ECLI:NL:RBMNE:2019:1614
Rechtbank Midden-Nederland
- Wraking
- E.H.M. Druijf
- S.C. Hagedoorn
- M.C. Oostendorp
- R.C. Stijnen
- Rechtspraak.nl
Wrakingsverzoek tegen voorzitter van de meervoudige strafkamer in verband met mogelijke partijdigheid
Op 28 maart 2019 heeft de Rechtbank Midden-Nederland een wrakingsverzoek behandeld dat was ingediend door verzoeker, die betrokken was bij een strafzaak. Het verzoek was gericht tegen mr. E.H.M. Druijf, de voorzitter van de meervoudige strafkamer, die ook betrokken was bij een eerdere strafzaak tegen verzoeker. Verzoeker stelde dat de aanwezigheid van mr. Druijf in beide zaken leidde tot een schijn van partijdigheid, omdat hij in de eerste zaak al een oordeel had kunnen vormen over de feiten. Tijdens de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek waren verzoeker, zijn raadsman mr. R.P.G. van der Weide, mr. Druijf zelf, en officier van justitie mr. T. Tanghe aanwezig.
De raadsman van verzoeker betoogde dat de combinatie van de twee zaken en de korte tijd tussen de zittingen een ongelukkige samenloop van omstandigheden vormde, die de perceptie van verzoeker over de onpartijdigheid van mr. Druijf beïnvloedde. Mr. Druijf verdedigde zijn positie door te stellen dat hij geen reden had om zich te verschonen en dat de planning van de zittingen niet optimaal was verlopen, maar dat dit geen invloed had op zijn onpartijdigheid.
De wrakingskamer oordeelde dat er geen objectieve rechtvaardiging was voor de vrees van verzoeker dat mr. Druijf partijdig zou zijn. De wrakingskamer verklaarde het verzoek tot wraking ongegrond, omdat verzoeker geen feiten of omstandigheden had aangedragen die de vrees voor partijdigheid konden onderbouwen. De procedure in de strafzaak van verzoeker zou worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing.