Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- het wrakingsverzoek van verzoekster van 30 december 2018;
- de schriftelijke reactie van mr. P.S. Elkhuizen-Koopmans van 7 januari 2019.
Rechtbank Midden-Nederland
Op 21 januari 2019 heeft de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van de Rechtbank Midden-Nederland het verzoek tot wraking van verzoekster ongegrond verklaard. Het wrakingsverzoek was ingediend naar aanleiding van een zitting op 27 december 2018, waarbij verzoekster stelde dat de behandelend rechter, mr. P.S. Elkhuizen-Koopmans, de wet had tegengesproken, correspondentie had genegeerd en feiten had verdraaid. Verzoekster voerde aan dat de rechter niet had gereageerd op haar beschuldigingen aan het adres van de verhuurder, Stichting Groenwest, en dat dit duidde op vooringenomenheid. De rechter had echter in haar schriftelijke reactie aangegeven dat haar handelen niet getuigde van partijdigheid en dat verzoekster in het geval van een schadevergoeding deze moest onderbouwen.
De wrakingskamer heeft in haar beoordeling vastgesteld dat er geen feiten of omstandigheden zijn die wijzen op persoonlijke vooringenomenheid van de rechter. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij het tegendeel vaststaat. De vrees van verzoekster voor partijdigheid werd niet objectief gerechtvaardigd geacht. De wrakingskamer concludeerde dat de rechter geen blijk had gegeven van partijdigheid of vooringenomenheid tijdens de zitting.
De beslissing van de wrakingskamer houdt in dat het verzoek tot wraking ongegrond is verklaard en dat de behandeling van de onderliggende zaak voortgezet zal worden in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing. De griffier is opgedragen deze beslissing toe te zenden aan alle betrokken partijen. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.