In deze zaak heeft de kinderrechter op 24 januari 2019 een beschikking gegeven in een geschil tussen de ouders over het verblijf van hun minderjarige kind in Nederland. De moeder, die in Nederland verblijft, heeft op 9 maart 2018 een verzoekschrift ingediend om vervangende toestemming te verkrijgen voor het verblijf van haar kind bij haar in Nederland, aangezien de vader, die in Armenië woont, geen toestemming wilde verlenen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is, omdat de moeder en het kind hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben. De moeder heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat de vader zijn toestemming heeft geweigerd, ondanks eerdere bereidheid. De kinderrechter heeft ook overwogen dat het in het belang van het kind is om bij de moeder te blijven, gezien het feit dat het kind al jarenlang door de moeder wordt verzorgd en opgevoed. De kinderrechter heeft uiteindelijk toestemming verleend voor het verblijf van het kind bij de moeder in Nederland en voor het aanvragen van een paspoort voor het kind. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.