandeling bij Fivoor. Samen Veilig Midden-Nederland heeft zich aangesloten bij het strafadvies van de Raad voor de Kinderbescherming. Mevrouw S. M’Ghaouch en mevrouw N. El Addouti, werkzaam bij Samen Veilig Midden-Nederland, hebben ter terechtzitting verklaard een voorwaardelijke jeugddetentie geïndiceerd te achten.
Conclusie
Gelet op de ernst en de hoeveelheid van de feiten, maar ook rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, acht de rechtbank een forse taakstraf en een voorwaardelijke jeugddetentie passend en geboden. Zij zal daarom een geheel voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarden de maatregel Toezicht en Begeleiding, een behandelverplichting en een contactverbod, en een taakstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen jeugddetentie, met aftrek van het voorarrest, aan verdachte opleggen.
Omdat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen de onaantastbaarheid van personen en de rechtbank van oordeel is dat er ernstig rekening moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een dergelijk misdrijf zal begaan, zal zij bevelen dat de bijzondere voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.

9.BENADEELDE PARTIJEN

9.1
Benadeelde partij [benadeelde 8] BV
[benadeelde 8] B.V. heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 470,00. Dit bedrag bestaat uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder feit 1 tenlastegelegde.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij hoofdelijk toe te wijzen, met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel en de wettelijke rente.
De raadsvrouw heeft, gelet op de door haar bepleite vrijspraak van het onder feit 1 tenlastegelegde, verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De vordering van de benadeelde partij is niet betwist en komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom geheel worden toegewezen (€ 470,00). De vordering zal hoofdelijk worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente, te rekenen vanaf 1 december 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze worden begroot op nihil.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.
9.2
Benadeelde partij [benadeelde 3]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 1.950,00. Dit bedrag bestaat uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder feit 1 tenlastegelegde.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij hoofdelijk toe te wijzen, met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel en de wettelijke rente.
De raadsvrouw heeft, gelet op de door haar bepleite vrijspraak van het onder feit 1 tenlastegelegde, verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De vordering van de benadeelde partij is niet betwist en komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom geheel worden toegewezen (€ 1.950,00). De vordering zal hoofdelijk worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente, te rekenen vanaf 1 december 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze worden begroot op nihil.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.
9.3
Benadeelde partij [benadeelde 4]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 186,54. Dit bedrag bestaat uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder feit 1 tenlastegelegde.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij hoofdelijk toe te wijzen, met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel en de wettelijke rente.
De raadsvrouw heeft, gelet op de door haar bepleite vrijspraak van het onder feit 1 tenlastegelegde, verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De vordering van de benadeelde partij is niet betwist en komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom geheel worden toegewezen (€ 186,54). De vordering zal hoofdelijk worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente, te rekenen vanaf 1 december 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze worden begroot op nihil.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.
9.4
Benadeelde partij [benadeelde 6]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 3.617,74. Dit bedrag bestaat uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder feit 1 tenlastegelegde.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij hoofdelijk toe te wijzen, met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel en de wettelijke rente.
De raadsvrouw heeft, gelet op de door haar bepleite vrijspraak van het onder feit 1 tenlastegelegde, verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in het gedeelte van de vordering dat ziet op de verlofuren, nu dat gedeelte naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende is onderbouwd. Het resterende gedeelte van de vordering, dat niet is betwist en de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, zal worden toegewezen (€ 3.508,78). De vordering zal hoofdelijk worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente, te rekenen vanaf 1 december 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze worden begroot op nihil.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.
9.5
Benadeelde partij [benadeelde 9]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd. Gelet op het feit dat verdachte is vrijgesproken van het deel van de tenlastelegging dat ziet op de Daihatsu met kenteken [kenteken] , zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. De vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
9.6
Benadeelde partij [benadeelde 10]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd. Gelet op het feit dat de auto van de benadeelde partij niet in de tenlastelegging in de zaak tegen verdachte is opgenomen, zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering. De vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
9.7
Benadeelde partij [benadeelde 11]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd. Gelet op het feit dat de auto van de benadeelde partij niet in de tenlastelegging in de zaak tegen verdachte is opgenomen, zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering. De vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
9.8
Benadeelde partijen Achmea, ASR, Voogd & Voogd en ANAC
De verzekeraars Achmea, ASR, Voogd & Voogd en ANAC hebben zich als benadeelde partijen in het geding gevoegd en vorderen de bedragen die zij aan de verzekerden hebben uitgekeerd.
De officier van justitie heeft gevorderd de vorderingen van de benadeelde partijen hoofdelijk toe te wijzen, met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel en de wettelijke rente.
De raadsvrouw heeft, gelet op de door haar bepleite vrijspraak van het onder feit 1 tenlastegelegde, verzocht de benadeelde partijen niet-ontvankelijk te verklaren in hun vordering.
De rechtbank stelt vast dat ingevolge artikel 51f lid 1 van het Wetboek van Strafvordering degene die rechtstreeks schade heeft geleden door een strafbaar feit, zich ter zake van zijn vordering tot schadevergoeding als benadeelde partij kan voegen in het strafproces. Uit de wetgeschiedenis blijkt dat een verzekeringsmaatschappij die schade aan het slachtoffer heeft vergoed en daarmee ingevolge artikel 7:962 van het Burgerlijk Wetboek in al diens rechten ter zake van die schade is gesubrogeerd, niet bevoegd is zich te voegen in het strafproces. De wetgever heeft aan het begrip slachtoffer een beperkte betekenis toegekend door alleen degene die als rechtstreeks gevolg van een strafbaar feit schade heeft geleden, dat wil zeggen degene die getroffen is in het belang dat de overtreden bepaling beoogt te beschermen, als slachtoffer te beschouwen. Om die reden verklaart de rechtbank de verzekeringsmaatschappijen Achmea, ASR, Voogd & Voogd, ANAC niet-ontvankelijk in hun vordering. De vorderingen kunnen bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
9.7
Benadeelde partij [slachtoffer]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 1.278,00. Dit bedrag bestaat uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder feit 2 tenlastegelegde.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij hoofdelijk toe te wijzen, met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel en de wettelijke rente.
De raadsvrouw heeft, gelet op de door haar bepleite vrijspraak van het onder feit 2 tenlastegelegde, verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering.
De rechtbank zal, gelet op het feit dat de vordering van de benadeelde partij niet is onderbouwd, de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering. De vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
9.8
Benadeelde partij U-OV
U-OV heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van
€ 465,00. Dit bedrag bestaat uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder feit 3 tenlastegelegde.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij hoofdelijk toe te wijzen, met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel en de wettelijke rente.
De raadsvrouw heeft zich niet uitgelaten over de vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De vordering van de benadeelde partij is niet betwist en komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom geheel worden toegewezen (€ 465,00). De vordering zal hoofdelijk worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente, te rekenen vanaf 4 november 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze worden begroot op nihil.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.
10. TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
De beslissing berust op de artikelen 36f, 45, 47, 55, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77zz, 77aa, 77gg, 157, 302 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder feit 1, feit 2 primair en feit 3 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder feit 1, feit 2 primair en feit 3 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van
6 maanden;
- bepaalt dat de jeugddetentie
niet ten uitvoerzal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat de verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijd van 2 jarenvast;
- als
algemene voorwaardengelden dat:
* veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van twee jaar niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit;
* veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* veroordeelde medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat:
* veroordeelde zich in het kader van de maatregel Toezicht en Begeleiding binnen twee dagen na dit vonnis zal melden en zich daarna zal blijven melden bij Samen Veilig Midden-Nederland, Tiberdreef 8 te Utrecht, zo frequent en zo lang die instelling dat noodzakelijk acht, waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem door die instelling worden gegeven;
* veroordeelde zich onder behandeling zal stellen van Altrecht of een soortgelijke instelling, zulks ter beoordeling van Samen Veilig Midden-Nederland, waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem door die instelling worden gegeven;
* veroordeelde zich zal onthouden van – direct of indirect – contact met [medeverdachte 2] , geboren op [1999] , en [medeverdachte 1] , geboren op [2003] ;
- geeft Samen Veilig Midden-Nederland de opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de opgelegde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht
dadelijk uitvoerbaarzijn.
- veroordeelt verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
100 uren;
- beveelt dat voor het geval de verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 50 dagen jeugddetentie;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, op de tenuitvoerlegging van de jeugddetentie in mindering zal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag;
Voorlopige hechtenis
- heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis;
Benadeelde partij [benadeelde 8] B.V. (feit 1)
  • wijst de vordering van [benadeelde 8] B.V. toe tot een bedrag van
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [benadeelde 8] B.V. van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 december 2018 tot aan de dag van volledige betaling, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door (een) ander(en) (gedeeltelijk) aan de benadeelde is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [benadeelde 8] B.V. aan de Staat € 470,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 december 2018 tot de dag van de algehele voldoening, bij niet betaling aan te vullen met 0 dagen hechtenis;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde heeft vergoed;
Benadeelde partij [benadeelde 3] (feit 1)
  • wijst de vordering van [benadeelde 3] toe tot een bedrag van
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [benadeelde 3] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 december 2018 tot aan de dag van volledige betaling, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door (een) ander(en) (gedeeltelijk) aan de benadeelde is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [benadeelde 3] aan de Staat € 1.950,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 december 2018 tot de dag van de algehele voldoening, bij niet betaling aan te vullen met 0 dagen hechtenis;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde heeft vergoed;
Benadeelde partij [benadeelde 4] (feit 1)
  • wijst de vordering van [benadeelde 4] toe tot een bedrag van
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [benadeelde 4] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 december 2018 tot aan de dag van volledige betaling, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door (een) ander(en) (gedeeltelijk) aan de benadeelde is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [benadeelde 4] aan de Staat € 186,54 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 december 2018 tot de dag van de algehele voldoening, bij niet betaling aan te vullen met 0 dagen hechtenis;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde heeft vergoed;
Benadeelde partij [benadeelde 6] (feit 1)
  • wijst de vordering van [benadeelde 6] toe tot een bedrag van
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [benadeelde 6] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 december 2018 tot aan de dag van volledige betaling, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door (een) ander(en) (gedeeltelijk) aan de benadeelde is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • verklaart de benadeelde partij in het resterende gedeelte van vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat hij de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter aan kan brengen;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [benadeelde 6] aan de Staat € 3.508,78 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 december 2018 tot de dag van de algehele voldoening, bij niet betaling aan te vullen met 0 dagen hechtenis;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde heeft vergoed;
Benadeelde partij [benadeelde 9] (feit 1)
- verklaart [benadeelde 9] in haar vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij de vordering bij de burgerlijke rechter aan kan brengen;
Benadeelde partij [benadeelde 10] (feit 1)
- verklaart [benadeelde 10] in zijn vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat hij de vordering bij de burgerlijke rechter aan kan brengen;
Benadeelde partij [benadeelde 11] (feit 1)
- verklaart [benadeelde 11] in zijn vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat hij de vordering bij de burgerlijke rechter aan kan brengen;
Benadeelde partij Achmea (feit 1)
- verklaart Achmea in haar vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij de vordering bij de burgerlijke rechter aan kan brengen;
Benadeelde partij ASR (feit 1)
- verklaart ASR in haar vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij de vordering bij de burgerlijke rechter aan kan brengen;
Benadeelde partij Voogd & Voogd (feit 1)
- verklaart Voogd & Voogd in haar vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij de vordering bij de burgerlijke rechter aan kan brengen;
Benadeelde partij ANAC (feit 1)
- verklaart ANAC in haar vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij de vordering bij de burgerlijke rechter aan kan brengen;
Benadeelde partij [slachtoffer] (feit 2 primair)
- verklaart [slachtoffer] in haar vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij de vordering bij de burgerlijke rechter aan kan brengen;
Benadeelde partij U-OV (feit 3)
  • wijst de vordering van U-OV toe tot een bedrag van
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan U-OV van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 november 2018 tot aan de dag van volledige betaling, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door (een) ander(en) (gedeeltelijk) aan de benadeelde is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van U-OV aan de Staat
€ 465,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 november 2018 tot de dag van de algehele voldoening, bij niet betaling aan te vullen met 0 dagen hechtenis;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.F. Koenis, voorzitter, tevens kinderrechter, mrs. C.E.M. Nootenboom-Lock en L.M. Reijnierse, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.Z. Schoppink, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 26 april 2019.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt tenlastegelegd dat:
1hij op een of meerdere momenten in of omstreeks 1 december 2018 te Nieuwegein tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht door (een) aanmaakblokje(s) in (de voorkant/grill van) de auto('s) te plaatsen en (vervolgens) open vuur in aanraking te brengen met dit/deze aanmaakblokje(s), althans met een brandbare stof, ten gevolge waarvan meerdere auto's (te weten:- een Alfa Romeo met kenteken [kenteken] op 1 december 2018 op de [adres] te [woonplaats] en/of- een Volkswagen met kenteken [kenteken] op 1 december 2018 op de [adres] te [woonplaats] en/of- een Opel met kenteken [kenteken] op 1 december 2018 op de [adres] te [woonplaats] en/of- een Skoda met kenteken [kenteken] op 1 december 2018 op de [adres] te [woonplaats] en/of- een Opel met kenteken [kenteken] op 1 december 2018 op de [adres] te [woonplaats] en/of- een Opel met kenteken [kenteken] op 1 december 2018 op de [adres] te [woonplaats] en/of- een Seat met kenteken [kenteken] op 1 december 2018 op de [adres] te [woonplaats] en/of- een Toyota met kenteken [kenteken] op 1 december 2018 op de [adres] te [woonplaats] en/of- een Daihatsu met kenteken [kenteken] op 1 december 2018 op de [adres] te [woonplaats] ),geheel of gedeeltelijk zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor naast geparkeerde auto's en/of nabijgelegen gebouwen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen te duchten was,
en/of
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] op een of meerdere momenten in of omstreeks 1 december 2018 te Nieuwegein tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht door (een) aanmaakblokje(s) in (de voorkant/grill van) de auto('s) te plaatsen en (vervolgens) open vuur in aanraking te brengen met dit/deze aanmaakblokje(s), althans met een brandbare stof, ten gevolge waarvan meerdere auto's (te weten:- een Alfa Romeo met kenteken [kenteken] op 1 december 2018 op de [adres] te [woonplaats] en/of- een Volkswagen met kenteken [kenteken] op 1 december 2018 op de [adres] te [woonplaats] en/of- een Opel met kenteken [kenteken] op 1 december 2018 op de [adres] te [woonplaats] en/of- een Skoda met kenteken [kenteken] op 1 december 2018 op de [adres] te [woonplaats] en/of- een Opel met kenteken [kenteken] op 1 december 2018 op de [adres] te [woonplaats] en/of- een Opel met kenteken [kenteken] op 1 december 2018 op de [adres] te [woonplaats] en/of- een Seat met kenteken [kenteken] op 1 december 2018 op de [adres] te [woonplaats] en/of- een Toyota met kenteken [kenteken] op 1 december 2018 op de [adres] te [woonplaats] en/of- een Daihatsu met kenteken [kenteken] op 1 december 2018 op de [adres] te [woonplaats] ),geheel of gedeeltelijk zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor naast geparkeerde auto's en/of nabijgelegen gebouwen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen te duchten was, bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 1 december 2018 te Nieuwegein opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door op de uitkijk te staan en/of (een) aanmaakblokje(s) en/of (een) aansteker(s) aan die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] aan te geven;( art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 48 Wetboek van Strafrecht )
2hij op of omstreeks 4 november 2018 te Utrecht tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] en/of een of meerdere onbekend gebleven personen opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, een of meerdere stenen richting/tegen een (rijdende) bus (welke in dienst was) heeft gegooid (waardoor die steen/stenen door de ruit van de bus zijn gegaan),terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 4 november 2018 te Utrecht tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [slachtoffer] heeft mishandeld door een of meerdere stenen richting/tegen een (rijdende) bus te gooien, waardoor er een steen het hoofd althans het lichaam van die [slachtoffer] heeft geraakt;( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
3hij op of omstreeks 4 november 2018 te Utrecht tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen opzettelijk en wederrechtelijk (de ruit) van een bus (lijn 8, kenteken: [kenteken] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s), te weten aan U-OV toebehoorde, heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 28 februari 2019, genummerd 2018347504 (09Pallas18), opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 478. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 1] van 1 december 2018, p. 103.
3.Proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 2] van 1 december 2018, p. 111.
4.Proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 2] van 1 december 2018, p. 112.
5.Proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 3] van 1 december 2018, p. 121 en 122.
6.Proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 4] van 1 december 2018, p. 123.
7.Proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 5] van 1 december 2018, p. 127.
8.Proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 6] van 1 december 2018, p. 129.
9.Proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 7] van 1 december 2018, p. 135.
10.Proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 7] van 1 december 2018, p. 136.
11.Proces-verbaal ter terechtzitting van 5 april 2019 in de zaak tegen [medeverdachte 1] .
12.Proces-verbaal ter terechtzitting van 12 april 2019.
13.Proces-verbaal bevindingen buschauffeur, p. 376.
14.Proces-verbaal bevindingen buschauffeur, p. 377.
15.Een geschrift, te weten: een afschrift van aangifte met proces-verbaalnummer PL0900-2018324074, p. 305.
16.Een geschrift, te weten: een afschrift van aangifte met proces-verbaalnummer PL0900-2018324074, p. 304.
17.Proces-verbaal bevindingen NIJKJ97 inzittende bus lijn 8, p. 379.
18.Proces-verbaal ter terechtzitting van 12 april 2019.