Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
2.De feiten
3.De vordering van [eiseres] en het verweer van [gedaagde]
4.De beoordeling
720,00(totaalbedrag voor gemiddelde zaak)
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft een werknemer, geboren in 1952, een verzoek ingediend om na het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd door te werken. De werkgever, een besloten vennootschap, heeft dit verzoek afgewezen op basis van bedrijfsbelang. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de werkgever haar afwijzing onvoldoende heeft gemotiveerd en niet is ingegaan op het advies van de Geschillencommissie, die het verzoek had gegrond verklaard. De kantonrechter heeft de werkgever veroordeeld om de werknemer weer toe te laten tot haar werk tot de pensioenleeftijd van 68 jaar en haar salaris door te betalen tot die datum. De procedure begon met een dagvaarding op 18 februari 2019 en de zitting vond plaats op 27 maart 2019. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de arbeidsovereenkomst van de werknemer op 20 december 2018 van rechtswege is geëindigd, maar dat de werkgever niet voldoende argumenten heeft aangedragen om het doorwerkverzoek te weigeren. De kantonrechter heeft de vorderingen van de werknemer toegewezen, inclusief de betaling van het salaris en de overige arbeidsvoorwaarden.