ECLI:NL:RBMNE:2019:1606

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 april 2019
Publicatiedatum
18 april 2019
Zaaknummer
16/659661-18 en 16/659840-18 (gev. ttz) en 16/659328-17 (tul) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door rijden onder invloed en verlaten plaats ongeval

Op 1 september 2018 heeft de verdachte, ondanks het gebruik van alcohol, een verkeersongeval veroorzaakt in Utrecht. Hij reed met een snelheid van ongeveer 86 km/h op een onoverzichtelijk kruispunt en heeft een fietser van achteren aangereden, wat resulteerde in zwaar lichamelijk letsel voor het slachtoffer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte roekeloos en onvoorzichtig heeft gereden, wat leidde tot de aanrijding. De verdachte is eerder veroordeeld en wordt als een beginnende bestuurder beschouwd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van drie jaren. Daarnaast is de verdachte ook veroordeeld voor het verlaten van de plaats van een ander verkeersongeval op 14 juni 2018, waarbij hij een andere bestuurder schade toebracht. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij toegewezen en de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf gelast.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16/659661-18 en 16/659840-18 (gev. ttz) en 16/659328-17 (tul) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 18 april 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1995] te [geboorteplaats] (Marokko),
gedetineerd te PI Nieuwegein.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 6 december 2018, 7 februari 2019 en 4 april 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. G.A. Hoppenbrouwers en van hetgeen verdachte en mr. A. Boumanjal, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Ten aanzien van 16/659661-18
op 1 september 2018 te Utrecht als bestuurder van een personenauto, terwijl hij onder invloed was van alcohol, zeer althans aanmerkelijk onvoorzichtig/onoplettend heeft gereden, waardoor een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, als gevolg waarvan [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen;
Ten aanzien van 16/659840-18
op 14 juni 2018 te Utrecht als bestuurder van een personenauto de plaats van een door zijn gedraging veroorzaakt verkeersongeval heeft verlaten, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat aan een ander letsel en/of schade was toegebracht.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de onder 16/659661-18 en 16/659840-18 laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen en baseert zich daarvoor op de bewijsmiddelen zoals deze zich in het dossier bevinden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van de ten laste gelegde feiten en heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Ten aanzien van 16/659661-18 stelt de raadsman zich op het standpunt dat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat het verkeersongeval is veroorzaakt doordat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig of onoplettend heeft gereden. Het rijden onder invloed van alcohol en het overtreden van de maximumsnelheid is op grond van geldende jurisprudentie immers niet voldoende om dat te kunnen bewijzen. Het causale verband tussen voornoemde gedragingen en het verkeersongeval moet namelijk ook worden aangetoond. Nu op basis van het dossier vaststaat dat de fietser van links kwam én schuin overstak op een slecht belichte weg, kan naar het oordeel van de raadsman niet worden uitgesloten dat het ongeval ook had plaatsgevonden als verdachte geen alcohol had gedronken en niet te hard had gereden, zodat verdachte geen strafrechtelijk verwijt kan worden gemaakt en moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde.
Ten aanzien van 16/659840-18 stelt de raadsman zich op het standpunt dat uit het dossier niet duidelijk wordt wie er tegen wie is aangereden en dat de aanrijding slechts een schaving lijkt te zijn geweest, waardoor niet kan worden vastgesteld dat verdachte wist dan wel redelijkerwijs had moeten vermoeden dat er een aanrijding heeft plaatsgevonden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van 16/659661-18
Bewijsmiddelen [1]
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , beiden werkzaam bij de afdeling Forensische Opsporing Verkeersongevallenanalyse, hebben onderzoek gedaan naar een verkeersongeval en verklaren daarover het volgende:
Op 1 september 2018, omstreeks 03.39 uur, werd op de Kaatstraat te Utrecht een fietser aangereden door een personenauto. Bij het incident waren de volgende voertuigen betrokken: een personenauto Ford Ka met kenteken [kenteken] (voertuig 1) en een fiets (voertuig 2). [2]
Het incident had plaatsgevonden op de Kaatstraat, gelegen binnen de bebouwde kom ter hoogte van het kruispunt met de Zeedijk. Ter plaatse gold voor bestuurders van motorvoertuigen een maximumsnelheid van 50 km/h. [3] Het incident had plaatsgevonden bij nacht. [4] Op de rechterfietsstrook is de aanvang van een recent ontstaan bandenspoor aangetroffen. [5] Gelet op dit bandenspoor heeft de fiets tijdens de aanrijding vrijwel zeker op de fietsstrook gereden. [6]
Voertuig 2 reed op de Kaatstraat in de richting van Oudenoord. Voertuig 1 reed op dezelfde weg, komende uit en gaande in dezelfde richting als voertuig 2.
Op basis van de aangetroffen voertuigonderdelen, schades en sporen op beiden voertuigen, kan vrijwel zeker worden gesteld dat voertuig 1 met de rechtervoorzijde tegen de achterzijde van voertuig 2 botste. Hierbij werden zowel voertuig 2 als de bestuurster van voertuig 2 achterovergeslagen. De bestuurster van voertuig 2 sloeg hierbij vrijwel zeker met haar lichaam tegen de voorruit van voertuig 1, waarna zij op het wegdek terecht kwam. [7]
Verbalisant [verbalisant 3] heeft beelden van 1 september 2018 van een bewakingscamera, gericht op de rijbaan van de Bemuurde Weerd Oostzijde in de richting van de Kraanstraat, uitgekeken. Hij verklaart daarover het volgende:
03.37.03
Ik zie dat het achterlicht van fietser 2 in werking is. Ik zie namelijk op de beelden een duidelijk helder rode stip. Gezien het signalement van fietser 2, het tijdstip van het ongeval, kan het niet anders zijn dan dat fietser 2 het slachtoffer [slachtoffer] is. [8]
Uit onderzoek is gebleken dat de Ford Ka met kenteken [kenteken] op 1 september 2018 niet was verzekerd. [9]
Per 28 augustus 2018 werd door de Rijksdienst voor het Wegverkeer gemeld dat de Ford Ka niet aan de technische eis voldeed en de status ‘wacht op keuring’ heeft. [10]
[getuige 1] is als getuige gehoord en heeft het volgende verklaard:
Op 1 september 2018 was ik wezen stappen in Utrecht. Omstreeks 03:40 uur reden wij het centrum uit. Ik zag dat er een auto ons tegemoet kwam rijden. Ik kreeg het vermoeden dat deze auto veel te hard reed. Ik denk dat de auto ongeveer 70-80 kilometer per uur reed. Ineens hoorde ik een harde klap en zag ik iets ongeveer 2,5 meter hoog door de lucht vliegen. Ik keek om naar de plek waar het ongeluk gebeurde. Ik zag dat de auto die het ongeluk veroorzaakte door reed zonder vaart te minderen. Toen ik uitstapte zag ik dat er een meisje op de grond lag. [11] Ik zag dat zij buiten bewustzijn was. Ik zag dat het meisje een bloedende hoofdwond had en dat er bloed uit haar neus kwam. [12]
[getuige 2] is als getuige gehoord en heeft het volgende verklaard:
Omstreeks 03:20 uur zijn we de garage uit gereden. Ik zat achter het stuur. [13]
Op een gegeven moment reden wij op de Oudenoord en ben ik rechtsaf geslagen richting de Kaatstraat. Vanuit tegenovergestelde richting zag ik twee koplampen aankomen. Deze reed naar mijn idee harder dan 50 kilometer per uur, omdat ik zag dat de koplampen vrij snel naderden. Het leek roekeloos en ongecontroleerd rijgedrag. Ik zag dat hij met een vaart van de brug af kwam. Door het schijnsel van de koplampen van de tegemoetkomende auto zag ik plotseling een donkere schim van een fietser. Ik zag dat zij geraakt werd met de rechterkant van de auto. Ik zag dat ze op de motorkap belandde. Ik ben vervolgens naar het slachtoffer toegerend. Ik zag dat zij met haar hoofd op de stoep lag en dat haar ogen openstonden, maar haar pupillen naar boven waren gedraaid. Ik zag een forse hoofdwond en ik zag dat er bloed in beide neusgaten zat. [14]
In een medische verklaring betreffende het slachtoffer [slachtoffer] is het volgende weergegeven:
23 jarige vrouw, opgenomen met ernstig hersenletsel: zwelling van de rechter hemisfeer en contusiehaarden, traumatisch subarachnoidaal bloed en aangezichtsfracturen. Heeft geen motorische uitval, maar wel pijnklachten, verminderde balans en cognitieve beperkingen. [15]
In een proces-verbaal van bevindingen ‘Camerabeelden Kaatstraat 2’ is het volgende weergegeven:
De camera DEUR VOOR vertoonde het hieronder omschreven beeld. Door de gevel van het pand werd het beeld op de Kaatstraat, de Stenenbrug en de Adelaarstraat verdeeld. Sectie 1 bood zicht op de Adelaarstraat. Sectie 2 bood zicht op een deel van de brug. Sectie 3 bood zicht op de Kaatstraat. [16]
Het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) heeft onderzoek gedaan naar de snelheid van de auto die betrokken was bij de aanrijding op de Kaatstraat te Utrecht op 1 september 2018, aan de hand van de beelden in het bestand ‘DEUR_VOOR’ Hieruit is het volgende gebleken:
Het traject dat de auto heeft afgelegd tussen de beelden uit Figuur 1 en Figuur 2 wordt aangeduid als traject 1. [17]
Traject 1: de beste schatter voor de gemiddelde snelheid van de auto over traject 1 bedraagt 86 km/h. De grenzen van het 95%-kansinterval zijn [81,92] km/h. [18]
Verdachte is in het bezit van een rijbewijs waarvan sinds de datum waarop aan hem voor de eerste maal een rijbewijs is afgegeven nog geen vijf jaren zijn verstreken. [19]
Bij verdachte is op 1 september 2018 om 12:40 uur door een arts bloed afgenomen. [20]
Het bloed heeft het SIN (sporenidentificatienummer) TAAV9794NL gekregen en is verzonden naar het NFI. [21]
Door het NFI is toxicologisch onderzoek verricht. Hierbij is rekening gehouden met de verstreken tijd tussen het ongeval en de bloedafname: dit betreft 9 uur. Tevens is rekening gehouden met de verklaring van verdachte dat hij na het ongeval nog twee blikjes alcoholhoudende drank (William Lawson’s, whisky & cola van 250 ml met daarin 5% of 7% alcohol) heeft gedronken. [22] Het bloedalcoholgehalte in het bloed (TAAV9794NL) van de verdachte wordt (in het voor verdachte meest gunstige geval) op het moment van de aanrijding geschat tussen 0,9 mg/ml en 2,3 mg/ml. [23]
De verdachte heeft ter terechtzitting het volgende verklaard:
Het klopt dat ik de bestuurder was van de auto. Het was tussen 03:00 uur en 04:00 uur in de nacht. Ik had niet mogen rijden. Ik had te veel gedronken. Ik ben beginnend bestuurder. Ik heb niet op mijn snelheid gelet. Dus het kan kloppen dat ik harder reed dan de toegestane snelheid. Ik heb de aanrijding wel gemerkt. Ik heb de auto geparkeerd en ben toen teruggelopen. Ik zag toen iemand liggen. [24]
De verdachte heeft in zijn verhoor bij de politie het volgende verklaard:
Ik had de auto opgehaald bij domeinen en ik had geen tijd meer om deze te verzekeren. Ik wist niet dat de auto nog gekeurd moest worden. [25]
Ik reed in de richting van de Oudenoord. Na Il Molino (
een ijssalon op de hoek Bemuurde Weerd Oostzijde/Adelaarstraat, toevoeging rechtbank) zijn er twee zijstraten. De tweede zijstraat heb ik niet gezien. Na de brug zag ik dat de fietser overstak. Ik zag dat zij in de richting van de Oudenoord reed. Het ging zo snel. [26] Ik kon niet meer remmen. [27]
Bewijsoverwegingen
De rechtbank staat voor beantwoording van de vraag of de verdachte een strafrechtelijk verwijt kan worden gemaakt in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW). Hiertoe dient de rechtbank te beoordelen of het handelen van de verdachte is aan te merken als roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend.
De verdachte wordt verweten dat hij heeft gereden, terwijl hij de maximum toegestane snelheid heeft overschreden en daardoor een net overgestoken fietser te laat heeft gezien en vervolgens frontaal van achter op deze fietser is ingereden, waardoor het slachtoffer [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.
Rijroute van fietsster [slachtoffer] voorafgaande aan het ongeval
Tijdens de behandeling op zitting is gebleken dat de officier van justitie en de raadsman een verschillende visie hebben op de door het slachtoffer voorafgaand aan het ongeval afgelegde route. De rechtbank stelt vast dat het slachtoffer vanuit de Predikherenhof over de Bemuurde Weerd Oostzijde is gefietst in de richting van de Adelaarstraat. Zij heeft op de Bemuurde Weerd Oostzijde links voorgesorteerd (p. 351), heeft vanuit haar rijrichting gezien de middengeleider op de overgang Adelaarstraat/Stenen Brug links gepasseerd (p. 174 en 175 pv, waarbij de rechtbank opmerkt dat – in afwijking van de tekst op p. 174 – op de beelden is te zien dat iets zich van rechts naar links door sectie 2 beweegt) en is vervolgens nog ongeveer 3 seconden (en daarmee ongeveer 10 meter) doorgefietst alvorens het ongeval plaatsvond. De rechtbank gaat dus uit van dezelfde route als door de raadsman in het rood weergegeven op de door hem tijdens de behandeling op zitting overhandigde overzichtskaart.
De snelheid waarmee verdachte de plek van het ongeval naderde
De politie en het NFI hebben dezelfde beelden onderzocht, te weten de beelden uit het bestand ‘DEUR_VOOR’.
Het NFI heeft de snelheid over traject 1 – te weten: het traject dat de auto heeft afgelegd tussen de beelden uit Figuur 1 en Figuur 2 – berekend.
De rechtbank stelt vast dat de positie van de auto op Figuur 1, respectievelijk Figuur 2 overeenkomt met sectie 1, respectievelijk sectie 2 zoals beschreven in het proces-verbaal.
Gelet op voorgaande stelt de rechtbank vast dat traject 1 het traject betreft dat de auto aflegt tussen sectie 1, te weten: de Adelaarstraat en sectie 2, te weten een deel van de brug.
De rechtbank trekt hieruit de conclusie dat verdachte de plek van het ongeval heeft genaderd met een snelheid van ongeveer 86 kilometer per uur.
Dit laat onverlet dat de snelheid van de auto op het moment van het ongeval lager zal hebben gelegen.
Causaliteit
Gelet op voorgaande bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte in de nacht van
1 september 2018 met een snelheid van minimaal 80 kilometer per uur – waar 50 kilometer per uur was toegestaan – in het centrum van Utrecht, een onoverzichtelijk kruispunt naderde, namelijk een brug waarop vier wegen uitkomen, waar een knik in de weg zit (zie onderzijde p. 173 pv) en bovendien een deel van de straatverlichting niet in werking was. Direct na de brug heeft hij [slachtoffer] van achteren met hoge snelheid aangereden, terwijl [slachtoffer] inmiddels op de fietssuggestiestrook fietste en verlichting voerde.
De rechtbank is van oordeel dat de snelheid waarmee verdachte op dit kruispunt af is gereden ertoe heeft geleid dat hij geen goed overzicht van de verkeerssituatie had en hij niet meer kon remmen toen hij [slachtoffer] zag fietsen. Dat laatste heeft verdachte zelf ook verklaard bij de politie. De hoge snelheid waarmee verdachte reed, staat daarmee in een rechtstreeks causaal verband met het plaatsvinden van het ongeval. Juist een locatie als de plaats van het ongeval, waar verkeer vanuit meerdere kanten kan komen, waar de rijstrook voor auto’s niet fysiek is afgescheiden van de fietsstrook en de weg versmalt, kan niet verantwoord worden genaderd met een snelheid die zo hoog lag als die van verdachte.
Gradatie van schuld
Gelet op voornoemde gedragingen is de rechtbank van oordeel dat het rijgedrag van verdachte kan worden aangemerkt als zeer onvoorzichtig en onoplettend.
Letsel [slachtoffer]
Gelet op de aard en ernst van het letsel van het slachtoffer, alsmede de gevolgen ervan, zoals beschreven in de geneeskundige verklaring, merkt de rechtbank het letsel van het slachtoffer als zwaar lichamelijk letsel aan. Het slachtoffer heeft ernstig hersentrauma opgelopen en wordt – ruim zeven maanden later – nog steeds met de gevolgen daarvan geconfronteerd. Het is nog maar de vraag of zij ooit geheel zal herstellen.
Conclusie
Gelet op de inhoud van de bewijsmiddelen, alsmede hetgeen hiervoor is overwogen, komt de rechtbank tot de conclusie dat de verdachte, door met een forse overschrijding van de maximumsnelheid op een zeer onoverzichtelijk kruispunt af te rijden, zeer onvoorzichtig en onoplettend verkeersgedrag heeft vertoond, waardoor een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden ten gevolge waarvan [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen, terwijl verdachte onder invloed van alcohol was. De rechtbank komt derhalve tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde.
Ten aanzien van 16/659840-18
Bewijsmiddelen [28]
[aangever] heeft aangifte gedaan van verlaten plaats na ongeval en heeft daarover het volgende verklaard:
Op 14 juni 2018 omstreeks 22:00 uur reed ik met mijn voertuig over de Wolgadreef in Utrecht. Ik zag dat er vanuit tegenovergestelde richting een lichtgrijze Ford Ka mij tegemoet kwam rijden. Ik zag dat het voertuig slingerde en op mijn weghelft terecht kwam. Ik zag dat het voertuig mij ter hoogte van het linker voorwiel raakte. Ik voelde hierdoor een flinke klap. Ik zag hierna dat de Ford Ka met hoge snelheid wegreed. Ik zag dat het kenteken begon met [kenteken] . [29]
Verbalisant [verbalisant 4] heeft in een proces-verbaal van bevindingen het volgende geverbaliseerd:
Op 14 juni 2018 omstreeks 22:10 uur kregen wij de melding te gaan naar de Euterpedreef. Een getuige had gezien dat het voertuig na een aanrijding daar werd geparkeerd. Ik hoorde dat het kenteken van het voertuig [kenteken] betrof en dat het ging om een grijze Ford Ka op naam van [verdachte] . Ik ben naar de Euterpedreef gereden. Ik zag het genoemde voertuig staan. Ik zag dat de voor mij ambtshalve bekende [verdachte] achter het stuur zat. Ik zag dat de Ford Ka rondkom schade had. Ik zag dat er aan de linker voorzijde van het voertuig lakschade zat. [30]
Op 20 juni 2018 is onderzoek gedaan naar een verkeersongeval, waarbij betrokken waren een Ford Ka met kentekenen [kenteken] op naam van [verdachte] en een Peugeot 107 met kenteken [kenteken] op naam van [aangever] . Het ongeval had plaatsgevonden op de Wolgadreef te Utrecht. Als gevolg van de aanrijding raakte de Peugeot behoorlijk beschadigd. [31] Verbalisant [verbalisant 5] heeft naar aanleiding van het onderzoek het volgende gerelateerd:
Ik zag dat de Ford rondom schade had. De schade aan de linker voorzijde van de Ford Ka met kenteken [kenteken] was vrijwel zeker recent is ontstaan. [32]
Ik zag dat de Peugeot over de hele linker zijde beschadigd was. [33]
Ik zag dat de hoogte van de schade aan beide voertuigen overeen kwam. Gelet op de hoogte en de richting waarin de zwarte vegen op het plaatwerk van de Peugeot liepen zijn deze hoogstwaarschijnlijk afgetekend door de linker voorband van de Ford.
Gezien de hoeveelheid schade en de manier hoe de voertuigen elkaar hebben geraakt moet de bestuurder van de Ford vrijwel zeker hebben gemerkt dat hij tegen de Peugeot aanreed. [34]
Bewijsoverwegingen
Gelet op de voorgaande bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de Ford Ka met kenteken [kenteken] op naam verdachte bij in de tenlastelegging genoemde verkeersongeval heeft veroorzaakt.
Daarnaast acht de rechtbank het boven redelijke twijfel verheven dat verdachte degene is geweest die op dat moment de Ford Ka bestuurde. Immers treft verbalisant [verbalisant 4] verdachte zeer kort na de aanrijding aan achter het stuur van de Ford Ka.
Het door de verdediging genoemde verweer dat verdachte de aanrijding mogelijk niet heeft gemerkt, verwerpt de rechtbank eveneens onder verwijzing naar de bewijsmiddelen.
Voorgaande maakt dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen acht dat verdachte op 14 juni 2018 de plaats van een ongeval heeft verlaten, terwijl hij wist of had moeten vermoeden dat aan een ander schade was toegebracht.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
(16/659661-18)
op 01 september 2018 te Utrecht, omstreeks 03:38 uur, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een personenauto, merk Ford Ka, daarmede rijdende over de weg, de Kaatstraat, welke weg was gelegen binnen de bebouwde kom, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door door zeer, onvoorzichtig en onoplettend te rijden, namelijk:
- met een hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane snelheid van 50 kilometer per uur,
- met een onverzekerd en ongekeurd motorijtuig,
- een fietser, te weten [slachtoffer] , rijdende met fietsverlichting in dezelfde rijrichting als verdachte op de fietssuggestiestrook van die weg, van achteren heeft aangereden en tegen haar heeft aangebotst, waardoor aan die [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, te weten een hoofdwond en hersentrauma, werd toegebracht, terwijl aan verdachte voor het eerst op 14 november 2017 een rijbewijs was afgegeven en derhalve is te kwalificeren als een beginnende bestuurder, terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994;
(16/659840-18)
als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging hij als bestuurder van een motorrijtuig had verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden in Utrecht op de Wolgadreef, op 14 juni 2018 voornoemde plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander te weten [aangever] schade was toegebracht;
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Ten aanzien van 16/659661-18:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994;
Ten aanzien van 16/659840-18:
overtreding van artikel 7, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- de maatregel tot plaatsing in een Instelling voor Stelselmatige Daders (hierna: ISD-maatregel) voor de duur van 2 jaren;
- een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van 2 jaar, met aftrek van de tijd dat het rijbewijs reeds ingevorderd en ingehouden is geweest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank ten aanzien van de op te leggen straf verzocht niet mee te gaan in het voorstel van de officier van justitie om aan verdachte de ISD-maatregel op te leggen. Blijkens de wetsgeschiedenis en de memorie van toelichting is de ISD-maatregel bedoelt om daders van overlastgevende criminaliteit– en dan met name vermogenscriminaliteit – aan te kunnen pakken. Wanneer wordt ingezoomd op het strafblad van verdachte blijkt dat hij in maart 2017 voor het laatst een vermogensdelict heeft gepleegd. Indien voor de ten laste gelegde overtredingen van de Wegenverkeerswet aan verdachte de ISD-maatregel zou worden opgelegd, dan wordt naar het oordeel van de raadsman misbruik gemaakt van de ratio van deze maatregel. De raadsman verzoekt aan te sluiten bij de oriëntatiepunten en aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van 7 maanden, met aftrek van voorarrest, en de voorlopige hechtenis op te heffen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een ernstig verkeersongeval. Ondanks dat de verdachte die avond een aanzienlijke hoeveelheid alcohol had gedronken, is hij in de auto gestapt. Terwijl verdachte reed op de Adelaarstraat in de richting van de Kaatstraat en hij een zeer onoverzichtelijk kruispunt naderde, heeft hij de maximumsnelheid ruimschoots overschreden, waardoor hij een fietser niet op tijd heeft gezien. Verdachte is vervolgens van achteren op de fietser ingereden. Dit gebeurde met zodanig veel kracht dat het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.
Het verkeersongeval heeft voor het slachtoffer grote gevolgen. Het slachtoffer heeft als gevolg van het ongeval hersenletsel opgelopen. Zij heeft onder meer geheugenproblemen en op dit moment ook een gezichtsbeperking. Het is niet duidelijk of haar situatie zich nog zal verbeteren. Uit haar verklaring volgt dat zij door deze beperkingen haar studie niet heeft kunnen afronden. Daardoor kan zij niet aan de door haar gewenste studie Tandheelkunde beginnen en het is de vraag of dit ooit wel zal lukken. Ook heeft zij met haar bijbaan in de horeca vanwege haar beperkingen moeten stoppen. Het slachtoffer ziet daardoor haar toekomst in duigen vallen.
Tevens heeft verdachte zich in juni 2018 schuldig gemaakt aan verlaten plaats na ongeval.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel justitiële documentatie betreffende de verdachte van 22 februari 2019. Hieruit volgt dat aan verdachte in 2018 een boete is opgelegd voor een forse snelheidsovertreding.
Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op een advies van Reclassering Nederland van 28 maart 2019, opgemaakt door R. Hageman en M. Doeser. Verdachte komt al vanaf twaalfjarige leeftijd in aanraking met politie en justitie en ondanks hulpverlening blijft hij recidiveren. De reclassering ziet op vrijwel alle leefgebieden instabiliteit en risico’s. Het recidiverisico wordt daardoor ingeschat als hoog. Geadviseerd wordt om aan verdachte de ISD-maatregel op te leggen.
De ISD-maatregel?
De vraag waar de rechtbank zich voor ziet gesteld, is of aan verdachte de ISD-maatregel moet worden opgelegd. De ISD-maatregel is bedoeld om de maatschappij te beschermen tegen overlastgevende criminaliteit en wordt meestal opgelegd nadat een niet zeer ernstig strafbaar feit is gepleegd en deze persoon reeds voor vele (kleine) feiten is veroordeeld. In dat geval rechtvaardigt het strafblad de oplegging van de ISD-maatregel.
In het geval van verdachte is het onder 16/659661-18 bewezen verklaarde op zichzelf al een heel ernstig feit dat een gevangenisstraf van langere duur rechtvaardigt. Een ISD-maatregel is voorts niet een gevangenisstraf van twee jaar, maar een maatregel waarbij gedurende maximaal twee jaar in een gedwongen kader zorg wordt aangeboden aan een verdachte, zorg die erop is gericht om overlastgevers uit een negatieve spiraal te halen. Hoewel verdachte eerder is veroordeeld, passen de bewezen verklaarde feiten niet in een patroon. De rechtbank zal niet overgaan tot oplegging van de ISD-maatregel, omdat de rechtbank dit gelet op de ernst van het onder 16/659661-18 bewezen verklaarde feit en gelet op de persoon van de verdachte niet passend vindt. Mocht verdachte in de toekomst echter verder gaan met het plegen van (kleine) criminaliteit, dan komt hij dan mogelijk wel in aanmerking voor de ISD-maatregel.
Strafoplegging
Om te bevorderen dat landelijk voor dezelfde feiten door rechtbanken ongeveer dezelfde straffen worden opgelegd, zijn landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting ontwikkeld. Het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) heeft oriëntatiepunten opgesteld voor het veroorzaken van een verkeersongeval onder invloed van alcohol.
Wanneer een ongeval zwaar lichamelijk letsel als gevolg heeft, sprake is van ernstige schuld en het alcoholgehalte in het bloed minder is dan 570 µg/l, gaan de oriëntatiepunten uit van 6 maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 2 jaren. De rechtbank ziet in na te noemen omstandigheden echter aanleiding om van voornoemd oriëntatiepunt af te wijken en aan verdachte een hogere straf op leggen.
Allereerst weegt de rechtbank in het nadeel van verdachte mee dat verdachte na het ernstige verkeersongeval is doorgereden en vervolgens is teruggekomen, maar zich niet kenbaar heeft gemaakt als de veroorzaker van het verkeersongeval. De politie is verdachte uiteindelijk op het spoor gekomen en heeft hem de volgende ochtend aangehouden. Doordat verdachte zichzelf niet meteen heeft gemeld, kon niet meer vast worden gesteld hoeveel alcohol hij precies had gedronken ten tijde van het ongeval. Dit geeft de rechtbank aanleiding om ten opzichte van de genoemd LOVS uitgangspunt naar boven af te wijken.
De zeer ernstige en mogelijke blijvende gevolgen voor het slachtoffer en de omstandigheid dat verdachte eerder in 2018 een forse boete voor een snelheidsovertreding heeft gehad, weegt de rechtbank tevens in het nadeel van verdachte mee. Tot slot wordt verdachte in het huidige vonnis eveneens veroordeeld voor een overtreding van artikel 7 van de Wegenverkeerswet.
Gelet op het hiervoor overwogene is de rechtbank van oordeel dat alleen een gevangenisstraf van langere duur recht doet aan de ernst van het onder 16/659661-18 bewezenverklaarde feit. De rechtbank zal daarom aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden, met aftrek van voorarrest opleggen. Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte ter zake de overtreding van artikel 6 WVW een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van drie jaren opleggen.

9.BENADEELDE PARTIJ

[aangever] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van
€ 150,00. Dit bedrag bestaat uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 16/659840-18 ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering integraal kan worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard, gelet op de door hem bepleite vrijspraak voor het aan verdachte onder 16/659840-18 ten laste gelegde feit.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Vaststaat dat de benadeelde partij [aangever] als gevolg van het hiervoor onder 16/659840-18 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op € 150,00 en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 14 juni 2018 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij
[aangever] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 150,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 14 juni 2018 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 3 dagen hechtenis, waarbij toepassing van de hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [aangever] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.VORDERING TENUITVOERLEGGING

Bij vonnis van de meervoudige kamer van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht van 19 juli 2017 (parketnummer 16/659328-17) is aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd voor de duur van 2 (twee) maanden. Verdachte heeft zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig gemaakt aan strafbare feiten. Om die reden zal deze straf alsnog ten uitvoer gelegd worden.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen:
  • 36f, 57 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 6, 7, 175, 176, 179 van de Wegenverkeerswet,
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 10 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- ontzegt de verdachte ter zake van het onder 16/659661-18 bewezen verklaarde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 3 (drie) jaren;
Benadeelde partij
  • wijst de vordering van [aangever] toe tot een bedrag van € 150,00;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [aangever] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 juni 2018 tot de dag van volledige betaling;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [aangever] aan de Staat € 150,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 juni 2018 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 3 dagen hechtenis;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16/659328-17
- wijst de vordering toe;
- gelast de tenuitvoerlegging van de door de meervoudige kamer in de rechtbank Midden-Nederland bij vonnis van 19 juli 2017 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.G. van Ommeren, voorzitter, mrs. J.A. Spee en E. Slager, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Antonides, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 18 april 2019.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
(16/659661-18)
hij op of omstreeks 01 september 2018 te Utrecht, althans in het arrondissement Utrecht, omstreeks 03:38 uur, in ieder geval een tijdstip bij duisternis, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, merk Ford Ka), daarmede rijdende over de weg, de Kaatstraat, welke weg was gelegen binnen de bebouwde kom, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval door zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend te rijden, namelijk:
- met een hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane snelheid van 50 kilometer per uur,
- met een onverzekerd en/of ongekeurd motorijtuig, waarvan de remblokken moesten worden vervangen,
- een fietser, te weten [slachtoffer] , rijdende (met fietsverlichting) in dezelfde rijrichting als verdachte op de fietssuggestiestrook van die weg, van achteren heeft aangereden en/of tegen haar heeft aangebotst, waardoor aan die [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, te weten een hoofdwond en/of hersentrauma, althans zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat
daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, terwijl aan verdachte voor het eerst op 14 november 2017 een rijbewijs was
afgegeven en derhalve is te kwalificeren als een beginnende bestuurder, terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste of tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994, aangezien verdachte toen dat voertuig heeft bestuurd, terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van een stof, te weten een voor een beginnend bestuurder meer dan de toegestane hoeveelheid alcohol en/of een hoeveelheid van een of meerdere andere stoffen (bevattende
cannabinoïden), waarvan hij wist of redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht;
art 6 Wegenverkeerswet 1994
art 8 lid 1 Wegenverkeerswet 1994
art 8 lid 2 ahf/ond a Wegenverkeerswet 1994
art 8 lid 2 ahf/ond b Wegenverkeerswet 1994
art 163 lid 2 Wegenverkeerswet 1994
(16/659840-18)
hij, als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging hij al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig had verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden in Utrecht op/aan de Wolgadreef, op of omstreeks 14 juni 2018 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten [aangever] ) letsel en/of schade was toegebracht;
art 7 lid 1 ahf/ond a Wegenverkeerswet 1994

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij de in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal van 3 september 2018, 10 september 2018 en 29 november 2018 genummerd PL0900-2018253490, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 360. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal Verkeersongevalanalyse, pagina 249.
3.Proces-verbaal Verkeersongevalanalyse, pagina 252.
4.Proces-verbaal Verkeersongevalanalyse, pagina 253.
5.Proces-verbaal Verkeersongevalanalyse, pagina 254.
6.Proces-verbaal Verkeersongevalanalyse, pagina 305.
7.Proces-verbaal Verkeersongevalanalyse, pagina 309.
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 351.
9.Proces-verbaal van bevindingen met bijlagen, pagina 354-356.
10.Proces-verbaal Verkeersongevalanalyse, pagina 279.
11.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 1] , pagina 76.
12.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 1] , pagina 77.
13.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 2] , pagina 78.
14.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 2] , pagina 79.
15.Een geschrift, houdende een medische verklaring betreffende [slachtoffer] .
16.Proces-verbaal van bevindingen, camerabeelden Kaatstraat, pagina 170.
17.Een geschrift, te weten: een rapport van het NFI, inhoudende een beeldonderzoek naar de snelheid van een auto, pagina 5.
18.Een geschrift, te weten: een rapport van het NFI, inhoudende een beeldonderzoek naar de snelheid van een auto, pagina 18.
19.Proces-verbaal van rijden onder invloed, pagina 331.
20.Proces-verbaal van rijden onder invloed, pagina 332.
21.Proces-verbaal van rijden onder invloed, pagina 333.
22.Een geschrift, te weten: een rapport van het NFI, inhoudende een herberekening bloedalcoholgehalte, pagina 347.
23.Een geschrift, te weten: een rapport van het NFI, inhoudende een herberekening bloedalcoholgehalte, pagina 350.
24.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 4 april 2019.
25.Proces-verbaal verhoor verdachte, pagina 138.
26.Proces-verbaal verhoor verdachte, pagina 139.
27.Proces-verbaal verhoor verdachte, pagina 130.
28.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 30 oktober 2018, genummerd PL0900-2018169964, opgemaakt door politie Midden-Nederland, deels ongenummerd aangeleverd. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
29.Proces-verbaal van aangifte, pagina 3.
30.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 9.
31.Proces-verbaal Inpassen schade en voertuigonderzoek, pagina 3 van 21.
32.Proces-verbaal Inpassen schade en voertuigonderzoek, pagina 4 van 21.
33.Proces-verbaal Inpassen schade en voertuigonderzoek, pagina 7 van 21.
34.Proces-verbaal Inpassen schade en voertuigonderzoek, pagina 11 van 21.