4.3Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1 en 2
Aangever [slachtoffer] (hierna ook wel: [slachtoffer] ) heeft aangifte gedaan en heeft onder meer het volgende verklaard: op 15 november 2017 omstreeks 16.00 uur was ik bij mijn loods. De loods staat aan de [adres] in [woonplaats] . Ik zag [medeverdachte 1] en een Marokkaan of Turk naar mij toe lopen. Die Marokkaan stak gelijk in mijn nek. Hij deed dit met een stanleymes. Ik voelde gelijk bloed stromen. Ik hoorde dat die Marokkaan zei dat ik mijn telefoon moest pakken. Ik pakte mijn mobiel, hij pakte mijn mobiel over en ik zag dat hij hem uit deed. Ik moest in mijn bus stappen. Ik hoorde ze zeggen dat ik mee moest werken en mij rustig moest houden. Anders zouden ze mij leksteken, zeiden [medeverdachte 1] en de Marokkaan. Tijdens de rit hoorde ik dat [medeverdachte 1] door zijn mobiel tegen iemand zei dat het pakketje onderweg was. Ik zag dat we de [adres] in [woonplaats] inreden. Ik moest uitstappen. [medeverdachte 2] kwam aan de deur en deed de deur open. De Marokkaan zei: “hier is je pakketje”. [medeverdachte 2] zei: “Zie je wel, dat we je kunnen pakken”. [medeverdachte 1] , de Marokkaan en ik zijn naar binnengegaan. [medeverdachte 3] lag in een bed in de woonkamer. [medeverdachte 2] was er de gehele tijd bij. [medeverdachte 3] stond op en sloeg mij met zijn pet in mijn gezicht. Hierna gaf hij mij een stomp in mijn gezicht. [medeverdachte 3] zei dat ik
€ 80.000,- moest betalen. [medeverdachte 2] zat alleen maar te blèren dat ik moest betalen. [verdachte] kwam ineens de woonkamer in en die zei dat ik geld moest regelen. [medeverdachte 1] en de Marokkaan stonden buiten voor de deur. [verdachte] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] zaten dreigend tegen mij te doen. [medeverdachte 3] zette een wapen op mijn hoofd. [medeverdachte 3] zei: “Je moet betalen, anders schiet ik een kogel door je kop.” en “Ik schiet echt, ik schiet echt.” Ik zei toen: “Ik betaal wel.” We hebben gepraat over hoe we het gingen oplossen. Ik zou elke maand in een envelop geld in de brievenbus doen. Minimaal € 1.000,-, maar het liefst meer. [medeverdachte 2] zei dat ik de spullen die ik had maar moest verkopen en ook aan hen geven. [medeverdachte 2] is echt de spil in dit alles. Ik heb daar denk ik anderhalf uur gezeten. [verdachte] zei op een gegeven moment dat ik weg mocht. [verdachte] was bij mij ingestapt en zat naast mij op de passagiersstoel. [verdachte] zei in de auto nog dat ik gewoon moest betalen en als ik de politie er bij zou halen, ik en mijn gezin niet meer veilig zouden zijn.
De geneeskundige verklaring van de afdeling Chirurgie van het Tergooi Ziekenhuis met betrekking tot aangever [slachtoffer] vermeldt onder meer het volgende: Hals snijwond, 3cm lang
1 cm diep.
Getuige [getuige 1] , zzp’er en werkzaam in de loods waar ook aangever [slachtoffer] een bedrijf heeft, heeft ten aanzien van de gebeurtenissen op 15 november 2017 onder meer het volgende verklaard: Op woensdag 15 november 2017 omstreeks 17.00 uur kwam ik aan bij de loods. Ik zag dat de lichten bij de loods aan waren en dat de grote roldeur helemaal op stond. Normaal staat de roldeur nooit helemaal open. Ook zag ik geen auto staan en dat vond ik raar. Normaal staat de gele bestelbus van [slachtoffer] er altijd. (…) Ongeveer een uur later zag ik de bus van [slachtoffer] aan komen rijden. Ik zag dat [slachtoffer] in de bus zat. Hij kwam uit de auto met een heel geschrokken gezicht, meteen liet hij de snee in zijn nek zien. Ik zag een diepe wond aan de linkerkant van zijn hals. Ik zag ook dat hij onder het bloed zat. Ik hoorde dat [slachtoffer] vertelde dat hij ontvoerd was en mishandeld. Ik hoorde ook dat hij nu iedere week of maand geld moest brengen aan [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en aan [verdachte] . Volgens mij 1000 euro per week of per maand.
Uit de aangifte van [slachtoffer] volgt dat [verdachte] tijdens het incident op de [adres] een foto van [slachtoffer] had gemaakt. Op de telefoon die [verdachte] in gebruik hadis een foto van [slachtoffer] aangetroffen. De foto is genomen op 15 november 2017 om 17.17 uur.De rechtbank stelt vast dat op de foto te zien is dat [slachtoffer] zijn hand bij zijn nek houdt en dat het nabij die plek op de nek/hals roodgekleurd is.
Het voertuig van aangever is op sporen onderzocht en op de gordelgesp van de bijrijdersstoel werd bloed aangetroffen.
Op de camerabeelden van een bedrijf gelegen naast de loods van aangever [slachtoffer] is te zien dat op 15 november 2017 twee personen het bedrijventerrein van [slachtoffer] oplopen en in de richting van de loods van [slachtoffer] lopen. Na ongeveer 30 seconden is te zien dat de gele Volkswagen Transporter van aangever [slachtoffer] het terrein afrijdt.
Bevindingen ten aanzien van [medeverdachte 1]
[slachtoffer] verklaarde in zijn aangifte dat hij [medeverdachte 1] gelijk herkende als één van die mannen die hem bij zijn loods hadden meegenomen.[slachtoffer] had later op Facebook gezocht en wist zeker dat de [medeverdachte 1] die bij de vrijheidsberoving betrokken was [medeverdachte 1] was.
Onder [medeverdachte 1] werd een telefoon in beslag genomen met telefoonnummer [telefoonnummer] . Uit de historische verkeersgegevens van dit telefoonnummer is onder meer het volgende gebleken: op 15 november 2017 te 16:02 uur werd de telefoon van [medeverdachte 1] gebeld door de telefoon van [verdachte] . De telefoon van [medeverdachte 1] straalt op dat moment een zendmast aan op de
[adres] in [woonplaats] . De loods van [slachtoffer] en de zendmast liggen dicht bij elkaar. In de periode van 9 november 2017 tot en met 16 november 2017 is tussen de telefoon van [medeverdachte 1] en de telefoon van [verdachte] 20 keer telefonisch contact geweest. In dezelfde periode is tussen de telefoon van [medeverdachte 1] en de telefoon van [medeverdachte 4] 15 keer telefonisch contact geweest.
Bevindingen ten aanzien van [medeverdachte 4]
Aangever [slachtoffer] heeft [medeverdachte 4] op Facebook herkend als degene die betrokken zou zijn geweest bij de wederrechtelijke vrijheidsberoving.De politie heeft de foto van Facebook bestudeerd en geconcludeerd dat deze persoon betreft: [medeverdachte 4] , geboren op [1984] in [geboorteplaats] .
Bij de aanhouding van [medeverdachte 4] werd in zijn slaapkamer op het nachtkastje een mobiele telefoon aangetroffen en in beslag genomen. De mobiele telefoon was voorzien van de telefoonnummers [telefoonnummer] en [telefoonnummer] . Uit de historische verkeersgegevens van deze telefoonnummers is onder meer het volgende gebleken: de telefoon van [medeverdachte 4] heeft veelvuldig telefonisch contact gehad met [verdachte] en [medeverdachte 1] . Op 15 november 2017 te 16:10 uur en 16:11 uur werd de telefoon van [medeverdachte 4] twee keer gebeld door de telefoon van [verdachte] . Blijkens de zendmastinformatie bevond de telefoon van [medeverdachte 4] zich op dat moment in de omgeving IJssellaan / Zandheuvelweg in Baarn. Bij een volgend telefoongesprek straalde de telefoon van [medeverdachte 4] een zendmast aan in Hilversum. De gemeente Baarn is gelegen halverwege tussen Soest en Hilversum.
Op 1 december 2017 vond een telefoongesprek plaats tussen [verdachte] (vanuit de Penitentiaire Inrichting) en de telefoon van [medeverdachte 2] .Het gesprek gaat er onder meer over dat volgens [verdachte] die Turk [slachtoffer] had neergestoken.
Bevindingen ten aanzien van [verdachte]
Op de camerabeelden van Secure Works is te zien dat er op 15 november 2017 om 15:44 uur een Mercedes voorzien van het kenteken [kenteken] reed over de Nieuwegracht te Soest, komende uit de richting van de rotonde en gaande in de richting van het bedrijventerrein op de [naam] . De loods van [slachtoffer] staat aan de [adres] te [woonplaats] .Het voornoemde voertuig stond op naam van [medeverdachte 3] . Verder is op de beelden te zien dat de voornoemde Mercedes op 15 november 2017 om 16.02 uur, in tegengestelde richting over de Nieuwegracht wegreed in de richting van de rotonde en daar linksaf sloeg. Dat is 2 minuten nadat op de beelden te zien was dat het voertuig van [slachtoffer] , de gele Volkswagen Transporter, daar reed.
De telefoon van [verdachte] , van het merk Samsung, werd op 16 november 2017 in de slaapkamer van [verdachte] , zichtbaar op de kast, aangetroffen en in beslag genomen.De telefoon was voorzien van het telefoonnummer [telefoonnummer] .Verdachte heeft verklaard dat hij een telefoon heeft, van het merk Samsung.Verdachte heeft verklaard dat zijn vader geen telefoon heeft.
Uit de historische verkeersgegeven van dit telefoonnummer is onder meer het volgende gebleken: op 15 november 2017 te 16:02 uur wordt met de telefoon van [verdachte] naar [medeverdachte 1] gebeld. Tijdens dit telefoongesprek straalt de telefoon van [verdachte] aan op de Koningsweg te Soest. Dit is dichtbij de Nieuwegracht te Soest. Om 16:10 uur belt de telefoon van [verdachte] naar de telefoon van [medeverdachte 4] . Op dat moment straalt de telefoon van [verdachte] een zendmast aan op de Hilversumsestraatweg in Baarn. Bij de telefoongesprekken die daarna plaatsvinden die dag worden steeds zendmasten in de gemeente Hilversum aangestraald.
Op 30 november 2017 om 15.25.42 uur vond een telefoongesprek plaats tussen [verdachte] (vanuit de Penitentiaire Inrichting) en een onbekende vrouw op de telefoon van [medeverdachte 2] . Het gesprek gaat erover dat [verdachte] blij is dat die andere gast is opgepakt. Hij weet ook wie het is en het is een maatje van hem. Hij heeft ook die wond aangebracht. [verdachte] vindt dat hij nu vrij gelaten moet worden, omdat ze de dader hebben opgepakt. Het was hem nu duidelijk dat [medeverdachte 1] hem had opgehaald.
Bevindingen ten aanzien van [medeverdachte 2]
Bij het onderzoek naar de telefoon met telefoonnummer [telefoonnummer] (imeinummer [imei-nummer] ) toebehorende aan [medeverdachte 2] ,zag verbalisant dat als contactpersonen aanwezig waren: [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] .
[getuige 2] , de dochter van medeverdachte [medeverdachte 3] , heeft onder meer het volgende verklaard: ‘Een oude vriend van mijn broer, [slachtoffer] , is op 15 november 2017 ontvoerd en gegijzeld. Ik weet zeker dat mijn vader of zijn vrouw, [medeverdachte 2] , hiervan opdrachtgever is geweest.
[medeverdachte 2] heeft over 15 november onder andere verklaard dat zij thuis was met haar man, die op bed lag.[medeverdachte 1] heeft [slachtoffer] op de bank bij haar thuis zien zitten waarna [medeverdachte 1] naar huis is gegaan.
[medeverdachte 3] heeft over de gebeurtenissen op 15 november 2017 onder andere verklaard dat hij al wekenlang op bed lag, dat hij lag te slapen de dag dat [slachtoffer] bij hem op de bank zat.
Bevindingen voorafgaand aan 15 november 2017
Aangever [slachtoffer] verklaarde in zijn verhoor dat [medeverdachte 1] tijdens de autorit had gezegd dat zij [slachtoffer] al een tijd aan het volgen waren. Zij wilden [slachtoffer] eigenlijk dinsdag al pakken (de rechtbank stelt vast dat 14 november 2017 een dinsdag was).
Op 14 november 2017 om 17:45 uur ontving [medeverdachte 1] een sms-bericht van [verdachte] , waarin [verdachte] schreef: “ [medeverdachte 1] ik ga mee goed”.
Op 14 november 2017 te 18:48 uur straalde de telefoon van [verdachte] aan op de Maatweg te Soest.
Op 14 november 2017 te 19:04 uur straalde de telefoon van [medeverdachte 4] aan op de Maatweg te Soest.
Ten aanzien van feit 3
Aangever [slachtoffer] heeft onder meer het volgende verklaard: ‘In december 2013 nam [verdachte] contact op met mij. Hij vond dat ik verantwoordelijk was voor de boete die hij had gekregen en bedreigde mij dat ik een kogel door mijn kop zou krijgen als ik niet zou gaan betalen en dat hij mij toch wel zou vinden als ik zou vluchten en dat hij mijn vrouw en kinderen anders wel te pakken zou nemen. Ik was bang dat hij zijn bedreigingen zou gaan uitvoeren. Ik ben begonnen met betalen. Medio 2016 zei [medeverdachte 3] dat ik voortaan geld bij hem moest afgeven. [medeverdachte 3] bedreigde mij daar ook weer bij. Ik kreeg zelfs berichtjes van [medeverdachte 2] dat ik moest betalen.
Op de (oude) telefoon van [slachtoffer] stonden onder meer de volgende sms berichten, afkomstig van het telefoonnummer van [verdachte] :
9 december 2013: “
Geef 2 koppen. Ik heb er vrede mee en dan zal je er niks van merken van die zaak. […]Vanavond we wachten je desnoots op. en praten doen we niet. Zal je zien wat deze dikke gek allemaal ken. Ta ta.”
13 december 2013:
“Je hebt nog een pa dagen jommge want grote vrienden komen bij je op vizite. […] Je gaat egt spijd krijgen [naam].[…]
Maakt niet uit ik heb t uit handen gegeven of je moed snel na nij ermee komen anders ken ik je niet neer helpen sorry. Want ik weet wie bij je op viziete kont.”
Op de (oude) telefoon van [slachtoffer] stonden onder meer de volgende WhatsApp-berichten, afkomstig van het telefoonnummer van [medeverdachte 2] :
22-08-2016, telefoonnummer [medeverdachte 2] : “
Goedemorgen ik moet je doorgeven … eind september niet 10.000 maar 20.000”.
16-09-2016, telefoonnummer van [medeverdachte 2] : “
Je hebt nog 5 dagen”.
19-10-2016, telefoonnummer van [medeverdachte 2] : “
Maandag alles dat is de laatste week van de maand en verder ga ik niet in discussie.
06-11-2016, telefoon van [medeverdachte 2] :
Bel mij met spoed goed nieuws. Gr [medeverdachte 3] […] Anders sta ik met leur an je dus bel snel zo zien […] Aan je deur”
06-11-2016, telefoon van [slachtoffer] : “
Ik kan er niet meer tegen op zo manier”
06-11-2016, telefoon van [medeverdachte 2] : “
Wij willen weten hiee […] Hoe laat jij hier bend”
Op 6 november 2016 is door [slachtoffer] bij de politie melding gedaan dat hij afgeperst en bedreigd werd door [verdachte] . [verdachte] belt [slachtoffer] constant op en zegt dat als [slachtoffer] niet een X-bedrag aan hem betaalt dat [slachtoffer] dan een kogel door zijn kop zou krijgen. Op
6 november 2017 zou [verdachte] [slachtoffer] weer gebeld hebben en hebben gezegd dat als [slachtoffer] niet zou betalen dat hij dan een kogel door zijn hoofd zou krijgen. Verbalisant is vervolgens naar de woning van [verdachte] gegaan. [verdachte] verklaarde dat hij door middel van verbale bedreiging druk wilde zetten.
Getuige [getuige 3] (de vrouw van aangever) heeft onder meer het volgende verklaard: ‘ [slachtoffer] zei tegen mij dat hij al lange tijd afgeperst werd door [verdachte] . Hij vertelde dat [verdachte] geld van hem eiste en hem bedreigd had. Ik heb gezien dat [slachtoffer] [verdachte] betaalde. Ik ben meerdere keren met hem mee geweest. [slachtoffer] gaf enkele duizenden euro’s per keer. Ze zeiden dat [slachtoffer] moest blijven betalen anders werd hij omgelegd. Ik ben zelf ook bedreigd door [medeverdachte 3] . Hij zei dat hij een bom onder mijn auto liet plaatsen als ik niet ging betalen. Ook dreigde hij een bom door het slaapkamerraam van mijn kinderen te gooien als wij niet bleven betalen.
Getuige [getuige 4] (de schoonmoeder van aangever) heeft onder meer het volgende verklaard: ‘Ik hoorde van [slachtoffer] dat hij afgeperst werd door [verdachte] . Begin oktober werd ik gebeld door [verdachte] . Hij was boos en schreeuwde door de telefoon dat er betaald moest worden. Hij begon mij te bedreigen dat we aan de beurt zouden komen. Hij zei dat hij een Mexicaanse bende had en die zou iedereen aanpakken. Ze schieten vrouwen en kinderen dood. Ook zouden ze [slachtoffer] in een kofferbak gooien als hij niet zou betalen.
Op 1 oktober 2017 vond een telefoongesprek plaats tussen de [slachtoffer] en [getuige 4] ( [getuige 4] ), waarin onder meer te horen is dat [getuige 4] zegt: ‘Ik ben net gebeld door [verdachte] . Hij ging aardig tekeer. Hij zei vandaag of morgen geld anders komen die kinderen ook aan de beurt.’
Verdachte [verdachte] heeft ter terechtzitting onder meer het volgende verklaard: ‘ [slachtoffer] had een schuld bij mij. In 2016 werd ik in verband met een hennepkwekerij door de rechter veroordeeld tot het betalen van een ontnemingsbedrag. [slachtoffer] moest hier aan mee betalen. Ik heb met hem besproken dat dit betaald moest worden. Toen hij mij niet betaalde heb ik contact gehad met hem. De voorzitter houdt de berichten van 9 december 2013, op pagina 411 voor. Dat was inderdaad het begin. Ik had contact om te bespreken hoe of wat. Ik was boos omdat hij mij aan het lijntje hield en niet betaalde. Het klopt dat ik de door u voorgehouden berichten uit boosheid heb gestuurd, omdat hij niet betaalde.’
Ten aanzien van feit 4
Uit de gedragsaanwijzing ter beëindiging van ernstige overlast van 4 oktober 2017 gegeven door de officier van justitie van het arrondissementsparket Midden-Nederland blijkt dat verdachte gedurende een periode van 90 dagen is bevolen zich te onthouden van contact met [slachtoffer] .
Aangever [slachtoffer] heeft onder meer het volgende verklaard: ‘15 november 2017. [verdachte] kwam ineens de woonkamer in en die zei dat ik geld moest regelen.’
Verdachte heeft onder meer het volgende verklaard: “Toen ik op 15 november 2017 thuis kwam zag ik [slachtoffer] zitten met mijn vader en [medeverdachte 2] . Ik wist dat mij een gedragsaanwijzing was opgelegd.’
[medeverdachte 2] heeft bij de politie over 15 november 2017 verklaard dat [verdachte] met zijn sleutel binnenkwam dat hij eerst op de bank zat en toen naar zijn huisje ging en dat hij boos was op [slachtoffer] vanwege het gedoe met de Marokkanen en dat [verdachte] wilde weten waarom.
Ten aanzien van feit 1 en feit 2 – wederrechtelijke vrijheidsberoving en poging tot afpersing
Betrouwbaarheid verklaringen aangever
De raadsman heeft aan de hand van een aantal feiten en omstandigheden, die te maken hebben met de geldschuld van aangever aan de familie [familie] , en wijzend op tegenstrijdigheden in de verklaringen van [slachtoffer] , bepleit dat deze niet consistent en onbetrouwbaar zijn en daarom niet bruikbaar zijn voor het bewijs.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van [slachtoffer] , voor zover zij de kern van de tenlastegelegde vrijheidsberoving en afpersing raken, gedetailleerd en consistent zijn. Daarbij is van belang dat de aangifte van [slachtoffer] wordt ondersteund door de overige redengevende bewijsmiddelen, zoals de uitgelezen en opgenomen telefoongegevens/-gesprekken, de camerabeelden en het bij [slachtoffer] geconstateerde letsel. Het feit dat de eerste verklaring van aangever, zoals afgelegd bij de politie op 16 november 2017 (een dag na het incident) niet volledig overeenkomt met zijn latere verklaringen, onder andere bij de rechter-commissaris, is gelet op de impact die het gebeurde op aangever moet hebben gehad, niet onbegrijpelijk en maakt de aangifte van [slachtoffer] daarmee niet onbetrouwbaar. De rechtbank ziet voldoende grond om van het feitenrelaas van [slachtoffer] uit te gaan. Het verweer van de verdediging, dat de verklaringen van aangever onbetrouwbaar zijn en dienen te worden uitgesloten van het bewijs, wordt dan ook verworpen.
De rechtbank acht op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen bewezen dat
[slachtoffer] op 15 november 2017 wederrechtelijk van zijn vrijheid is beroofd, waarbij hij in zijn nek is gestoken. Ook acht de rechtbank bewezen dat hij vervolgens is meegenomen naar de woning van de familie [familie] aan de [adres] in [woonplaats] waar verdachte en zijn medeverdachten geprobeerd hebben om hem af te persen.
Medeplegen
Gelet op de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen, in hun onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank bewezen dat [verdachte] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3]betrokken zijn geweest bij de wederrechtelijke vrijheidsberoving en poging tot afpersing en dat tussen hen sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking. De rechtbank gaat op basis van de bewijsmiddelen uit van een vooropgezet plan van de verdachte en zijn medeverdachten, waarbij ieder van de verdachten een significante rol heeft vervuld in de uitvoering van zowel de wederrechtelijke vrijheidsberoving als de poging tot afpersing.
Ten aanzien van de rol van [verdachte] overweegt de rechtbank het volgende. [verdachte] heeft de dag voorafgaand aan de ten laste gelegde feiten, te weten
14 november 2017 reeds telefonisch contact met medeverdachte [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] gehad, waarbij de telefoons van verdachte [verdachte] en zijn medeverdachten hebben aangestraald in de buurt van de loods van [slachtoffer] geweest zijn. Hieruit leidt de rechtbank af dat toen sprake is geweest van voorbereidingshandelingen of wel een eerste (mislukte) poging om [slachtoffer] mee te nemen. De volgende dag, 15 november 2017 is vervolgens op camerabeelden te zien dat de Mercedes van [medeverdachte 3] voorafgaand aan en kort na het moment dat [slachtoffer] door [medeverdachte 4] en [medeverdachte 1] is meegenomen, in de buurt van de loods van [slachtoffer] reed, eerst in de richting van de loods en vervolgens ervandaan, kort achter de Volkswagen Transporter waarin [slachtoffer] naar het huis van de familie [familie] werd vervoerd. De rechtbank gaat er, gelet op de historische telefoongegevens van de telefoon van verdachte, van uit dat verdachte [verdachte] op dat moment ook de bestuurder van de Mercedes was en dat hij daar reed om [medeverdachte 4] en [medeverdachte 1] eerst bij de loods van [slachtoffer] af te zetten en ze daarna te volgen naar het huis van zijn vader, waar hij even later ook binnen kwam toen aangever al binnen was. Het door verdachte geschetste scenario dat niet hij, maar [medeverdachte 3] , in de Mercedes zou hebben gereden, is naar het oordeel de rechtbank niet aannemelijk geworden. Uit het dossier blijkt immers dat [medeverdachte 3] op 15 november 2017 ernstig ziek was en al wekenlang op bed lag.Het ligt bovendien niet voor de hand dat [medeverdachte 3] de Mercedes bestuurd heeft, omdat hij al thuis was op het moment dat [slachtoffer] werd afgeleverd op de [adres] , terwijl verdachte [verdachte] pas later de woonkamer binnenkwam. De verklaring van verdachte ter terechtzitting, dat de onder hem in beslag genomen telefoon de telefoon van zijn vader, [medeverdachte 3] , zou zijn, wordt weerlegd door de inhoud van de bewijsmiddelen.
Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen van de wederrechtelijke vrijheidsberoving en de poging tot afpersing van [slachtoffer] op 15 november 2017 wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 3 - afpersing
De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de tenlastegelegde periode samen met anderen aangever [slachtoffer] heeft afgeperst. Net als ten aanzien van de feiten 1 en 2, acht de rechtbank de aangifte van [slachtoffer] betrouwbaar nu deze door objectieve bewijsmiddelen, waaronder de bedreigende berichten waarmee het geld van [slachtoffer] werd geëist, wordt ondersteund. Naar het oordeel van de rechtbank was daarbij sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte [verdachte] , zijn (inmiddels overleden) vader [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] . De rechtbank volgt de verdediging niet in haar stelling dat sprake zou zijn geweest van vrijwillige betalingen dan wel een vrijwillig tot stand gekomen overeenkomst tussen [slachtoffer] en [verdachte] dan wel [medeverdachte 3] op grond van een geldschuld die [slachtoffer] bij [verdachte] zou hebben gehad. De bij de rechter-commissaris door de verdediging overgelegde schriftelijke verklaring van [slachtoffer] dat hij een geldbedrag aan [medeverdachte 3] schuldig zou zijn maakt dit niet anders, nu uit het dossier tevens blijkt dat [slachtoffer] door dezelfde [verdachte] en zijn medeverdachten bedreigd werd hen geld te betalen.
Ten aanzien van feit 4 – overtreden gedragsaanwijzing
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte zich op 15 november 2017 naar de woning aan de [adres] in [woonplaats] heeft begeven waar, zoals hierboven door de rechtbank is vastgesteld, mede door zijn toedoen aangever naar toe is gehaald. Ook heeft verdachte op dezelfde dag met zijn telefoon een foto van aangever gemaakt. Hiermee is de tenlastegelegde overtreding van de gedragsaanwijzing van verdachte jegens [slachtoffer] wettig en overtuigend bewezen.