In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 27 maart 2019, betreft het een deelgeschil waarin [onderbewindgestelde] verzoekt om te verklaren dat [verweerder] aansprakelijk is voor de schade die hij heeft geleden na een val op 11 juli 2010. De val vond plaats voor een café tijdens de WK-voetbalfinale, waarbij [onderbewindgestelde] onder invloed van alcohol en drugs was en betrokken raakte bij 'happy slapping'. Hij heeft [verweerder] een klap in het gezicht gegeven, waarna [verweerder] in een schrikreactie een duw heeft gegeven, waardoor [onderbewindgestelde] ten val kwam en ernstig letsel opliep.
De rechtbank heeft de feiten en getuigenverklaringen zorgvuldig gewogen. Het oordeel van de rechtbank is dat, indien de versie van [onderbewindgestelde] wordt aangenomen, [verweerder] onrechtmatig heeft gehandeld. Echter, als de versie van [verweerder] wordt gevolgd, dan is zijn handelen niet onrechtmatig, omdat het duwen een begrijpelijke reactie was op de provocatie van [onderbewindgestelde]. De rechtbank concludeert dat [onderbewindgestelde] niet heeft bewezen dat [verweerder] onrechtmatig heeft gehandeld, en wijst zijn verzoeken af. Tevens wordt de kosten van het deelgeschil begroot op € 8.181,00, maar er is geen plaats voor een proceskostenveroordeling van de benadeelde, omdat er geen sprake is van misbruik van procesrecht.
De rechtbank wijst de verzoeken van [onderbewindgestelde] af en bevestigt dat er geen aansprakelijkheid van [verweerder] is vastgesteld, waardoor de verzoeken van [verweerder] ook worden afgewezen.