Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
[A](hierna: de moeder) in haar hoedanigheid als wettelijk vertegenwoordigster van
[naam minderjarige], (hierna: [voornaam van minderjarige] ) geboren op [geboortedatum] 2010,
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 24 april 2019 een beschikking gegeven in het kader van een verzoek om erkenning en uitvoerbaarheid van een Oekraïense alimentatiebeslissing. Het verzoek is ingediend door het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen, dat optreedt als ontvangende instelling in het kader van het Haags Alimentatieverdrag 2007. De zaak betreft de erkenning van een vonnis van de Districtsrechtbank te [plaatsnaam] (Oekraïne) van 29 mei 2014, waarin de vader is veroordeeld tot betaling van een vierde deel van zijn inkomen voor het levensonderhoud van zijn minderjarige kind, [voornaam van minderjarige]. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat Oekraïne partij is bij het Haags Alimentatieverdrag 2007, en dat de erkenning van de beslissing niet in strijd is met de openbare orde in Nederland. De benodigde stukken zijn bij het verzoek gevoegd, en de voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er geen belemmeringen zijn om het verzoek toe te wijzen. De beschikking erkent de Oekraïense beslissing en verklaart deze uitvoerbaar binnen het Koninkrijk der Nederlanden. Tevens is de vader veroordeeld in de kosten van de procedure, die zijn begroot op nihil. De beschikking is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot bezwaar of beroep binnen 30 dagen na kennisgeving.