ECLI:NL:RBMNE:2019:1765

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 april 2019
Publicatiedatum
25 april 2019
Zaaknummer
16/660180-17 en 16/700164-17 (gev. ttz) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontvoering en afpersing met geweld en bedreiging

Op 24 april 2019 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen vier verdachten, waaronder een 34-jarige man, een 38-jarige man, een 39-jarige man en een 48-jarige vrouw, die betrokken waren bij de ontvoering en afpersing van een man op 15 november 2017. Het slachtoffer, die aan het werk was in zijn loods in Soest, werd door de 34-jarige man in zijn nek gestoken en gedwongen in zijn eigen auto te stappen. De verdachten hebben het slachtoffer vervolgens meegenomen naar een woning in Hilversum, waar hij werd mishandeld en met een vuurwapen werd bedreigd om hem te dwingen geld af te geven. Na enkele uren werd het slachtoffer vrijgelaten, nadat hij had beloofd elke maand minimaal duizend euro te betalen. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van het slachtoffer geloofwaardig waren en dat deze werden ondersteund door andere bewijsmiddelen, zoals bloedsporen en telefoongesprekken tussen de verdachten. De rechtbank legde zwaardere straffen op aan de twee mannen die het slachtoffer bij de loods hebben benaderd, terwijl de vrouwelijke verdachte een lagere straf kreeg. De 34-jarige man werd veroordeeld tot vijf jaar gevangenisstraf, de 38-jarige man tot drie jaar, de 39-jarige man tot twee jaar en de 48-jarige vrouw tot twee jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk. De rechtbank benadrukte dat de verdachten geen verantwoordelijkheid hebben genomen voor hun daden en dat de feiten een ernstige inbreuk op de rechtsorde vormden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummers: 16/660180-17 en 16/700164-17 (gev. ttz) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 24 april 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1980] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 31 januari 2018, 14 maart 2018, 6 juni 2018 en 28 maart 2019. Op laatstgenoemde datum vond de inhoudelijke behandeling plaats. Het onderzoek ter terechtzitting is gesloten op 10 april 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A.M.C.V. Fellinger en van hetgeen verdachte en zijn raadsman mr. J.M. Keizer, advocaat te Amsterdam, alsmede mr. C.H. Dijkstra, advocaat te Amersfoort, namens de benadeelde partij [slachtoffer] naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
16/660180-17
1.
op 15 november 2017 in Soest en/of Hilversum in vereniging [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd (gehouden);
2.
primair
op 15 november 2017 in Soest en/of Hilversum in vereniging [slachtoffer] heeft geprobeerd af te persen;
subsidiair
op 15 november 2017 in Soest en/of Hilversum in vereniging [slachtoffer] heeft bedreigd.
16/700164-17
1.
in de periode van 9 december 2013 tot en met 14 november 2017 in Hilversum en Baarn in vereniging [slachtoffer] heeft afgeperst;
2.
op 15 november 2017 in Hilversum en Soest opzettelijk heeft gehandeld in strijd met een gedragsaanwijzing.
De rechtbank nummert de bij de dagvaardingen met de parketnummers 16/660180-17 en 16/700164-17 ten laste gelegde feiten respectievelijk als de feiten 1 en 2 en de feiten 3 en 4.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1, 2 primair, 3 en 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van de vier de ten laste gelegde feiten en heeft daartoe onder meer het volgende aangevoerd. De verklaring van aangever [slachtoffer] is niet betrouwbaar en vindt geen steun in het dossier. Verdachte moet worden vrijgesproken vanwege onvoldoende wettig en overtuigend bewijs.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Ten aanzien van feit 1 en 2
Aangever [slachtoffer] (hierna ook wel: [slachtoffer] ) heeft aangifte gedaan en heeft onder meer het volgende verklaard: op 15 november 2017 omstreeks 16.00 uur was ik bij mijn loods. De loods staat aan de [adres] in [woonplaats] . Ik zag [medeverdachte 1] en een Marokkaan of Turk naar mij toe lopen. Die Marokkaan stak gelijk in mijn nek. Hij deed dit met een stanleymes. Ik voelde gelijk bloed stromen. Ik hoorde dat die Marokkaan zei dat ik mijn telefoon moest pakken. Ik pakte mijn mobiel, hij pakte mijn mobiel over en ik zag dat hij hem uit deed. Ik moest in mijn bus stappen. Ik hoorde ze zeggen dat ik mee moest werken en mij rustig moest houden. Anders zouden ze mij leksteken, zeiden [medeverdachte 1] en de Marokkaan. Tijdens de rit hoorde ik dat [medeverdachte 1] door zijn mobiel tegen iemand zei dat het pakketje onderweg was. Ik zag dat we de [adres] in [woonplaats] inreden. Ik moest uitstappen. [medeverdachte 2] kwam aan de deur en deed de deur open. De Marokkaan zei: “hier is je pakketje”. [medeverdachte 2] zei: “Zie je wel, dat we je kunnen pakken”. [medeverdachte 1] , de Marokkaan en ik zijn naar binnengegaan. [medeverdachte 3] lag in een bed in de woonkamer. [medeverdachte 2] was er de gehele tijd bij. [medeverdachte 3] stond op en sloeg mij met zijn pet in mijn gezicht. Hierna gaf hij mij een stomp in mijn gezicht. [medeverdachte 3] zei dat ik
€ 80.000,- moest betalen. [medeverdachte 2] zat alleen maar te blèren dat ik moest betalen. [verdachte] kwam ineens de woonkamer in en die zei dat ik geld moest regelen. [medeverdachte 1] en de Marokkaan stonden buiten voor de deur. [verdachte] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] zaten dreigend tegen mij te doen. [medeverdachte 3] zette een wapen op mijn hoofd. [medeverdachte 3] zei: “Je moet betalen, anders schiet ik een kogel door je kop.” en “Ik schiet echt, ik schiet echt.” Ik zei toen: “Ik betaal wel.” We hebben gepraat over hoe we het gingen oplossen. Ik zou elke maand in een envelop geld in de brievenbus doen. Minimaal € 1.000,-, maar het liefst meer. [medeverdachte 2] zei dat ik de spullen die ik had maar moest verkopen en ook aan hen geven. [medeverdachte 2] is echt de spil in dit alles. Ik heb daar denk ik anderhalf uur gezeten. [verdachte] zei op een gegeven moment dat ik weg mocht. [verdachte] was bij mij ingestapt en zat naast mij op de passagiersstoel. [verdachte] zei in de auto nog dat ik gewoon moest betalen en als ik de politie er bij zou halen, ik en mijn gezin niet meer veilig zouden zijn. [2]
De geneeskundige verklaring van de afdeling Chirurgie van het Tergooi Ziekenhuis met betrekking tot aangever [slachtoffer] vermeldt onder meer het volgende: Hals snijwond, 3cm lang
1 cm diep. [3]
Getuige [getuige 1] , zzp’er en werkzaam in de loods waar ook aangever [slachtoffer] een bedrijf heeft, heeft ten aanzien van de gebeurtenissen op 15 november 2017 onder meer het volgende verklaard: Op woensdag 15 november 2017 omstreeks 17.00 uur kwam ik aan bij de loods. Ik zag dat de lichten bij de loods aan waren en dat de grote roldeur helemaal op stond. Normaal staat de roldeur nooit helemaal open. Ook zag ik geen auto staan en dat vond ik raar. Normaal staat de gele bestelbus van [slachtoffer] er altijd. (…) Ongeveer een uur later zag ik de bus van [slachtoffer] aan komen rijden. Ik zag dat [slachtoffer] in de bus zat. Hij kwam uit de auto met een heel geschrokken gezicht, meteen liet hij de snee in zijn nek zien. Ik zag een diepe wond aan de linkerkant van zijn hals. Ik zag ook dat hij onder het bloed zat. Ik hoorde dat [slachtoffer] vertelde dat hij ontvoerd was en mishandeld. Ik hoorde ook dat hij nu iedere week of maand geld moest brengen aan [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en aan [verdachte] . Volgens mij 1000 euro per week of per maand. [4]
Uit de aangifte van [slachtoffer] volgt dat [verdachte] tijdens het incident op de [adres] een foto van [slachtoffer] had gemaakt. Op de telefoon die [verdachte] in gebruik had [5] is een foto van [slachtoffer] aangetroffen. De foto is genomen op 15 november 2017 om 17.17 uur. [6] De rechtbank stelt vast dat op de foto te zien is dat [slachtoffer] zijn hand bij zijn nek houdt en dat het nabij die plek op de nek/hals roodgekleurd is. [7]
Het voertuig van aangever is op sporen onderzocht en op de gordelgesp van de bijrijdersstoel werd bloed aangetroffen. [8]
Op de camerabeelden van een bedrijf gelegen naast de loods van aangever [slachtoffer] is te zien dat op 15 november 2017 twee personen het bedrijventerrein van [slachtoffer] oplopen en in de richting van de loods van [slachtoffer] lopen. Na ongeveer 30 seconden is te zien dat de gele Volkswagen Transporter van aangever [slachtoffer] het terrein afrijdt. [9]
Bevindingen ten aanzien van [medeverdachte 1]
[slachtoffer] verklaarde in zijn aangifte dat hij [medeverdachte 1] gelijk herkende als één van die mannen die hem bij zijn loods hadden meegenomen. [10] [slachtoffer] had later op Facebook gezocht en wist zeker dat de [medeverdachte 1] die bij de vrijheidsberoving betrokken was [medeverdachte 1] was. [11]
Onder [medeverdachte 1] werd een telefoon in beslag genomen met telefoonnummer [telefoonnummer] . Uit de historische verkeersgegevens van dit telefoonnummer is onder meer het volgende gebleken: op 15 november 2017 te 16:02 uur werd de telefoon van [medeverdachte 1] gebeld door de telefoon van [verdachte] . De telefoon van [medeverdachte 1] straalt op dat moment een zendmast aan op de
[adres] in [woonplaats] . De loods van [slachtoffer] en de zendmast liggen dicht bij elkaar. In de periode van 9 november 2017 tot en met 16 november 2017 is tussen de telefoon van [medeverdachte 1] en de telefoon van [verdachte] 20 keer telefonisch contact geweest. In dezelfde periode is tussen de telefoon van [medeverdachte 1] en de telefoon van [medeverdachte 4] 15 keer telefonisch contact geweest. [12]
Bevindingen ten aanzien van [medeverdachte 4]
Aangever [slachtoffer] heeft [medeverdachte 4] op Facebook herkend als degene die betrokken zou zijn geweest bij de wederrechtelijke vrijheidsberoving. [13] De politie heeft de foto van Facebook bestudeerd en geconcludeerd dat deze persoon betreft: [medeverdachte 4] , geboren op [1984] in [geboorteplaats] . [14]
Bij de aanhouding van [medeverdachte 4] werd in zijn slaapkamer op het nachtkastje een mobiele telefoon aangetroffen en in beslag genomen. De mobiele telefoon was voorzien van de telefoonnummers [telefoonnummer] en [telefoonnummer] . Uit de historische verkeersgegevens van deze telefoonnummers is onder meer het volgende gebleken: de telefoon van [medeverdachte 4] heeft veelvuldig telefonisch contact gehad met [verdachte] en [medeverdachte 1] . Op 15 november 2017 te 16:10 uur en 16:11 uur werd de telefoon van [medeverdachte 4] twee keer gebeld door de telefoon van [verdachte] . Blijkens de zendmastinformatie bevond de telefoon van [medeverdachte 4] zich op dat moment in de omgeving IJssellaan / Zandheuvelweg in Baarn. Bij een volgend telefoongesprek straalde de telefoon van [medeverdachte 4] een zendmast aan in Hilversum. De gemeente Baarn is gelegen halverwege tussen Soest en Hilversum. [15]
Op 1 december 2017 vond een telefoongesprek plaats tussen [verdachte] (vanuit de Penitentiaire Inrichting) en de telefoon van [medeverdachte 2] . [16] Het gesprek gaat er onder meer over dat volgens [verdachte] die Turk [slachtoffer] had neergestoken. [17]
Bevindingen ten aanzien van [verdachte]
Op de camerabeelden van Secure Works is te zien dat er op 15 november 2017 om 15:44 uur een Mercedes voorzien van het kenteken [kenteken] reed over de Nieuwegracht te Soest, komende uit de richting van de rotonde en gaande in de richting van het bedrijventerrein op de [naam] . De loods van [slachtoffer] staat aan de [adres] te [woonplaats] . [18] Het voornoemde voertuig stond op naam van [medeverdachte 3] . Verder is op de beelden te zien dat de voornoemde Mercedes op 15 november 2017 om 16.02 uur, in tegengestelde richting over de Nieuwegracht wegreed in de richting van de rotonde en daar linksaf sloeg. Dat is 2 minuten nadat op de beelden te zien was dat het voertuig van [slachtoffer] , de gele Volkswagen Transporter, daar reed. [19]
De telefoon van [verdachte] , van het merk Samsung, werd op 16 november 2017 in de slaapkamer van [verdachte] , zichtbaar op de kast, aangetroffen en in beslag genomen. [20] De telefoon was voorzien van het telefoonnummer [telefoonnummer] . [21] Verdachte heeft verklaard dat hij een telefoon heeft, van het merk Samsung. [22] Verdachte heeft verklaard dat zijn vader geen telefoon heeft. [23]
Uit de historische verkeersgegeven van dit telefoonnummer is onder meer het volgende gebleken: op 15 november 2017 te 16:02 uur wordt met de telefoon van [verdachte] naar [medeverdachte 1] gebeld. Tijdens dit telefoongesprek straalt de telefoon van [verdachte] aan op de Koningsweg te Soest. Dit is dichtbij de Nieuwegracht te Soest. Om 16:10 uur belt de telefoon van [verdachte] naar de telefoon van [medeverdachte 4] . Op dat moment straalt de telefoon van [verdachte] een zendmast aan op de Hilversumsestraatweg in Baarn. Bij de telefoongesprekken die daarna plaatsvinden die dag worden steeds zendmasten in de gemeente Hilversum aangestraald. [24]
Op 30 november 2017 om 15.25.42 uur vond een telefoongesprek plaats tussen [verdachte] (vanuit de Penitentiaire Inrichting) en een onbekende vrouw op de telefoon van [medeverdachte 2] . Het gesprek gaat erover dat [verdachte] blij is dat die andere gast is opgepakt. Hij weet ook wie het is en het is een maatje van hem. Hij heeft ook die wond aangebracht. [verdachte] vindt dat hij nu vrij gelaten moet worden, omdat ze de dader hebben opgepakt. Het was hem nu duidelijk dat [medeverdachte 1] hem had opgehaald. [25]
Bevindingen ten aanzien van [medeverdachte 2]
Bij het onderzoek naar de telefoon met telefoonnummer [telefoonnummer] (imeinummer [imei-nummer] ) toebehorende aan [medeverdachte 2] , [26] zag verbalisant dat als contactpersonen aanwezig waren: [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] . [27]
[getuige 2] , de dochter van medeverdachte [medeverdachte 3] , heeft onder meer het volgende verklaard: ‘Een oude vriend van mijn broer, [slachtoffer] , is op 15 november 2017 ontvoerd en gegijzeld. Ik weet zeker dat mijn vader of zijn vrouw, [medeverdachte 2] , hiervan opdrachtgever is geweest. [28]
[medeverdachte 2] heeft over 15 november onder andere verklaard dat zij thuis was met haar man, die op bed lag. [29] [medeverdachte 1] heeft [slachtoffer] op de bank bij haar thuis zien zitten waarna [medeverdachte 1] naar huis is gegaan. [30]
[medeverdachte 3] heeft over de gebeurtenissen op 15 november 2017 onder andere verklaard dat hij al wekenlang op bed lag, dat hij lag te slapen de dag dat [slachtoffer] bij hem op de bank zat. [31]
Bevindingen voorafgaand aan 15 november 2017
Aangever [slachtoffer] verklaarde in zijn verhoor dat [medeverdachte 1] tijdens de autorit had gezegd dat zij [slachtoffer] al een tijd aan het volgen waren. Zij wilden [slachtoffer] eigenlijk dinsdag al pakken (de rechtbank stelt vast dat 14 november 2017 een dinsdag was). [32]
Op 14 november 2017 om 17:45 uur ontving [medeverdachte 1] een sms-bericht van [verdachte] , waarin [verdachte] schreef: “ [medeverdachte 1] ik ga mee goed”. [33]
Op 14 november 2017 te 18:48 uur straalde de telefoon van [verdachte] aan op de Maatweg te Soest. [34]
Op 14 november 2017 te 19:04 uur straalde de telefoon van [medeverdachte 4] aan op de Maatweg te Soest. [35]
Ten aanzien van feit 3
Aangever [slachtoffer] heeft onder meer het volgende verklaard: ‘In december 2013 nam [verdachte] contact op met mij. Hij vond dat ik verantwoordelijk was voor de boete die hij had gekregen en bedreigde mij dat ik een kogel door mijn kop zou krijgen als ik niet zou gaan betalen en dat hij mij toch wel zou vinden als ik zou vluchten en dat hij mijn vrouw en kinderen anders wel te pakken zou nemen. Ik was bang dat hij zijn bedreigingen zou gaan uitvoeren. Ik ben begonnen met betalen. Medio 2016 zei [medeverdachte 3] dat ik voortaan geld bij hem moest afgeven. [medeverdachte 3] bedreigde mij daar ook weer bij. Ik kreeg zelfs berichtjes van [medeverdachte 2] dat ik moest betalen. [36]
Op de (oude) telefoon van [slachtoffer] stonden onder meer de volgende sms berichten, afkomstig van het telefoonnummer van [verdachte] :
9 december 2013: “
Geef 2 koppen. Ik heb er vrede mee en dan zal je er niks van merken van die zaak. […]Vanavond we wachten je desnoots op. en praten doen we niet. Zal je zien wat deze dikke gek allemaal ken. Ta ta.”
13 december 2013:
“Je hebt nog een pa dagen jommge want grote vrienden komen bij je op vizite. […] Je gaat egt spijd krijgen [naam].[…]
Maakt niet uit ik heb t uit handen gegeven of je moed snel na nij ermee komen anders ken ik je niet neer helpen sorry. Want ik weet wie bij je op viziete kont. [37]
Op de (oude) telefoon van [slachtoffer] stonden onder meer de volgende WhatsApp-berichten, afkomstig van het telefoonnummer van [medeverdachte 2] :
22-08-2016, telefoonnummer [medeverdachte 2] : “
Goedemorgen ik moet je doorgeven … eind september niet 10.000 maar 20.000”.
16-09-2016, telefoonnummer van [medeverdachte 2] : “
Je hebt nog 5 dagen”. [38]
19-10-2016, telefoonnummer van [medeverdachte 2] : “
Maandag alles dat is de laatste week van de maand en verder ga ik niet in discussie.
06-11-2016, telefoon van [medeverdachte 2] :
Bel mij met spoed goed nieuws. Gr [medeverdachte 3] […] Anders sta ik met leur an je dus bel snel zo zien […] Aan je deur”
06-11-2016, telefoon van [slachtoffer] : “
Ik kan er niet meer tegen op zo manier
06-11-2016, telefoon van [medeverdachte 2] : “
Wij willen weten hiee […] Hoe laat jij hier bend”
Op 6 november 2016 is door [slachtoffer] bij de politie melding gedaan dat hij afgeperst en bedreigd werd door [verdachte] . [verdachte] belt [slachtoffer] constant op en zegt dat als [slachtoffer] niet een X-bedrag aan hem betaalt dat [slachtoffer] dan een kogel door zijn kop zou krijgen. Op
6 november 2017 zou [verdachte] [slachtoffer] weer gebeld hebben en hebben gezegd dat als [slachtoffer] niet zou betalen dat hij dan een kogel door zijn hoofd zou krijgen. Verbalisant is vervolgens naar de woning van [verdachte] gegaan. [verdachte] verklaarde dat hij door middel van verbale bedreiging druk wilde zetten. [39]
Getuige [getuige 3] (de vrouw van aangever) heeft onder meer het volgende verklaard: ‘ [slachtoffer] zei tegen mij dat hij al lange tijd afgeperst werd door [verdachte] . Hij vertelde dat [verdachte] geld van hem eiste en hem bedreigd had. Ik heb gezien dat [slachtoffer] [verdachte] betaalde. Ik ben meerdere keren met hem mee geweest. [slachtoffer] gaf enkele duizenden euro’s per keer. Ze zeiden dat [slachtoffer] moest blijven betalen anders werd hij omgelegd. Ik ben zelf ook bedreigd door [medeverdachte 3] . Hij zei dat hij een bom onder mijn auto liet plaatsen als ik niet ging betalen. Ook dreigde hij een bom door het slaapkamerraam van mijn kinderen te gooien als wij niet bleven betalen. [40]
Getuige [getuige 4] (de schoonmoeder van aangever) heeft onder meer het volgende verklaard: ‘Ik hoorde van [slachtoffer] dat hij afgeperst werd door [verdachte] . Begin oktober werd ik gebeld door [verdachte] . Hij was boos en schreeuwde door de telefoon dat er betaald moest worden. Hij begon mij te bedreigen dat we aan de beurt zouden komen. Hij zei dat hij een Mexicaanse bende had en die zou iedereen aanpakken. Ze schieten vrouwen en kinderen dood. Ook zouden ze [slachtoffer] in een kofferbak gooien als hij niet zou betalen. [41]
Op 1 oktober 2017 vond een telefoongesprek plaats tussen de [slachtoffer] en [getuige 4] ( [getuige 4] ), waarin onder meer te horen is dat [getuige 4] zegt: ‘Ik ben net gebeld door [verdachte] . Hij ging aardig tekeer. Hij zei vandaag of morgen geld anders komen die kinderen ook aan de beurt.’ [42]
Verdachte [verdachte] heeft ter terechtzitting onder meer het volgende verklaard: ‘ [slachtoffer] had een schuld bij mij. In 2016 werd ik in verband met een hennepkwekerij door de rechter veroordeeld tot het betalen van een ontnemingsbedrag. [slachtoffer] moest hier aan mee betalen. Ik heb met hem besproken dat dit betaald moest worden. Toen hij mij niet betaalde heb ik contact gehad met hem. De voorzitter houdt de berichten van 9 december 2013, op pagina 411 voor. Dat was inderdaad het begin. Ik had contact om te bespreken hoe of wat. Ik was boos omdat hij mij aan het lijntje hield en niet betaalde. Het klopt dat ik de door u voorgehouden berichten uit boosheid heb gestuurd, omdat hij niet betaalde.’ [43]
Ten aanzien van feit 4
Uit de gedragsaanwijzing ter beëindiging van ernstige overlast van 4 oktober 2017 gegeven door de officier van justitie van het arrondissementsparket Midden-Nederland blijkt dat verdachte gedurende een periode van 90 dagen is bevolen zich te onthouden van contact met [slachtoffer] . [44]
Aangever [slachtoffer] heeft onder meer het volgende verklaard: ‘15 november 2017. [verdachte] kwam ineens de woonkamer in en die zei dat ik geld moest regelen.’ [45]
Verdachte heeft onder meer het volgende verklaard: “Toen ik op 15 november 2017 thuis kwam zag ik [slachtoffer] zitten met mijn vader en [medeverdachte 2] . Ik wist dat mij een gedragsaanwijzing was opgelegd.’ [46]
[medeverdachte 2] heeft bij de politie over 15 november 2017 verklaard dat [verdachte] met zijn sleutel binnenkwam dat hij eerst op de bank zat en toen naar zijn huisje ging en dat hij boos was op [slachtoffer] vanwege het gedoe met de Marokkanen en dat [verdachte] wilde weten waarom. [47]
Bewijsoverwegingen
Ten aanzien van feit 1 en feit 2 – wederrechtelijke vrijheidsberoving en poging tot afpersing
Betrouwbaarheid verklaringen aangever
De raadsman heeft aan de hand van een aantal feiten en omstandigheden, die te maken hebben met de geldschuld van aangever aan de familie [familie] , en wijzend op tegenstrijdigheden in de verklaringen van [slachtoffer] , bepleit dat deze niet consistent en onbetrouwbaar zijn en daarom niet bruikbaar zijn voor het bewijs.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van [slachtoffer] , voor zover zij de kern van de tenlastegelegde vrijheidsberoving en afpersing raken, gedetailleerd en consistent zijn. Daarbij is van belang dat de aangifte van [slachtoffer] wordt ondersteund door de overige redengevende bewijsmiddelen, zoals de uitgelezen en opgenomen telefoongegevens/-gesprekken, de camerabeelden en het bij [slachtoffer] geconstateerde letsel. Het feit dat de eerste verklaring van aangever, zoals afgelegd bij de politie op 16 november 2017 (een dag na het incident) niet volledig overeenkomt met zijn latere verklaringen, onder andere bij de rechter-commissaris, is gelet op de impact die het gebeurde op aangever moet hebben gehad, niet onbegrijpelijk en maakt de aangifte van [slachtoffer] daarmee niet onbetrouwbaar. De rechtbank ziet voldoende grond om van het feitenrelaas van [slachtoffer] uit te gaan. Het verweer van de verdediging, dat de verklaringen van aangever onbetrouwbaar zijn en dienen te worden uitgesloten van het bewijs, wordt dan ook verworpen.
De rechtbank acht op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen bewezen dat
[slachtoffer] op 15 november 2017 wederrechtelijk van zijn vrijheid is beroofd, waarbij hij in zijn nek is gestoken. Ook acht de rechtbank bewezen dat hij vervolgens is meegenomen naar de woning van de familie [familie] aan de [adres] in [woonplaats] waar verdachte en zijn medeverdachten geprobeerd hebben om hem af te persen.
Medeplegen
Gelet op de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen, in hun onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank bewezen dat [verdachte] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] [48] betrokken zijn geweest bij de wederrechtelijke vrijheidsberoving en poging tot afpersing en dat tussen hen sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking. De rechtbank gaat op basis van de bewijsmiddelen uit van een vooropgezet plan van de verdachte en zijn medeverdachten, waarbij ieder van de verdachten een significante rol heeft vervuld in de uitvoering van zowel de wederrechtelijke vrijheidsberoving als de poging tot afpersing.
Ten aanzien van de rol van [verdachte] overweegt de rechtbank het volgende. [verdachte] heeft de dag voorafgaand aan de ten laste gelegde feiten, te weten
14 november 2017 reeds telefonisch contact met medeverdachte [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] gehad, waarbij de telefoons van verdachte [verdachte] en zijn medeverdachten hebben aangestraald in de buurt van de loods van [slachtoffer] geweest zijn. Hieruit leidt de rechtbank af dat toen sprake is geweest van voorbereidingshandelingen of wel een eerste (mislukte) poging om [slachtoffer] mee te nemen. De volgende dag, 15 november 2017 is vervolgens op camerabeelden te zien dat de Mercedes van [medeverdachte 3] voorafgaand aan en kort na het moment dat [slachtoffer] door [medeverdachte 4] en [medeverdachte 1] is meegenomen, in de buurt van de loods van [slachtoffer] reed, eerst in de richting van de loods en vervolgens ervandaan, kort achter de Volkswagen Transporter waarin [slachtoffer] naar het huis van de familie [familie] werd vervoerd. De rechtbank gaat er, gelet op de historische telefoongegevens van de telefoon van verdachte, van uit dat verdachte [verdachte] op dat moment ook de bestuurder van de Mercedes was en dat hij daar reed om [medeverdachte 4] en [medeverdachte 1] eerst bij de loods van [slachtoffer] af te zetten en ze daarna te volgen naar het huis van zijn vader, waar hij even later ook binnen kwam toen aangever al binnen was. Het door verdachte geschetste scenario dat niet hij, maar [medeverdachte 3] , in de Mercedes zou hebben gereden, is naar het oordeel de rechtbank niet aannemelijk geworden. Uit het dossier blijkt immers dat [medeverdachte 3] op 15 november 2017 ernstig ziek was en al wekenlang op bed lag. [49] Het ligt bovendien niet voor de hand dat [medeverdachte 3] de Mercedes bestuurd heeft, omdat hij al thuis was op het moment dat [slachtoffer] werd afgeleverd op de [adres] , terwijl verdachte [verdachte] pas later de woonkamer binnenkwam. De verklaring van verdachte ter terechtzitting, dat de onder hem in beslag genomen telefoon de telefoon van zijn vader, [medeverdachte 3] , zou zijn, wordt weerlegd door de inhoud van de bewijsmiddelen.
Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen van de wederrechtelijke vrijheidsberoving en de poging tot afpersing van [slachtoffer] op 15 november 2017 wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 3 - afpersing
De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de tenlastegelegde periode samen met anderen aangever [slachtoffer] heeft afgeperst. Net als ten aanzien van de feiten 1 en 2, acht de rechtbank de aangifte van [slachtoffer] betrouwbaar nu deze door objectieve bewijsmiddelen, waaronder de bedreigende berichten waarmee het geld van [slachtoffer] werd geëist, wordt ondersteund. Naar het oordeel van de rechtbank was daarbij sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte [verdachte] , zijn (inmiddels overleden) vader [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] . De rechtbank volgt de verdediging niet in haar stelling dat sprake zou zijn geweest van vrijwillige betalingen dan wel een vrijwillig tot stand gekomen overeenkomst tussen [slachtoffer] en [verdachte] dan wel [medeverdachte 3] op grond van een geldschuld die [slachtoffer] bij [verdachte] zou hebben gehad. De bij de rechter-commissaris door de verdediging overgelegde schriftelijke verklaring van [slachtoffer] dat hij een geldbedrag aan [medeverdachte 3] schuldig zou zijn maakt dit niet anders, nu uit het dossier tevens blijkt dat [slachtoffer] door dezelfde [verdachte] en zijn medeverdachten bedreigd werd hen geld te betalen.
Ten aanzien van feit 4 – overtreden gedragsaanwijzing
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte zich op 15 november 2017 naar de woning aan de [adres] in [woonplaats] heeft begeven waar, zoals hierboven door de rechtbank is vastgesteld, mede door zijn toedoen aangever naar toe is gehaald. Ook heeft verdachte op dezelfde dag met zijn telefoon een foto van aangever gemaakt. Hiermee is de tenlastegelegde overtreding van de gedragsaanwijzing van verdachte jegens [slachtoffer] wettig en overtuigend bewezen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
op 15 november 2017, te Soest en Hilversum, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk een persoon, te weten [slachtoffer] , wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd, immers hebben hij, verdachte en zijn mededaders tezamen en in vereniging:
- zich naar de loods van voornoemde [slachtoffer] (gelegen aan de [adres] in [woonplaats] ), waar [slachtoffer] zich op dat moment bevond, begeven en
- die [slachtoffer] (eenmaal) met een stanleymes in de nek, althans het lichaam, van die [slachtoffer] gestoken en
- vervolgens die [slachtoffer] gedwongen met hen, zijn mededaders mee te gaan in de auto van die [slachtoffer] en
- vervolgens die [slachtoffer] gedwongen zijn, [slachtoffer] ’ telefoon af te staan en dreigend de woorden toegevoegd dat hij, [slachtoffer] , mee moet werken en zich rustig moet houden, anders zouden zij, zijn mededaders, hem, [slachtoffer] , lek steken en
- vervolgens die [slachtoffer] naar een woning gebracht (gelegen aan de [adres] in [woonplaats] ) en
- vervolgens in die woning die [slachtoffer] geslagen en gestompt in het gezicht en
- tegen die [slachtoffer] gezegd dat hij, [slachtoffer] , 80.000 euro, althans een geldbedrag, moet betalen en
- vervolgens in die woning een vuurwapen, althans een daarop gelijkend voorwerp tegen het hoofd van die [slachtoffer] gehouden en tegen die [slachtoffer] gezegd: “Je moet betalen, anders schiet ik een kogel door je kop” en “Ik schiet echt, ik schiet echt” en
- nadat er afspraken waren gemaakt over de terugbetaling van het geldbedrag met die [slachtoffer] de auto is ingestapt en (daarbij) tegen die [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd dat hij, [slachtoffer] , moet betalen en als hij de politie erbij zou halen, dat hij, [slachtoffer] en zijn, [slachtoffer] ’ gezin niet meer veilig zouden zijn;
2. primair
op 15 november 2017, te Soest en Hilversum, althans in Nederland, ter uitvoering van liet door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag, immers hebben verdachte en zijn mededaders:
- zich naar de loods van voornoemde [slachtoffer] (gelegen aan de [adres] in [woonplaats] ), waar [slachtoffer] zich op dat moment bevond, begeven en
- die [slachtoffer] (eenmaal) met een stanleymes in de nek, althans het lichaam, van die [slachtoffer] gestoken en
- vervolgens die [slachtoffer] gedwongen met hen, zijn mededader mee te gaan in de auto van die [slachtoffer] en
- vervolgens die [slachtoffer] gedwongen zijn, [slachtoffer] ’ telefoon af te staan en dreigend de woorden toegevoegd dat hij, [slachtoffer] , mee moet werken en zich rustig moet houden, anders zouden zij, zijn mededaders, hem, [slachtoffer] , lek steken en
- vervolgens die [slachtoffer] naar een woning gebracht (gelegen aan de [adres] in [woonplaats] ) en
- vervolgens in die woning die [slachtoffer] geslagen en gestompt in het gezicht en
- tegen die [slachtoffer] gezegd dat hij, [slachtoffer] , 80.000 euro, althans een geldbedrag, moet betalen en
- vervolgens in die woning een vuurwapen, althans een daarop gelijkend voorwerp tegen het hoofd van die [slachtoffer] gehouden en tegen die [slachtoffer] gezegd: “Je moet betalen, anders schiet ik een kogel door je kop” en “Ik schiet echt, ik schiet echt” en
- nadat er afspraken waren gemaakt over de terugbetaling van het geldbedrag met die [slachtoffer] de auto is ingestapt en (daarbij) tegen die [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd dat hij, [slachtoffer] , moet betalen en als hij de politie erbij zou halen, dat hij, [slachtoffer] en zijn, [slachtoffer] ’ gezin niet meer veilig zouden zijn,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
in de periode van 9 december 2013 tot en met 14 november 2017, te Hilversum en Baarn, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, telkens met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer] (telkens) heeft gedwongen tot de afgifte van een of meer geldbedragen, welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte, en zijn mededaders:
- die [slachtoffer] Sms-berichten hebben verstuurd met daarin de tekst "Geef 2 koppen. En ik heb er vrede mee en dan zal je er niks van merken van die zaak." En "Vanavond wachten we je desnoots op. En praten doen we niet. Zal je zien wat deze dikke gek allemaal ken. Ta ta." En "Je hebt nog een pa dagen joomge want wat grote vrienden komen bij je op vizite. Je gaat egt spijd krijgen [naam] ." En
- tegen die [slachtoffer] hebben gezegd dat hij, [slachtoffer] , een kogel door zijn kop zou krijgen als hij niet meer zou gaan betalen en dat zij, verdachten, hem, [slachtoffer] , toch wel zouden vinden als hij, [slachtoffer] zou vluchten en dat zij, verdachten, anders wel zijn, [slachtoffer] ', vrouw en kinderen wel te pakken zou nemen en
- die [slachtoffer] WhatsApp-berichten hebben verstuurd met daarin de tekst: "Goedemorgen ik moet je doorgeven eind september niet 10.000 maar 20.000" en "Je hebt nog 5 dagen" en
- dreigend tegen de vriendin van die [slachtoffer] , te weten [getuige 3] , de woorden hebben geuit dat hij, [slachtoffer] , moest blijven betalen anders zou hij, [slachtoffer] , worden omgelegd en dat zij verdachten een bom onder de auto van die [getuige 3] zouden plaatsen en een bom door het slaapkamerraam van de kinderen van die [getuige 3] zouden gooien en
- telefonisch tegen de schoonmoeder van die [slachtoffer] , te weten [getuige 4] dreigend de woorden hebben toegevoegd dat als [slachtoffer] niet betaald ze aan de beurt zouden komen en dat zij, verdachten een Mexicaanse bende hadden die iedereen zou aanpakken en vrouwen en kinderen doodschiet en die [slachtoffer] in een kofferbak zouden gooien als hij niet zou
betalen;
4.
op of omstreeks 15 november 2017, te Hilversum opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 4 oktober 2017 gegeven door de officier van justitie van het arrondissementsparket Midden-Nederland, kort weergegeven inhoudende dat hij, verdachte, zich dient te onthouden van contact met [slachtoffer] .
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1, 2 primair, 3 en 4 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
1.

medeplegen van opzettelijk iemand van de vrijheid beroven

2. primair

medeplegen van poging tot afpersing

3.

afpersing, meermalen gepleegd

4.
opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing, gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onder b, van het Wetboek van Strafvordering

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd een contactverbod ex artikel 38 van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft, gelet op de bepleite vrijspraak, geen strafmaatverweer gevoerd.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich gedurende een periode van enkele jaren op een bedreigende en intimiderende manier, samen met anderen, schuldig gemaakt aan de afpersing van het slachtoffer, omdat verdachte meende recht te hebben op een geldbedrag van het slachtoffer. Deze afpersing heeft dusdanig veel angst bij het slachtoffer veroorzaakt, dat hij daarvan aanvankelijk geen aangifte durfde te toen en in 2016 slechts een melding bij de politie heeft gedaan. Verdachte en zijn medeverdachten hebben op enig moment een plan beraamd om het slachtoffer van zijn vrijheid te beroven en (wederom) te dwingen tot afgifte van geld. Dit heeft er op 15 november 2017 toe geleid dat de medeverdachten bij de uitvoering van dit plan het slachtoffer, dat op dat moment aan het werk was in zijn loods, hebben gedwongen in zijn eigen bus te stappen, waarbij de medeverdachte het slachtoffer bovendien in zijn nek heeft gestoken. Vervolgens hebben de medeverdachten het slachtoffer naar het adres van verdachte gebracht. Daar hebben verdachte en medeverdachten het slachtoffer enkele uren vastgehouden, mishandeld en met een vuurwapen bedreigd, met als doel hem te dwingen tot afgifte van geld. Deze wederrechtelijke vrijheidsberoving en afpersing - in feite een ernstige vorm van eigenrichting - zijn zeer nare feiten waardoor de rechtsorde ernstig is geschokt. Verdachte en zijn medeverdachten hebben daarbij ook een grove inbreuk gemaakt op de vrijheid en de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Dergelijke feiten ondermijnen het vertrouwen van burgers in elkaar, doorkruisen een normale afdoening van onderlinge geschillen en veroorzaken daarmee ook gevoelens van onveiligheid in de maatschappij in het algemeen en bij de slachtoffers in het bijzonder. Dat deze feiten daadwerkelijk nadelige psychische gevolgen voor het slachtoffer hebben gehad, blijkt uit de schriftelijke slachtofferverklaring en de toelichting die het slachtoffer bij de vordering benadeelde partij heeft gevoegd. De rechtbank neemt het verdachte extra kwalijk dat hij op geen enkele wijze verantwoordelijkheid heeft genomen voor de feiten die hij heeft begaan, feiten die - los van de vraag of er al dan niet werkelijk sprake was van een vordering op het slachtoffer - enkel erop gericht waren om onder bedreiging van geweld en met toepassing van daadwerkelijk geweld geld van hem los te krijgen. Verdachte heeft zich daarbij kennelijk geen enkel moment rekenschap gegeven van de gevolgen die dit handelen voor het slachtoffer heeft gehad.
De persoon van verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 13 februari 2019, waaruit volgt dat verdachte eerder voor vermogens- en geweldsdelicten is veroordeeld.
De straf
De rechtbank is, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, van oordeel dat ter vergelding van de bewezen verklaarde feiten maar ook ter bescherming van de maatschappij, niet kan worden volstaan anders dan met een gevangenisstraf van aanzienlijke duur.
De rechtbank komt, gelet op de ernst van de feiten en de zeer kwalijke rol van verdachte hierin, mede gelet op de persoon en het strafblad van verdachte, tot een hogere en onvoorwaardelijke gevangenisstraf dan de officier van justitie heeft geëist. Daarbij ziet de rechtbank geen ruimte of noodzaak om aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen.
De rechtbank acht, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden. De voorlopige hechtenis van verdachte is ter terechtzitting van 14 maart 2018 geschorst, in verband met het feit dat zijn vader (die inmiddels is overleden) op sterven lag. Nu de rechtbank aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf oplegt van drie jaar, zal zij de schorsing van de voorlopige hechtenis opheffen.

9.BENADEELDE PARTIJ

Ten aanzien van feit 1 en 2
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van
€ 5.722,50 . Dit bedrag bestaat uit € 722,50 materiële schade en € 5.000,00 immateriële schade, ten gevolge van de aan verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
Ten aanzien van feit 3
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van
€ 360.000,-. Dit bedrag bestaat uit € 350.000,- materiële schade en € 10.000 immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 3 ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van feit 1 en 2
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gedeeltelijke toewijzing van de vordering, met dien verstande dat het de gevorderde materiële schade kan worden toegewezen en de gevorderde immateriële schade moet worden gematigd tot € 2.500,00, gelet op het eigen aandeel van de benadeelde partij, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De officier van justitie heeft gevorderd de benadeelde partij voor het meer gevorderde in haar vordering niet-ontvankelijk te verklaren.
Ten aanzien van feit 3
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gedeeltelijke toewijzing van de vordering. De materiële schade kan worden toegewezen tot een bedrag van € 149.280,00 en de immateriële schade kan gelet op het eigen aandeel van de benadeelde partij, worden toegewezen tot een bedrag van € 5.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De officier van justitie heeft gevorderd de benadeelde partij voor het meer gevorderde in haar vordering niet-ontvankelijk te verklaren.
9.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van feit 1, 2 en 3
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard gelet op de bepleite vrijspraak.
De raadsman heeft zich subsidiair op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij onvoldoende is onderbouwd en dat de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding zal opleveren. De benadeelde partij moet in haar vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. Voorts heeft de raadsman verzocht rekening te houden met de omstandigheid dat de schade mede het gevolg is van gedrag dat de benadeelde partij kan worden toegerekend en dat er dus sprake is van eigen schuld.
Ten aanzien van feit 1 en 2 subsidiair
De raadsman heeft bepleit dat de materiële schade die de benadeelde partij heeft geleden doordat hij in zijn nek gestoken is, niet het gevolg is van het handelen van verdachte, zodat de gevorderde materiële schade moet worden afgewezen.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1 en 2
Immateriële schade
Ten aanzien van de gevorderde vergoeding voor immateriële schade is de rechtbank van oordeel dat voldoende aannemelijk is dat bij de benadeelde partij immateriële schade als bedoeld in artikel 6:106, eerste lid onder b van het Burgerlijk Wetboek is ontstaan, immers heeft de benadeelde partij als rechtstreeks gevolg van de hiervoor onder 1 en 2 primair bewezen verklaarde feiten lichamelijk letsel opgelopen. De rechtbank wijst daarbij erop dat bij lichamelijk letsel niet de eis geldt dat voor toewijzing van de immateriële schade sprake moet zijn van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld.
Voor het bepalen van de hoogte van de immateriële schade heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij wat in soortgelijke zaken aan immateriële schade is toegewezen. De rechtbank zal de gevorderde immateriële schade matigen tot een bedrag van € 3.500,00.
Materiële schade
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 1 primair, 2 primair en 3 bewezen verklaarde feit rechtstreeks (materiële) schade, in de vorm van kosten voor fysiotherapie, heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op € 722,50.
Totaalbedrag
De rechtbank zal de vordering toewijzen tot een totaalbedrag van € 4.222,50, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 15 november 2017 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededaders hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 4.222,50, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 15 november 2017 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 52 dagen hechtenis, waarbij toepassing van de hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. De behandeling van de vordering levert voor dat deel een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Ten aanzien van feit 3
Zowel de officier van justitie als de raadsman hebben bij hun beoordeling van de vordering een beroep gedaan op het leerstuk ‘eigen schuld’. De aard, de omvang en de achtergrond van de conflicten over en weer in de zaken die thans aan de rechtbank zijn voorgelegd in de onderzoeken 14WIK en 14Hazelhoen (waarvan deze zaak deel uitmaakt) zijn niet volstrekt helder geworden. De beantwoording van de vraag of en in hoeverre eigen schuld in de zin van artikel 6:106 lid 1 BW moet leiden tot vermindering van de schadevergoedingsplicht, levert naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering, zullen kosten worden gecompenseerd, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 45, 47, 57, 63, 184a, 282 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1, 2 primair, 3 en 4 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1, 2 primair, 3 en 4 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1, 2 primair, 3 en 4 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
3 jaren;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Voorlopige hechtenis
- heft op het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis;
Benadeelde partij [slachtoffer] (ten aanzien van feit 1 en 2)
- wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 4.222,50;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 november 2017 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door (een) ander(en) (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- verklaart [slachtoffer] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat
€ 4.222,50 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 november 2017 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 52 dagen hechtenis;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of een van zijn mededaders op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [slachtoffer] (ten aanzien van feit 3)
- verklaart [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- compenseert de proceskosten van de benadeelde partij en verdachte, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Ferschtman, voorzitter, mrs. N.E.M. Kranenbroek en
H.J. Bos, rechters, in tegenwoordigheid van mr. G.J. van Klompenburg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 24 april 2019.
Mr. M. Ferschtman is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
16/660180-17
1.
hij, op of omstreeks 15 november 2017, te Soest en/of Hilversum, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een persoon, te weten [slachtoffer] , wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen
- zich naar de loods van voornoemde [slachtoffer] (gelegen aan de [adres] in [woonplaats] ), waar [slachtoffer] zich op dat moment bevond, begeven en/of
- die [slachtoffer] (eenmaal) met een (stanley)mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp in de nek, althans het lichaam, van die [slachtoffer] gestoken en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] gedwongen met hen, verdachte en/of zijn mededader(s) mee te gaan in de auto van die [slachtoffer] en/of
- ( vervolgens) in die auto die [slachtoffer] gedwongen zijn, [slachtoffer] ' telefoon af te staan en/of (daarbij) dreigend de woorden toegevoegd dat hij, [slachtoffer] , mee moet werken en zich rustig moet houden, anders zouden zij, verdachte en/of zijn mededader(s), hem, [slachtoffer] , lek steken, althans woorden van gelijke
dreigende aard en/of strekking en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] naar een woning gebracht (gelegen aan de [adres] in [woonplaats] ) en/of
- ( vervolgens) in die woning die [slachtoffer] geslagen/gestompt in het gezicht, althans het lichaam en/of
- tegen die [slachtoffer] gezegd dat hij, [slachtoffer] , 80.000 euro, althans een geldbedrag, moet betalen en/of
- ( vervolgens) in die woning aan die [slachtoffer] een vuurwapen, althans (een) daarop gelijkend voorwerp getoond en/of op/tegen het hoofd van die [slachtoffer] gericht en/of gehouden en/of tegen die [slachtoffer] gezegd: "Je moet betalen, anders schiet ik een kogel door je kop" en/of "Ik schiet echt, ik schiet echt", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- ( nadat er afspraken waren gemaakt over de terugbetaling van het geldbedrag) met die [slachtoffer] de auto is/zijn ingestapt en/of (daarbij) tegen die [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd dat hij, [slachtoffer] , moet betalen en als hij de politie erbij zou halen, dat hij, [slachtoffer] en/of zijn, [slachtoffer] ' gezin niet meer veilig zouden zijn, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
2.
Primair
hij, op of omstreeks 15 november 2017, te Soest en/of Hilversum, althans in Nederland, ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag (te weten ongeveer 80.000 euro), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s)
- zich naar de loods van voornoemde [slachtoffer] (gelegen aan de [adres] in [woonplaats] ), waar [slachtoffer] zich op dat moment bevond, begeven en/of
- die [slachtoffer] (eenmaal) met een (stanley)mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp in de nek, althans het lichaam, van die [slachtoffer] gestoken en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] gedwongen met hen, verdachte en/of zijn mededader(s) mee te gaan in de auto van die [slachtoffer] en/of
- ( vervolgens) in die auto die [slachtoffer] gedwongen zijn, [slachtoffer] ' telefoon af te staan en/of (daarbij) dreigend de woorden toegevoegd dat hij, [slachtoffer] , mee moest werken en zich rustig moest houden, anders zouden zij, verdachte en/of zijn mededader(s), hem, [slachtoffer] , lek steken, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] naar een woning gebracht (gelegen aan de [adres] in [woonplaats] ) en/of
- ( vervolgens) in die woning die [slachtoffer] geslagen/gestompt in het gezicht, althans het lichaam en/of
- tegen die [slachtoffer] gezegd dat hij, [slachtoffer] , 80.000 euro, althans een geldbedrag, moet betalen en/of
- ( vervolgens) in die woning aan die [slachtoffer] een vuurwapen, althans (een) daarop gelijkend voorwerp getoond en/of op/tegen het hoofd van die [slachtoffer] gericht en/of gehouden en/of tegen die [slachtoffer] gezegd: "Je moet betalen, anders schiet ik een kogel door je kop" en/of "Ik schiet echt, ik schiet echt", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- ( nadat er afspraken waren gemaakt over de terugbetaling van het geldbedrag) met die [slachtoffer] de auto is/zijn ingestapt en/of (daarbij) tegen die [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd dat hij, [slachtoffer] , moet betalen en als hij de politie erbij zou halen, dat hij, [slachtoffer] en/of zijn, [slachtoffer] ' gezin niet meer
veilig zouden zijn, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair
hij, op of omstreeks 15 november 2017, te Hilversum, althans in Nederland, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte dreigend de woorden toegevoegd dat hij [slachtoffer] , moet betalen en als hij de politie erbij zou halen, dat hij, [slachtoffer] en/of zijn, [slachtoffer] ' gezin niet meer veilig zouden zijn, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
16/700164-17
1.
hij, in of omstreeks de periode van 9 december 2013 tot en met 14 november 2017, te Hilversum en/of Baarn, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] (telkens) heeft/hebben gedwongen tot de afgifte van een of meer geldbedragen van in totaal (ongeveer) 350.000 euro, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
- die [slachtoffer] Sms-berichten heeft/hebben verstuurd met daarin de tekst "Geef 2 koppen. En ik heb er vrede mee en dan zal je er niks van merken van die zaak." en/of "Vanavond wachten we je desnoots op. En praten doen we niet. Zal je zien wat deze dikke gek allemaal ken. Ta ta." en/of "Je hebt nog een pa dagen joomge want wat grote vrienden komen bij je op vizite. Je gaat egt spijd
krijgen [naam] .", althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking
en/of
- tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd dat hij, [slachtoffer] , een kogel door zijn kop zou krijgen als hij niet meer zou gaan betalen en/of dat hij/zij, verdacht(en), hem, [slachtoffer] , toch wel zouden vinden als hij, [slachtoffer] zou vluchten en/of dat hij/zij, verdacht(en), anders wel zijn, [slachtoffer] ', vrouw en/of kinderen wel te pakken zou nemen, althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of
- die [slachtoffer] WhatsApp-berichten heeft/hebben verstuurd met daarin de tekst: "Goedemorgen ik moet je doorgeven eind september niet 10.000 maar 20.000" en/of "Je hebt nog 5 dagen", althans woorden van gelijke (dreigende) aard
en/of strekking en/of
- ( dreigend) tegen de vriendin van die [slachtoffer] , te weten [getuige 3] , de woorden heeft/hebben geuit dat hij, [slachtoffer] , moest blijven betalen anders zou hij, [slachtoffer] , worden omgelegd en/of dat hij/zij verdachte(n) een bom onder de auto van die [getuige 3] zou(den) plaatsen en/of een bom door het slaapkamerraam
van de kinderen van die [getuige 3] zou(den) gooien, althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of
- ( telefonisch) tegen de schoonmoeder van die [slachtoffer] , te weten [getuige 4] (dreigend) de woorden heeft/hebben toegevoegd dat als [slachtoffer] niet betaald ze aan de beurt zouden komen en/of dat hij/zij, verdachte(n) een Mexicaanse bende had(den) die iedereen zou aanpakken en/of vrouwen en kinderen doodschiet en/of die [slachtoffer] in een kofferbak zouden gooien als hij niet zou
betalen, althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
2.
hij, op of omstreeks 15 november 2017, te Hilversum en/of Soest, althans in Nederland, opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 4 okotber 2017 gegeven door de officier van justitie van het arrondissementsparket Midden-Nederland, kort
weergegeven inhoudende dat hij, verdachte, zich dient te onthouden van contact met [slachtoffer] .

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 20 november 2017, genummerd 2017347504, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 427. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 13-15.
3.Pagina 19.
4.Pagina 198.
5.Pagina 76.
6.Pagina’s 41, 42 en 186.
7.De waarneming van de rechtbank ter terechtzitting van 28 maart 2019 van de kleurenfoto op pagina 42 van het dossier.
8.Pagina 167.
9.Pagina 233.
10.Pagina 13.
11.Pagina 25.
12.Pagina 266-267.
13.Pagina 177.
14.Pagina 178.
15.Pagina 269.
16.Pagina 331.
17.Pagina 324.
18.Pagina 13.
19.Pagina 244.
20.Pagina 41.
21.Pagina 333.
22.Pagina 97.
23.Pagina 93.
24.Pagina 333-334.
25.Pagina 330.
26.Eigen verklaring [medeverdachte 2] , pagina 117.
27.Pagina 193.
28.Pagina 287.
29.Pagina 123.
30.Pagina 126.
31.Pagina 64.
32.Pagina 14.
33.Pagina 338.
34.Pagina 338.
35.Pagina 338.
36.Pagina 396-399.
37.Pagina 111.
38.Pagina 400-402.
39.Een proces-verbaal van bevindingen van 4 oktober 2017, genummerd 2016344864-4 (dossier onderzoek 14-Hazelhoen) opgemaakt door politie Midden-Nederland, pagina’s 12 en 13.
40.Pagina 413-417.
41.Pagina 418-419.
42.Een proces-verbaal van bevindingen van 4 oktober 2017, genummerd 2017300498-11 (dossier onderzoek 14-Hazelhoen) opgemaakt door politie Midden-Nederland, pagina’s 50 en 53.
43.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 28 maart 2019.
44.Een geschrift, te weten een gedragsaanwijzing ter beëindiging van ernstige overlast, van 4 oktober 2017.
45.Pagina 14.
46.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 28 maart 2019.
47.Pagina 124.
48.[medeverdachte 3] is inmiddels overleden, zodat het recht tot strafvervolging jegens hem is komen te vervallen.
49.Pagina’s 63 en 70.