Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
gedetineerd in de PI Nieuwegein.
Rechtbank Midden-Nederland
Op 18 april 2019 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van heling. De rechtbank heeft geoordeeld dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevatte om vast te stellen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan heling. Dit oordeel volgde na bewijsuitsluiting van de verklaring die de verdachte had afgelegd tijdens het politieverhoor. De rechtbank oordeelde dat de doorzoeking van de auto van de verdachte onrechtmatig was, omdat er geen redelijk vermoeden van schuld bestond op het moment van de doorzoeking. Hierdoor was het bewijs dat uit deze doorzoeking was verkregen, niet toelaatbaar.
De verdachte was op 2 augustus 2018 aangehouden en had tijdens het verhoor vragen gekregen over de heling, terwijl hij op dat moment niet op de hoogte was dat hij ook verdacht werd van dit feit. De rechtbank concludeerde dat het recht op consultatie- en verhoorbijstand was geschonden, wat leidde tot een vormverzuim in het voorbereidend onderzoek. Dit resulteerde in de uitsluiting van de verklaring van de verdachte als bewijs.
Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van de tenlastelegging, omdat er onvoldoende bewijs was om de beschuldiging van heling te ondersteunen. De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op de zitting.