ECLI:NL:RBMNE:2019:179

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 januari 2019
Publicatiedatum
21 januari 2019
Zaaknummer
C/16/456460 / FO RK 18-431
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor verblijf van minderjarige bij moeder in Nederland

In deze zaak heeft de kinderrechter op 24 januari 2019 een beschikking gegeven in een geschil tussen de ouders over het verblijf van hun minderjarige kind in Nederland. De moeder, die in Nederland verblijft, heeft op 9 maart 2018 een verzoekschrift ingediend om vervangende toestemming te verkrijgen voor het verblijf van haar kind bij haar in Nederland, aangezien de vader, die in Armenië woont, geen toestemming wilde verlenen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is, omdat de moeder en het kind hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben. De moeder heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat de vader zijn toestemming heeft geweigerd, ondanks eerdere bereidheid. De kinderrechter heeft ook overwogen dat het in het belang van het kind is om bij de moeder te blijven, gezien het feit dat het kind al jarenlang door de moeder wordt verzorgd en opgevoed. De kinderrechter heeft uiteindelijk toestemming verleend voor het verblijf van het kind bij de moeder in Nederland en voor het aanvragen van een paspoort voor het kind. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
locatie Utrecht
zaaknummer: C/16/456460 / FO RK 18-431
Beschikking van 24 januari 2019
in de zaak van:
[de vrouw] ,
volgens de Basisregistratie Personen (BRP) genaamd:
[BRP-naam 1],
verblijvende te [verblijfplaats] ,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. A.H.A. Kessels,
tegen
[de man] ,
wonende op een onbekend adres te [woonplaats] , Armenië,
hierna te noemen: de vader.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De moeder heeft op 9 maart 2018 een verzoekschrift, met bijlagen, ingediend.
1.2.
De rechtbank heeft nadien kennisgenomen van de volgende stukken:
  • het F-formulier van 16 maart 2018 van de moeder,
  • de brief van 6 april 2018 van de moeder, met bijlage,
  • de brief van 10 mei 2018 van de moeder, met bijlage.
1.3.
De minderjarige [voornaam van minderjarige] is in de gelegenheid gesteld om zijn mening kenbaar te maken. De kinderrechter heeft kennisgenomen van de brief van […] 2018 van [voornaam van minderjarige] .
1.4.
De zaak is behandeld ter terechtzitting met gesloten deuren van 13 december 2018.
Hierbij zijn verschenen:
  • de moeder met haar advocaat,
  • mevrouw [A] , namens de Raad voor de Kinderbescherming, locatie [locatie] .
De vader is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.

2.De vaststaande feiten

2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie gehad.
2.2.
Uit deze relatie is (onder meer) geboren de minderjarige:
[naam minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2005 te [.] , [geboorteplaats 1] , Armenië
(volgens de BRP:
[BRP-naam 2], geboren op [geboortedatum] 2005 te [geboorteplaats 2] , Armenië). De vader heeft [voornaam van minderjarige] erkend.
2.3.
De moeder en [voornaam van minderjarige] verblijven in Nederland. De vader woont in Armenië.
2.4.
De moeder en [voornaam van minderjarige] hebben een onbekende nationaliteit.

3.De beoordeling van het verzoek

3.1.
De moeder heeft de kinderrechter verzocht te verklaren dat zij toestemming heeft om een op naam van [voornaam van minderjarige] gesteld paspoort aan te vragen bij de Armeense ambassade.
Daarnaast heeft de moeder verzocht om vervangende toestemming te geven voor het verblijf van [voornaam van minderjarige] in Nederland. Volgens de moeder wil de vader geen toestemming verlenen.
3.2.
De vader heeft schriftelijk noch mondeling verweer gevoerd.
3.3.
De Nederlandse rechter is bevoegd, nu de moeder en [voornaam van minderjarige] in Nederland hun gewone verblijfplaats hebben en hadden ten tijde van de indiening van het verzoekschrift (artikel 8 Brussel II bis). Nu de Nederlandse rechter bevoegd is, zal Nederlands recht worden toegepast op het verzoek (artikel 15 lid 1 Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996).
3.4.
De verzoeken die de moeder heeft ingediend, zijn verzoeken op grond van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (BW). Het betreft geschillen tussen de ouders in de uitoefening van het gezamenlijk gezag. De rechter gaat ervan uit dat partijen naar Armeens recht gezamenlijk zijn belast met het ouderlijk gezag over [voornaam van minderjarige] . Blijkens de Landeninformatie over Armenië van het kennisportaal VIND Burgerzaken hebben ouders gelijke rechten en plichten ten opzichte van hun kinderen en wordt ouderlijk gezag ook uitgeoefend door de ouder met wie het kind niet samenleeft. Gelet hierop is de moeder ontvankelijk in haar verzoeken.
3.5.
De kinderrechter stelt voorop dat in deze zaak sprake is van een geschil tussen de ouders over de uitoefening van het ouderlijk gezag over [voornaam van minderjarige] . De kinderrechter zal een beslissing nemen over het geschil tussen de ouders. Het is echter niet aan de kinderrechter om in deze procedure te beslissen of de moeder en [voornaam van minderjarige] daadwerkelijk in Nederland kunnen blijven. Op die vraag zal in de vreemdelingrechtelijke procedure beslist worden.
3.6.
De moeder heeft aan haar verzoeken ten grondslag gelegd dat zij voor de verblijfsvergunningaanvraag moet beschikken over een paspoort van [voornaam van minderjarige] en een toestemmingsverklaring van de vader voor het verblijf van [voornaam van minderjarige] in Nederland.
Door de moeder is voldoende aannemelijk gemaakt, gelet op de door haar overgelegde stukken, dat zij (via familieleden) contact heeft gehad met de vader en dat de vader uiteindelijk zijn toestemming heeft geweigerd. Volgens de moeder was de vader in eerste instantie bereid om toestemming te verlenen, maar heeft de vader daarna aan zijn toestemming de voorwaarde verbonden dat de andere zoon van partijen bij hem zou komen wonen. De moeder heeft niet ingestemd met die voorwaarde, aangezien hun andere zoon bij haar ouders in Armenië woont en geen contact heeft met de vader.
3.7.
De kinderrechter is gebleken dat [voornaam van minderjarige] al jarenlang alleen door de moeder wordt verzorgd en opgevoed. Sinds medio 2011 verblijven zij samen in Nederland. De moeder wil graag samen met [voornaam van minderjarige] in Nederland verblijven. [voornaam van minderjarige] heeft aan de kinderrechter geschreven dat hij bij zijn moeder wil blijven en dit wordt ook in het belang van [voornaam van minderjarige] geacht. [voornaam van minderjarige] heeft sinds 2007 geen contact meer gehad met de vader. Niet is gebleken dat de vader een geldige reden heeft om het verblijf van [voornaam van minderjarige] bij de moeder te weigeren. Omdat de moeder er voor kiest in Nederland te verblijven en het in het belang van [voornaam van minderjarige] is bij zijn moeder te blijven, zal de kinderrechter in de verhouding tussen de ouders toestemming voor het verblijf in Nederland verlenen.
Evenmin is gebleken dat de vader een geldige reden heeft om de aanvraag van een paspoort voor [voornaam van minderjarige] te weigeren, terwijl het in het belang van een kind wordt geacht om een geldig identiteitsbewijs en reisdocument te hebben. Gelet hierop zal de kinderrechter de verzoeken van de moeder toewijzen.

4.De beslissing

De kinderrechter
4.1.
verleent toestemming ter verkrijging van een geldig (Armeens) paspoort ten behoeve van de minderjarige:
[naam minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2005 te [.] , [geboorteplaats 1] , Armenië;
4.2.
verleent toestemming voor het verblijf van [voornaam van minderjarige] bij de moeder in Nederland;
4.3.
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.A.A. van Kalveen, (kinder)rechter, in aanwezigheid van mr. A. Verouden als griffier en in het openbaar uitgesproken op 24 januari 2019.
..