ECLI:NL:RBMNE:2019:168

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 januari 2019
Publicatiedatum
21 januari 2019
Zaaknummer
473342 / HA RK 19-3
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wraking ongegrond verklaard wegens gebrek aan partijdigheid of vooringenomenheid

Op 21 januari 2019 heeft de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van de Rechtbank Midden-Nederland het verzoek tot wraking van verzoekster ongegrond verklaard. Het wrakingsverzoek was ingediend naar aanleiding van een zitting op 27 december 2018, waarbij verzoekster stelde dat de behandelend rechter, mr. P.S. Elkhuizen-Koopmans, de wet had tegengesproken, correspondentie had genegeerd en feiten had verdraaid. Verzoekster voerde aan dat de rechter niet had gereageerd op haar beschuldigingen aan het adres van de verhuurder, Stichting Groenwest, en dat dit duidde op vooringenomenheid. De rechter had echter in haar schriftelijke reactie aangegeven dat haar handelen niet getuigde van partijdigheid en dat verzoekster in het geval van een schadevergoeding deze moest onderbouwen.

De wrakingskamer heeft in haar beoordeling vastgesteld dat er geen feiten of omstandigheden zijn die wijzen op persoonlijke vooringenomenheid van de rechter. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij het tegendeel vaststaat. De vrees van verzoekster voor partijdigheid werd niet objectief gerechtvaardigd geacht. De wrakingskamer concludeerde dat de rechter geen blijk had gegeven van partijdigheid of vooringenomenheid tijdens de zitting.

De beslissing van de wrakingskamer houdt in dat het verzoek tot wraking ongegrond is verklaard en dat de behandeling van de onderliggende zaak voortgezet zal worden in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing. De griffier is opgedragen deze beslissing toe te zenden aan alle betrokken partijen. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

WRAKINGSKAMER
Locatie: Lelystad
Zaaknummer/rekestnummer: 473342 / HA RK 19-3
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van
21 januari 2019
op het verzoek in de zin van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (verder: Rv) van:
[verzoekster],
wonende te [woonplaats]
(verder te noemen: verzoekster).

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het wrakingsverzoek van verzoekster van 30 december 2018;
  • de schriftelijke reactie van mr. P.S. Elkhuizen-Koopmans van 7 januari 2019.
1.2.
Het wrakingsverzoek is op 11 januari 2019 behandeld door de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken (verder: de wrakingskamer).
1.3.
Bij de mondelinge behandeling is verzoekster verschenen. De gewraakte rechter is met bericht van verhindering niet verschenen. De heer [A] is verschenen namens belanghebbende Stichting Groenwest.

2.Het wrakingsverzoek en het verweer

2.1.
Het verzoek tot wraking is gericht tegen mr. P.S. Elkhuizen-Koopmans als behandelend rechter in de zaak met het nummer 7356989 UC EXPL 18-13002 (hierna te noemen: de rechter).
2.2.
Verzoekster heeft een wrakingsverzoek ingediend naar aanleiding van de zitting van 27 december 2018. Aan haar wrakingsverzoek legt verzoekster ten grondslag dat de rechter op die zitting de wet heeft tegengesproken, correspondentie heeft genegeerd en de feiten heeft verdraaid. Voorts is de rechter voorbij gegaan aan de oneerlijke handelspraktijken van GroenWest als verhuurder en de consequentie voor een huurder daarvan. Tot slot heeft verzoekster een schadevergoeding geëist. Hierop heeft de rechter kenbaar gemaakt dat verzoekster in dat geval een en ander moet onderbouwen. Voormelde eis tot schadevergoeding noemt verzoekster ook als tegenvordering in haar wrakingsverzoek.
2.3.
De rechter berust niet in de wraking. In haar reactie beschrijft de rechter haar handelwijze op zitting en concludeert dat een en ander niet van vooringenomenheid getuigt. Het klopt dat de rechter niet heeft gereageerd op de stelling van verzoekster dat GroenWest liegt en haar respectloos behandelt. Dat betekent echter niet dat verzoekster hierover niet aan het woord is gelaten of dat de rechter blijk heeft gegeven van vooringenomenheid ten aanzien van deze stelling. Over het mogelijk instellen van een (tegen)vordering door verzoekster heeft de rechter haar voorgelicht, namelijk vermeld dat verzoekster in dat geval moet bewijzen dat zij gelijk heeft. Dit geeft evenmin blijk van vooringenomenheid. De rechter concludeert dat het verzoek tot wraking ongegrond is.

3.De beoordeling

3.1.
Artikel 36 Rv bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek
van een partij kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de
rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
3.2.
De wrakingskamer onderzoekt in een wrakingsprocedure of de onpartijdigheid van de rechter schade lijdt. Een rechter wordt geacht onpartijdig te zijn tot het tegendeel vaststaat. Van dat laatste kan sprake zijn indien uit zijn overtuiging of gedrag persoonlijke vooringenomenheid tegenover een procespartij blijkt. Daarnaast kan een procespartij de indruk krijgen dat de rechter vooringenomen is. Het gezichtspunt van de procespartij is hier van belang maar speelt geen doorslaggevende rol. Beslissend is of de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd is. Komt vooringenomenheid of een gerechtvaardigd vermoeden daarvan vast te staan dan lijdt de rechterlijke onpartijdigheid schade. De wrakingskamer zal het wrakingsverzoek aan de hand van de hiervoor genoemde maatstaven beoordelen.
3.3.
De wrakingskamer is in de eerste plaats van oordeel dat er geen feiten en/of omstandigheden zijn gesteld dan wel gebleken op grond waarvan geoordeeld dient te worden dat er sprake is van persoonlijke vooringenomenheid van de rechter jegens verzoekster. Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn.
3.4.
Vervolgens moet onderzocht worden of de aangevoerde of overigens naar voren gekomen omstandigheden, voor zover aannemelijk geworden, niettemin een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de bij verzoekster bestaande vrees dat er sprake is van partijdigheid - objectief - gerechtvaardigd is. De wrakingskamer vindt dat niet is gebleken dat de rechter met haar uitlatingen of door haar wijze van bejegening op de zitting van 27 december 2018 blijk heeft gegeven van enige partijdigheid of vooringenomenheid. Daarom zal het verzoek tot wraking ongegrond worden verklaard. Voor zover verzoekster heeft bedoeld om in deze procedure een tegenvordering in te dienen, geldt dat dit niet mogelijk is in een wrakingsprocedure.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
verklaart het verzoek tot wraking ongegrond;
4.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing toe te zenden aan verzoeker, de gewraakte rechter, andere betrokken partijen, alsmede aan de voorzitter van de afdeling Civielrecht en Bestuursrecht en aan de voorzitter van de afdeling Straf-, familie- en jeugdrecht en de president van deze rechtbank;
4.3.
bepaalt dat de behandeling van de zaak van verzoekster met het nummer 7356989 UC EXPL 18-13002 dient te worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. G.L.M. Urbanus, voorzitter, mrs. R.M. Berendsen en
N.E.M. Kranenbroek als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. R.H.M. den Ouden, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 21 januari 2019.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.