ECLI:NL:RBMNE:2019:1739

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 april 2019
Publicatiedatum
24 april 2019
Zaaknummer
478195 / HA RK 19-94
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek tegen de politierechter in een strafzaak

In deze wrakingszaak heeft verzoeker op 29 maart 2019 tijdens een zitting tegen de politierechter mr. Y.M. Vanwersch een verzoek tot wraking ingediend. Verzoeker stelde dat de rechter partijdig was en dat hij geen straf moest ontvangen. De politierechter heeft in haar schriftelijke reactie aangegeven dat zij niet begrijpt waarom verzoeker haar heeft gewraakt en dat de zitting ordentelijk verliep. Het wrakingsverzoek is op 5 april 2019 behandeld door de wrakingskamer, maar verzoeker was niet aanwezig om zijn standpunt verder toe te lichten.

De wrakingskamer heeft de procedure beoordeeld aan de hand van artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering, dat bepaalt dat een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. De wrakingskamer concludeert dat verzoeker geen concrete gronden heeft aangedragen voor zijn verzoek tot wraking. De reden voor de wraking kon niet worden afgeleid uit de verklaring van verzoeker tijdens de zitting. Daarom heeft de wrakingskamer verzoeker niet ontvankelijk verklaard in zijn wrakingsverzoek.

De beslissing is genomen door de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken op 19 april 2019, waarbij de griffier is opgedragen de beslissing toe te zenden aan alle betrokken partijen. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

WRAKINGSKAMER
Locatie: Lelystad
Zaaknummer/rekestnummer: 478195 / HA RK 19-94
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van 19 april 2019
op het verzoek in de zin van artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering (verder: Sv) van:
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
(verder te noemen: verzoeker),

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het proces-verbaal van de terechtzitting van 29 maart 2019 in de zaak met parketnummers 05/180325-18, 05/011359-19 en 21/001592-17 (TUL), op welke terechtzitting verzoeker tegen de politierechter mr. Y.M. Vanwersch (hierna: de rechter) een verzoek tot wraking heeft ingediend;
- de schriftelijke reactie van de rechter.
1.2.
Het wrakingsverzoek is op 5 april 2019 in het openbaar behandeld door de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken (verder: de wrakingskamer).
Bij de mondelinge behandeling is niemand verschenen.
1.3.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Onderstaand gedeelte uit het proces-verbaal van de zitting van 29 maart 2019 geeft de gang van zaken weer kort voor het wrakingsverzoek:
De verdachteverklaart, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Ik hoor u zeggen: “wat vindt u van de eis?” Deze is gegrond op een veronderstelling die in strijd is met de werkelijkheid. Ik probeer juist de regels te kennen. Ik hoor u weer vragen wat ik van de eis vind. U onderbreekt mij. Ik vind dat ik geen straf moet ontvangen. Ik ben al 15 jaar bezig om aanspraak te maken op fundamentele rechten en een effectief rechtsmiddel. Ik hoor u zeggen dat ik dit al heb verklaard. Ik vind dat u partijdig bent. Ik wil u niet zomaar wraken, maar dat ga ik wel doen. Ik wraak u. Bovendien wraak ik de officier van justitie ook.
(…)
De politierechter vraagt de verdachte of de voorgelezen tekst klopt.
De verdachte verklaart: Ik had u meer informatie kunnen geven en dan had ik hier niet hoeven staan.”
2.2.
Mr. Vanwersch heeft niet berust in de wraking. In haar schriftelijke reactie stelt zij zich op het standpunt dat het haar niet duidelijk is waarom verzoeker haar gewraakt heeft. De zitting verliep naar haar mening ordentelijk.

3.De beoordeling

3.1.
Artikel 512 Sv bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van de verdachte of het openbaar ministerie kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
3.2.
De wrakingskamer onderzoekt in een wrakingsprocedure of de onpartijdigheid van de rechter schade lijdt. Een rechter wordt geacht onpartijdig te zijn tot het tegendeel vaststaat. Van dat laatste kan sprake zijn indien uit zijn overtuiging of gedrag persoonlijke vooringenomenheid tegenover een procespartij blijkt. Daarnaast kan een procespartij de indruk krijgen dat de rechter vooringenomen is. Het gezichtspunt van de procespartij is hier van belang, maar speelt geen doorslaggevende rol. Beslissend is of de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd is. Komt vooringenomenheid of een gerechtvaardigd vermoeden daarvan vast te staan, dan lijdt de rechterlijke onpartijdigheid schade.
3.3.
Ingevolge het bepaalde in artikel 513 van het Wetboek van Strafvordering moeten in een verzoek tot wraking de feiten en omstandigheden worden voorgedragen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid volgens verzoeker schade zou kunnen leiden. Anders gezegd: het verzoek moet de gronden voor de verzochte wraking bevatten.
3.4.
De wrakingskamer heeft geprobeerd na te gaan welke reden de verzoeker precies heeft gehad om de rechter te wraken. Die reden kan de wrakingskamer niet afleiden uit de tekstpassage die hiervoor onder 2.1 genoemd is en waarin de verzoeker uitlegt waarom hij de rechter wraakt. Verzoeker is niet op de wrakingszitting verschenen zodat de wrakingskamer hem geen toelichting heeft kunnen vragen. De wrakingskamer concludeert dan ook dat verzoeker geen wrakingsgronden heeft aangedragen. Verzoeker wordt om deze reden niet ontvankelijk verklaard in het wrakingsverzoek.
4. De beslissing
De wrakingskamer:
4.1.
verklaart verzoeker niet ontvankelijk in het verzoek tot wraking;
4.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing toe te zenden aan verzoeker, de gewraakte rechter, andere betrokken partijen, alsmede aan de voorzitter van de afdeling Strafrecht en de president van deze rechtbank;
4.3.
bepaalt dat de procedure van verzoeker met parketnummers 05/180325-18, 05/011359-19 en 21/001592-17 (TUL) dient te worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. G.L.M. Urbanus, voorzitter, en mr. D.J. van Maanen en mr. J.F. Haeck als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken op 19 april 2019.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.