4.3Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1, 2 en 3
Aangever [slachtoffer] (hierna ook wel: [slachtoffer] ) heeft aangifte gedaan en heeft onder meer het volgende verklaard: op 15 november 2017 omstreeks 16.00 uur was ik bij mijn loods. De loods staat aan de [adres] in [woonplaats] . Ik zag [medeverdachte 1] en een Marokkaan of Turk naar mij toe lopen. Die Marokkaan stak gelijk in mijn nek. Hij deed dit met een stanleymes. Ik voelde gelijk bloed stromen. Ik hoorde dat die Marokkaan zei dat ik mijn telefoon moest pakken. Ik pakte mijn mobiel, hij pakte mijn mobiel over en ik zag dat hij hem uit deed. Ik moest in mijn bus stappen. Ik hoorde ze zeggen dat ik mee moest werken en mij rustig moest houden. Anders zouden ze mij leksteken, zeiden [medeverdachte 1] en de Marokkaan. Tijdens de rit hoorde ik dat [medeverdachte 1] door zijn mobiel tegen iemand zei dat het pakketje onderweg was. Ik zag dat we de Röntgenstraat in Hilversum inreden. Ik moest uitstappen. [medeverdachte 2] kwam aan de deur en deed de deur open. De Marokkaan zei: “hier is je pakketje”. [medeverdachte 2] zei: “Zie je wel, dat we je kunnen pakken”. [medeverdachte 1] , de Marokkaan en ik zijn naar binnengegaan. [medeverdachte 3] lag in een bed in de woonkamer. [medeverdachte 2] was er de gehele tijd bij. [medeverdachte 3] stond op en sloeg mij met zijn pet in mijn gezicht. Hierna gaf hij mij een stomp in mijn gezicht. [medeverdachte 3] zei dat ik
€ 80.000,- moest betalen. [medeverdachte 2] zat alleen maar te blèren dat ik moest betalen. [medeverdachte 4] kwam ineens de woonkamer in en die zei dat ik geld moest regelen. [medeverdachte 1] en de Marokkaan stonden buiten voor de deur. [medeverdachte 4] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] zaten dreigend tegen mij te doen. [medeverdachte 3] zette een wapen op mijn hoofd. [medeverdachte 3] zei: “Je moet betalen, anders schiet ik een kogel door je kop.” en “Ik schiet echt, ik schiet echt.” Ik zei toen: “Ik betaal wel.” We hebben gepraat over hoe we het gingen oplossen. Ik zou elke maand in een envelop geld in de brievenbus doen. Minimaal € 1.000,-, maar het liefst meer. [medeverdachte 2] zei dat ik de spullen die ik had maar moest verkopen en ook aan hen geven. [medeverdachte 2] is echt de spil in dit alles. Ik heb daar denk ik anderhalf uur gezeten. [medeverdachte 4] zei op een gegeven moment dat ik weg mocht. [medeverdachte 4] was bij mij ingestapt en zat naast mij op de passagiersstoel. [medeverdachte 4] zei in de auto nog dat ik gewoon moest betalen en als ik de politie er bij zou halen, ik en mijn gezin niet meer veilig zouden zijn.
De geneeskundige verklaring van de afdeling Chirurgie van het Tergooi Ziekenhuis met betrekking tot aangever [slachtoffer] vermeldt onder meer het volgende: Hals snijwond, 3cm lang
1 cm diep.
Getuige [getuige 1] , zzp’er en werkzaam in de loods waar ook aangever [slachtoffer] een bedrijf heeft, heeft ten aanzien van de gebeurtenissen op 15 november 2017 onder meer het volgende verklaard: Op woensdag 15 november 2017 omstreeks 17.00 uur kwam ik aan bij de loods. Ik zag dat de lichten bij de loods aan waren en dat de grote roldeur helemaal op stond. Normaal staat de roldeur nooit helemaal open. Ook zag ik geen auto staan en dat vond ik raar. Normaal staat de gele bestelbus van [slachtoffer] er altijd. (…) Ongeveer een uur later zag ik de bus van [slachtoffer] aan komen rijden. Ik zag dat [slachtoffer] in de bus zat. Hij kwam uit de auto met een heel geschrokken gezicht, meteen liet hij de snee in zijn nek zien. Ik zag een diepe wond aan de linkerkant van zijn hals. Ik zag ook dat hij onder het bloed zat. Ik hoorde dat [slachtoffer] vertelde dat hij ontvoerd was en mishandeld. Ik hoorde ook dat hij nu iedere week of maand geld moest brengen aan [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en aan [medeverdachte 4] . Volgens mij 1000 euro per week of per maand.
Uit de aangifte van [slachtoffer] volgt dat [medeverdachte 4] tijdens het incident op de Röntgenstraat een foto van [slachtoffer] had gemaakt. Op de telefoon die [medeverdachte 4] in gebruik hadis een foto van [slachtoffer] aangetroffen. De foto is genomen op 15 november 2017 om 17.17 uur.De rechtbank stelt vast dat op de foto te zien is dat [slachtoffer] zijn hand bij zijn nek houdt en dat het nabij die plek op de nek/hals roodgekleurd is.
Het voertuig van aangever is op sporen onderzocht en op de gordelgesp van de bijrijdersstoel werd bloed aangetroffen.
Op de camerabeelden van een bedrijf gelegen naast de loods van aangever [slachtoffer] is te zien dat op 15 november 2017 twee personen het bedrijventerrein van [slachtoffer] oplopen en in de richting van de loods van [slachtoffer] lopen. Na ongeveer 30 seconden is te zien dat de gele Volkswagen Transporter van aangever [slachtoffer] het terrein afrijdt.
Bevindingen ten aanzien van [medeverdachte 1]
[slachtoffer] verklaarde in zijn aangifte dat hij [medeverdachte 1] gelijk herkende als één van die mannen die hem bij zijn loods hadden meegenomen.[slachtoffer] had later op Facebook gezocht en wist zeker dat de [medeverdachte 1] die bij de vrijheidsberoving betrokken was [medeverdachte 1] was.
Onder [medeverdachte 1] werd een telefoon in beslag genomen met telefoonnummer [telefoonnummer] . Uit de historische verkeersgegevens van dit telefoonnummer is onder meer het volgende gebleken: op 15 november 2017 te 16:02 uur werd de telefoon van [medeverdachte 1] gebeld door de telefoon van [medeverdachte 4] . De telefoon van [medeverdachte 1] straalt op dat moment een zendmast aan op de
[adres] in [woonplaats] . De loods van [slachtoffer] en de zendmast liggen dicht bij elkaar. In de periode van 9 november 2017 tot en met 16 november 2017 is tussen de telefoon van [medeverdachte 1] en de telefoon van [medeverdachte 4] 20 keer telefonisch contact geweest. In dezelfde periode is tussen de telefoon van [medeverdachte 1] en de telefoon van [verdachte] 15 keer telefonisch contact geweest.
Bevindingen ten aanzien van [verdachte]
Aangever [slachtoffer] heeft [verdachte] op Facebook herkend als degene die betrokken zou zijn geweest bij de wederrechtelijke vrijheidsberoving.De politie heeft de foto van Facebook bestudeerd en geconcludeerd dat deze persoon betreft: [verdachte] , geboren op [1984] in [geboorteplaats] .
Bij de aanhouding van [verdachte] werd in zijn slaapkamer op het nachtkastje een mobiele telefoon aangetroffen en in beslag genomen. De mobiele telefoon was voorzien van de telefoonnummers [telefoonnummer] en [telefoonnummer] . Uit de historische verkeersgegevens van deze telefoonnummers is onder meer het volgende gebleken: de telefoon van [verdachte] heeft veelvuldig telefonisch contact gehad met [medeverdachte 4] en [medeverdachte 1] . Op 15 november 2017 te 16:10 uur en 16:11 uur werd de telefoon van [verdachte] twee keer gebeld door de telefoon van [medeverdachte 4] . Blijkens de zendmastinformatie bevond de telefoon van [verdachte] zich op dat moment in de omgeving IJssellaan / Zandheuvelweg in Baarn. Bij een volgend telefoongesprek straalde de telefoon van [verdachte] een zendmast aan in Hilversum. De gemeente Baarn is gelegen halverwege tussen Soest en Hilversum.
Op 1 december 2017 vond een telefoongesprek plaats tussen [medeverdachte 4] (vanuit de Penitentiaire Inrichting) en de telefoon van [medeverdachte 2] .Het gesprek gaat er onder meer over dat volgens [medeverdachte 4] die Turk [slachtoffer] had neergestoken.
Bevindingen ten aanzien van [medeverdachte 4]
Op de camerabeelden van Secure Works is te zien dat er op 15 november 2017 om 15:44 uur een Mercedes voorzien van het kenteken [kenteken] reed over de Nieuwegracht te Soest, komende uit de richting van de rotonde en gaande in de richting van het bedrijventerrein op de [locatie] . De loods van [slachtoffer] staat aan de [adres] te [woonplaats] .Het voornoemde voertuig stond op naam van [medeverdachte 3] . Verder is op de beelden te zien dat de voornoemde Mercedes op 15 november 2017 om 16.02 uur, in tegengestelde richting over de Nieuwegracht wegreed in de richting van de rotonde en daar linksaf sloeg. Dat is twee minuten nadat op de beelden te zien was dat het voertuig van [slachtoffer] , de gele Volkswagen Transporter, daar reed.
De telefoon van [medeverdachte 4] , van het merk Samsung, werd op 16 november 2017 in de slaapkamer van [medeverdachte 4] , zichtbaar op de kast, aangetroffen en in beslag genomen.De telefoon was voorzien van het telefoonnummer [telefoonnummer] .[medeverdachte 4] heeft verklaard dat hij een telefoon heeft, van het merk Samsung.[medeverdachte 4] heeft verklaard dat zijn vader geen telefoon heeft.
Uit de historische verkeersgegeven van dit telefoonnummer is onder meer het volgende gebleken: op 15 november 2017 te 16:02 uur wordt met de telefoon van [medeverdachte 4] naar [medeverdachte 1] gebeld. Tijdens dit telefoongesprek straalt de telefoon van [medeverdachte 4] aan op de Koningsweg te Soest. Dit is dichtbij de [adres] te [woonplaats] . Om 16:10 uur belt de telefoon van [medeverdachte 4] naar de telefoon van [verdachte] . Op dat moment straalt de telefoon van [medeverdachte 4] een zendmast aan op de Hilversumsestraatweg in Baarn. Bij de telefoongesprekken die daarna plaatsvinden die dag worden steeds zendmasten in de gemeente Hilversum aangestraald.
Op 30 november 2017 om 15.25.42 uur vond een telefoongesprek plaats tussen [medeverdachte 4] (vanuit de Penitentiaire Inrichting) en een onbekende vrouw op de telefoon van [medeverdachte 2] . Het gesprek gaat erover dat [medeverdachte 4] blij is dat die andere gast is opgepakt. Hij weet ook wie het is en het is een maatje van hem. Hij heeft ook die wond aangebracht. [medeverdachte 4] vindt dat hij nu vrij gelaten moet worden, omdat ze de dader hebben opgepakt. Het was hem nu duidelijk dat [medeverdachte 1] hem had opgehaald.
Bevindingen ten aanzien van [medeverdachte 2]
Bij het onderzoek naar de telefoon met telefoonnummer [telefoonnummer] (imeinummer [imeinummer] ) toebehorende aan [medeverdachte 2] ,zag verbalisant dat als contactpersonen aanwezig waren: [medeverdachte 1] en [verdachte] .
[getuige 2] , de dochter van medeverdachte [medeverdachte 3] , heeft onder meer het volgende verklaard: ‘Een oude vriend van mijn broer, [slachtoffer] , is op 15 november 2017 ontvoerd en gegijzeld. Ik weet zeker dat mijn vader of zijn vrouw, [medeverdachte 2] , hiervan opdrachtgever is geweest.
[medeverdachte 2] heeft over 15 november 2017 onder meer verklaard dat zij thuis was met haar man, die op bed lag.[medeverdachte 1] heeft [slachtoffer] op de bank bij haar thuis zien zitten, waarna [medeverdachte 1] naar huis is gegaan.
[medeverdachte 3] heeft over de gebeurtenissen op 15 november 2017 onder andere verklaard dat hij al wekenlang op bed lag, dat hij lag te slapen de dag dat [slachtoffer] bij hem op de bank zat.
Bevindingen voorafgaand aan 15 november 2017
Aangever [slachtoffer] verklaarde in zijn verhoor dat [medeverdachte 1] tijdens de autorit had gezegd dat zij [slachtoffer] al een tijd aan het volgen waren. Zij wilden [slachtoffer] eigenlijk dinsdag al pakken (de rechtbank stelt vast dat 14 november 2017 een dinsdag was).
Op 14 november 2017 om 17:45 uur ontving [medeverdachte 1] een sms-bericht van [medeverdachte 4] , waarin [medeverdachte 4] schreef: “ [medeverdachte 1] ik ga mee goed”.
Op 14 november 2017 te 18:48 uur straalde de telefoon van [medeverdachte 4] aan op de Maatweg te Soest.
Op 14 november 2017 te 19:04 uur straalde de telefoon van [verdachte] aan op de Maatweg te Soest.
Ten aanzien van feit 4
Op 28 november 2017 is binnengetreden in de woning van verdachte in Hilversum. In de slaapkamer van verdachte lag op het nachtkastje een stroomstootwapen.Het stroomstootwapen wordt in beslag genomen en genummerd PL0900-2017347504-2088425.
Het stroomstootwapen is door de forensische opsporing onderzocht en onder meer het volgende is bevonden.
Goednummer: PL0900-2017347504-2088425
Wapen: stroomstootwapen
Categorie: II.
Verdachte heeft onder meer het volgende verklaard: ik wist niet dat het verboden was om een stroomstootwapen voorhanden te hebben. Mijn raadsman vraagt of ik dacht dat het een zaklamp was. Ja, ik dacht dat het een zaklamp was.
Betrokkenheid verdachte bij de feiten 1, 2 en 3
Anders dan de raadsman heeft bepleit acht de rechtbank de herkenning van verdachte door aangever betrouwbaar. Het is immers niet zo, zoals door de verdediging is gesteld, dat door het onderzoeksteam op eigen initiatief de foto van verdachte aan aangever is voorgehouden met de vraag of dit de dader is. Aangever heeft, zoals in de bewijsmiddelen is vermeld, zelf onderzoek gedaan op Facebook, daar de foto en het profiel van verdachte gevonden en hem daarop herkend als de dader. Daarna heeft hij de foto aan het onderzoeksteam ter beschikking gesteld waarop een en ander verder is onderzocht. Het verweer wordt, nu het een feitelijke grondslag mist, verworpen.
Poging tot doodslag
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte geen opzet had op het doden van aangever. De bedoeling was immers om hem te bewegen tot betaling over te gaan en dat kan alleen als aangever zou blijven leven. Subsidiair heeft de raadsman bepleit dat het stanleymes niet dusdanig ver was uitgeschoven dat door het steken hiermee een aanmerkelijke kans ontstond dat het slachtoffer zou kunnen komen te overlijden.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte met een scherp voorwerp (volgens aangever: een stanleymes) in de nek van aangever heeft gestoken, waardoor een snijwond in de hals van aangever is ontstaan van 3 cm lang en 1 cm diep. Het steken met een (stanley)mes in de nek van een persoon is naar zijn uiterlijke verschijningsvorm een geschikt middel om iemand van het leven te beroven. Naar algemene ervaringsregels roept het met een mes in de nek steken de aanmerkelijke kans in het leven dat iemand daardoor komt te overlijden, nu er door het steken op deze plek een aanmerkelijke kans bestaat op het raken van de slagader. Nu het algemene ervaringsregels betreft heeft een ieder, en dus ook verdachte, wetenschap van het bestaan van deze aanmerkelijke kans. Het steken door verdachte met een mes in de nek is naar zijn uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht op het bewerkstelligen van de dood, dat hieruit volgt dat verdachte die aanmerkelijke kans ook heeft aanvaard. Het feit dat het bij een (relatief) kleine verwonding is gebleven en de slagader, met alle gevolgen van dien, niet is geraakt, is niet aan verdachte te danken. De rechtbank kan de raadsman verder niet volgen in zijn stellingen over de grootte van het lemmet en de intenties die verdachte met het steken zou hebben gehad, aangezien verdachte zich telkens ofwel op zijn zwijgrecht heeft beroepen dan wel zijn verklaring heeft beperkt tot een blote ontkenning van enige betrokkenheid bij de zaak. Het is de rechtbank niet duidelijk geworden op welke informatie de raadsman zijn stellingen baseert. De rechtbank passeert de door de raadsman gevoerde verweren.
Nu verdachte voorwaardelijk opzet had op de dood van aangever kan naar het oordeel van de rechtbank de aan verdachte onder 1 primair ten laste gelegde poging tot doodslag wettig en overtuigend worden bewezen.
Ten aanzien van feit 2 en feit 3
De rol van verdachte bij de wederrechtelijke vrijheidsberoving en poging tot afpersing
De raadsman heeft, in aanvulling op het algemene verweer dat er geen bewijs is voor betrokkenheid van verdachte bij de tenlastegelegde feiten, bepleit dat het oogmerk op de wederrechtelijkheid ten aanzien van het onder 2 en 3 ten laste gelegd ontbreekt. Uit de hiervoor genoemde bewijsmiddelen leidt de rechtbank met betrekking tot de rol van verdachte in het bijzonder het volgende af.
De dag voorafgaand aan de dag dat aangever vanuit zijn loods is meegenomen, op
14 november 2017, heeft [verdachte] telefonisch contact onderhouden met [medeverdachte 4] en [medeverdachte 1] en heeft zijn telefoon een mast aangestraald in de omgeving van de loods van [slachtoffer] . . Hieruit leidt de rechtbank af dat toen sprake is geweest van voorbereidingshandelingen of wel een eerste (mislukte) poging om [slachtoffer] mee te nemen. Op 15 november 2017 heeft [verdachte] zich samen met [medeverdachte 1] naar de loods van [slachtoffer] begeven. Ter plaatse is [slachtoffer] door [verdachte] in zijn nek gestoken, moest hij zijn telefoon afgeven en werd hij al bloedend in (zijn eigen) bus naar de woning aan de Röntgenstraat gereden. [medeverdachte 1] bestuurde de bus en gaf tijdens de rit telefonisch aan zijn medeverdachten door dat ‘het pakketje’ onderweg was. Vervolgens hebben [verdachte] en [medeverdachte 1] aangever [slachtoffer] ‘afgeleverd’ bij de woning aan de Röntgenstraat.
De rechtbank is van oordeel dat de handelingen van verdachte [verdachte] en medeverdachte [medeverdachte 1] naar hun uiterlijke verschijningsvorm moeten worden beschouwd als evident te zijn gericht op een wederrechtelijke vrijheidsberoving. Op de camerabeelden is te zien dat tussen het moment van arriveren van verdachten op het terrein van de loods van [slachtoffer] en het wegrijden van de Volkswagen Transporter van aangever slechts 30 seconden waren verstreken. Het ligt dan ook niet voor de hand dat in dit korte tijdsbestek een gesprek heeft plaatsgevonden tussen verdachten en [slachtoffer] op grond waarvan [slachtoffer] vrijwillig zou zijn meegegaan om in het huis van de medeverdachten [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] te praten, een en ander zoals ter zitting door de raadsman betoogd. Ook de staat waarin de loods overdag door aangever is achtergelaten, met de lichten aan en de roldeur open, is een contra-indicatie dat [slachtoffer] vrijwillig is meegegaan. Nu ook aangever heeft verklaard dat hij vrijwel direct in zijn nek werd gestoken, is het naar het oordeel voldoende duidelijk dat aangever zich gedwongen zag om met de verdachten mee te rijden.
De rechtbank houdt verdachte ook verantwoordelijk voor wat zich vervolgens in de woning aan de Röntgenstraat heeft afgespeeld. [slachtoffer] is onder gewelddadige omstandigheden, onvrijwillig en met een bloedende wond in zijn nek door verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] naar de woning in de Röntgenstraat gebracht. Verdachte en zijn medeverdachte hadden de telefoon van [slachtoffer] afgenomen. Verdachte wist dat [slachtoffer] naar familie [familie] moest worden gebracht omdat zij met hem wilden praten over een geldschuld. Onder deze omstandigheden heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank de aanmerkelijke kans aanvaard dat [slachtoffer] ook in de woning van de familie [familie] van zijn vrijheid beroofd zou blijven en zou worden afgeperst. Gelet op het voorgaande worden de verweren van de raadsman verworpen.
De rechtbank acht op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen bewezen dat
[slachtoffer] op 15 november 2017 wederrechtelijk van zijn vrijheid is beroofd, waarbij hij in zijn nek is gestoken. Ook acht de rechtbank bewezen dat hij vervolgens is meegenomen naar de woning van de familie [familie] aan de [adres] in [woonplaats] , waar verdachte en zijn medeverdachten geprobeerd hebben om hem af te persen.
Medeplegen
Gelet op de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen, in hun onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank bewezen dat [medeverdachte 4] , [verdachte] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3]betrokken zijn geweest bij de wederrechtelijke vrijheidsberoving en poging tot afpersing en dat tussen hen sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking. De rechtbank gaat op basis van de bewijsmiddelen uit van een vooropgezet plan van de verdachte en zijn medeverdachten, waarbij ieder van de verdachten een significante rol heeft vervuld in de uitvoering van zowel de wederrechtelijke vrijheidsberoving als de poging tot afpersing.
Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen van de wederrechtelijke vrijheidsberoving en de poging tot afpersing van [slachtoffer] op 15 november 2017 wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 4
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte een stroomstootwapen van categorie II voorhanden heeft gehad. De rechtbank acht dit feit dan ook wettig en overtuigend bewezen.