ECLI:NL:RBMNE:2019:1708

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 april 2019
Publicatiedatum
23 april 2019
Zaaknummer
16/196022-18 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van brandstichting en vernieling elektriciteitswerk na onvoldoende bewijs

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 23 april 2019 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van brandstichting van een Renault Kadjar op 3 oktober 2018 en van vernieling van een elektriciteitswerk. De rechtbank heeft vastgesteld dat een getuige een man heeft gezien die de auto in brand stak, maar het signalement van deze man kwam niet overeen met dat van de verdachte. Ondanks verschillende aanwijzingen die de betrokkenheid van de verdachte leken te impliceren, kon de rechtbank niet met voldoende zekerheid vaststellen dat de verdachte de brand had gesticht. De verdachte voldeed niet aan het signalement dat door de getuige was gegeven en er waren geen ontbrandbare vloeistoffen op zijn kleding aangetroffen.

Wat betreft de tweede tenlastelegging, de vernieling van het elektriciteitswerk, oordeelde de rechtbank eveneens dat niet bewezen kon worden dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan dit feit. De rechtbank concludeerde dat de zelfgemaakte draden die aan de elektriciteitsmeter waren bevestigd, geen schade aan het elektriciteitswerk hadden veroorzaakt en dat de stroomafname op legale wijze had plaatsgevonden. Gezien deze overwegingen sprak de rechtbank de verdachte vrij van beide feiten, en werd de voorlopige hechtenis opgeheven. De uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs in strafzaken en de rol van getuigenverklaringen in het bewijsproces.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/196022-18 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 23 april 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1965] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] ,
thans gedetineerd te PPC Zwolle.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 9 april 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. C. Goedegebuure en van hetgeen verdachte en zijn raadsman mr. A.L. Rinsma, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1:
op 3 oktober 2018 te [woonplaats] een personenauto in brand heeft gestoken, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten was;
Feit 2:
op 3 oktober 2018 te [woonplaats] een elektriciteitswerk in een pand op het adres [adres] heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar heeft gemaakt, een stoornis in de gang en/of in de werking van dat elektriciteitswerk heeft veroorzaakt, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten was.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.VRIJSPRAAK

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen en baseert zich op de bewijsmiddelen zoals deze zich in het dossier bevinden. De officier van justitie heeft gevorderd verdachte vrij te spreken van het onder 2 ten laste gelegde.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zijn standpunt verwoord in de ter terechtzitting overgelegde pleitnota. De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde. Hij heeft daartoe ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde – kort gezegd – aangevoerd dat het signalement van verdachte niet overeenkomt met het signalement van de vermoedelijke dader gegeven door getuige [getuige] . Voorts heeft getuige [getuige] verdachte niet herkend op de Foslo-confrontatie. Zijn verklaring kan dan ook niet bijdragen aan het bewijs voor het onder 1 ten laste gelegde. De in de woning/schuur van verdachte aangetroffen aanstekers, lege conservenpotten en jerrycan met motorbenzine leveren geen bewijs op voor het ten laste gelegde, nu verdachte voor het voorhanden hebben van deze goederen een logische verklaring heeft. Voorts heeft het onderzoek van het NFI niet kunnen uitwijzen dat de naast de uitgebrande auto aangetroffen motorbenzine in de conservenpot, afkomstig is uit de in de schuur van verdachte aangetroffen jerrycan. Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft de raadsman aangevoerd dat met de term elektriciteitswerk een elektriciteitsmeter wordt bedoeld. Nu verdachte daar geen handelingen aan heeft verricht, dient hij te worden vrijgesproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1:
De rechtbank is van oordeel dat de onder 1 ten laste gelegde brandstichting niet kan worden bewezen, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Op basis van het dossier kan worden vastgesteld dat op 3 oktober 2018 door een persoon een personenauto, te weten een Renault Kadjar in brand is gestoken. Door getuige [getuige] is waargenomen dat een blanke man aan de voorkant van de auto stond met een aansteker in zijn hand. Deze aansteker was op dat moment ontstoken. Getuige [getuige] stond op een afstand van tien meter van de auto en door het goede weer en de verlichting had getuige goed zicht op de situatie. Hij zag dat de persoon vervolgens in de richting van de woning liep, gelegen aan de [adres] te [woonplaats] , maar hij heeft niet gezien of deze persoon de woning is binnengegaan. Getuige [getuige] geeft daarbij het volgende signalement: blanke man, ongeveer 35 jaar oud, ongeveer 185 cm lang, smal postuur, tondeuse kort haar, donker vest zwart of donkerblauw van kleur en een lichte spijkerbroek. In de nabijheid van de in brand gestoken personenauto is een glazen conservenpot aangetroffen waar sperziebonen in hebben gezeten. In dit potje zat een vluchtige vloeistof, te weten 2-takt benzine. In de woning/schuur van verdachte zijn verschillende legen conservenpotten en een lege jerrycan met 2-takt benzine aangetroffen.
Hoewel het voorgaande verschillende aanwijzingen bevat die erop zouden kunnen duiden dat verdachte betrokken is geweest bij het onder 1 ten laste gelegde, is de rechtbank van oordeel dat uit deze aanwijzingen in de gegeven omstandigheden niet met een voldoende mate van zekerheid kan worden afgeleid dat het verdachte is geweest die de brand heeft gesticht. Verdachte voldoet niet aan het door getuige [getuige] gegeven signalement. Verdachte is in tegenstelling tot het gegeven signalement kaal en 53 jaar oud. Voorts droeg verdachte ten tijde van zijn aanhouding kort na de brand, een donkere broek in plaats van een lichte spijkerbroek en heeft verdachte een grijze baard, die niet is beschreven door getuige [getuige] . Ook is verdachte na een Foslo-confrontatie niet herkend door getuige [getuige] . Van de aangetroffen jerrycan, de tweetakt benzine daarin en de conservenpotten is niet vastgesteld dat deze goederen buiten redelijke twijfel in verband staan met de brandstichting. Evenmin is vastgesteld dat de bij de uitgebrande auto aangetroffen conservepot met tweetaktbenzine afkomstig was van verdachte. Tenslotte zijn na onderzoek geen ontbrandbare vloeistoffen aangetroffen op de kleding die verdachte droeg ten tijde van zijn aanhouding.
Feit 2:
De rechtbank is van oordeel dat de onder 2 – kort gezegd – ten laste gelegde vernieling van het elektriciteitswerk niet kan worden bewezen, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Artikel 90ter, eerste lid, Wetboek van Strafrecht bepaalt dat onder elektriciteitswerken worden verstaan werken dienende tot voortbrenging, geleiding, transformatie of levering van elektriciteit en daarmede in verband staande beveiligings-, ondersteunings- en waarschuwingswerken. Een elektriciteitsmeter is naar het oordeel van de rechtbank zo’n elektriciteitswerk.
De rechtbank heeft uit de stukken in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting kunnen vaststellen dat aan de stoppen van de elektriciteitsmeter zelfgemaakte draden waren bevestigd, die waren bedoeld als verlengsnoer en de kamer inliepen. Hierdoor is een gevaarlijke situatie ontstaan. Daarentegen heeft de storingsmonteur vastgesteld dat de stroomafname op een legale wijze via de elektriciteitsmeter is gelopen en dat bij het bevestigen van de zelfgemaakte draden het elektriciteitswerk niet is beschadigd, vernield of onbruikbaar is gemaakt. Evenmin kan worden vastgesteld dat verdachte een stoornis in de gang of werking van het elektriciteitswerk heeft veroorzaakt, of bepaalde veiligheidsmaatregelen ten opzichte van dat elektriciteitswerk buiten werking heeft gesteld.
Gelet op deze integrale vrijspraak is de voorlopige hechtenis is bij afzonderlijke beslissing van 10 april 2019 opgeheven.

5.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Wilken, voorzitter, mrs. J.F. Haeck en H. den Haan, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B. van Dam, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 april 2019.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Feit 1:
hij op of omstreeks 3 oktober 2018 te [woonplaats] , gemeente Noordoostpolder opzettelijk brand heeft gesticht, immers heeft hij, verdachte, toen aldaar opzettelijk een aansteker met brandende vlam, in elk geval (open) vuur, in aanraking gebracht met benzine, althans met (een) brandbare stof(fen), welke benzine, in elk geval welke brandbare stof(fen) hij, verdachte, in aanraking heeft gebracht met een personenauto (merk Renault, type Kadjar), (door die benzine, althans die brandbare stof(fen) in/over voornoemde personenauto te gieten/sprenkelen), ten gevolge waarvan voornoemde personenauto geheel of gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor voornoemde personenauto en/of de/het zich in voornoemde personenauto bevindend(e) goed(eren) en/of voor (een) in de nabijheid van voornoemde personenauto staande bo(o)m(en), in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
Feit 2:
hij op of omstreeks 3 oktober 2018 te [woonplaats] , opzettelijk een electriciteitswerk (een zogenoemde elektriciteitsmeter voor de stroomvoorziening in een pand gelegen op het adres [adres] ) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar heeft gemaakt, een stoornis in de gang en/of in de werking van dat elektriciteitswerk heeft veroorzaakt, en/of een ten opzichte van dat elektriciteitswerk genomen veiligheidsmaatregel heeft verijdeld, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is geweest, althans daardoor verhindering en/of bemoeilijking van de stroomlevering ten algemene nutte is ontstaan, immers heeft verdachte in dat pand het electriciteitsnetwerk gemanipuleerd door bij/aan in de elektriciteitsmeter aanwezige stoppen meerdere (zelf gemaakte) elektriciteitsdraden te bevestigen.