ECLI:NL:RBMNE:2019:1498

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 april 2019
Publicatiedatum
12 april 2019
Zaaknummer
16/706755-17 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deelname aan een criminele organisatie en gewoontewitwassen met aanzienlijke geldbedragen

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 11 april 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met medeverdachten heeft deelgenomen aan een criminele organisatie. Deze organisatie was betrokken bij het systematisch en professioneel oplichten van zowel natuurlijke als rechtspersonen door hen onder valse voorwendselen te bewegen tot de afgifte van aanzienlijke geldbedragen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ernstige strafbare feiten, waaronder gewoontewitwassen van een bedrag van € 222.047,59. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet alleen een ondersteunende rol binnen de organisatie vervulde, maar ook actief betrokken was bij het witwassen van geld. De rechtbank heeft de verdachte een gevangenisstraf van 18 maanden opgelegd, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de rol van de verdachte binnen de organisatie en de straffen die in vergelijkbare zaken zijn opgelegd. De rechtbank heeft ook de aangetroffen geldbedragen van € 15.700,- en € 126.500,- verbeurd verklaard, aangezien deze afkomstig waren uit misdrijf.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/706755-17 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 11 april 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1977] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres
[adres] , [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 4 juli 2018, 10 december 2018, 6 maart 2019 en 28 maart 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. J.R.F. Esbir Wildeman en van hetgeen verdachte en haar raadsman, mr. C.N.G.M. Starmans, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: in de periode van 1 januari 2012 tot en met 11 september 2017 te Nieuwegein, Maarssen en/of in Nederland en/of Europa, samen met anderen een gewoonte heeft gemaakt van witwassen;
feit 2: in de periode van 1 maart 2017 tot en met 11 september 2017 in Nieuwegein, Maarsen en/of in Nederland en/of Europa heeft deelgenomen aan een criminele organisatie.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
Ten aanzien van feit 2: de criminele organisatie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend te bewijzen dat verdachte samen met medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] heeft deelgenomen aan een criminele organisatie die als oogmerk had het plegen van oplichtingen. De officier van justitie heeft zich daarbij gebaseerd op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien. Volgens de officier van justitie kan niet wettig en overtuigend worden bewezen dat de organisatie (gewoonte)witwassen als oogmerk had. Verdachte moet van dat deel van de tenlastelegging dan ook worden vrijgesproken.
Witwassen, feit 1
De officier van justitie heeft zich ten aanzien van feit 1 op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan zowel opzettelijk gewoontewitwassen als eenvoudig witwassen.
Over het opzettelijk witwassen heeft de officier opgemerkt dat de samenhang tussen de bewijsmiddelen ten aanzien van de eenvoudige kasopstelling en de deelname aan een criminele organisatie het vermoeden rechtvaardigt dat veel geldstromen/vermogen in de ten laste gelegde periode hun oorsprong vinden in
enig(oplichtings)misdrijf. Verdachte heeft vervolgens aannemelijk gemaakt dat een deel van het vermogen haar niet toebehoort (een grote hoeveelheid aangetroffen sieraden ter waarde van € 75.712,-). De officier van justitie houdt daar in het voordeel van verdachte rekening mee. Dat geldt niet voor het overige vermogen en de geldstromen. Uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat verdachte wist van de illegale herkomst van het geld. Nu zij dit geld gedurende een substantiële periode heeft witgewassen, kan worden bewezen dat zij een gewoonte van het witwassen heeft gemaakt. De officier van justitie heeft partiële vrijspraak gevorderd ten aanzien van het medeplegen, nu niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en een ander.
Ook het witwassen in de zin van artikel 420bis.1 van het Wetboek van Strafrecht (hierna Sr) kan wettig en overtuigend worden bewezen, met dien verstande dat kan worden bewezen dat verdachte een bedrag van € 15.700,- heeft witgewassen. De officier van justitie acht de verklaring van getuige [getuige 1] ongeloofwaardig.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Artikel 359a-verweer
Ondanks vele verzoeken is getuige [getuige 1] gehoord zonder dat de verdediging in de gelegenheid is gesteld daarbij aanwezig te zijn. Dat betekent dat sprake is van een vormverzuim als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv.) Het recht op een eerlijk proces is een essentieel strafvorderlijk beginsel dat strekt tot bescherming van de belangen van verdachte. Dit recht is als gevolg van voormeld vormverzuim ernstig geschonden, nu een – door de rechtbank ondersteund – verzoek van de verdediging door het Openbaar Ministerie is genegeerd. Dit heeft geleid tot een getuigenverklaring die mogelijk (ten onrechte) als nadelig voor verdachte kan worden gekwalificeerd.
Het vormverzuim kan slechts in beperkte mate worden hersteld door de aangetroffen (€ 15.700,-) en betaalde/gestorte geldbedragen (€ 200.296,-) van het bewijs uit te sluiten. Dit betreffen immers de bedragen die verdachte van getuige [getuige 1] heeft ontvangen. Het uitsluiten van de verklaring van [getuige 1] is geen optie, omdat het Openbaar Ministerie dan zou worden ‘beloond’ voor het schenden van de rechten van de verdediging.
Indien de rechtbank van oordeel is dat het witwasvermoeden door de getuigenverklaring van [getuige 1] niet genoegzaam is ontkracht, verzoekt de raadsman de rechtbank getuige [getuige 1] opnieuw – in aanwezigheid van de raadsman – te horen.
Ten aanzien van feit 2: de criminele organisatie
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van feit 2, nu niet kan worden bewezen dat verdachte deelnam aan de eventuele criminele organisatie. Verdachte en [medeverdachte 1] hadden veel contact met elkaar, met name over hun kinderen en kleinkind. Daarnaast hielp verdachte [medeverdachte 1] wel eens met wat administratieve, neutrale zaken, omdat hij analfabeet is. Uit de bewijsmiddelen kan echter niet worden afgeleid dat zij contact hadden over het verrichten van illegale handelingen. Verdachte had in de ten laste gelegde periode nauwelijks tot geen contact met medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] . Verder is niet gebleken dat verdachte op de hoogte was van eventuele criminele activiteiten van medeverdachte(n), laat staan dat zij onvoorwaardelijk opzet had op het oogmerk van de eventuele criminele organisatie.
Ten aanzien van feit 1: (gewoonte)witwassen en eenvoudig witwassen
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder feit 1 ten laste gelegde.
Ten aanzien van het opzettelijk (gewoonte)witwassen heeft de raadsman aangevoerd dat het aan het Openbaar Ministerie om te bewijzen dat de inkomsten uit witwassen afkomstig zijn. Pas wanneer er een gerechtvaardigd vermoeden bestaat dat sprake is van witwassen, mag van de verdachte een verklaring worden verlangd. De waarde van de inboedel van verdachte is ten onrechte in de kasopstelling meegenomen, omdat niet kan worden vastgesteld dat deze in de ten laste gelegde periode is aangeschaft. Daar komt bij dat verdachte – zoals vereist – min of meer concrete en verifieerbare verklaringen gegeven voor de geldstromen en de herkomst van haar overige vermogen. Deze verklaringen vinden steun in de getuigenverklaringen van [getuige 1] , [getuige 12] , [getuige 2] en [getuige 3] en [getuige 4] . Het Openbaar Ministerie is er niet in geslaagd deze verklaringen te ontkrachten.
Ten aanzien van het ten laste gelegde (gewoon) witwassen is van belang dat het enkele voorhanden hebben van geldbedragen die uit eigen misdrijf afkomstig zijn, niet als eenvoudig witwassen kan worden gekwalificeerd indien geen handeling is verricht die erop is gericht deze geldbedragen veilig te stellen. Een dergelijke handeling is door verdachte niet verricht. Daar komt nog bij dat uit de bewijsmiddelen überhaupt niet is gebleken dat verdachte geld heeft verdiend met het plegen van enig strafbaar feit.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten behoeve van de leesbaarheid van het vonnis worden de bewijsmiddelen ten aanzien van feit 2 onder de eerste paragraaf (4.3.1.) weergegeven en worden tussendoor reeds korte bewijsoverwegingen opgenomen. Paragraaf 4.3.2. betreft een algehele bewijsoverweging ten aanzien van feit 2. In de paragrafen 4.3.3. en 4.3.4. wordt het bewijs voor feit 1 weergegeven en besproken. De bewijsmiddelen worden telkens slechts gebruikt voor het bewijs van dat ten laste gelegde feit waarop deze blijkens de inhoud kennelijk betrekking hebben. De rechtbank gaat op grond van wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
4.3.1.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 2
Aanleiding
Naar aanleiding van informatie van het Team Criminele Inlichtingen over mogelijke criminele activiteiten van medeverdachte [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) is de politie eenheid Midden-Nederland een onderzoek (09Piano) naar hem gestart. [2] Er is een bevel tot observatie van [medeverdachte 2] verstrekt en ter ondersteuning daarvan is op 3 maart 2017 een baken geplaatst onder de auto (op naam van) van [medeverdachte 2] , een Volkswagen Golf met kenteken [kenteken] (hierna: de Volkswagen). [3] De gesprekken die in de auto van verdachte (de Volkswagen) zijn gevoerd, zijn van 19 mei 2017 tot en met 17 september 2017 opgenomen door middel van OVC-apparatuur (Opname Vertrouwelijke Communicatie). [4]
Het contact tussen verdachte en medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]
Uit voormeld onderzoek is gebleken dat [medeverdachte 2] regelmatig contact had met [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ). Over deze contacten is – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende geverbaliseerd:
Op 7 maart 2017 heeft het observatieteam de Volkswagen met twee mannen vanuit Amsterdam naar Maarssen gevolgd. De bestuurder werd herkend als [medeverdachte 2] . In Maarssen is waargenomen dat de twee mannen bij [adres] te [woonplaats] naar binnen gingen. Later op diezelfde dag werd [medeverdachte 2] in gezelschap van [medeverdachte 1] gecontroleerd in Amsterdam. [5]
Uit de bakengegevens van de Volkswagen bleek dat de auto op 13 maart 2017 stil stond bij het Carlton President Hotel in Utrecht. [6] De verbalisant die [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] gecontroleerd had [de rechtbank begrijpt: op 7 maart 2017], herkende aan de hand van de camerabeelden van het Carlton hotel [de rechtbank begrijpt: beelden van 13 maart 2017] de kleine man als [medeverdachte 1] en de lange man als [medeverdachte 2] . Op diezelfde beelden is te zien dat [medeverdachte 1] in een Peugeot rijdt die op naam staat van [verdachte] . [7]
Er is vervolgens onderzoek gedaan naar mogelijke telefoonnummers van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . Hierover is – zakelijk weergegeven – het volgende geverbaliseerd:
Op 24 maart 2017 is driemaal een IMSI-scan uitgevoerd op [medeverdachte 2] . Hieruit kwam een IMEI-nummer naar voren dat was gekoppeld aan telefoonnummer [telefoonnummer] (hierna: * [telefoonnummer] ). De gesprekken die met dit nummer zijn gevoerd zijn opgenomen. Te zien was dat nummer * [telefoonnummer] vrijwel uitsluitend telefonisch contact had met de gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer] (hierna * [telefoonnummer] ). [8]
Op 28 maart 2017 wordt in een gesprek tussen telefoonnummers * [telefoonnummer] en * [telefoonnummer] – zakelijk weergegeven – het volgende gezegd:
* [telefoonnummer] : He [bijnaam]
* [telefoonnummer] : (Vrouwenstem) Hij zit op de wc volgens mij. We hadden het net over jou. Nog wat nieuws?
* [telefoonnummer] : Nee, van die ene kant nog niet.
* [telefoonnummer] : (Vrouwenstem) Nee, ja bij ons ook niet zo geloof ik.
* [telefoonnummer] : Ja, ik heb wel een telefoonnummer gekregen van die ene uit Spanje nou, die wil ik morgen samen met hem bellen want volgens mij praat ie alleen maar Spaans.
* [telefoonnummer] : (Vrouwenstem) Oh maar dat kan hij wel een beetje, toch?
* [telefoonnummer] : Ja, dan kan hij even communiceren en horen wat ie er van vindt weet je?
* [telefoonnummer] : (Vrouwenstem) Ja nou is er ook eentje in Italië die ze wilt hebben.
(Vrouw roep hard): [naam] (fon) kom effe hier! Maar nu vroeg (…) net of ik effe foto's van alles wilde maken en dan even over mijn Whats App. Ik zeg je denkt toch zeker niet dat ik op mijn achterhoofd ben gevallen?
* [telefoonnummer] : Nee, dat moet je niet doen.
* [telefoonnummer] : (Vrouwenstem) Nee, en ook van die boekjes. Nou dat ken je vergeten hoor. Mafkees, dat had ie even moeten doen op zijn eigen telefoon, toen die hier was.
* [telefoonnummer] : Oh, dus die ene van die scheve is terug gekomen op zijn bod?
* [telefoonnummer] : Nee, nee, nee die mensen niet gekomen, dat was een bijdehand joh, die wilde dat jij bij hun kantoor, nou daar begin ik niet aan. Snap je? Ik zal hem wel even geven. (Vrouw roept): [naam] , [medeverdachte 2] is aan de lijn. [medeverdachte 2] .
* [telefoonnummer] : Hallo! Niet al die namen schreeuwen in je werktelefoon!
* [telefoonnummer] : (Vrouwenstem) Oh ja sorry, ik zal het onthouden.
* [telefoonnummer] : (Mannenstem) Hallo. Heb je wat gehoord van die andere? [9]
(…)
* [telefoonnummer] : Maar die van Spanje praat slecht Engels, dus morgen moet jij effe met hem praten in het Spaans. Dat is die ene die 740 had geboden. [10]
Verdachte heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Ik woon op het adres [adres] in [woonplaats] met mijn kinderen en kleinkind. [medeverdachte 1] is de vader van mijn kinderen. Hij was vanaf eind januari 2017 echt veel bij mij thuis. [11] [medeverdachte 1] wordt bijna altijd [bijnaam] genoemd. [12] Ik heb wel eens contact gehad met [medeverdachte 2] . Ik heb wel eens een telefoon opgenomen die bij ons thuis lag en dan moest ik iets doorgeven. [13]
In een proces-verbaal van bevindingen betreffende het baken dat onder de Volkswagen is geplaatst, is – zakelijk weergegeven – het volgende geverbaliseerd:
Op 6 april 2017 stond de auto van [medeverdachte 2] stil in zijn directe woonomgeving. Te zien was dat de auto naar Mijdrecht reed. De auto reed om 13.22 uur weg uit Mijdrecht.
Te zien was dat de auto zich verplaatste naar Antwerpen, waar langdurig werd stilgestaan. De auto reed terug naar Nederland en stond enige tijd stil ter hoogte van het adres [adres] in [woonplaats] . [14]
In een tapgesprek tussen de gebruikers van telefoonnummers * [telefoonnummer] en * [telefoonnummer] wordt op 6 april 2017 om 13:30:59 uur – zakelijk weergegeven – het volgende gezegd:
* [telefoonnummer] : Hey [bijnaam] .
* [telefoonnummer] : Ben je thuis [bijnaam] ?
* [telefoonnummer] : Nee, ik rij net weg uit Mijdrecht.
* [telefoonnummer] : Of zit je netjes uit Mijdrecht?
* [telefoonnummer] : Klein stukje, hoezo?
* [telefoonnummer] : Omdat wij die dingen daar gaan ophalen.
* [telefoonnummer] : Welke ding?
* [telefoonnummer] : Overkant sukkel! Jij weet je toch? Die 700 euro.
* [telefoonnummer] : Maar uhh met welke met de overkant waar bedoel je dan? Bee Eee
(fon) toch?
* [telefoonnummer] : Wij geven…Wij geven hier, wij vangen daar.
* [telefoonnummer] : Ja..maakt niet uit hoe laat wil je rijden?
* [telefoonnummer] : Ik ga nu rijden die mensen zijn bij mij hier man. Niet bij mij wachten maar de snelweg richting Breda. Op die eerste benzinepomp wachten mij. [15]
Bewijsoverweging ten aanzien van telefoonnummers * [telefoonnummer] en * [telefoonnummer]
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, vast dat [medeverdachte 1] in de ten laste gelegde periode gebruik heeft gemaakt van telefoonnummer * [telefoonnummer] en dat [medeverdachte 2] de gebruiker was van telefoonnummer * [telefoonnummer] . Verder concludeert de rechtbank dat verdachte degene is die de telefoon met telefoonnummer * [telefoonnummer] op 28 maart 2017 opnam en even later doorgaf aan [medeverdachte 1] . Ten behoeve van de leesbaarheid van het vonnis, zal de rechtbank bij het weergeven van tapgesprekken in plaats van voormelde telefoonnummers de namen van [medeverdachte 1] (* [telefoonnummer] ) en [medeverdachte 2] (* [telefoonnummer] ) weergeven.
Op 6 april 2017 om 14.39 uur wordt – zakelijk weergegeven- het volgende gesprek gevoerd tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] :
[medeverdachte 1] : [bijnaam] weet je wat ik heb gedaan?
(…)
[medeverdachte 2] : Nee ik denk jij zorgt dat ik ergens sta of iemand anders ze in ieder
geval kunnen overstappen.
[medeverdachte 1] : Jij blijven met die dikke bij die auto’s. En [naam] , [verdachte] en die andere
met die andere auto.
[medeverdachte 2] : Ja.
[medeverdachte 1] : En dan gelijk wegwezen. [16]
In een proces-verbaal van bevindingen betreffende beelden BP is – zakelijk weergegeven- het volgende geverbaliseerd:
Op beelden van tankstation BP Hespelaar in Den Hout van 6 april 2017 werd door mij, verbalisant, het volgende bevonden:
17:27:09 uur: ik herken de man als [medeverdachte 1] . Ik zie dat [medeverdachte 1] de BP binnenloopt.
17:27:18 uur: ik herken de man als [medeverdachte 2] . Ik zie dat vlak na [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2]
vanaf dezelfde richting als [medeverdachte 1] de BP inloopt.
17:27:41 uur: ik zie een NN-vrouw vanaf dezelfde richting als de mannen de winkel
inlopen. Ik zie dat de vrouw gelijkenis vertoont met [verdachte] . Ik
zie de vrouw met [medeverdachte 2] praten. [17]
Verdachte heeft ter terechtzitting – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Het klopt dat ik op de beelden van BP Hespelaar van 6 april 2017 te zien ben.
Ik maak gebruik van telefoonnummer [telefoonnummer] (hierna * [telefoonnummer] ). [18]
Op 10 april 2017 bellen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] om 10.44 uur met elkaar. Zij zeggen – zakelijk weergegeven – het volgende:
[medeverdachte 2] : He [bijnaam] . Is jouw vrouw thuis?
[medeverdachte 1] : Ja.
[medeverdachte 2] : Oke, want zij moet bellen voor mij, misschien dat ik die goeie wel
kan krijgen maar ik kan zelf niet bellen snap je. Dan eh rij ik naar
jouw vrouw toe. Zorg dat zij een telefoonnummer heb met een
werknummer ja. [19]
Een half uur later, om 11.16 uur, belt [medeverdachte 2] met de gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer] (hierna: * [telefoonnummer] ) . Zij zeggen – zakelijk weergegeven – het volgende:
[medeverdachte 2] : Heb je [bijnaam] al gebeld of niet? Heb je een telefoon met een
nummer? Kun je mij een nummer sms’en want dit is jouw
werktelefoon toch?
* [telefoonnummer] : Ja. Ja is goed. [20]
Op 19 mei 2017 belt [medeverdachte 1] met de gebruiker van telefoonnummer * [telefoonnummer] . In het gesprek
wordt – zakelijk weergegeven – het volgende gezegd:
[medeverdachte 1] vraagt naar het e-mailadres.
NN-vrouw * [telefoonnummer] zegt
[e-mail] @hotmail.com.
[medeverdachte 1] zegt: [verdachte] niet door de…. [21]
Op 29 mei 2017 belt [medeverdachte 1] nogmaals met de gebruiker van telefoonnummer * [telefoonnummer] . In dit gesprek wordt – zakelijk weergegeven – het volgende gezegd:
[medeverdachte 1] : [verdachte] geef haar twee en een half duizend.
NN-vrouw: Oke is goed. [22]
In een proces-verbaal van een OVC-gesprek van 5 juli 2017 is – zakelijk weergegeven – het volgende geverbaliseerd:
Ik herken de stemmen van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] aan hun intonatie, manier van spreken en stemgeluid. [23]
[medeverdachte 1] : [medeverdachte 2] , [medeverdachte 2] , da’s jou probleem.
[medeverdachte 2] : Da’s geen probleem voor mij. Jouw vrouw bemoeit zich met alle fucking shit.
[medeverdachte 1] : We zijn een groep. [24]
[medeverdachte 2] : Jouw vrouw voelt zich sterk. Gaat jouw vrouw tegen mij zeggen: je kan gewoon praten hoor, die buurvrouw weet wat wij doen. [25]
Bewijsoverweging ten aanzien van telefoonnummers * [telefoonnummer] en * [telefoonnummer]
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, vast dat verdachte gebruik maakte van de telefoonnummers * [telefoonnummer] en * [telefoonnummer] . Ten behoeve van de leesbaarheid van het vonnis, zal de rechtbank bij het weergeven van tapgesprekken in plaats van voormelde telefoonnummers (* [telefoonnummer] en * [telefoonnummer] ) de naam van [verdachte] weergeven.
Bezoek aan Spanje in mei 2017
Verdachte heeft bij de rechter-commissaris in 2018 – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Door mij is weleens geld opgehaald in Spanje, samen met [medeverdachte 1] . Dat was vorig jaar mei of juni. [26]
Verdachte belt [medeverdachte 1] op 18 mei 2017 tweemaal. In deze gesprekken wordt het volgende gezegd:
[verdachte] vraagt waar [medeverdachte 1] is. Hij zou toch auto's gaan kijken. [27]
[verdachte] zegt die Spaanse even te bellen. Die Spaanse [naam] . [medeverdachte 1] zegt dat als hij nog een keer belt, zij de secretaresse is en moet zeggen dat [naam] niet aanwezig is. Hij is in een meeting en belt straks terug. [verdachte] zegt oké is goed. [28]
Verdachte wordt op 19 mei 2017 door [medeverdachte 1] gebeld. Hierover is – zakelijk weergegeven – het volgende geverbaliseerd:
[medeverdachte 1] zegt dat [bijnaam] niet opneemt. [medeverdachte 1] vraagt: het is toch [naam] ?
[verdachte] zegt ja. [verdachte] moet van [medeverdachte 1] zeggen dat meneer [naam] in een meeting is en dat hij binnen (ntv) minuten contact opneemt. Vervolgens moet [verdachte] [medeverdachte 1] bellen. [29]
In tapgesprekken tussen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] van 19 mei 2017 wordt – zakelijk weergegeven – het volgende gezegd:
[medeverdachte 1] : Die mensen wachten niet weet je.
(Op de achtergrond zegt [verdachte] : er zijn nog maar 4 tickets, morgenochtend tien voor half acht). (…)
[medeverdachte 2] : Maar luister jouw vrouw gaat daar morgen heen zeg je.
Moet ik kijken voor een ticket voor morgen?
[medeverdachte 1] : Zij kijkt jou (…).
[medeverdachte 2] : Maar ze moet ook kijken vanuit Eindhoven.
(Op de achtergrond zegt [verdachte] : Eindhoven is gevaarlijk).
[medeverdachte 2] : Eindhoven is de beste plek om te vliegen. Ik heb vijfhonderdduizend en een miljoen gebracht vanaf Eindhoven. [30]
In een proces-verbaal waarin OVC-gesprekken van 19 mei 2017 zijn uitgewerkt is – zakelijk weergegeven – het volgende opgenomen:
Wij, verbalisanten, herkennen de stemmen van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] aan hun intonatie, manier van spreken en stemgeluid. [31]
[medeverdachte 2] : Ze hebben maar 100 gebracht
[medeverdachte 1] : Alleen 100 gebracht.
[medeverdachte 2] : Vieze leugenaars die Spanjaarden. [32]
[medeverdachte 2] heeft bij de politie – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Ik heb een relatie met [C] . Wij hebben samen drie kinderen. [33]
[medeverdachte 2] spreekt op 19 mei 2017 in zijn auto met [C] . In een proces-verbaal waarin dit OVC-gesprek is uitgewerkt is – zakelijk weergegeven – het volgende opgenomen:
Wij, verbalisanten, herkennen de stemmen van [C] en [medeverdachte 2] aan hun intonatie, manier van spreken en stemgeluid. [34]
[medeverdachte 2] : Ik moet zondag naar Spanje. Geld halen. Is wel jammer, die man zou tweehonderdvijftig brengen maar heeft maar honderd gebracht.
(…) [35]
[medeverdachte 2] : Ja dus eh beetje minder weer, maar geld is geld.
(…)
[C] : Morgenochtend moet mama papa wegbrengen met de auto.
[medeverdachte 2] : Nee we nemen hem mee. Hij moet leren om geld te halen. Hij moet
leren hoe het werkt. Hij is mijn protegé he. Hij gaat doen wat ik doe,
hij wordt gewoon een fucking oplichter. [36]
Op 25 mei 2017 belt verdachte met [medeverdachte 1] . Zij zeggen – zakelijk weergegeven –- het volgende:
[medeverdachte 1] : Ik wacht op een telefoontje. Is het al genomen, begrijp je wat ik bedoel?
[verdachte] : Oke, Ik moet eerst zeker weten dat ze het gewoon aan jou geven.
(…)
[medeverdachte 1] : Eh, tien procent ja.
[verdachte] : Nou oke, en waarom heb je niet vijf gezegd dan tien? (…)
En ik weet niet om hoeveel het is.
[medeverdachte 1] : Vijfhonderd. Eentje van die, twee van die bedoel ik. Van die andere kant.
[verdachte] : In totaal voor vijf?
[medeverdachte 1] : Vijfhonderdduizend die zijn van ons.
[verdachte] : Oke dan. Ja woensdag kan die pas uitbetalen. Kijk hun kunnen het aanpakken. [37] (…) en woensdag heb je hem terug. Op mijn garantie, kan je zeggen.
[medeverdachte 1] : Kan jij bellen met (…). Kijken is die aanwezig nu.
[verdachte] : Oké, is goed. [38]
Op 28 mei 2017 belt [medeverdachte 1] met verdachte. In dit gesprek wordt – zakelijk weergegeven – het volgende gezegd:
[medeverdachte 1] vraagt aan [verdachte] een sms naar die man te sturen. Hij hoort vandaag van ons wanneer hij die kan vangen. Zo dadelijk zeggen tegen hem! Oke is goed, zegt [verdachte] . [39]
Afspraak in het [naam] hotel op 15 mei 2017
In een proces-verbaal over een mogelijk ander telefoonnummer van [medeverdachte 1] is – zakelijk weergegeven –het volgende geverbaliseerd:
Bij het uitluisteren van de gesprekken met het telefoonnummer * [telefoonnummer] (in gebruik bij [medeverdachte 2] ), waarbij er contact is met het telefoonnummer [telefoonnummer] (hierna * [telefoonnummer] ), hoorde ik dat de persoon die gebruik maakt van dit nummer verdachte [medeverdachte 1] was. Ik merk op dat ik de afgelopen maanden diverse gesprekken heb beluisterd, die zijn gevoerd tussen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] heeft een zeer kenmerkende stem. Hij spreekt met een Slavisch accent. [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] spraken elkaar in deze gesprekken aan met de naam " [bijnaam] ”. Verdachte [medeverdachte 1] werd ook met de naam [bijnaam] aangesproken.
Verder zag ik dat de gesprekken via het telefoonnummer * [telefoonnummer] voornamelijk in de Roma taal werden gevoerd. Beide tolken die in het onderzoek PIANO werkzaam zijn herkenden de stem van verdachte [medeverdachte 1] als de gebruiker van het telefoonnummer * [telefoonnummer] . [40]
Bewijsoverweging
De rechtbank is er op grond van voormelde bewijsmiddelen –in onderling verband bezien – van overtuigd dat [medeverdachte 1] gebruik maakte van telefoonnummer * [telefoonnummer] . Ten behoeve van de leesbaarheid van het vonnis zal de rechtbank bij het weergegeven van tapgesprekken in plaats van voormeld telefoonnummer de naam [medeverdachte 1] weergeven.
Op 10 mei 2017 belt [medeverdachte 1] met een onbekende man (NN-man9058). In dit gesprek wordt –zakelijk weergegeven –het volgende gezegd:
[medeverdachte 1] : Wie client komt als eerste?
NN-man: Eerst de man die het hotel voor 2 miljoen verkoopt.
Je bent [naam] (fon) en ik ben [naam] . We zijn partners. [41]
Op 14 mei 2017 belt [medeverdachte 1] met dezelfde onbekende man. Zij zeggen – zakelijk weergegeven – het volgende:
NN-man: Ik heb morgen een afspraak om 14.00 uur.
[medeverdachte 1] : Wat verkoopt die?
NN-man: Het is een Nederlandse man en verkoopt een vakantiehuis in Spanje voor 70000. [42]
Verdachte ontvangt een sms van de NN-man met daarin – onder meer – het volgende:
[getuige 5] . [naam] . [43]
Op 15 mei 2017 wordt verdachte door [medeverdachte 1] gebeld. Zij zeggen – zakelijk weergegeven – het volgende:
[medeverdachte 1] : Stuur mij even die adres van die hotel die A. Hoe heet die nou (…)
[verdachte] : Andaz! Andaz! Prinsengracht. [44]
Een paar minuten later stuurt verdachte [medeverdachte 1] een sms met het adres van het Andaz hotel in Amsterdam. [45]
De politie heeft in september 2017 een e-mail ontvangen van [getuige 5] waarin – zakelijk weergegeven – het volgende is geschreven:
Wij hebben op 15 mei j.1. om 14.00 uur een afspraak gehad met [naam] in het Andaz-hotel in Amsterdam, Prinsengracht 587. Eigenlijk zou [naam] er ook bij zijn, maar die was al naar een andere afspraak. Ons werd al vrij snel duidelijk dat het geen zuivere koffie was. Zijn voorstel was om € 200.00,- zwart te betalen. Ook was hij totaal niet geïnteresseerd in ons huis. Er werd echt benadrukt dat we via een transport naar Barcelona of Amsterdam het cash geld zouden moeten ophalen. Wij hebben toen gezegd dat we alleen verder wilden praten als we alles via de bank/notaris zouden kunnen regelen. Nadat dat duidelijk was voor hem pakte hij zijn koffertje en vertrok. [naam] had een getint uiterlijk.
[getuige 5] , [naam] . [46]
In een proces-verbaal van bevindingen over [naam] staat – zakelijk weergegeven – het volgende:
Op 11 september 2017 een doorzoeking plaats in de woning [adres] te [woonplaats] . Tijdens deze doorzoeking is een visitekaartje aangetroffen van [naam] van de onderneming [onderneming] . [47]
[getuige 6] heeft bij de politie – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Ik woon aan de [adres] in [woonplaats] . [48] [verdachte] is mijn dochter. [medeverdachte 1] heeft een sleutel van mijn woning in [woonplaats] . [49] Ik heb aan hem een ruimte in mijn woning beschikbaar gesteld. [50]
Afspraken in het Mariott hotel op 29 juni 2017
Op 26 juni 2017 belt nummer [telefoonnummer] (hierna * [telefoonnummer] ) met [medeverdachte 2] . In dit gesprek wordt – zakelijk weergegeven – het volgende gezegd:
[medeverdachte 2] : Ja [bijnaam]
* [telefoonnummer] : Jij morgen auto kijken of niet?
[medeverdachte 2] : Nee, 29e.
* [telefoonnummer] : Oke. [51]
Op 28 juni 2017 spreken [medeverdachte 2] en de gebruiker van telefoonnummer * [telefoonnummer] nogmaals met elkaar. Zij zeggen – zakelijk weergegeven – het volgende:
[medeverdachte 2] : He luister eens, jij hebt die kaartjes nog van eh, van jou zelf bij jou?
* [telefoonnummer] : Van mij... [naam] (fon)
[medeverdachte 2] : Nee die andere.
* [telefoonnummer] : Jawel.
[medeverdachte 2] : Jij moet jouw vrouw netjes op het kaartje een telefoonnummer laten schrijven waar jij bereikbaar bent, als we morgen dat kaartje geven, dan sta jij gelijk met die klant in contact, snap je? Schakelen we die makelaar uit. We hebben 2 afspraken, dus laat effe die telefoonnummers erop schrijven, 2 kaartjes.
* [telefoonnummer] : Oke. [52]
Op 28 juni 2017 om 23.23 uur spreken [medeverdachte 2] en de gebruiker van telefoonnummer * [telefoonnummer] elkaar opnieuw. Er wordt – zakelijk weergegeven – het volgende gezegd:
[medeverdachte 2] : Ha [bijnaam] ! Wat is er met jouw telefoon? Ik denk ze luisteren mee.
* [telefoonnummer] : Nee ze luisteren niet mee. Hoe laat kunnen wij twee auto’s?
[medeverdachte 2] : Ja morgen twee auto’s….achter mekaar.
Van tien uur tot twee uur, bij diezelfde makelaar, dus ik ben morgen om tien uur bij jou ja?
* [telefoonnummer] : Ok. [53]
Op 29 juni 2017 heeft een observatie plaatsgevonden. Daarover is – zakelijk weergegeven – het volgende geverbaliseerd:
9.43
uur: Ik zag dat een man die ik herkende als [medeverdachte 2] zijn woning in
[woonplaats] verliet en wegreed in zijn Volkswagen.
9.58
uur: Ik zag dat [medeverdachte 1] op straat stond ter hoogte van de [adres] te [woonplaats] . Hij liep de woning binnen. Op dat moment kwam de Volkswagen aangereden en zag ik dat [medeverdachte 2] uitstapte en perceel [adres] binnenliep.
10
uur: Ik zag dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] naar buitenkwamen en allebei in de Volkswagen stapten en wegreden.
10.31
uur: Ik zag dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] het Marriot-hotel in Amsterdam binnenliepen. [54]
10.43
uur: Ik zag dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] en drie andere personen allen rond een tafel zaten en in gesprek waren.
11.01
uur: Ik zag dat [medeverdachte 1] een witte geopende envelop liet zien aan NN1 en NN2. [55]
Bewijsoverweging ten aanzien van telefoonnummer * [telefoonnummer]
De rechtbank stelt op grond van voormelde bewijsmiddelen vast dat telefoonnummer * [telefoonnummer] in de onder feit 2 ten laste gelegde periode werd gebruikt door medeverdachte [medeverdachte 1] . Ten behoeve van de leesbaarheid van het vonnis zal de rechtbank bij het weergeven van tapgesprekken in plaats van ‘* [telefoonnummer] ’ de naam [medeverdachte 1] weergeven.
In het proces-verbaal OVC van 29 juni 2017 is – zakelijk weergegeven – het volgende geverbaliseerd:
29 juni 2017 vanaf 10.00 uur: [56]
[medeverdachte 1] : Welke komt nu, die van 5 miljoen of…
[medeverdachte 2] : Allebei…Welke eerst weet ik niet, eentje is 5,5 en die andere is 13,5.
Ja wat wij kunnen zeggen, wij gaan niet over de prijs onderhandelen, weetje, wij moeten die mensen toch eh, maar ja dat is jouw ding.
Jawel ik heb met die makelaar gesproken. Hij is lastig man. Maar ik heb wel gezegd, dat op het moment dat jij gaat praten, hoe jij zaken doet, moeten wij weg.... [57]
[medeverdachte 1] : Wat zei hij?
[medeverdachte 2] : Nee is geen probleem. Als jij een goed gevoel hebt kun je hem mee betrekken in die principe weet je. [58]
[medeverdachte 1] : Maar met die mensen heb jij niet gesproken? [59]
[medeverdachte 2] : Jawel met die makelaar. Makelaar heet [getuige 7] , heer [getuige 7] . [60]
(…)
[medeverdachte 2] : Mag je volgende keer deze doen
[medeverdachte 1] : Die is gebrand, weet je hoeveel in Amsterdam is gepakt.
[medeverdachte 2] : Tuurlijk, overal pakken ze. Ik probeer te zoeken naar een plek waar we nog normaal kunnen komen.
[medeverdachte 2] : Weet je nog wat je naam was?
Gesprek buiten de auto in parkeergarage. Portieren worden afgesloten. Op de achtergrond wordt gezegd:
[medeverdachte 2] : [naam] (fonetisch)
[medeverdachte 1] : [naam] , [naam]
[medeverdachte 2] : Je hoeft alleen maar [naam] te zeggen. Je hoeft niet je voornaam te zeggen.
[medeverdachte 1] : [naam] .
Gesprek tussen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] na de afspraak. Zij zeggen – zakelijk weergegeven – het volgende:
[medeverdachte 1] : Weet je wat jij moet zeggen tegen hem. Goed luisteren he meneer. Jij krijgt van ons twee procent. Dan houdt ie zijn bek dicht begrijp je wat ik bedoel? [61] Zo moet jij het zeggen.
[medeverdachte 2] : Ja nou maar ik denk niet dat hij eh gevoelig is daarvoor. Die man heeft geld. Dan zeg ik liever geven we jou nog een paar procenten meer om die zaak te laten doorgaan, want wij denken op lange termijn niet alleen maar aan tak tak wisselen.
[medeverdachte 1] : Nee maar ik kan niet ..(ntv)..
[medeverdachte 2] : Nee dat weet ik maar ja ik denk we doen die makelaar even alleen pakken. [62]
(…)
[medeverdachte 2] : Daarom ga ik hem ook heel duidelijk zeggen nee wij willen niks wisselen niks omwisselen.. Alleen als wij het hotel kopen dan willen wij die transactie doen.
[medeverdachte 1] belt met persoon die hij [naam] (fon) noemt en zegt – zakelijk weergegeven – het volgende:
[medeverdachte 1] : We hebben naar de afspraak gegaan en we zijn klaar, en van één hadden we voor één gevraagd en van die andere vijfhonderd. Als nu die mediator goed doet dat is het okay.
[medeverdachte 2] neemt het telefoongesprek over. Hij zegt – zakelijk weergegeven – het
volgende:
[medeverdachte 2] : Ja, nu ga ik met makelaar praten. We willen deze deal sluiten en dit project kopen en alleen als we het kopen, dan gaan we dat doen, privé en zo. Het is een mooi project, het was die van 13 miljoen. [63]
Ik ga hem zo bellen en dan ga ik alleen maar proberen hem uit te schakelen door te zeggen, alleen als we het project kopen, dan doen we dat met die betaling en dat wisselen.
(einde telefoongesprek)
[medeverdachte 2] : Had jij de indruk dat die makelaar wel eens van iets gehoord had?
[medeverdachte 1] : Nee. Hij praatte over vijfhonderd. Over is moeilijk te geven die vijfhonderdjes. Niemand wil dat hebben. [64]
[medeverdachte 2] : Maar ze hebben die procedure goed begrepen?
[medeverdachte 1] : Ja tuurlijk
(…)
Die andere man heb ik in die envelop was 5000 der in. Ik zeg kijk maar dat is ook ..(ntv).. hij pakt die het is goed zo.
(…)
[medeverdachte 1] : Bel maar die makelaar weet je is ..(ntv).. Duidelijk zeggen tegen hem, voor ons het is niet wisselen zonder onroerend goed kopen.
[medeverdachte 2] : Ik kan nu bellen. Kan je meeluisteren, alleen moet jij je mond houden. [65]
Er wordt uitgebeld. Telefoongesprek tussen [medeverdachte 2] en de makelaar. [medeverdachte 2] zegt, zakelijk weergegeven:
[medeverdachte 2] : Ja, ik ben op zoek naar de heer [getuige 7] (fon). U spreekt met [naam] (fon).
Hallo, meneer [getuige 7] !
Wat ik u alleen nog even heel duidelijk wilde maken is dat het ons niet gaat om het wisselen. Wij hebben deze projecten nodig, wij willen dit hotel graag kopen zodat we verder kunnen met het geld. Daarom zeggen we dat zo. En wij investeren graag want als u projecten hebt van 20 of 30 miljoen, het maakt niet uit hoe hoog, wij hebben belangstelling. U hebt nu enigszins de procedure meegekregen. Ik hoop dat u ook behulpzaam kunt zijn om de klanten zover te krijgen. Maar de procedure is zoals we zeggen, op de dag dat wij komen, op de dag dat er geruild wordt of gewisseld, hoe je het ook maar noemt, op dat moment krijgen ze meteen de aanbetaling.
Einde telefoongesprek. [66]
[medeverdachte 1] : Toen jij tegen hem zei “interesseren wisselen", wat zei die?
[medeverdachte 2] : Nee nee hij zegt: ik ga mij niet met wisselen bemoeien zei die.
[medeverdachte 1] : Dat is het belangrijkste. [67]
In een proces-verbaal van bevindingen over de afspraak in het Mariott hotel op 29 juni 2017 is – zakelijk weergegeven – het volgende geverbaliseerd:
[medeverdachte 2] belt op 3 juli 2017 vanuit zijn auto met een persoon genaamd [naam] :
[medeverdachte 2] : Ja, het kan alleen maar dat ze iets weten van de manier waarop onze vriend de deal wil sluiten. Dat ze weten van een aantal gevallen.
[medeverdachte 2] belt daarna een NNman en zegt het volgende:
[medeverdachte 2] : Hallo meneer [D] , goedendag, met [naam] . [68] Wij zijn enigszins in shock over de heer [getuige 7] .
[medeverdachte 2] wordt vervolgens weer gebeld door een persoon genaamd [naam] . [medeverdachte 2] zegt – zakelijk weergegeven – het volgende:
[medeverdachte 2] : Ik heb [D] gesproken en hij heeft de afspraak afgezegd. [getuige 7] heeft tegen hem gezegd dat hij het een beetje had uitgezocht, en toen zei hij dat hij vermoedt dat het om fraude gaat. [69]
Ik was er natuurlijk ook niet bij, want we zijn apart gegaan, maar ik wist op grond van de procedure dat hij natuurlijk om omwisselen had gevraagd. Het omwisselen van biljetten.
Je ziet gewoon dat als je het op deze manier doet, dat het dan niks wordt. Om de zaak te redden van de kant van [bedrijf 1] , dan kan je alleen…
Nou zijn de mensen natuurlijk op de hoogte gebracht. Nu kunnen we alleen maar zeggen tegen [D] om hem zoet te houden dat het een actie van de heer [E] zelf was, dat de [bedrijf 1] er niet van op de hoogte was, anders raak je iedere klant kwijt.
[naam] : (ntv) visitekaartje…
[medeverdachte 2] : Nee, had hij wel. Het is alleen maar een naam en een kaartje, daarvan kunnen ze altijd zeggen dat hij dat op eigen…op eigen idee gedaan, niet namens de [bedrijf 1] . [70]
De identiteit van de personen met wie [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] hun eerste afspraak hadden is vastgesteld. Het betroffen [F] en [G] . [F] is president en CEO van het [hotel] , Duitsland. [71]
[getuige 7] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Ik ben op 29 juni 2017 bij twee ontmoetingen geweest in een hotel in Amsterdam, onder andere met het echtpaar [echtpaar] . Ik was de bemiddelende makelaar. Ik moest in opdracht van het echtpaar [echtpaar] hun hotel verkopen. Bij de eerste ontmoeting was aanwezig de makelaar Dr. [naam] van de firma [firma] , twee jonge mannen, investeerders van de [bedrijf 1] . Van één van die mannen heb ik het visitekaartje gekopieerd. Dat staat op naam van [naam] . Dr. [naam] heeft deze ontmoeting geregeld. [72]
[getuige 7] heeft bij zijn verklaring een e-mail gevoegd van een medewerker van [firma] aan [getuige 7] waarin – zakelijk weergegeven – het volgende staat:
Geachte heer [getuige 7] ,
De heer Dr. [naam] ontvangt u op 29 juni 2017 graag met beide verkopers in het hotel Arena Atlas in Amsterdam.
Met vriendelijke groet,
[naam] . [73]
Op 11 september 2017 is de woning van de medeverdachten [medeverdachte 2] en [C] doorzocht. Hierover is – zakelijk weergegeven – het volgende geverbaliseerd:
Op een USB-stick die in de woning is aangetroffen stonden bestanden met de namen BahrainAngebote. In één van die bestanden staan ‘Angebote’ omschreven. Angebot009 betreft het [hotel] . Bij [medeverdachte 1] [de rechtbank begrijpt: tijdens doorzoeking op het adres [adres] te Maarssen] is een visitekaartje aangetroffen van [naam] . [74]
Afspraken met de heer [getuige 8]
[medeverdachte 2] heeft van 7 juli 2017 tot en met 11 juli 2017 een aantal gesprekken gevoerd met telefoonnummer [telefoonnummer] (hierna * [telefoonnummer] ). Over telefoonnummer * [telefoonnummer] is – zakelijk weergegeven – het volgende geverbaliseerd:
Nummer * [telefoonnummer] is gebruikt door [medeverdachte 1] . Zijn stem is door verbalisanten, werkzaam in onderzoek PIANO, herkend aan zijn Slavische accent en manier van spreken. [medeverdachte 2] en de gebruiker van telefoonnummer * [telefoonnummer] noemden elkaar [bijnaam] . [75]
Bewijsoverweging ten aanzien van telefoonnummer * [telefoonnummer]
De rechtbank stelt op grond van voormelde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, vast dat telefoonnummer * [telefoonnummer] van 7 tot en met 11 juli 2017 werd gebruikt door [medeverdachte 1] . [medeverdachte 2] en de gebruiker van * [telefoonnummer] noemen elkaar [bijnaam] , zoals [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] in gesprekken via andere telefoonnummers ook doen. Daar komt nog bij dat twee verbalisanten de stem van [medeverdachte 1] herkennen. Ten behoeve van de leesbaarheid van het vonnis zal de rechtbank bij het weergeven van tapgesprekken het telefoonnummer * [telefoonnummer] vervangen voor de naam [medeverdachte 1] .
In de gesprekken tussen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] in de periode van 7 juli 2017 tot en met 11 juli 2017 wordt – zakelijk weergegeven – het volgende gezegd:
7 juli 2017
[medeverdachte 1] : [bijnaam] , morgen is een auto te kijken aan die overkant, ga jij
kijken?
[medeverdachte 2] : Ligt eraan of het interessant is.
[medeverdachte 1] : Interessant? 300 euro. [76]
[medeverdachte 1] zegt dat een huis met zonnepanelen bekeken moet worden, ongeveer 200 kilometer in België. [medeverdachte 2] zegt dat ze het naar maandag moeten verplaatsen. [77]
9 juli 2017
[medeverdachte 2] moet het adres nog krijgen van [medeverdachte 1] van wat hij morgen moet bekijken en vraagt of iemand het adres in zijn brievenbus wil gooien. [medeverdachte 1] vraagt op welke naam? [medeverdachte 2] zegt [naam] . [78]
In een proces-verbaal over de gesprekken tussen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] staat – zakelijk weergegeven – het volgende:
[medeverdachte 1] stuurt [medeverdachte 2] op 9 juli 2017 een sms met de tekst:
‘7 place de baulers 1301 baulert’.
Dit adres blijkt van een restaurant in België dat ene [getuige 8] te koop had staan. [79]
[medeverdachte 2] belt [medeverdachte 1] opnieuw op 9 juli 2017 en zegt, zakelijk weergegeven:
[medeverdachte 2] : Ik geef jouw vrouw net een telefoonnummer waar ze het adres naar toe moet sturen, hoe kan je nou naar deze sturen?
[medeverdachte 1] : Verkeerd, verkeerd.
[medeverdachte 2] : Ja, maar dan is mijn, waarom brand je mijn telefoon jongen, jezus christus! [80]
In een proces-verbaal van bevindingen inzake een OVC-gesprek van 10 juli 2017 is – zakelijk weergegeven – het volgende geverbaliseerd:
Telefoon gaat over. Alleen [medeverdachte 2] is te horen. Ik herken de stem van [medeverdachte 2] aan zijn intonatie, manier van spreken en stemgeluid. [81]
[medeverdachte 2] : Hey [bijnaam] (…)
Spreekt hij alleen [medeverdachte 3] ? Ja ok.
Nee, [naam] , maar wat is jouw naam? Ik moet jouw naam ff weten he, [naam] , en mijn naam [naam] . Ok. [82]
Een paar uur later op 10 juli 2017 bellen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] met elkaar. Zij zeggen – zakelijk weergegeven – het volgende:
[medeverdachte 1] : Ben jij terug?
[medeverdachte 2] : Ja ik ben onderweg. Wat dacht jij nou wat het was?
[medeverdachte 1] : Die zonnepanelen.
[medeverdachte 2] : Nee man een restaurant met een huis daarboven. Maar was dit die
ene van die 300? Ik denk wel dat ie geld heeft.
[medeverdachte 1] : Ja. Hij heb gezegd 3 totale bedrag zou voor hem een beetje moeilijk zijn, maar hij zei heel duidelijk, stuur maar die experts dan kijken wij wat wij hebben. [83]
[getuige 8] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Een investeerder heeft mij een prijsvoorstel gedaan voor de overname van het restaurant en het privédeel. Ik heb een ontmoeting met hem gehad in hotel Arena in Amsterdam. Om hem te helpen bij de aankoop van het huis heeft hij mij gevraagd om hem te helpen door mij een bepaald bedrag á contant te geven en dat ik dat bedrag weer aan hem zou overmaken op zijn bankrekening en dat ik dan een percentage zou krijgen. De koper heeft mij laten weten dat hij een expert naar mij toe zou sturen om het huis en restaurant te bekijken. Daarna is iemand naar het restaurant gekomen die zich voordeed als een expert. Hij sprak geen [medeverdachte 3] . Hij heeft het pand bekeken en is vertrokken. Ik heb nog een paar keer contact gehad met die mensen, voornamelijk om nogmaals te proberen om contant geld tegen overboekingen te ruilen. Ik heb ze gevraagd geen contact meer met mij op te nemen om te proberen geld te wisselen. [84]
In een proces-verbaal van bevindingen wordt – zakelijk weergegeven – het volgende geverbaliseerd:
De Belgische politie ontving van [getuige 8] een visitekaartje dat hij had gekregen tijdens een ontmoeting over de verkoop van zijn restaurant. Op dit visitekaartje stonden de gegevens: [naam] van [bedrijf 2] : [e-mail] .com.
Het visitekaartje dat [getuige 8] ontving kwam overeen met de visitekaartjes van [bedrijf 2] die tijdens doorzoeking in de woning van [medeverdachte 1] [de rechtbank begrijpt: [adres] te [woonplaats] ] werden gevonden. [85]
Op 17 juli 2017 belt verdachte met de gebruiker van telefoonnummer * [telefoonnummer] . In dit gesprek wordt – zakelijk weergegeven – het volgende gezegd:
* [telefoonnummer] : Ik heb wel een doos gevonden, een pasje, 2 pasjes eigenlijk.
[verdachte] : Maar dat is gewoon die ene, zelfde gewoon, maar volgens mij zit
daar dus een ander nummer op, begrijp je? Dat is het eerste bedrijf,
maar met een ander nummer die jij eraf hebt gepleurd, en dat bedrijf bestaat gewoon nog, zo heb je het gedaan volgens mij.
* [telefoonnummer] : Huh?
[verdachte] : Iemand had gebeld een keer en toen ik zei hallo, toen vroeg die aan mij weet jij wie of wat [bedrijf 2] (fon) is? Want volgens mij is die ding niet echt snap je? [86]
* [telefoonnummer] : Oh. [87]
[verdachte] : En toen heb jij een nieuwe nummer, die nummer heb jij weggegooid
begrijp je?
* [telefoonnummer] : Oke. Oke.
[verdachte] : Maar laat dat voor de zekerheid even checken dat dat [naam] (fon) is begrijp je wat ik bedoel? [88]
Afspraken met de heer [getuige 10]
In een proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 3] van januari 2018 is – zakelijk weergegeven – het volgende opgenomen:
[medeverdachte 3] : Ik heb [medeverdachte 2] ongeveer 15 keer ontmoet het afgelopen jaar. [89]
Verbalisant: Op 23 mei heeft u een gesprek met [medeverdachte 2] in diens auto. In dit gesprek geeft u aan dat [getuige 9] zwijgt als het graf. Wat bedoelt u?
[medeverdachte 3] : Ik heb [medeverdachte 2] uitgelegd dat als [getuige 9] dingen zou gaan doen, dat zij dat niet verder zou vertellen.
Verbalisant: Uit een opgenomen gesprek in de auto van [medeverdachte 2] van 14 juni 2017 blijkt dat jullie het hebben over een telefoonscript. Wat kunt u vertellen over dit script?
[medeverdachte 3] : Dat heb ik al verklaard dacht ik. (…) Toen heb ik een belscriptje geschreven voor die dames.
Verbalisant: In het OVC gesprek van 14 juni 2017 zegt [medeverdachte 2] dat u nog veel meer kan doen als u [getuige 9] inzet. Op de [adres] te [woonplaats] werkte een mevrouw genaamd [getuige 9] . Is zij deze [getuige 9] ?
[medeverdachte 3] : Ja. [90]
In een proces-verbaal bevindingen naar het onderzoek van de identiteit van een gesprekspartner van [medeverdachte 2] , wordt – zakelijk weergegeven – het volgende geverbaliseerd:
Tijdens de OVC-gesprekken van 23 mei, 14 juni en 16 juni 2017 spreekt [medeverdachte 2] met een NNman1. In de gesprekken wordt gesproken over een werkplek aan de [adres] in [woonplaats] waar NNman1 vaak zit. [91] NNman1 wordt in één van de gesprekken [medeverdachte 3] genoemd. De identiteit van NNman1 die te horen is op de OVC kan worden vastgesteld als [medeverdachte 3] . [92]
Bewijsoverweging ten aanzien van de identiteit van NN-man1
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat de NN-man1 met wie [medeverdachte 2] in de Volkswagen
op onder meer 23 mei en 14 juni 2017
spreekt, [medeverdachte 3] is. Ten behoeve van de leesbaarheid van het vonnis zal de rechtbank bij het weergeven van OVC-gesprekken met NN-man1 de naam ‘ [medeverdachte 3] ’ vermelden in plaats van ‘NN-man1’.
Op 23 mei 2017 vindt een OVC-gesprek plaats tussen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] (NN-man1). [93] In dit gesprek wordt– zakelijk weergegeven – het volgende gezegd:
[medeverdachte 2] : Eigenlijk ben je altijd wel op zoek naar iets wat misschien legaal vermogen brengt.
(…) [94]
Nu even terug naar dat van ons. Hoe gaan we dat doen?
[medeverdachte 3] : Ja ik ga ff kijken naar die adressen of er eventueel een sponsor eh deel bij zit. Ik ga natuurlijk kijken naar een eh soort real estate bedrijfje.
[medeverdachte 2] : Zouden [bedrijf 3] (fon) toch gebruiken voor iets? Toch ook voor nu jouw eh jouw ijshockeyverhaal zeg maar?
[medeverdachte 3] : Ja ja.
[medeverdachte 2] : Ik zorg dat eh morgen dat briefpapier komt van [bedrijf 3] (fon).
[medeverdachte 3] : Ik kan in Soest gaan zitten en werken. Daar loopt ook een juffrouw rond, [getuige 9] (fon). Die zwijgt als het graf. Die weet dat ik wel eens een beetje met ondeugende dingetjes bezig ben en dat vindt ze prima. [95] En die weet toch niet de finesses van het verhaal dus..
[medeverdachte 2] : Nee is ook niet, tot het moment dat jij het uit handen geeft is er ook helemaal niets aan de hand. Zijn we gewoon met een legit verhaal bezig. Op het moment dat ik ze bij mijn mensen breng ja dan eh..
[medeverdachte 3] : Is het andere koek.
[medeverdachte 2] : Wordt het een soort andere versie van het verhaal. Ik zorg dat die enveloppen komen, briefpapier, jij deed alleen effe die voor die voorbrief effe iets aanpassen he?
[medeverdachte 3] : Ja.
[medeverdachte 2] : Vijftig van alles?
[medeverdachte 3] : Ja dan kunnen we wel effe vooruit voorlopig.
[medeverdachte 2] : Ja in Duitsland en die andere landen.
Dan willen we toch wel ergens geld gaan maken nou. Als je dan een brief maakt naar hun (…) dat we willen investeren in spelers.
[medeverdachte 3] : Ja ja. [96]
Op 14 juni 2017 vindt – zakelijk weergegeven – het volgende OVC-gesprek plaats:
[medeverdachte 3] : Je moet [getuige 9] en mij laten bellen. Er moet natuurlijk wel een scriptje worden gemaakt.
(…)
[medeverdachte 3] : Dat is niet de insteek van het gesprek. Telefoongesprek wat wij doen, wij zijn gewoon werknemer van [bedrijf 3] Invest (fon), wij wekken interesse, wij zeggen eh u wordt gebeld of benaderd, wij sturen eerst informatie weet je wel.
[medeverdachte 2] : Als het nodig is liever niet. Het liefst zo min mogelijk informatie, daarom wilde ik ook die informatie uit die brief hebben. Dat klinkt raar, maar hoe minder informatie ze hebben, hoe sterker wij zijn, want dan kunnen we overal eigen invulling aan geven. [97]
(…)
[medeverdachte 2] : Alleen dan vragen we een kleine dienst van ze, ja, bij de ene zal het 100 ruggen zijn, bij de ander zal het, ik zeg altijd zo, een klant vanaf 100 ruggen is oke. Dat klinkt misschien een beetje eh…maar 50 ruggen, weet je, als je bij mensen 25 of 50 ruggen wegneemt, die gaan er veel meer poespas over maken.
[medeverdachte 3] : Ja bij die clubs begrijp ik het, die willen daar geen publiciteit over.
[medeverdachte 2] : Die clubs houden het stil. Hotels, iedereen eigenlijk weet je. [98]
(…)
Dus we nodig mensen uit, maar de reden dat we in persoon willen praten omdat wij eh, je weet zelf al, in iedere markt en zeker ook in de sportbereik, daar gaat een boel cashgeld in om, contant geld, we noemen het geen zwart geld, gewoon contant geld. We willen bij elkaar komen om te praten over dat wij een stuk contant of officieel kunnen doen. ALTIJD officieel moet je erbij zeggen, maar ook gedeelte contant kunnen doen, op een chique manier. ALS ze dan nee zeggen, dan moet je zeggen, we hebben ook nog een officiële weg. Zo probeer je ze naar beneden te krijgen ja? We zeggen we hebben altijd een plan A en B, bij een woning gaat er een gedeelte zo en een gedeelte gaat zo, bij dit soort transacties ook, wij vragen of er een gedeelte cash kan, als ze daar geen moeite mee hebben, maakt dat de klant al interessanter, ze weten nog niet waar, ze weten nog niet hoe, ze weten nog niet wat, snap je? Dat is het stukje wat jij moet doen, wat ik dus ook doe, dan breng je mensen naar beneden. [getuige 9] zou het voorwerk kunnen doen, bellen, en dan zou jij gewoon….
[medeverdachte 3] : Het opvolgen. [99]
[medeverdachte 2] : Als dat zover is, dan wil ik naar de Amsterdam Arena rijden, daar zitten van die business, kijken we wat de mogelijkheden zijn, want daarnaast zit het ook het Marriot, want die gaan we gebruiken om te ontvangen, geven we een adres door, moet je niet gelijk doen, maar vlak voor eh de afspraak. Als je op een gegeven moment een paar klanten gepakt hebt daarzo of die zijn beschadigd, dan moeten we een andere locatie gebruiken.
(…)
Na 3 of 4 telefoontjes weet je welke kans je ze moet geven. We willen graag full package bij jullie reclame maken en natuurlijk een voorstel voor de sponsoring. We willen graag gebruik maken van jullie expertise, hun belangrijk maken…datzelfde, dat verhaaltje geldt voor Pietje, Klaasje, iedereen.
[medeverdachte 3] : Dat begrijp ik. Je moet ze even triggeren.
[medeverdachte 2] : Ja. Als het verhaal goed is, je kan ze wat documentatie sturen, ook voor dat hotel zometeen, maken we een mooie brief, wat onze bedoeling is, dat we een bedrijf zijn. [100]
In een proces-verbaal waarin een OVC-gesprek van 5 juli 2017 is uitgewerkt staat – zakelijk weergegeven – het volgende:
[medeverdachte 2] : Luister, nou komt volgende week die sponsering. Die mensen
hebben een rapportje gemaakt. Voor 500.000 kunnen jullie
sponseren. Hoe gaan wij dan? Wij zeggen ja is een beetje weinig, moet een beetje meer worden.
[medeverdachte 1] : Je moet een show maken, dat moet.
[medeverdachte 2] : Ja precies. Dan komen wij misschien bij een miljoen of 750.000. Maar dan, wat gaan we doen om het geld te pakken te krijgen?
Hoe wil je ze aanpakken? Moeten wij weer grote sheine, kleine sheine wisselen, waarom? We hebben alleen maar grote sheinen [101] ? Wat gaan we zeggen? We hebben natuurlijk vanuit het bouwbedrijf, dus je gaat zeggen dat je kleine sheinen moet hebben om die mensen te betalen. Maar waarom is het voor hun nodig om ons te helpen dan?
[medeverdachte 1] : Voor die sponsoring. Wanneer komen ze zei je?
[medeverdachte 2] : Woensdag. [102]
In een proces-verbaal waarin een OVC-sessie van 12 juli 2017 is uitgewerkt is – zakelijk weergegeven – het volgende opgenomen:
12 juli 2017. Alleen de stem van [medeverdachte 2] is te horen.
[medeverdachte 2] : Oke er stond een mailtje van een meneer die vandaag komt en die vroeg naar de namen van de personen die hij gaat ontmoeten. Dan kun je misschien als enige eventjes [naam] neerzetten.
(…)
Nee, [naam] , deze man heet ook [getuige 10] . Doe maar [naam] . In de briefdinges staat ook een A. [103]
12 juli 2017, later op de dag:
[medeverdachte 2] : Ik heb een andere man gesproken die zegt dat die ook die MT 103 geeft voor 10.000 euro. Ik ben nog met die man in onderhandeling.
[medeverdachte 1] : 103 of 113?
[medeverdachte 2] : 103. Weet je, ik denk werkelijk waar, met die sponsoring, luister, we hebben twee, je moet het apart zien. Ik heb [bedrijf 3] . Dit is mijn bedrijf. Ik ben deze [naam] (fon). [bedrijf 3] is dat ja? Wij bouwen villa’s, appartementen, overal in de hele wereld ja? Jij met jouw bedrijf, jij bent mijn bank, jij financiert dat, jij bent de man van het geld. Klaar, weet je? Oke, we willen reclame maken voor dit bedrijf, bij jullie, dat is de procedure, we willen een contract aangaan, oke, wat kost het? 500.000, ehm, luister ik heb alleen een klein probleem, is het voor jullie een probleem om…
[medeverdachte 1] : (onderbrekend) cash geven.
[medeverdachte 2] : Je kent jouw story en dan ga je verder, oke, als cash geen probleem is, is het dan voor jullie ook geen probleem om mij te helpen. Ik heb veel geïnvesteerd. [104] Kunnen jullie voor mij grote naar kleine omzetten, ik betaal jullie commissie. Als zij zeggen, nee we kunnen niets zwart doen, we gaan niet gelijk, dan doen we niet gelijk kapot maken, dan zeggen we, oke, als jullie alles officieel willen
[medeverdachte 1] : Alles officieel.
[medeverdachte 2] : Nee dat is ook een optie ja? We gaan kijken maar is het voor jullie een probleem als wij jullie 250.000 extra geven op de rekening en dan geven jullie ons kleine scheinen [de rechtbank begrijpt: het Duitse woord voor biljetten] [105] , maar…dan komt die maar, maar op het moment dat het op jullie rekening staat of dat jullie zien dat het op jullie rekening komt, met die MT103, dan willen wij die geld zien, dan willen wij die geld hebben…ja toch? Wij zeggen, wij willen investeren in talenten, spelers,. We investeren een miljoen, twee miljoen. Kijken hoe ze reageren (…). En dan kunnen wij geen vijfhonderdjes, wij hebben teveel vijfhonderdjes en u weet, overal vijfhonderdjes is problemen. Wij moeten 20% inleggen van het bedrag wat wij u geven, als het een miljoen is dan is dat twee ton. [106]
(…)
[medeverdachte 1] : tweehonderdjes.
(…)
hotel of..
[medeverdachte 2] : Andere, die bij de Arena. Die ene heet [getuige 10] .
[medeverdachte 1] : Deutsche?
[medeverdachte 2] : Ja. Dus we zeggen, we praten wel met andere clubs, maar gaan maar met één club in zee. Maar als ze niet geïnteresseerd zijn, niet gelijk branden weet je, dan geven we ze andere optie weet je, want als die andere wel met die MT103 komt voor 10 ruggen, hoeven we ze niet gelijk te branden.
[medeverdachte 1] : 103?
[medeverdachte 2] :: 103 maar daar moet je helemaal niet over praten, je moet zeggen een bank.
[medeverdachte 1] : Tuurlijk. [107]
De rechtbank merkt op dat met de term MT 103 kennelijk wordt bedoeld: een digitaal bericht in het internationale betalingsverkeer waarmee een betaling kan worden bevestigd. [108]
[medeverdachte 2] wordt in zijn auto gebeld door een NN-man. [medeverdachte 2] neemt op zegt het volgende:
[medeverdachte 2] : Koon. [109]
Ah, hallo [getuige 10] . Ik had u nog een keer gebeld om te bedanken dat u bent gekomen. [110]
In een OVC-gesprek tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] van 25 juli 2017 wordt – zakelijk weergegeven – het volgende gezegd:
[medeverdachte 1] : Maar wat wou hij nou? Je hebt hem gesproken?
[medeverdachte 2] : Ja. Ik zeg kunnen jullie de procedure doen zoals meneer [naam]
heeft voorgesteld.
[medeverdachte 1] : Tuurlijk.
[medeverdachte 1] : Wat is jouw naam ook alweer?
[medeverdachte 2] : [naam] . [111] Nou gaat ie wel over. Mijn naam is
[naam] en zijn naam is [getuige 10] .
[medeverdachte 1] : Goedendag, meneer [getuige 10] , met meneer [naam] . Ik ben hier bij [naam] . We zitten een beetje te overleggen, maar kan niet zoveel aan de telefoon, snap je? We kunnen beter weer een ontmoeting hebben samen en het dan regelen. Ik ben de 17e weer terug. [112]
In de woning van [medeverdachte 1] en verdachte [de rechtbank begrijpt: [adres] te [woonplaats] ] is een telefoon aangetroffen. Met die telefoon vond op 25 juli 2017 een uitgaand gesprek plaats naar een nummer dat opgeslagen is met de naam [getuige 10] . Het nummer komt overeen met het telefoonnummer van [getuige 10] . [113]
Op 17 augustus 2017 om 08.26 uur spreken [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in de auto van [medeverdachte 2] met elkaar. In het proces-verbaal van bevindingen waarin dit gesprek is uitgewerkt staat – zakelijk weergegeven – het volgende:
8.26
uur
[medeverdachte 2] : Goedemorgen. Heb je een nieuw kaartje van jezelf bij je?
[medeverdachte 1] : Ja. Van [naam] .
[medeverdachte 2] : Jij bent toch [naam] daar?
[medeverdachte 1] : Ja. [114]
12.03
uur
[medeverdachte 2] : Als die man jou belt morgen? En je begrijpt hem niet goed genoeg…
[medeverdachte 1] : [verdachte] is daar.
[medeverdachte 2] : Oh dan kun je met [verdachte] .
[medeverdachte 1] : Wat is jouw naam met die man?
[medeverdachte 2] : [naam] . [115]
[getuige 10] heeft een getuigenverklaring afgelegd. Hij heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Ik heb op 12 juli en 17 augustus 2017 ontmoetingen gehad met [naam] en [naam] . Op 12 juli 2017 in een hotel in Amsterdam en op 17 augustus in een hotel op Schiphol. De heer [naam] trad op namens [bedrijf 3] en de heer [naam] namens [bedrijf 2] , Liechtenstein. De concrete aanvraag werd telefonisch gedaan door ene [naam] , die namens [bedrijf 3] naar belangstelling had geïnformeerd voor een compleet sponsorship in de beroepssport en met name in de ijshockey. De aanvraag had betrekking op [naam] . We hebben besloten dat ik het aanbod in de vorm van een sponsorcontract bij de tweede ontmoeting zou overleggen. Het was bijzonder vreemd dat er over werd gesproken dat wij een deelbedrag in contanten zouden ontvangen. U vraagt mij hoe de heren [naam] en [naam] reageerden toen ik zei dat ik geen contant geld in ontvangst kon nemen.
De heer [naam] probeerde steeds weer oplossingen te berde te brengen hoe het geheel toch afgewikkeld zou kunnen worden. Hij liet mij ook weten dat zulke contante betalingen naar zijn mening in de sportwereld gebruikelijk waren en dat hij dit al vaak zo had gedaan. Er is door [naam] gesproken over geld wisselen. Wij zijn toen tot de conclusie gekomen dat wij niet zouden gaan samenwerken. Vervolgens zijn een aantal pogingen gedaan door de heer [naam] om mij te bellen.
Wanneer ik probeerde [bedrijf 3] te bellen kreeg ik [naam] aan de lijn of een mevrouw die mij doorverbond. [116]
[medeverdachte 3] heeft in januari 2018 – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
[medeverdachte 2] begon tegen mij over een mogelijk zakelijk voorstel. Iets in de sportwereld. Ik moest administratieve werkzaamheden uitvoeren zoals mailings en follow up en ik moest een brief verzorgen. [117] Ik heb contact gehad met [getuige 10] van een ijshockeyclub. [118] Ik heb ook belscripts gemaakt. [119] Er was een mailbox van [bedrijf 3] . [120] [medeverdachte 2] kwam ermee dat ik [naam] genoemd zou worden. Dat vond ik raar, omdat ik de naam [naam] zou gebruiken. [naam] van [bedrijf 3] ben ik. [121]
De woning van [medeverdachte 2] is op 11 september 2017 doorzocht. Daarover is – zakelijk weergegeven – het volgende geverbaliseerd:
In de woning zijn USB-sticks aangetroffen. Op deze gegevensdragers is het
volgende aangetroffen:
- een word-bestand met de naam: [word-bestand] .docx. [122]
- een brief waarin [naam] zich voorstelt als investeerder in voetbalspelers
namens [bedrijf 3] . [bedrijf 3] is met tussen ‘e’ geschreven, terwijl in het logo
bovenaan de brief [bedrijf 3] is gespeld zonder tussen ‘e’, als [bedrijf 3] . [123]
In de woning is tevens een telefoon aangetroffen. Deze telefoon heeft contact gemaakt met contact ‘ [getuige 10] ’. Het telefoonnummer komt overeen met het mobiele nummer van [getuige 10] op zijn visitekaartje, dat ook in de woning van [medeverdachte 2] is aangetroffen. [124] Wat opvalt in de sms-conversaties met [getuige 10] is dat de gebruiker van de telefoon ‘ [naam] ’ en ‘Hr [naam] ’ heet. Dit komt overeen met visitekaartjes die bij [medeverdachte 2] thuis zijn gevonden, waarop [naam] staat vermeld van [bedrijf 3] . [125]
In een ander proces-verbaal inzake de doorzoeking van de woning van [medeverdachte 2] op 11 september 2017 is – zakelijk weergegeven – het volgende opgenomen:
In de woning van [medeverdachte 2] is een laptop aangetroffen. Op deze laptop zijn onder meer de volgende bestanden aangetroffen: [126]
- een word-bestand met de naam ‘ [naam] ’. Het betreft een in het Engels opgestelde
brief op briefpapier van de [bedrijf 1] waarin wordt aangegeven dat [naam]
mag optreden als vertegenwoordiger van de bedrijven [bedrijf 1] Ltd
en [bedrijf 4] Ltd.
- een leningsovereenkomst tussen [bedrijf 1] en [bedrijf 4] als lening gever
en (….) als lening nemer voor een lening van 5,6 miljoen euro. In deze
leningsovereenkomst wordt aangegeven dat zodra de lening nemer op het scherm
ziet dat de lening gever het bedrag heeft overgemaakt, hij meteen 10% van het
bedrag in bitcoins als onderpand dient te storten ten gunste van [bedrijf 1] en
[bedrijf 4] . [naam] wordt opgegeven als geautoriseerde representant. [127]
Voormelde leningsovereenkomst is als bijlage bij het proces-verbaal inzake de doorzoeking van de woning van [medeverdachte 2] gevoegd. In de leningsovereenkomst staat – zakelijk weergegeven – het volgende:
The borrower is obligated to check that swift MT103 one way is on the screen and then to make payment of equity in bitcoins from bitcoin Wallet to the bitcoin Wallet of the Lender. [128]
In een proces-verbaal waarin een OVC-gesprek van 5 juli 2017 is uitgewerkt, is – zakelijk weergegeven – het volgende opgenomen:
[medeverdachte 2] : Wij hebben samengewerkt toch?
[medeverdachte 1] : Ja. [129]
(…)
Als je pakken die 100 bitcoins, 50 gaat naar die mensen die tellen [medeverdachte 2] en 50 blijven bij ons. Van die 50 moet ik (ntv) % aan de tussenpersoon betalen en dan die 60 is voor ons. 20 voor jou en 20 voor mij.
[medeverdachte 2] : Maar dan blijft er niet zo veel over voor ons of wel?
[medeverdachte 1] : [medeverdachte 2] , dat is werken. Wij moeten de tussenpersonen nog betalen.
[medeverdachte 2] : In dit geval gaat het om 240 ruggen. Van die 240 ruggen gaat 40% naar die man.
[medeverdachte 1] : Naar die tussenpersoon. [130]
[medeverdachte 2] : Maar jij verandert ook steeds met je verhaal weet je.
[medeverdachte 1] : Die jongen is mijn neef, die gun ik het
[medeverdachte 2] : Daarom zeg ik jij bepaalt, jij bepaalt Snap je. Dus het is niet altijd hetzelfde.
[medeverdachte 1] : Ik gun hem marge (ntv).
[medeverdachte 2] : Ik weet dat jij ook aan die telkant pakt, want daar stop jij ook je geld
in.
(…)
[medeverdachte 1] : Nee dat is niks voor mij. Ik heb mijn trots.
[medeverdachte 2] : Wat heeft jouw trots ermee te maken dan?
[medeverdachte 1] : Ooit en nooit dat mijn kinderen weten, mijn vader zojuist met drugs.
[medeverdachte 2] : Dus jij vindt het minder erg om iemand zijn spaarcenten te pakken
waar die zijn hele leven voor gewerkt hebt dan jij doet in drugs. [131] Weet je wat ik erger vind, wij hebben van mensen geld genomen.
Die daar hun hele leven voor gewerkt hebben. Dat was hun pensioen.
[medeverdachte 1] : Ieder zijn mening [medeverdachte 2] . [132]
Op 11 september 2017 is het pand aan de [adres] te [woonplaats] doorzocht. Hierover is – zakelijk weergegeven – het volgende geverbaliseerd:
In het pand aan de [adres] in [woonplaats] is een laptop in beslag genomen van het merk Lenovo. Uit de aangetroffen documenten op de laptop blijkt dat deze in gebruik is bij [medeverdachte 3] . Zijn naam komt terug in een groot deel van de aangetroffen documenten. [133]
Op de laptop is het volgende aangetroffen:
- word-documenten met het logo van [bedrijf 3] .
- een ingevulde aanvraag waarin bij bedrijfsnaam [bedrijf 3] Limited is ingevuld en bij contactpersoon [naam] .
- word-documenten waarin in de Duitse taal wordt verteld dat een investeringsmaatschappij [bedrijf 3] Investments geïnteresseerd is in het investeren in jonge voetbalspelers.
- brieven met als afzender [naam] namens [bedrijf 3] . [134]
- een belscript en brieven waarin wordt aangegeven dat [bedrijf 3] geïnteresseerd is om de gebelde club te voorzien van sponsoring. De brieven zijn ondertekend met de naam [naam] .
- In het belscript stelt de beller zich voor als [naam] . In het script wordt gemeld dat de gebelde contact kan opnemen met [naam] . Eén van de brieven heeft als bestandsnaam ‘ijshockeybrief’.
- Uit de zoekgeschiedenis van google blijkt dat diverse zoektermen zijn gerelateerd aan MT103. [135]
[medeverdachte 3] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Ik gebruik een laptop van het merk Lenovo. [136] MT103 is een codenaam voor een transactie van een bank naar een bank. Een aankondiging. [137]
[getuige 9] heeft in januari 2018 – zakelijk weergeven – het volgende verklaard:
V: Welke werkzaamheden voerde u voor [medeverdachte 3] uit?
A: Ik deed belscripts voor [medeverdachte 3] . [138]
Ik heb een keer gebeld naar een voetbalclub in Duitsland en heb daar geprobeerd in het Duits via het belscript een sponsoring aan te bieden. [139]
V: Waarom zou u de naam [naam] gaan gebruiken?
A: Omdat [medeverdachte 3] mij dat vroeg. [medeverdachte 3] zei dat het niet handig zou zijn om mijn eigen naam te gebruiken. Het was de bedoeling dat er veel gebeld zou worden. [140]
[bedrijf 5]
Op 25 juli 2017 spreken [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] met elkaar in de auto van [medeverdachte 2] . Daarover is – zakelijk weergegeven – het volgende geverbaliseerd:
[medeverdachte 1] : Wij hebben besteld die 100 bedden. [141] 360.000 in totaal. Wij zijn hotel aan het bouwen in Zwitserland. Dus die man zegt: Oke meneer, (ntv) je hebt honderd verschillende rood. Kan je met een architect plan komen, zegt ie. Die man is positief. Is afspraak geweest. En nou moet ie, alleen, die man, hij neemt die onder de tafel, hij brengt 100. [142]
Op 15 augustus 2017 sms’t [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 2] , zakelijk weergegeven:
102 bedden. [143]
Een paar minuten later vindt een telefoongesprek plaats tussen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] . In het gesprek wordt – zakelijk weergegeven – het volgende gezegd:
[medeverdachte 2] : Die bedden zijn toch voor een project?
[medeverdachte 1] : Ja.
[medeverdachte 2] : Weet je, ik ga zeggen dat hij moet zeggen dat hij de architect is. De
interieur…degene die gaat daar naar toe is de interieurverzorger. Die zorgt voor alle bedden, kleuren, weet je wel.
[medeverdachte 1] : Ja ja. [144]
In het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 3] is – zakelijk weergegeven – het volgende opgenomen:
V: Wat voor afspraak heeft [medeverdachte 2] voor u gemaakt?
A: Het was een afspraak met een bedrijf in slaapkamermeubilair. Er moesten 103/105 bedden worden geleverd. [145] Ik ben daar geweest en heb een prijsofferte gevraagd. Die is naar [medeverdachte 2] gestuurd. Er was al contact geweest tussen iemand rondom [medeverdachte 2] en die meneer. De naam was een familienaam, zijn voornaam was [naam] .
V: De directeur van beddenbedrijf [bedrijf 5] heeft verklaard dat er een man langs was gekomen op 16 augustus 2017, die als architect de bedden uit kwam kiezen. Was u dat?
A: Ik zal dat zijn geweest. [146]
V: Zegt de naam [naam] u iets?
A: De familie [naam] ja. Ik wist dat er emailverkeer was tussen die [naam] en het bedrijf.
V: Hebben we het goed begrepen dat [medeverdachte 2] uw opdrachtgever was?
A: ja. [147]
In een proces-verbaal waarin een OVC-gesprek tussen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] op 17 augustus 2017 is uitgewerkt is – zakelijk weergegeven – het volgende geverbaliseerd:
[medeverdachte 2] : Maar is gisteren geweest, daar bij die eh bedden. Hij heb alles
uitgezocht de kleuren. Hij zet alles op die e-mail die jij hebt. Maar
wie kan die email kijken?
[medeverdachte 1] : Jij, ga maar kijken.
[medeverdachte 2] : Maar je zei der is met die man al een bedrag afgesproken?
[medeverdachte 1] : Hij kan 100.000. [148]
In het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 11] is – zakelijk weergegeven – het volgende geverbaliseerd:
V: Bij een van de doorzoekingen troffen wij een offerte aan afkomstig van uw
bedrijf, [bedrijf 5] . Deze offerte werd opgemaakt voor [bedrijf 2] . Wat kunt u hierover vertellen? [149]
A: Ik ben directeur van [bedrijf 5] . Ene [naam] belde en heeft een aanvraag gedaan voor bedden voor een hotel. De afspraak met [naam] was op 21 juli bij hotel Andez. Na de afspraak in Amsterdam is er een architect namens hun gestuurd om een keuze te maken uit stoffen en kleuren. Ik vond de architect raar omdat hij nogal laks vreemde kleuren bestelde zonder dat er werd gekeken naar afstemming met andere kleuren in de ruimte.
Hierna heb ik hen een prijsvoorstel gedaan per e-mail. Wat voor zover de
bedoeling was, was dat de helft door hun zou worden aanbetaald en dat de andere helft bij levering voldaan zou worden, maar hier zouden we het nog verder over hebben. De man had het wel kort over een contante betaling van de helft en over goudstaven in het begin. Ik kan me alleen de naam [bedrijf 2] of iets dergelijks herinneren. [150]
Opmerking verbalisant: getuige laat een kaartje zien op zijn telefoon van [bedrijf 2] met daarop de naam [naam] . [151]
In een proces-verbaal van bevindingen over het contact met bedrijf [bedrijf 5] is – zakelijk weergegeven – het volgende geverbaliseerd:
Op 11 september 2017 is tijdens een doorzoeking in de woning van [medeverdachte 2] een offerte aangetroffen gericht aan [naam] van [bedrijf 2] , afkomstig van [bedrijf 5] voor de aankoop van 102 bedden. [152]
Op 25 augustus 2017 belt [medeverdachte 2] naar [medeverdachte 1] . Over dit gesprek is – zakelijk weergegeven – het volgende opgenomen:
Telefoon [medeverdachte 1] word opgenomen door [verdachte] . [medeverdachte 2] zegt dat ze door moet geven dat die mail nog steeds niet binnengekomen is. [verdachte] zegt dan dat dat vreemd is en of het wel klopt allemaal. [verdachte] zegt dat [medeverdachte 2] moet bellen om te vragen of die al verstuurd is. [medeverdachte 2] geeft aan dat "hij" heeft gezegd dat die naar een tussenpersoon is gestuurd en de tussenpersoon hem weer naar [medeverdachte 2] moet sturen maar hij dus nog niks heeft ontvangen. [153]
Drie kwartier later belt verdachte met de telefoon van [medeverdachte 1] naar [medeverdachte 2] . In dit gesprek wordt – zakelijk weergegeven – het volgende gezegd:
[verdachte] geeft aan dat ze die directe gast heeft gebeld want "hij" is weg en ze heeft naar hem een ding gestuurd als test en "hij" had ook nog een offerte en [verdachte] heeft gezegd dat "hij" die er maar bij moest sturen. [verdachte] zegt dat ze hem net een sms had gestuurd en niet weet of hij het meteen stuurt en dat [medeverdachte 2] het in de gaten moet houden of het komt of niet. [154]
Vals geld
Op 31 augustus 2017 belt de gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer] (hierna: * [telefoonnummer] ) omstreeks 13.00 uur met de gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer] (hierna: * [telefoonnummer] ). In het telefoongesprek wordt – zakelijk weergegeven – het volgende gezegd:
* [telefoonnummer] : Goed luisteren ga nu bij mama. Pak maar die tas waar is allemaal die
dingen gemaakt, jij weet eh die monopoly.
* [telefoonnummer] : Ja, ja.
* [telefoonnummer] : Die kleine tas pak maar 20 pakken. 1 miljoen pakken van 50.
* [telefoonnummer] : Ja als het allemaal 50 is. [155]
Om 13.49 voeren dezelfde personen – zakelijk weergegeven – het volgende gesprek:
* [telefoonnummer] : Weet je wat jij doet. Brengen voor mij 8/9 facetten, die echte en die
machine alleen. Alleen die machine en die lamp en geen
monopoly. [156]
* [telefoonnummer] : Mamma is niet thuis. Ze heeft haar telefoon gewoon thuis gelaten, die hoor ik gewoon. Ja ze zijn gaan kijken maar [H] heeft haar niet gezien. [157]
In een proces-verbaal van bevindingen is – zakelijk weergegeven – het volgende opgenomen:
De moeder van [verdachte] staat ingeschreven op het adres [adres] te [woonplaats] . Omstreeks 13.50 uur kwam ik, [verbalisant] , aan op de [adres] te [woonplaats] . Ik zag dat er een vrouw in de richting liep van de genoemde woning. Ze vertoonde grote gelijkenissen met een politiefoto van [verdachte] . [158]
Verdachte heeft ter terechtzitting – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Het klopt dat ik de telefoongesprekken op 31 augustus 2017 over het monopolygeld met [medeverdachte 1] heb gevoerd. Ik kon de 31e niet naar binnen bij mijn moeder, want ze was niet thuis en ik had geen sleutel. [159]
In een ander proces-verbaal van bevindingen wordt – zakelijk weergegeven – het volgende geverbaliseerd:
Bij een doorzoeking van de woning van [medeverdachte 1] en [verdachte] [de rechtbank begrijpt: [adres] te [woonplaats] ] op 11 september 2017 is een telefoon aangetroffen. In de telefoon staat een sms van 28 augustus 2017, gericht aan het nummer * [telefoonnummer] [de rechtbank begrijpt: het telefoonnummer van [medeverdachte 2] ]. Deze sms komt terug onder de tap en laat zien dat het nummer waarvan deze is verzonden, het nummer * [telefoonnummer] is. Ook is een sms op deze telefoon aangetroffen die afgesloten wordt met: ‘Groetjes [bijnaam] ’. [160]
Bewijsoverweging ten aanzien van telefoonnummers * [telefoonnummer] en * [telefoonnummer]
De rechtbank stelt op grond van voorgaande bewijsmiddelen vast dat telefoonnummer * [telefoonnummer] in de onder feit 2 ten laste gelegde periode door [medeverdachte 1] werd gebruikt. Telefoonnummer * [telefoonnummer] werd in diezelfde periode gebruikt door verdachte. Ten behoeve van de leesbaarheid van het vonnis zal de rechtbank de telefoonnummers bij het weergeven van tapgesprekken vervangen door de namen van [medeverdachte 1] en [verdachte] .
Op 31 augustus 2017 vanaf 14.30 uur vindt nog een aantal gesprekken plaats tussen verdachte en [medeverdachte 1] . In die gesprekken wordt – zakelijk weergegeven – het volgende gezegd:
[verdachte] : Luister, jij had toch tegen mij van de week gezegd dat jij in die groene auto, die eh..facetten had gezet of niet?
[medeverdachte 1] : Ja maar dat is vals dat. kijk maar in die kofferbak,
[verdachte] : Dan kan ik hier niet te blijven wachten, ik weet niet hoe laat die mensen hebben afgesproken [bijnaam] .
[medeverdachte 1] : Die facetten moet ik hebben
[verdachte] : Ja dat snap ik, dan moeten we blijven wachten op ma, maar ik zie hier niks. Weet je wat we gaan doen. Wij gaan nu die sleutel bij laten maken.
In een volgend telefoongesprek:
[verdachte] zegt dat ze het nu gaan ophalen en dat zij vast de snelweg opgaat. [verdachte] vraagt welk hotel het nu was. [medeverdachte 1] zegt waar hij al die afspraken maakt. [naam] , zegt [verdachte] . [medeverdachte 1] bevestigt dat.
Een paar uur later bellen zij nogmaals met elkaar. Zij zeggen – zakelijk weergegeven – het volgende:
[medeverdachte 1] : Wachten jij daar. Goed luisteren nu.
[verdachte] : Wat doe ik?
[medeverdachte 1] : Pak maar eentje eruit, pakket dat is bij jou, eentje, 10 duizend pak maar eruit.
1 rug pakken maar eruit.
[verdachte] : Ja oke en dan?
[medeverdachte 1] : Ik kom jou ophalen richting Utrecht.
[verdachte] : Oke is goed enne moet hij dat app...dat ding meenemen of bij mij laten?
[medeverdachte 1] : Eh..weet je wat jij doet jij. Pak maar 90 daar en geef die rest bij [H] .
[verdachte] : Oke en die apparaat?
[medeverdachte 1] : Die apparaat ook thuis. Alles [161]
Op 11 september 2017 heeft een doorzoeking plaatsgevonden in de woning van de moeder van verdachte. Hierover is – zakelijk weergegeven – het volgende geverbaliseerd:
Tijdens de doorzoeking op 11 september 2017 werden in schoenendozen in de woning van de moeder van [verdachte] in [woonplaats] grote hoeveelheden geldbedragen aangetroffen.
- E. 09.02.001: in deze schoenendoos werd aangetroffen: € 381.000,- en
CHF 305.000,-. Een deel van de € 500 biljetten had als opdruk: CIRCUS RENS en serienummer: X02822715848;
- E. 09.02.002: in deze schoenendoos werd aangetroffen: CHF 1.039.000,- en
£23.550,-;
- E. 09.02.003: in deze schoenendoos werd aangetroffen: € 217.400,-;
- E. 09.02.004: in deze schoenendoos werd aangetroffen: CHF 1.543.000,-; [162]
- E. 11.03.002: in deze schoenendoos werd aangetroffen: € 544.300,-. [163]
De rechtbank begrijpt dat in totaal is aangetroffen € 1.142.700,-, CHF: 2.887.000,- en £ 23.550,-.
In een proces-verbaal van bevindingen inzake het forensisch technisch onderzoek valse bankbiljetten is – zakelijk weergegeven – het volgende opgenomen:
Ik, forensisch onderzoeker, ontving bankbiljetten met IBN-codes:
- E 09.02.001;
- E. 09.02.002;
- E. 09.02.003;
- E. 09.02.004; [164]
- E. 11.03.002 (SIN: AAJY8494NL).
Ik trof onder meer grote hoeveelheden 500 euro biljetten aan. Het onderzoek wees uit dat alle bankbiljetten vals waren. [165]
In een proces-verbaal over dactyloscopische sporen is – zakelijk weergegeven – het volgende opgenomen:
Delictinformatie forensisch onderzoek
SIN: AAJY7730NL
Spooromschrijving: Vingerafdruk
Veiliggesteld: Vanaf plastic folie uit AAJY8494NL [166]
In een rapport dactyloscopisch onderzoek is – zakelijk weergegeven – het volgende opgenomen:
Kenmerk spoor: AAJY7730NL
Dit onderzoek heeft geleid tot individualisatie van het spoor op een persoon geregistreerd in Havank onder de naam [medeverdachte 1] . [167]
[getuige 6] heeft bij de politie – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
[verdachte] is mijn dochter. [medeverdachte 1] heeft een sleutel van mijn woning in Nieuwegein. [168] Ik heb aan hem een ruimte in mijn woning beschikbaar gesteld. [169]
In een proces-verbaal is – zakelijk weergegeven – het volgende opgenomen:
Op 11 september 2017 heeft in het onderzoek 09PIANO17 een doorzoeking plaatsgevonden in de woning [adres] te [woonplaats] . Tijdens deze doorzoeking werden grote hoeveelheden met (valse) geldbedragen aangetroffen. Uit onderzoek blijkt dat soortgelijke identieke bankbiljetten als echt en onvervalst waren gebruikt bij diverse oplichtingen.
Hieronder een omschrijving van één van de aangiftes waarbij de valse bankbiljetten met identieke serienummers en opdrukken zijn gebruikt. [170]
Aangifte van januari 2017:
- Opdruk: CIRCUS RENS;
- Serienummer: X02822715848.
Aangeefster had een champagnebar in België te koop staan. Er is een afspraak gemaakt voor een ontmoeting in het Amstel hotel in Amsterdam. Daar had zij een afspraak met een vrouw en een man, Bulgaars/Roemeense afkomst. Zij vertelden de champagnebar te willen kopen door € 20.000,- wit en € 20.000,- zwart te betalen. Zij hadden bankbiljetten van € 500,- die zij niet bij de bank konden inwisselen. Als de € 20.000,- omgewisseld was in kleine coupures zouden zij dit via de bank aan de aangeefster overmaken voor de koop van de champagnebar. Bij de latere ontmoeting gaf de man een leren tas met briefjes van € 500,- en hij pakte de tas van aangeefster om haar bankbiljetten te controleren op de toiletten. De man (…) gevlucht was. Aangeefster ontdekte toen dat er maar 1 echt bankbiljet van € 500,- in de tas zat en dat de rest valse bankbiljetten betrof. [171]
4.3.2
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 2
Juridisch kader
Deelname aan een criminele organisatie is strafbaar gesteld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). Een
organisatiein de zin van voormeld artikel is een samenwerkingsverband tussen twee of meer personen met een zekere duurzaamheid en structuur. Niet vereist is dat verdachte heeft samengewerkt of bekend was met alle deelnemers aan de organisatie.
Het
oogmerkvan deze organisatie moet gericht zijn op het plegen van misdrijven. Voor een bewezenverklaring is voldoende dat het plegen van misdrijven door de organisatie wordt beoogd. Dat betekent dat nog geen aanvang hoeft te zijn gemaakt met het daadwerkelijke plegen daarvan. Om van
deelnemingin de zin van artikel 140 Sr te kunnen spreken is vereist dat verdachte tot het samenwerkingsverband behoort en dat hij een aandeel heeft in – of ondersteuning geeft aan – gedragingen die strekken tot óf rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie. In het bestanddeel
deelneming aaneen organisatie ligt het opzet van verdachte besloten. Verdachte moet in zijn algemeenheid (in de zin van onvoorwaardelijk opzet) weten dat de organisatie het plegen van misdrijven beoogt. Dat betekent niet dat vereist is dat verdachte wetenschap heeft van de verscheidene, onderling uiteenlopende, concrete misdrijven of dat zij aan die concrete misdrijven moet hebben deelgenomen
Beoordelingen van het ten laste gelegde
Versluierd taalgebruik
Uit de OVC- en tapgesprekken leidt de rechtbank af dat verdachte en medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] met elkaar of met anderen vaak door middel van versluierde taal communiceerden. Voor de deelnemers aan de gesprekken is duidelijk waarover wordt gesproken, maar op basis van de letterlijke tekst van de gesprekken is dat voor een buitenstaander niet per se het geval. Om de betekenis en strekking van de in de bewijsmiddelen weergegeven woorden en gesprekken te duiden, heeft de rechtbank de bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de continuïteit waarmee bepaalde woorden of uitdrukkingen voorkomen, met gebeurtenissen waarvan is vastgesteld dat deze hebben plaatsgevonden en met getuigenverklaringen. Verder heeft de rechtbank rekening gehouden met bepaalde goederen die in de woning van verdachten zijn aangetroffen.
Een voorbeeld van dit versluierd taalgebruik zijn de getallen waarover verdachte en medeverdachten met elkaar spreken, waarbij niet altijd wordt gespecificeerd wat met die getallen wordt bedoeld. Zo wordt gesproken over ‘in totaal voor 5’, die van 200’, ‘hij brengt 100’ of ‘hij kan 100’. In diezelfde gesprekken wordt op andere momenten weer gesproken over ‘vijfhonderdduizend’, ‘100 euro’, ‘100.000 euro’ of ‘een bedrag van 100’. Ook wordt in veel gesprekken wel letterlijk gesproken over geld en specifieke geldbedragen. Op grond van het voorgaande, bezien in samenhang met de bewijsmiddelen, stelt de rechtbank vast dat met getallen als 100 en 200 geldbedragen worden bedoeld. De rechtbank merkt daarbij op dat uit diezelfde bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat met getallen als 100, 200 en 300 doorgaans het duizendvoudige wordt bedoeld, nu verdachte en medeverdachten met elkaar of met ‘klanten’ spreken over aanzienlijke geldbedragen die soms tot in de miljoenen lopen.
Organisatie
Naar het oordeel van de rechtbank kan op grond van de bewijsmiddelen worden vastgesteld dat sprake was van een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid tussen verdachte en medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] . De rechtbank overweegt daartoe dat verdachte en medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] in de ten laste gelegde periode – al dan niet door middel van versluierde taal – contact hadden over afspraken met klanten, werktelefoons, werknummers, zaken doen, visitekaartjes, briefpapier, deals sluiten, bedrijven en grote geldbedragen. Naar het oordeel van de rechtbank wijst het gebruik van versluierde taal en de voorafgaande afstemming daarvan op een georganiseerde samenwerking. Medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] belden gedurende de gehele ten laste gelegde periode veelvuldig met elkaar en zagen elkaar met regelmaat in persoon, al dan niet tijdens gezamenlijke afspraken met ondernemers of met verkopers van vastgoed, vaak in luxe hotels in Nederland of in het buitenland. [medeverdachte 2] had in de ten laste gelegde periode regelmatig contact met [medeverdachte 3] die, zo verklaart hij zelf, in opdracht van [medeverdachte 2] een potentiële klant bezocht en telefonisch, per e-mail en per post contact met andere klanten onderhield. Uit tapgesprekken blijkt dat [medeverdachte 2] beloofde briefpapier en enveloppen te regelen ten behoeve van de werkzaamheden van [medeverdachte 3] , zodat ze ‘weer even vooruit kunnen’. Uit OVC-gesprekken blijkt dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] onderling ook spraken over de werkzaamheden waarbij [medeverdachte 3] door [medeverdachte 2] was betrokken.
Uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat verdachte medeverdachte [medeverdachte 1] gedurende de gehele ten laste gelegde periode bij zijn werkzaamheden ondersteunde en dat zij daartoe ook af en toe contact had met [medeverdachte 2] . Verdachte ging met [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] mee naar afspraken in Nederland of in het buitenland, nam telefoontjes van klanten aan, schreef telefoonnummers op (valse) visitekaartjes en haalde vals geld op uit de woning van haar moeder, kennelijk ten behoeve van een zakelijke afspraak van [medeverdachte 1] .
Dat het samenwerkingsverband naast duurzaamheid ook een zekere structuur kende, blijkt onder meer uit de georganiseerde en planmatige manier waarop verdachten te werk gingen. Zo werd onderling nauwkeurig afgestemd wie welke rol zou aannemen tijdens gesprekken met klanten en werd uitgebreid besproken wat wel en niet gezegd zou moeten worden. Na afloop van afspraken werd bedacht wie welke vervolgstappen zou moeten zetten. Uit getuigenverklaringen en OVC-gesprekken blijkt dat medeverdachten zich tijdens het contact met klanten – conform de vooraf afgesproken rolverdeling – voordeden als (vertegenwoordigers van) investeerders en dat zij gebruik maakten van valse namen waaronder [naam] , [naam] , [naam] en [naam] . Verdachte gaf voorafgaand aan een afspraak door aan [medeverdachte 1] dat [medeverdachte 2] de naam [naam] zou gebruiken.
Dat verdachte en medeverdachten zeer professioneel en georganiseerd te werk gingen, blijkt ook uit de onder hen in beslag genomen visitekaartjes met daarop de valse namen die ze gebruikten. Uit getuigenverklaringen blijkt dat medeverdachten deze visitekaartjes daadwerkelijk hebben overhandigd tijdens afspraken over mogelijke zakelijke deals. Verdachte zorgde ervoor dat de juiste telefoonnummers op de visitekaartjes werden geschreven. Naast visitekaartjes zijn onder verdachten brieven en overeenkomsten in beslag genomen, met daarop dezelfde valse namen en de logo’s van de bedrijven waarvoor ze claimden te werken. Ook werden belscripts aangetroffen die door [medeverdachte 3] zijn gebruikt ten behoeve van telefoongesprekken met potentiële klanten.
Op grond van het voorgaande kan naar het oordeel van de rechtbank worden geconcludeerd dat in de ten laste gelegde periode sprake was van een
organisatiein de zin van artikel 140 Sr.
Het oogmerk van de organisatie
Van een strafbare oplichting kan worden gesproken als een ander wordt bewogen tot de afgifte van een geldbedrag door het aannemen van een valse hoedanigheid of een valse naam, door listige kunstgrepen of door een samenweefsel van verdichtsels. De rechtbank is er op grond van de bewijsmiddelen – in onderlinge samenhang bezien – van overtuigd dat de
organisatiebeoogde haar zakelijke contacten (waaronder het echtpaar [echtpaar] , de heer [getuige 8] , de heer [getuige 11] van [bedrijf 5] en de heer [getuige 10] ) op te lichten. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Verdachten wilden hun plannen en ware identiteit geheim houden. Zij gebruikten in onderlinge gesprekken immers versluierde taal en maakten in het contact met klanten – kennelijk om professioneel en betrouwbaar over te komen – gebruik van valse namen, valse visitekaartjes en valse hoedanigheden. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] spraken veelvuldig met elkaar over manieren waarop ze geld van zakelijke contacten ‘te pakken kunnen krijgen’.
Naar het oordeel van de rechtbank betreft één van die manieren de zogeheten wisseltruc met contant geld.
Uit getuigenverklaringen en OVC-gesprekken blijkt dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] deden alsof ze sportclubs wilden sponsoren of wilden investeren in vastgoed (hotels). Als tegenprestatie werd klanten gevraagd mee te werken aan een transactie of procedure: het omwisselen van een aanzienlijke hoeveelheid contant geld. Verdachten wilden een contant bedrag in grote coupures ruilen tegen kleine coupures. De klant zou voor deze transactie een vergoeding krijgen. Om dergelijke transacties te kunnen verrichten, is veel contant geld in grote coupures nodig. De rechtbank is er op grond van de bewijsmiddelen van overtuigd dat de organisatie hiervoor vals geld wilde gebruiken. In de woning van de moeder van verdachte is immers een enorme hoeveelheid valse biljetten in beslag genomen, waaronder met name veel 500 euro biljetten. De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat verdachte op 31 augustus 2017 door [medeverdachte 1] werd gebeld en – in versluierde taal – opdracht kreeg om één miljoen ‘monopoly’ bij ‘mamma’ te pakken. Naar het oordeel van de rechtbank bedoelde [medeverdachte 1] met ‘monopoly’ het valse geld dat in de woning van de moeder van verdachte lag opgeslagen. Verdachte heeft verklaard zij dit geld gebruikten voor Roma bruiloften en andere feesten, omdat het traditie is dat op dergelijke feesten met (nep)geld wordt gestrooid. Deze verklaring is naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk geworden, gelet op de bewijsmiddelen, bezien in samenhang met de enorme hoeveelheid geld die ook nog eens in verschillende valuta’s en in verschillende kamers in de woning van de moeder van verdachte is aangetroffen. Daar komt nog bij dat verdachte in versluierde taal met [medeverdachte 1] over deze geldbiljetten sprak en dat uit geen enkel tapgesprek is gebleken van een bruiloft waarvoor deze biljetten gebruikt zouden moeten worden.
Deelneming aan de organisatie
Uit het voorgaande en de bewijsmiddelen vloeit naar het oordeel van de rechtbank voort dat verdachte samen met [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] deelnam aan de organisatie, nu zij allen gedragingen hebben verricht die rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van die organisatie. Dat uit de bewijsmiddelen niet kan worden afgeleid dat verdachte contact heeft gehad met [medeverdachte 3] doet daar niet aan af, nu voor een bewezenverklaring niet is vereist dat een verdachte met alle deelnemers aan de organisatie heeft samengewerkt.
Dat verdachte – meer dan in algemene zin – wist van het oogmerk van de organisatie volgt uit voorgaande overwegingen en uit de gesprekken die zij met medeverdachten in versluierde taal heeft gevoerd, vaak kort voor- of nadat medeverdachten afspraken hadden met ‘klanten’. Uit die gesprekken én uit de in de woningen van verdachte en haar moeder aangetroffen visitekaartjes en valse geldbedragen kan worden afgeleid dat verdachte medeverdachte [medeverdachte 1] op allerlei manieren ondersteunde bij zijn werkzaamheden voor de organisatie en dat zij wist van het gebruik van valse namen en hoedanigheden. Daar komt nog bij dat verdachte met [medeverdachte 2] sprak over haar ‘werktelefoon’ en dat [medeverdachte 2] verdachte erop aansprak dat ze hun echte namen niet over de werktelefoon mocht gebruiken. Als reactie op de opmerking van [medeverdachte 2] dat de vrouw van [medeverdachte 1] (de rechtbank begrijpt: verdachte) zich met alles bemoeit, zegt [medeverdachte 1] dat ‘ze samenwerken’ en dat ze ‘een groep’ zijn. Tot slot kan uit de bewijsmiddelen worden afgeleid dat verdachte medeverdachte [medeverdachte 1] niet enkel op de achtergrond ondersteunde, maar dat zij ook mee ging naar afspraken in Spanje en België. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat ze samen met [medeverdachte 1] geld heeft opgehaald uit Spanje omdat een kennis van hen was ontvoerd. Naar het oordeel van de rechtbank is deze verklaring niet aannemelijk geworden, gelet op de bewijsmiddelen en op het feit dat verdachte op geen enkele manier heeft weten te onderbouwen dat inderdaad sprake is geweest van een ontvoering.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat op grond van het bovenstaande aan alle elementen is voldaan en wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte samen met medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] in de periode van 1 maart 2017 tot en met 11 september 2017 deelnam aan een criminele organisatie.
Partiële vrijspraak van feit 2
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat (gewoonte)witwassen het oogmerk van de organisatie was waaraan verdachte deelnam. De rechtbank acht evenmin wettig en overtuigend bewezen dat een persoon genaamd [naam] deel heeft genomen aan de criminele organisatie, nu het dossier daarvoor onvoldoende aanknopingspunten biedt. De rechtbank zal verdachte dan ook partieel vrijspreken van deze onderdelen van het onder feit 2 ten laste gelegde.
4.3.3.
Kasopstelling en bewijsmiddelen ten aanzien van feit 1 (witwassen)
Proces-verbaal eenvoudige kasopstelling. [172]
Uit het proces-verbaal eenvoudige kasopstelling blijkt het navolgende. In de bewijsoverwegingen zal nader worden ingegaan op een aantal van de genoemde posten en in hoeverre die voor het bewijs worden meegewogen.
Legale inkomsten
Uit inkomensgegevens van de Belastingdienst blijkt dat verdachte in de jaren 2012 tot met mei 2017 inkomsten heeft ontvangen. In 2012 betrof het inkomen € 13.406,-, in 2013 € 11.808,-, en in 2014 € 11.058,-. Van 2015 tot met 2017 ontving verdachte € 8.518,-, €8.787,- en € 3.982,- aan inkomsten van het UWV. [173]
Onderzocht is welke bij- en afschriften in de periode januari 2012 tot en met 11 september 2017 hebben plaatsgevonden van en naar de bankrekeningen op naam van verdachte. [174] Er is een eenvoudige kasopstelling gemaakt waarbij alle contante inkomsten en uitgaven in kaart zijn gebracht. [175] Omdat verdachte geen economische eenheid vormt met medeverdachte [medeverdachte 1] , is ten aanzien van beide verdachten een afzonderlijke eenvoudige kasopstelling gemaakt. [176] De gegevens zijn geanalyseerd en ten aanzien van de contante ontvangsten en uitgaven is het volgende bevonden.
Contante ontvangsten en bankopnames
In de periode 2012 tot en met 2017 is een bedrag van € 54.957,58 contant opgenomen van de bankrekening [rekeningnummer] op naam van [verdachte] . [177] Daarnaast heeft verdachte een bedrag van € 4.400,- aan money transfers ontvangen. [178] Het totaalbedrag dat verdachte aan contant vermogen had, komt daarmee uit op € 59.357,58. [179]
Tijdens de doorzoeking van het woonhuis van verdachte aan de [adres] in [woonplaats] [180] is € 15.700,- en € 126.500,- aan contant geld aangetroffen. [181] De € 126.500,- bestond uit meerdere briefjes van € 500,-. [182] Het bedrag van € 126.500,- is aangetroffen in een plastic tas op de vliering boven de keuken. In de plastic tas zaten ook een toilettasje met diverse sieraden en een boek. Bij het openen van het boek, bleek het boek een kluisje te zijn. In het kluisje zaten onder andere diverse horloges en sieraden. [183] Verdachte heeft verklaard dat zij een deel van de sieraden in bewaring had en een deel de bruidsschat vormt van haar zoon en schoondochter. Ze heeft de sieraden in het plafond verstopt omdat ze niet wil dat deze voor het oprapen liggen als er wordt ingebroken. [184]
Verdachte heeft verklaard dat voornoemde € 15.700,- wel en € 126.500,- niet tot haar eigendom behoorde. [185] Het eindsaldo contant geld is daarom op € 15.700,- gesteld. [186]
Het totaalbedrag dat contant voor verdachte beschikbaar was voor het doen van uitgaven, komt daardoor in de kasopstelling uit op € 43.657,58. [187]
Contante uitgaven
Verdachte heeft volgens de berekeningen van de politie in de onderzoeksperiode in totaal
€ 359.905,17 aan –onverklaarbare- contante uitgaven en contante bankstortingen verricht. [188] Uit nader onderzoek naar de contante uitgaven zijn onder meer gebleken de volgende contante kostenposten naar voren gekomen.
a.
Aangetroffen facturen
Naast voornoemde goederen, zijn tijdens de doorzoeking van de woning aan de [adres] diverse bonnetjes en facturen aangetroffen van goederen die in de periode vanaf 1 januari 2012 tot 11 september 2017 zijn aangeschaft. Uit nader onderzoek is gebleken dat van deze bonnetjes en facturen in totaal een bedrag van € 22.280,99 contant is betaald. [189]
Brandstofkosten
Er is een berekening gemaakt aan de contante uitgaven ten aanzien van de brandstofkosten voor de drie voertuigen die verdachte en [medeverdachte 1] gedurende de onderzoeksperiode in gebruik hebben gehad. [190] De totale contante uitgaven voor de brandstof bedroeg € 12.854,84. De kosten zijn ieder voor de helft aan de verdachten toegerekend. [191]
Kosten voeding
Berekend is dat verdachte minimaal € 28.173,84 contant heeft uitgegeven aan kosten voor voeding. [192]
Verschil contante inkomsten en contante uitgaven
In de opgemaakte eenvoudige kasopstelling wordt uitgegaan van een onverklaarbare uitgaande geldstroom van € 316.247,59. [193]
Tapgesprekken
Tijdens het onderzoek zijn de telefoonnummers van verdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] [194] afgeluisterd. Gebleken is dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] regelmatig contact hadden met de telefoonnummers [rekeningnummer] en [rekeningnummer] . Uit onderzoek is gebleken dat verdachte de gebruiker is van beide telefoonnummers. [195]
Op 9 mei 2017 hebben twee telefoongesprekken tussen [medeverdachte 1] [196] en (naar later blijkt) verdachte ( [verdachte] ) plaatsgevonden. In de gesprekken werd samengevat - zakelijk weergegeven - het volgende gezegd:
18:40:44 uur:
[verdachte] zegt dat ze het heeft van [medeverdachte 1] vraagt of ie bij haar is. [verdachte] zegt dat ze het in die ding verstopt had en zegt dat ze niet weet of hij het red van wat hij vandaag nodig had. [medeverdachte 1] zegt dat hij hem zo terugbelt. [verdachte] vraagt of ze alvast wat van 50 moet maken zodat ze weet hoeveel er is. [medeverdachte 1] zegt daarop maken ja. [197]
19:01:01 uur:
[verdachte] zegt dat het maar weinig is.
[medeverdachte 1] vraagt 300 ?
waarop [verdachte] hardop telt en zegt dat er maar 200 hier is van hem. [198]
Op 19 mei 2017 hebben verschillende telefoongesprekken plaatsgevonden tussen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] . Tijdens de gesprekken werd - samengevat en zakelijk weergegeven - het volgende gezegd:
21:54:50 uur:
[medeverdachte 2] : Hee [bijnaam]
[medeverdachte 1] : Ja [bijnaam] Ik kijk op ticket weet je. Maar morgen is geen ticket.
[medeverdachte 2] : Morgen niet?
[medeverdachte 1] : 's Avonds. (…) Die mensen wachten ze niet weet je. (op achtergrond praat [verdachte] over er zijn nog maar 4 tickets, morgenochtend tien voor half acht.)
[medeverdachte 2] : Die mensen wachten ze niet?
[medeverdachte 1] : Nee. Ja hoe laat heb jij, is goed. ( [verdachte] praat over tickets van 255 euro per persoon. De volgende dag om 7 uur terug die avond) ja.
[medeverdachte 2] : Ja maar wat wil je nou zeggen. Die mensen, jij geeft die mensen werk. Dan wachten die mensen een fucking dag daarzo. Zijn ze gek met ze ze wachten niet
(…)
[medeverdachte 1] : Ja, sorry, ik kom jouw ding ophalen. Opdonderen. Ik heb mij andere werk. Ik ga niet voor jou geld, verlies mij andere klant.
(…)
[medeverdachte 2] : Nee, jajaja, Nou dan moet je ze lekker geen klanten meer geven. De pleuris met ze ja. Maar luister jou vrouw eh, jouw vrouw gaat daar morgen heen zeg je.
[medeverdachte 1] : Morgen is eh, om hoe laat ga jij? Om half acht.
[medeverdachte 2] : 's Avonds?
[medeverdachte 1] : Nee vroeg.
[medeverdachte 2] : Oh ja, ik , ik ben daar zondag.
[medeverdachte 1] : Dan kant jouw vrouw met mijn vrouw vliegen.
[medeverdachte 2] : Nee, mijn vrouw gaat niet vliegen met jouw vrouw. Ik ga daarzo zondag. Ja, ikke. Is niet zomaar als bij mij dat ik mijn kinderen zomaar kan laten hierzo eh.
[medeverdachte 1] : (op achtergrond blijft [verdachte] praten ntv) ntv mij kijken die ticket ntv
[medeverdachte 2] : Moet ik eh, kijken voor een ticket voor morgen?
[medeverdachte 1] : Kijk maar voor vroeg. Zij kijkt jou ntv
[medeverdachte 2] : Oh, ik zal ook effe kijken. Maar ze moet ook kijken vanuit eh, vanuit Eindhoven en Rotterdam.
[medeverdachte 1] : Eindhoven kijk maar Rotterdam (tegen [verdachte] )
Op achtergrond zegt [verdachte] : Eindhoven is gevaarlijk ntv en [medeverdachte 1] zegt waarom?
(…)
[medeverdachte 2] : Eindhoven is de meest beste plek om te vliegen van allemaal met de.
[medeverdachte 1] : De meiste (fon) ja, ik weet, ja dat is geweest ntv Eindhoven.
[medeverdachte 2] : Ja Als ik vijfhonderd, ik heb vijfhonderdduizend en een miljoen gebracht vanaf Eindhoven. [199]
22:02:06 uur:
Gesprek over de tickets. Er zijn meerdere vluchten beschikbaar. [medeverdachte 1] zegt dat hij zondag terug komt, daar op [medeverdachte 2] wacht en aan hem geeft. [medeverdachte 1] gaat met haar. Hij laat haar niet met 20 terug, iedereen 10. [medeverdachte 2] gaat verder naar tickets zoeken en belt nog terug. [200]
22:13:18 uur:
[medeverdachte 2] heeft tickets gevonden.
Heen met Transavia op zaterdag om 12.25 uur, dan ben je daar om 15.00 uur
Terug met Iberia op zondag 15.25 uur. [medeverdachte 1] wil nog kijken voor vluchten vanaf Charleroi. [medeverdachte 2] zegt waarom, dit is vanaf Amsterdam.
[verdachte] is te horen op de achtergrond. [medeverdachte 2] vraagt of zij ook kijkt op internet. [medeverdachte 1] zegt dat er niets staat op zijn rekening. [medeverdachte 2] zegt, je kan het ook daar kopen, maar dat is duurder. [medeverdachte 2] is zelf om 12.00 uur in Barcelona. [201]
Op 19 mei 2017 heeft om 23:03:52 een telefoongesprek plaatsgevonden tussen [medeverdachte 1] en verdachte ( [verdachte] ). Tijdens het gesprek werd - samengevat en zakelijk weergegeven - het volgende gezegd:
[medeverdachte 1] vraagt hoe laat ze daar landen. [verdachte] zegt 14.35 uur.
Een mannenstem op de achtergrond vraagt bij [medeverdachte 1] hoe laat terug? [verdachte] zegt 21.45 uur op zondag. [202]
Op 25 mei 2017 heeft een telefoongesprek plaatsgevonden tussen [medeverdachte 1] en (naar later is gebleken) verdachte ( [verdachte] ). Tijdens het gesprek werd - samengevat en zakelijk weergegeven - het volgende gezegd:
[verdachte] : Okee, zeg maar tien.
[medeverdachte 1] : Eh, tien procent ja.
(…)
[verdachte] : Nou okee, en waarom heb je niet vijf gezegd dan tien? Je weet dat toch?
(…)
[verdachte] : Nee dat is het probleem niet. Dat hij is weg en dinsdag pas terug is. Dus dinsdag woensdag pas kan uitbetalen.
[medeverdachte 1] : Wat? Dat is geen probleem.
[verdachte] : Ja dat weet ik niet. Dat die mensen daar niet moeilijk over doen.
[medeverdachte 1] : Nee, nee, nee, nee, nee, tis goed.
[verdachte] : Dus woensdag kunnen ze dan pas, denk ik, uitbetalen.
(…)
[verdachte] : Ja hij komt dinsdagavond pas terug.
[medeverdachte 1] : Okee, maar niet denken dat hij kan ook betalen ntv of niet. Nee.
[verdachte] : Nee, nee, nee, nee nee. Dat gaat die ander echt niet doen. En ik weet niet om hoeveel het is.
[medeverdachte 1] : Vijfhonderd. En die werden (fon) van ons. Eentje van die, twee van die bedoel ik. Van die andere kant.
[verdachte] : Ja. Zo.
[medeverdachte 1] : Twee van die andere. Dat is (harde muziek) dat is vijfhonderd.
[verdachte] : In totaal voor vijf?
[medeverdachte 1] : Ja. vijfhonderd.
[verdachte] : Drie van ons. Twee ho van die.
[medeverdachte 1] : Hoe bedoel jij?
[verdachte] : Driehonderd van onze dinges. Wat we. En tweehonderd dat geld
[medeverdachte 1] : Vijfhonderdduizend die zijn van ons.
[verdachte] : Okee dan. Ja woensdag kan die pas uitbetalen. Kijk hun kunnen het aanpakken. Is geen probleem en dan eh woensdag gaat hij hier pas uitbetalen. Dus dat maakt niet uit. Dat moet je dan gewoon zeggen. Als ze daar niet moeilijk over doen. He?
[medeverdachte 1] : Ik wacht op die belletje.
[verdachte] : Ja okee. Is goed dan. [203]
Op 29 mei 2017 heeft een telefoongesprek plaatsgevonden tussen [medeverdachte 1] en een onbekende (NNV). Tijdens het gesprek werd - samengevat en zakelijk weergegeven - het volgende gezegd:
[medeverdachte 1] : [verdachte] geef haar 2 en een half duizend
NNV: Aha
[medeverdachte 1] : en ik moet die 500 pak
NNV: To (fon)
[medeverdachte 1] : Van die vrouw is 2 en half duizend, 50
NNV: Uhu, oke is goed
(…)
NNV: maar moet ze naar de benzinepomp daar wachten op jullie ?
[medeverdachte 1] : ja wij zijn daar (…)
(…)
NNV: Ah oke, oke is goed [204]
OVC-gesprekken
Op 5 juni 2017 heeft een OVC-gesprek plaatsgevonden waarbij te horen is dat verdachte ( [verdachte] ) een telefoongesprek voert. Tijdens het gesprek werd - samengevat en zakelijk weergegeven - het volgende gezegd:
[verdachte] : Hey lz (fon) luister eens... ja ik ben zo druk. Ik was vorige week in Spanje, in België, toen nu gisteren in Italië en nou weer naar België en donderdag naar Turkije. [205]
Op 5 juni 2017 hebben verschillende een OVC-gesprekken plaatsgevonden tussen verdachte ( [verdachte] ) en [medeverdachte 1] . De stemmen werden herkend aan hun intonatie, manier van spreken en stemgeluid. [206] Tijdens de gesprekken werd - samengevat en zakelijk weergegeven - het volgende gezegd:
11.58.38
uur:
[verdachte] : Wie moet ik wat geven?
[medeverdachte 1] : Twintigduizend euro ..(ntv)..
(…)
[verdachte] : (…) Nee grote bedragen mensen moeten tellen. (…) [207]
19:04 uur:
[verdachte] : Hij moet hem 500 400 geven.
[medeverdachte 1] : ... (ntv)..
[verdachte] : Gaat ie nu niet weer wat geven zonder te betalen. (…) [208]
20:26 uur:
[medeverdachte 1] : ... (ntv)...komen jullie die geld ophalen. Wij wonen niet samen (ntv), tijd. Niemand was thuis. Die geld is (ntv)
[verdachte] : Ja
[medeverdachte 1] : .... (ntv) kom je die geld ophalen. En toen wat zeggen wij. Wat waar bij jou?
[verdachte] : Ja dat was ook zo. (…)
[medeverdachte 1] : (…) Hebben wij duidelijk gezegd tegen [bijnaam] . Niet om zijn geld bij die (ntv) ook als die was, als die was om zijn geld. Hij komt bij [bijnaam] en telt om zijn geld.
[verdachte] : Nee... maar hij is niet correct als wij gebruiken mensen zijn geld. (…) Mij geld te gebruiken en werken ze met mijn geld en ik krijg niks, [bijnaam] , dat is niet correct. Begrijp je wat ik bedoel?
[medeverdachte 1] : (…) was niet jouw geld (…)
[verdachte] : 20 duizend jouw geld was waar (ntv)
(…)
[verdachte] : Ja maar eigenlijk hebben ze bij ons niks verdiend. Want ze hebben ingeleverd bij ons weet je nog, die 25 duizend (ntv) jou.
[medeverdachte 1] : ... (ntv) was geen (ntv) duizend allemaal hun geld teruggegeven.
(…)
[medeverdachte 1] : Nu hebben ze van mij 10 gekrijgen
[verdachte] : 5!
[medeverdachte 1] : 10! 5...
[verdachte] : Nou okee 5,10..
[medeverdachte 1] : (…) goud..
[verdachte] : Ja maar met die goud. Toen hebben ze ons toch die 8 van betaald, of niet?
(…)
[medeverdachte 1] : (…) 10 procent. 10 duizend.. 12 duizend. .. Heb ze geen verlies gemaakt. Heb ze nog ieder 5,10 (ntv) winst (ntv) Ik begrijp jou niet. [209]
4.3.4.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 1 (witwassen)
Juridisch kader
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van witwassen, wettig en overtuigend te worden bewezen dat de voorwerpen/geldbedragen waarop de verdenking van witwassen betrekking heeft afkomstig zijn van enig misdrijf. Uit de rechtspraak van de Hoge Raad volgt dat, ook indien niet kan worden vastgesteld dat het voorwerp/geldbedrag uit een bepaald misdrijf (het gronddelict) afkomstig is, bewezen kan worden verklaard dat het voorwerp/geldbedrag een criminele herkomst heeft. Daarbij geldt dat het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden het niet anders kan zijn, dan dat de voorwerpen/geldbedragen uit “enig misdrijf” afkomstig zijn.
In de onderhavige zaak doet zich de situatie voort dat ten aanzien van verdachte niet is vast te stellen uit welk concreet misdrijf de geldbedragen en voorwerpen afkomstig zijn. De vraag die dient te worden beantwoord, is of er op basis van de feiten en omstandigheden zoals deze uit het onderzoek naar voren zijn gekomen en bezien in samenhang met de zogenaamde typologieën van witwassen, sprake is van een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen.
Bij de beoordeling van deze verklaring spelen omstandigheden waaronder het moment en de wijze waarop deze tot stand is gekomen mede een rol. Zo kan het van belang zijn of de verdachte van meet af aan tegenwicht tegen de verdenking heeft geboden of dat zij pas in een laat stadium van het onderzoek is gaan verklaren op een wijze die aan de hiervoor genoemde vereisten voldoet.
Wanneer het door de verdachte geboden tegenwicht daartoe aanleiding geeft, ligt het vervolgens op de weg van het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar de uit de verklaring van verdachte blijkende alternatieve herkomst van de voorwerpen/ geldbedragen. Uit dat onderzoek zal moeten blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat de voorwerpen/geldbedragen een legale herkomst hebben.
De rechtbank overweegt ten aanzien hiervan als volgt.
Vermoeden van witwassen
Op grond van de feiten en omstandigheden zoals deze in het dossier naar voren komen kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden bewezen dat verdachte en [medeverdachte 1] binnen de ten laste gelegde periode een gezamenlijke huishouding hebben gevoerd. Nu verdachte en [medeverdachte 1] geen economische eenheid vormen, zal de rechtbank bij haar beoordeling alleen de inkomsten en uitgaven van verdachte betrekken.
Uit de bankgegevens van verdachte blijkt dat zij in ten laste gelegde periode een totaalbedrag van € 43.657,58 aan contanten tot haar beschikking had voor het doen van uitgaven. De werkelijke, totale contante uitgaven en bankstortingen in deze periode zijn vastgesteld op
€ 359.905,17, hetgeen een verschil oplevert van € 316.247,59. Voornoemd geldbedrag kan niet worden verklaard door de legale inkomsten die verdachte had. Nu uit het onderzoek geen legale inkomstenbronnen zijn gebleken die het geldbedrag kunnen verklaren, is een vermoeden van witwassen zonder meer gerechtvaardigd.
Naast het doen van grote contante aankopen, is ook sprake van een aantal andere witwastypologieën. Niet alleen staan de transacties niet in verhouding tot de inkomsten van verdachte, maar ook is er een groot bedrag aan contant geld in de woning van verdachte aangetroffen. Voornoemd bedrag bestond gedeeltelijk uit coupures van € 500,-. Het is een feit van algemene bekendheid dat dergelijke coupures nagenoeg uitsluitend in het criminele circuit worden gebruikt. Daarnaast wordt in de tapgesprekken en OVC-gesprekken gesproken over grote geldbedragen en geld tellen. De rechtbank is, anders dan de raadsman, en zoals reeds onder 4.3.2 is besproken, van oordeel dat het telefoonnummer * [telefoonnummer] bij verdachte in gebruik is. Uit de tapgesprekken en OVC-gesprekken volgt ook dat verdachte betrokken is geweest bij het vervoeren van geld van en naar het buitenland. Niet blijkt dat er vanwege bedrijf of beroep noodzaak bestond om zoveel contant geld voorhanden te hebben, waarbij het een feit van algemene bekendheid is dat het voorhanden hebben en vervoeren van grote bedragen aan contant geld grote veiligheidsrisico’s meebrengt. Daarnaast heeft verdachte zich binnen een crimineel samenwerkingsverband bezig gehouden met het plegen van oplichtingen, zoals onder 4.3.2. bewezen is verklaard.
De rechtbank is, anders dan de raadsman, van oordeel dat op grond van voornoemde bewijsmiddelen het gerechtvaardigd vermoeden bestaat dat verdachte in de ten laste gelegde periode heeft witgewassen. Nu sprake is van een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen mag van verdachte worden verlangd dat zij een verklaring geeft voor de herkomst van het geldbedrag, waarmee de voorwerpen die tijdens de ten laste gelegde periode zijn aangeschaft/bekostigd. Deze verklaring dient concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk te zijn.
Verklaringen verdachte
Contante uitgaven
De hoogte van de contante uitgaven wordt door verdachte betwist. Ten aanzien van de contante uitgaven is het volgende aangevoerd.
a.
Sieraden, kleding en inboedel
Tijdens een doorzoeking van de woning van verdachte aan de [adres] in [woonplaats] is een grote hoeveelheid sieraden, kleding en inboedel aangetroffen. In de kasopstelling zijn goederen, met een totale waarde van € 94.200,-, aan verdachte toegerekend.
Verdachte heeft verklaard dat een groot deel van de sieraden niet van haar zijn. De rechtbank is, net als de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat de waarde van deze sieraden in mindering moet worden gebracht op het bedrag dat ten aanzien van de contante uitgaven in de kasopstelling wordt gehanteerd.
Naar het oordeel van de rechtbank moeten de sieraden die wél aan verdachte toebehoren ook van de totale contante uitgaven worden afgetrokken, nu niet kan worden vastgesteld dat deze in de ten laste gelegde periode zijn aangeschaft. Hetzelfde geldt voor de in de woning van verdachte aangetroffen kleding en inboedel. De goederen zijn door de politie aan de ten laste gelegde periode toegerekend in verband met de goede staat van de meeste goederen en omdat sommige goederen nog van een prijskaartje waren voorzien. De rechtbank is van oordeel dat het enkele gegeven dat deze goederen in goede staat verkeerden op zichzelf onvoldoende is om op grond daarvan vast te stellen dat de goederen in de ten laste gelegde periode zijn aangeschaft. Dat sommige goederen van een prijskaartje waren voorzien maakt het oordeel niet anders. Daar komt nog bij dat uit het dossier niet kan worden afgeleid welke goederen in goede staat zouden verkeren en welke goederen precies van een prijskaartje waren voorzien. Tot slot heeft verdachte onweersproken gesteld dat niet alle goederen in goede staat verkeerden en/of van een prijskaartje waren voorzien.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het gehele bedrag van € 94.200,- in mindering brengen op het bedrag dat ten aanzien van de contante uitgaven in de kasopstelling wordt gehanteerd.
Kosten voeding
De verdediging heeft de hoogte van contante uitgaven die verdachte aan voeding heeft uitgegeven betwist. De oudste zoon zou ook een bijdrage aan de kosten voor de boodschappen hebben geleverd.
De rechtbank overweegt dat deze stelling op geen enkele wijze door de verdediging is onderbouwd. De rechtbank zal de kosten dan ook niet in mindering brengen op het totaalbedrag dat aan contante uitgaven is berekend.
Brandstofkosten
De verdediging heeft de hoogte van contante uitgaven die verdachte aan brandstofkosten heeft uitgegeven betwist. De oudste zoon zou ook een bijdrage aan de kosten hebben geleverd.
De rechtbank overweegt dat ook deze stelling op geen enkele wijze door de verdediging is onderbouwd. De rechtbank zal de kosten dan ook niet in mindering brengen op het totaalbedrag dat aan contante uitgaven is berekend.
Aangetroffen contant geld
De raadsman heeft aangevoerd dat artikel 359a Sv is geschonden omdat ondanks vele verzoeken [getuige 1] als getuige gehoord zonder dat de verdediging in de gelegenheid is gesteld daarbij aanwezig te zijn. Om die reden dienen de aangetroffen geldbedragen van het bewijs te worden uitgesloten. Subsidiair wordt verzocht om [getuige 1] opnieuw en in aanwezigheid van de verdediging te horen.
De rechtbank is van oordeel dat geen sprake is van een schending van artikel 359a Sv reeds omdat de verdediging niet heeft gevraagd deze [getuige 1] als getuige te horen. Om die is er geen sprake van een schending van verdedigingsrechten.
Ten aanzien van het voorwaardelijke verzoek om [getuige 1] te horen stelt de rechtbank voorop dat, gelet op het moment waarop het verzoek is gedaan, het noodzaakcriterium van toepassing is. De rechtbank stelt vast dat een gerechtvaardigd vermoeden is ontstaan dat het aangetroffen geld afkomstig was uit misdrijf. Het is vervolgens aan de verdachte om met een concrete, min of meer verifieerbare en niet hoogst onwaarschijnlijke verklaring te komen. Verdachte heeft verklaard dat het geld afkomstig was van haar minnaar [getuige 1] . Door [getuige 1] te horen, is door het Openbaar Ministerie nader onderzoek verricht naar de verklaring die verdachte heeft afgelegd. Daarmee heeft het Openbaar Ministerie aan haar onderzoeksplicht voldaan.
De rechtbank constateert dat de verklaring die [getuige 1] reeds heeft afgelegd, door de verdediging niet wordt betwist. Daarnaast is door de verdediging niet gemotiveerd op grond waarvan de getuige meer of anders zou kunnen verklaren dan hij al heeft gedaan. De rechtbank is van oordeel dat de verdediging onvoldoende heeft onderbouwd waarom het horen van de getuige noodzakelijk is. Het verzoek wordt dan ook afgewezen.
Ten aanzien van de aangetroffen bedragen contant geld, heeft verdachte de volgende verklaring gegeven.
a.
€ 15.700,-
Verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat zij een geheime minnaar had die haar verschillende geldbedragen heeft geschonken. De € 15.700,- aan contant geld die in haar woning is aangetroffen is afkomstig van haar minnaar, de heer [getuige 1] . Ter onderbouwing van haar standpunt verwijst verdachte naar de verklaring die [getuige 1] heeft afgelegd.
De rechtbank overweegt ten aanzien van deze stelling dat van een dergelijke schenking niet is gebleken. De rechtbank beoordeelt de verklaring van [getuige 1] als ongeloofwaardig. De getuige heeft immers niet verklaard welke bedragen hij aan verdachte zou hebben geschonken en wanneer deze schenkingen zouden hebben plaatsgevonden. Daarnaast is het niet aannemelijk dat zulke forse bedragen contant zijn geschonken zonder dat daarvan iets op papier is gezet. Evenmin is aan de hand van andere correspondentie of op enige andere wijze aannemelijk gemaakt dat verdachte een (intieme) relatie met [getuige 1] had of waar uit kan worden afgeleid dat [getuige 1] dergelijke grote geldbedragen aan haar heeft geschonken.
De rechtbank is van oordeel dat, zelfs met verwijzing naar de verklaring van [getuige 1] , de verklaring van verdachte over de herkomst van de € 15.700,- onvoldoende concreet en verifieerbaar is. De rechtbank zal voornoemd bedrag dan ook niet in mindering brengen op het bedrag dat door verdachte is witgewassen.
€ 126.500,-
In de woning van verdachte is ook € 126.500,- aan contant geld aangetroffen. Verdachte heeft verklaard dat het bedrag niet van haar is. Ten aanzien van de vraag van wie het bedrag dan wel is, heeft verdachte zich op haar verschoningsrecht beroepen.
De rechtbank is echter van oordeel dat ook de € 126.500,- aan verdachte kan worden toegerekend en overweegt ten aanzien daarvan als volgt. Het geldbedrag is in een plastic tas aangetroffen op de vliering boven de keuken van verdachte. In deze plastic tas zaten ook een toilettasje met de bruidsschat van de zoon en schoondochter van verdachte en een kistje met sieraden die verdachte in bewaring had. Verdachte heeft verklaard dat ze de sieraden in het plafond heeft verstopt omdat ze niet wil dat de sieraden voor het oprapen liggen wanneer er wordt ingebroken. Doordat de € 126.500,- samen met de sieraden in één tas en op de plek lag waar verdachte de sieraden heeft neergelegd, acht de rechtbank de verklaring van verdachte dat zij niet wist dat het geld er lag en dat dit niet haar eigendom is geweest, niet aannemelijk.
De rechtbank is van oordeel dat een gerechtvaardigd vermoeden bestaat dat de € 126.500,- aan contant geld uit enig misdrijf afkomstig is. De herkomst van voornoemd geldbedrag kan immers niet door de legale inkomsten van verdachte worden verklaard. Daarbij komt dat het geldbedrag uit meerdere coupures van € 500,- bestond. Het is een feit van algemene bekendheid dat dergelijke coupures nagenoeg uitsluitend in het criminele circuit worden gebruikt. Door verdachte is geen verklaring gegeven waardoor voornoemd vermoeden wordt weerlegd.
Tussenconclusie
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank tot een geheel andere conclusie met betrekking tot het geldbedrag dat voor verdachte beschikbaar was voor het doen van uitgaven en het geldbedrag dat verdachte werkelijk contant heeft uitgegeven. Derhalve komt de rechtbank ook tot een ander bedrag dat door verdachte is witgewassen. De rechtbank is aan de hand van de volgende berekening tot die conclusie gekomen.
Gebleken is dat verdachte in de ten laste gelegde periode een contant vermogen had van in totaal € 59.357,59.
In de woning van verdachte zijn twee geldbedragen aangetroffen. Een bedrag van € 15.700,- en een bedrag van € 126.500,-. In de tenlastelegging is enkel het bedrag van € 15.700 meegenomen in het totaalbedrag dat
opzettelijkzou zijn witgewassen. Gelet op de manier waarop het eerste deel van feit 1 ten laste is gelegd én het standpunt van de officier van justitie, is het kennelijk de bedoeling van de opsteller van de tenlastelegging geweest om enkel het bedrag van € 15.700,- bij het opzettelijk witgewassen bedrag te betrekken. De rechtbank zal het eindsaldo contant geld om die reden vaststellen op € 15.700,-.
Uit het voorgaande volgt dat verdachte € 43.657,58 (€ 59.357,58 - € 15.700,-) beschikbaar had voor het doen van contante uitgaven.
De rechtbank is met betrekking tot de werkelijke contante uitgaven tot een andere conclusie gekomen dan in de kasopstelling is opgenomen. De rechtbank acht immers niet bewezen dat de goederen die in het taxatierapport zijn opgenomen en een totale waarde van € 94.200,- hebben, tijdens de ten laste gelegde periode zijn aangeschaft. Het totaal aan uitgaven is opgelopen tot een bedrag van € 265.705,17 (€ 359.905,17 aan werkelijke contante uitgaven - € 94.200,- aan sieraden, kleding en inboedel). Het overgebleven bedrag bestaat dan voor het grootste deel uit (niet betwiste) stortingen, brandstofkosten en aankoopbonnen. Het verschil tussen de contante inkomsten en uitgaven komt uit op € 222.047,59 (€ 265.705,21 –
€ 43.657,58).
Gelet op voorgaande berekening komt de rechtbank tot een lager onverklaarbaar bedrag dan waar in de kasopstelling vanuit wordt gegaan. Hetgeen bij de rechtbank tot de conclusie leidt dat verdachte in de ten laste gelegde periode een totaalbedrag van € 222.047,59 opzettelijk heeft witgewassen.
Op basis van het dossier kan weliswaar geen rechtstreeks verband worden gelegd tussen de onverklaarbare contante uitgaven en een concreet strafbaar feit, maar nu het geldbedrag niet kan worden verklaard uit enige legale inkomstenbron en verdachte geen aannemelijke, onderbouwde en verifieerbare verklaring heeft gegeven over de herkomst van het geld, kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders dan dat het geldbedrag van enig misdrijf afkomstig moet zijn en dat verdachte dat moet hebben geweten.
Uit voornoemde bewijsmiddelen blijkt daarnaast dat verdachte de contante gelden niet alleen voorhanden heeft gehad, maar ook heeft overgedragen en omgezet. Verdachte heeft immers contant geld uitgegeven aan onder meer voeding en brandstofkosten.
Gewoontewitwassen
Verdachte heeft zich gedurende en periode van ruim vijf jaar schuldig gemaakt aan het witwassen van € 222.047,59. Gelet op de ruime periode en de omvang van het bedrag, acht de rechtbank tevens wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte van dit witwassen een gewoonte heeft gemaakt.
Witwassen
Onder de tussenconclusie is reeds besproken dat in de woning van verdachte twee contante geldbedragen van € 15.700 en € 126.500 zijn aangetroffen. In het tweede deel van de tenlastelegging wordt verdachte verweten beide bedragen (gewoon) te hebben witgewassen.
De verdediging heeft erop gewezen dat het enkel voorhanden hebben van bedragen die uit eigen misdrijf afkomstig zijn, niet strafbaar is. Om tot een bewezenverklaring van witwassen te komen, dienen handelingen te worden verricht waarbij de criminele herkomst van het geldbedrag wordt verborgen of verhuld. Deze handelingen zijn in dit geval niet verricht.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte het bedrag van € 15.700,- (gewoon) heeft witgewassen. De officier heeft vrijspraak gevorderd ten aanzien van het bedrag van € 126.500,-, nu hij dit bedrag aan medeverdachte [medeverdachte 1] heeft toegerekend.
Zoals eerder overwogen is de rechtbank – anders dan de officier – van oordeel dat verdachte niet alleen het bedrag van € 15.700, maar ook het bedrag van € 126.500,- voorhanden heeft gehad. In de tenlastelegging is opgenomen dat deze geldbedragen afkomstig zijn uit ‘enig eigen misdrijf’. Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden bewezen dat de geldbedragen afkomstig zijn uit eigen misdrijf. Nu de geldbedragen echter niet kunnen worden verklaard uit enige legale inkomstenbron en verdachte geen aannemelijke, onderbouwde en verifieerbare verklaring heeft gegeven over de herkomst van de geldbedragen, kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders dan dat de geldbedragen van enig misdrijf afkomstig moet zijn en dat verdachte dat moet hebben geweten. De rechtbank begrijpt op grond van de bewoordingen in de tenlastelegging en de tenlastelegging in zijn geheel beschouwend, dat de steller daarvan óók heeft bedoeld ten laste te leggen dat de geldbedragen uit ‘enig misdrijf’ afkomstig zijn.
Nu door de rechtbank is vastgesteld dat voornoemde geldbedragen afkomstig zijn uit
enigmisdrijf en niet uit
eigenmisdrijf, is niet vereist dat door verdachte handelingen zijn verricht die de criminele herkomst (trachten) te verbergen of te verhullen. Het enkel voorhanden hebben van de geldbedragen levert dan ook een strafbaar feit op, namelijk (gewoon) witwassen in de zin van artikel 420bis.1 Sr. Het verweer van de verdediging wordt dan ook verworpen.
Gelet op het voorgaande kan wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte € 15.700,- en € 126.500,- (gewoon) heeft witgewassen.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat verdachte zich in de ten laste gelegde periode schuldig heeft gemaakt aan gewoontewitwassen van een geldbedrag van € 222.047,59 en het witwassen van € 15.700,- en € 126.500,-.
Partiële vrijspraak
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet wettig en overtuigend worden bewezen dat sprake is van nauwe en bewuste samenwerking met een ander. Verdachte wordt daarom vrijgesproken van het medeplegen zoals onder feit 1 ten laste gelegd.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1: op tijdstippen in de periode van 1 januari 2012 tot en met 11 september 2017, te Maarssen en/of elders in Nederland
b.
een voorwerp, te weten geldbedragen (tot een totaal van ongeveer 222.047,59 euro), voorhanden heeft gehad en/of heeft omgezet, en van een voorwerp, te weten geldbedragen gebruik heeft gemaakt, terwijl verdachte telkens wist dat die geldbedragen geheel of gedeeltelijk, - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf, en verdachte aldus van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt,
en op 11 september 2017 te Maarssen, een voorwerp, te weten geldbedragen van ongeveer 15.700 euro en 126.500 euro voorhanden heeft gehad, terwijl zij, verdachte, wist dat dat voorwerp onmiddellijk afkomstig was uit enig misdrijf;
feit 2: in de periode van 1 maart 2017 tot en met 11 september 2017 te Maarssen en elders in Nederland en in Europa heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten een samenwerkingsverband bestaande onder meer uit verdachte en [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] , welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het plegen van oplichting zoals strafbaar gesteld in artikel 326 van het Wetboek van strafrecht.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd.
Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1: gewoontewitwassen en witwassen;
feit 2: deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan een gedeelte van zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank – indien zij tot een bewezenverklaring komt – verzocht er bij het bepalen van de straf rekening mee te houden dat verdachte zich niet eerder aan soortgelijke feiten heeft schuldig gemaakt en dat zij binnen de organisatie hooguit een ondersteunende rol heeft vervuld. Gelet op het voorgaande kan dan ook worden volstaan met de oplegging van een taakstraf.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken. Ook heeft de rechtbank gelet op de straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ernstige strafbare feiten. Zij heeft samen met medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] deelgenomen aan een criminele organisatie. Deze organisatie probeerde op systematische en professionele wijze zowel natuurlijke als rechtspersonen onder valse voorwendselen te bewegen tot de afgifte van aanzienlijke geldbedragen. Om (rechts)personen over te halen tot het aangaan van zakelijke deals, werd gebruik gemaakt van valse namen en hoedanigheden, valse visitekaartjes en briefpapier, hetgeen de indruk moest wekken dat klanten te maken hadden met bestaande en betrouwbare ondernemingen. Bij deze zogenaamde zakelijke deals werd door de organisatie steeds voorgesteld dat – naast de officiële investering – geld ‘onder de tafel’ zou worden gewisseld. Verdachten boden dan een aanzienlijke hoeveelheid biljetten van € 500,- aan met het verzoek deze te wisselen in kleinere coupures. Na de ruil zouden deze (rechts)personen dan een koffer met stapeltjes bankbiljetten aantreffen: bovenop een paar echte bankbiljetten van €500,- en daaronder een grote hoeveelheid vals geld. De rechtbank rekent het verdachte zeer aan dat zij [medeverdachte 1] heeft ondersteund door vals geld voor hem op te halen ten behoeve van zijn afspraken met ‘klanten’, nu er in het maatschappelijk en economisch verkeer op moet kunnen worden vertrouwd dat geldbiljetten echt en onvervalst zijn.
De rechtbank houdt er in strafverzwarende zin rekening mee dat de criminele organisatie waaraan verdachte deelnam op zeer geraffineerde en professionele wijze heeft getracht mensen hun geld afhandig te maken. Door op deze manier te handelen is ernstig misbruik gemaakt van het vertrouwen van deze personen. De rechtbank neemt het verdachte bijzonder kwalijk dat zij zich hierom niet heeft bekommerd en slechts heeft gehandeld uit eigen belang.
De rechtbank houdt bij het bepalen van de straf ook rekening met de rol die verdachte in de criminele organisatie heeft vervuld. Zij had geen bepalende, maar wel een essentiële, ondersteunende en, in mindere mate, uitvoerende rol. Uit de afgeluisterde telefoongesprekken blijkt dat verdachte de medeverdachte [medeverdachte 1] ondersteunde bij zijn activiteiten. Zij wist waar spullen lagen, herinnerde hem aan zijn afspraken en fungeerde ook als zijn persoonlijk assistent. Gezien de mindere rol van verdachte ziet de rechtbank aanleiding om – in het voordeel van verdachte – een gedeelte van de straf in voorwaardelijke zin op te leggen.
Naast het voorgaande heeft verdachte zich gedurende een periode van ruim vijf jaren schuldig gemaakt aan gewoontewitwassen. Ook lagen contante geldbedragen van € 15.700,- en € 126.500,- in haar woning. De rechtbank neemt verdachte dit bijzonder kwalijk, nu het (gewoonte)witwassen van geld een ernstige bedreiging voor de legale economie vormt. Het geld dat uit witwassen afkomstig is, heeft bovendien een ontwrichtende werking op de samenleving, nu met dat geld doorgaans ander strafbaar handelen wordt gefaciliteerd. Daar komt nog bij daders van strafbare feiten in staat worden gesteld om met hun oneerlijk verdiende geld een maatschappelijke en financiële status te verwerven die zij niet behoren te hebben.
De rechtbank houdt bij het bepalen van de (hoogte van de) straf in het voordeel van verdachte rekening met de eendaadse samenloop tussen het opzettelijk witwassen van
€ 15.700,- en het (gewoon) witwassen van datzelfde bedrag.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte. Uit het strafblad van verdachte volgt dat zij niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. Dit zal niet in het voor- of nadeel van verdachte worden meegewogen.
De strafoplegging
Gelet op de ernst van de strafbare feiten en op de straffen die in vergelijkbare zaken zijn opgelegd, is de rechtbank van oordeel dat niet met een andere straf dan de oplegging van een gevangenisstraf kan worden volstaan. Niet alleen vanwege de rol van verdachte binnen de organisatie, maar ook om recidive te voorkomen zal de rechtbank een gedeelte van de gevangenisstraf in voorwaardelijke zin opleggen.
Alles afwegende acht de rechtbank –conform de eis van de officier van justitie – een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden waarvan een gedeelte van zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, passend en geboden.

9.BESLAG

De rechtbank is van oordeel dat de geldbedragen van € 126.000,- en € 15.700,- moeten worden verbeurdverklaard. Met betrekking tot deze geldbedragen is het onder 1 bewezen verklaarde feit begaan.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 57, 140, 420bis en 420ter van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 18 (achttien) maanden;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een
gedeelte van 6 (zes) maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden voorwaarde niet heeft nageleefd;
 als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit
- stelt daarbij een
proeftijd van 2 (twee) jarenvast;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden;
Beslag
- verklaart verbeurd:
  • een geldbedrag van € 15.700,-;
  • een geldbedrag van € 126.500,-.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.H.M. Druijf, voorzitter, mrs. J.W. Veenendaal en
M. Eversteijn-Decliseur, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P.M. Lindeman, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 11 april 2019.
Mr. M. Eversteijn-Decliseur is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
feit 1: zij op een of meerdere tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 1 januari 2012 tot en met 11 september 2017, te Maarssen, (althans) in de gemeente Stichtse Vecht, en/of te Nieuwegein, en/of (elders) in Nederland, en/of (elders) in Europa,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
a.
van een of meerdere geldbedrag(en) (tot een totaal van ongeveer 316.247,59 euro) en/of voorwerpen de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding, de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbenden op voorwerpen waren en/of
b.
een voorwerp, te weten een of meerdere geldbedrag(en) (tot een totaal van ongeveer 316.247,59 euro), heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of heeft omgezet, en/of van een voorwerp, te weten een of meerdere geldbedrag(en) gebruik heeft gemaakt, terwijl verdachte en/of haar mededader(s) (telkens) wist(en) dat die/dat geldbedrag(en) en/of voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk, - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf,
en verdachte en/of verdachte's mededader(s) aldus van het plegen van witwassen
een gewoonte heeft/hebben gemaakt,
en/of
zij op of omstreeks 11 september 2017, te Maarssen, (althans) in de gemeente Stichtse Vecht, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een voorwerp, te weten een geldbedrag van ongeveer 15.700 euro en/of een geldbedrag van ongeveer 126.500 euro, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, terwijl zij, verdachte, en/of verdachte's mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dat voorwerp onmiddellijk afkomstig was uit enig eigen misdrijf;
art 420bis lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht
art 420ter lid 1 Wetboek van Strafrecht
feit 2: zij op een of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 maart 2017 tot en met 11 september 2017 te Nieuwegein, en/of te Maarssen en/of (elders) in Nederland en/of (elders) in Europa heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten een samenwerkingsverband bestaande onder meer uit verdachte en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of een persoon genaamd " [naam] ", welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het plegen van oplichting zoals strafbaar gesteld in artikel 326 van het Wetboek van strafrecht en/of (gewoonte)witwassen en/of eenvoudig witwassen zoals strafbaar gesteld in de
artikel(en) 420bis en/of 420ter van het Wetboek van strafrecht en/of eenvoudig witwassen zoals strafbaar gesteld in artikel 420bis.1 Wetboek van strafrecht.
art 140 lid 1 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 6 maart 2018, genummerd 180228.0954.AD (09PIANO), opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met pagina 5992. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Voor zover het gaat om geschriften als bedoeld in artikel 344, eerste lid, sub vijf, van het Wetboek van Strafvordering, worden deze alleen gebruikt in verband met de inhoud van andere bewijsmiddelen.
2.Het proces-verbaal algemeen dossier, p. 15 (onderaan) en p. 16 (bovenaan).
3.Het proces-verbaal van bevindingen betreffende het baken, p. 1816.
4.Een proces-verbaal opnemen vertrouwelijke communicatie, p. 3592.
5.Het proces-verbaal van bevindingen relatie [medeverdachte 2] - [medeverdachte 1] , p. 1758.
6.Het proces-verbaal van bevindingen relatie [medeverdachte 2] - [medeverdachte 1] , p. 1757.
7.Het proces-verbaal van bevindingen relatie [medeverdachte 2] - [medeverdachte 1] , p. 1758.
8.Het proces-verbaal van bevindingen inzake het onderzoek naar telefoonnummer * [telefoonnummer] , p. 1875.
9.Tapgesprek, 28 maart 2017, sessienummer 42, p. 310.
10.Tapgesprek, 28 maart 2017, sessienummer 42, p. 311.
11.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 919
12.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 922.
13.Het proces-verbaal van verhoor getuige [verdachte] bij de rechter-commissaris van 12 november 2018.
14.Het proces-verbaal van bevindingen betreffende het baken, p. 1818.
15.Tapgesprek, 6 april 2017, sessienummer 1214, p. 323.
16.Tapgesprek, 6 april 2017, sessienummer 1230, p. 324.
17.Het proces-verbaal van bevindingen beelden BP, p. 2062.
18.Het proces-verbaal ter terechtzitting van 10 december 2018.
19.Tapgesprek, 10 april 2017, sessienummer 1939, p. 1909
20.Tapgesprek, 10 april 2017, sessienummer 1947, p. 1910
21.Tapgesprek, 19 mei 2017, sessienummer 329, p. 2272.
22.Tapgesprek, 29 mei 2017, sessienummer 763, p. 469.
23.Het proces-verbaal OVC van 5 juli 2017, p. 3801.
24.Het proces-verbaal OVC van 5 juli 2017, p. 3803.
25.Het proces-verbaal OVC van 5 juli 2017, p. 3806.
26.Het proces-verbaal van verhoor getuige [verdachte] bij de rechter-commissaris van 12 november 2018.
27.Tapgesprek, 18 mei 2017, sessienummer 279, p. 446.
28.Tapgesprek, 18 mei 2017, sessienummer 284, p. 447.
29.Tapgesprek, 19 mei 2017, sessienummer 287, p. 448.
30.Tapgesprek, 19 mei 2017, sessienummer 323, p. 453.
31.Een proces-verbaal van OVC auto 19 t/m 22 mei 2017, p. 3615.
32.Het proces-verbaal van OVC auto 19 t/m 22 mei 2017, p. 3618.
33.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] , p. 550.
34.Een proces-verbaal van OVC auto 19 t/m 22 mei 2017, p. 3615.
35.Een proces-verbaal van OVC auto 19 t/m 22 mei 2017, p. 3620.
36.Een proces-verbaal van OVC auto 19 t/m 22 mei 2017, p. 3621.
37.Tapgesprek, 25 mei 2017, sessienummer 522, p. 457.
38.Tapgesprek, 25 mei 2017, sessienummer 522, p. 458.
39.Tapgesprek, 28 mei 2017, sessienummer 702, p. 467.
40.Het proces-verbaal inzake telefoonnummer * [telefoonnummer] , p. 3501.
41.Tapgesprek 10 mei 2017, sessienummer 27, p. 2630.
42.Tapgesprek, 14 mei 2017, sessienummer 113 p. 2632.
43.Tapgesprek, 14 mei 2017, sessienummer 114, p. 2633.
44.Tapgesprek, 15 mei 2017, sessienummer 152, p. 442.
45.Tapgesprek 15 mei 2017, sessienummer 158, p. 2638
46.Een geschrift, te weten een e-mailbericht van 22 september 2017, p. 2643.
47.Het proces-verbaal van bevindingen [naam] , p. 2628.
48.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [getuige 6] , p. 1100.
49.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [getuige 6] , p. 1107.
50.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [getuige 6] , p. 1103.
51.Tapgesprek, 26 juni 2017, sessienummer 13748, p. 2951.
52.Tapgesprek, 28 juni 2017, sessienummer 14163, p. 2952.
53.Tapgesprek, 28 juni 2017, sessienummer 14306, p. 2953.
54.Het proces-verbaal van observatie 29 juni 2017, p. 3572.
55.Het proces-verbaal van observatie 29 juni 2017, p. 3575.
56.De tijdstippen worden in de uitgewerkte gesprekken in UTC tijd weergegeven. Dit houdt in dat er twee uur bij opgeteld moeten worden om de daadwerkelijke Nederlandse tijd te verkrijgen. Ten behoeve van de leesbaarheid van onderstaande bewijsmiddelen heeft de rechtbank deze twee uur reeds bij de in de processen-verbaal OVC opgenomen tijdstippen opgeteld, zie hiervoor ook het proces-verbaal OVC van 29 juni 2017, p. 3776.
57.Het proces-verbaal OVC van 29 juni 2017, p. 3777.
58.Het proces-verbaal OVC van 29 juni 2017, p. 3780.
59.Het proces-verbaal OVC van 29 juni 2017, p. 3777.
60.Het proces-verbaal OVC van 29 juni 2017, p. 3778.
61.Het proces-verbaal OVC van 29 juni 2017, p. 3781.
62.Het proces-verbaal OVC van 29 juni 2017, p. 3782.
63.Het proces-verbaal OVC van 29 juni 2017, p. 3784.
64.Het proces-verbaal OVC van 29 juni 2017, p. 3785.
65.Het proces-verbaal OVC van 29 juni 2017, p. 3786.
66.Het proces-verbaal OVC van 29 juni 2017, p. 3787.
67.Het proces-verbaal OVC van 29 juni 2017, p. 3788.
68.Het proces-verbaal van bevindingen oplichtingen hotels buitenland, p. 2943.
69.Het proces-verbaal van bevindingen oplichtingen hotels buitenland, p. 2944.
70.Het proces-verbaal van bevindingen oplichtingen hotels buitenland, p. 2945.
71.Het proces-verbaal van bevindingen oplichtingen hotels buitenland, p. [telefoonnummer] .
72.Het verhoor van getuige [getuige 7] , p. 5342.
73.Een schriftelijk bescheid, te weten een vertaling van de e-mail van [firma] aan [getuige 7] van 22 juni 2017, p. 5354.
74.Het proces-verbaal van bevindingen analyse voorwerp, p. 3016.
75.Het proces-verbaal [medeverdachte 1] gebruiker meerdere telefoonnummers, p. 3505.
76.Tapgesprek, 7 juli 2017, sessienummer 15486, p. 2733.
77.Tapgesprek, 7 juli 2017, sessienummer 15511, p. 2734.
78.Tapgesprek, 9 juli 2017, sessienummer 15806, p. 2739.
79.Het proces-verbaal van bevindingen poging oplichting [getuige 8] , p. 2728.
80.Tapgesprek, 9 juli 2017, sessienummer 15848, p. 2741.
81.Het proces-verbaal OVC van 10 juli 2017, p. 3832.
82.Het proces-verbaal OVC van 10 juli 2017, p. 3833.
83.Tapgesprek, 10 juli 2017, sessienummer 15923, p. 2743.
84.Het verhoor van getuige [getuige 8] , p. 5459.
85.Het proces-verbaal van bevindingen poging oplichting [getuige 8] , p. 2729
86.Tapgesprek, 17 juli 2017, sessienummer 3621, p. 2518.
87.Tapgesprek, 17 juli 2017, sessienummer 3621, p. 2518.
88.Tapgesprek, 17 juli 2017, sessienummer 3621, p. 2519.
89.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 3] , p. 763.
90.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 3] , p. 779.
91.Het proces-verbaal van bevindingen identiteit NNman1, p. 3253.
92.Het proces-verbaal van bevindingen identiteit NNman1, p. 3254.
93.Het proces-verbaal OVC van 23 mei 2017, p. 3627.
94.Het proces-verbaal OVC van 23 mei 2017, p. 3628.
95.Het proces-verbaal OVC van 23 mei 2017, p. 3632.
96.Het proces-verbaal OVC van 23 mei 2017, p. 3633.
97.Het proces-verbaal OVC van 23 mei 2017, p. 3728.
98.Het proces-verbaal OVC van 23 mei 2017, p. 3730.
99.Het proces-verbaal OVC van 23 mei 2017, p. 3731.
100.Het proces-verbaal OVC van 23 mei 2017, p. 3732.
101.De rechtbank begrijpt: met sheinen wordt bedoeld het Duitse woord “Scheine” voor bankbiljetten.
102.Het proces-verbaal OVC van 5 juli 2017, p. 3817.
103.Het proces-verbaal OVC, 12 juli 2017, p. 3840.
104.Het proces-verbaal OVC, 12 juli 2017, p. 3841.
105.De Nederlandse vertaling van het Duitse woord ‘Scheine’ is: bankbiljetten.
106.Het proces-verbaal OVC, 12 juli 2017, p. 3842.
107.Het proces-verbaal OVC, 12 juli 2017, p. 3844.
108.https://en.wikipedia.org/wiki/MT103
109.Het proces-verbaal OVC, 12 juli 2017, p. 3848.
110.Het proces-verbaal OVC, 12 juli 2017, p. 3849.
111.Het proces-verbaal OVC, 25 juli 2017, p. 3869.
112.Het proces-verbaal OVC, 12 juli 2017, p. 3871.
113.Het proces-verbaal analyse telefoon B.01.01.007, p. 3208.
114.Het proces-verbaal OVC, 17 augustus 2017, p. 3927.
115.Het proces-verbaal OVC, 17 augustus 2017, p. 3947.
116.Een schriftelijk bescheid, te weten een vertaling van het getuigenverhoor van [getuige 10] opgemaakt door de politie Mannheim, p. 5401-5405.
117.Het proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 3] , p. 762.
118.Het proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 3] , p. 769
119.Het proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 3] , p. 770.
120.Het proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 3] , p. 774.
121.Het proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 3] , p. 776.
122.Het proces-verbaal analyse voorwerp, p. 3015.
123.Het proces-verbaal analyse voorwerp, p. 3016.
124.Het proces-verbaal analyse telefoon, p. 3072.
125.Het proces-verbaal analyse telefoon, p. 3073.
126.Het proces-verbaal analyse voorwerp, p. 3086.
127.Het proces-verbaal analyse voorwerp, p. 3087.
128.Een schriftelijk bescheid, te weten een leningsovereenkomst, p. 3128.
129.Het proces-verbaal OVC van 5 juli 2017, p. 3807.
130.Het proces-verbaal OVC van 5 juli 2017, p. 3809
131.Het proces-verbaal OVC van 5 juli 2017, p. 3819
132.Het proces-verbaal OVC van 5 juli 2017, p. 3820
133.Het proces-verbaal OVC van 5 juli 2017, p. 3218
134.Het proces-verbaal OVC van 5 juli 2017, p. 3219
135.Het proces-verbaal analyse voorwerp, p. 3220.
136.Het proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 3] , p. 761.
137.Het proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 3] , p. 789
138.Het proces-verbaal verhoor getuige [getuige 9] , p. 4430.
139.Het proces-verbaal verhoor getuige [getuige 9] , p. 4433.
140.Het proces-verbaal verhoor getuige [getuige 9] , p. 4435.
141.Het proces-verbaal OVC van 25 juli 2017, p. 3867.
142.Het proces-verbaal OVC van 25 juli 2017, p. 3868.
143.Tapgesprek, 25 augustus 2017, sessienummer 18537, p. 2869.
144.Tapgesprek, 25 augustus 2017, sessienummer 18543, p. 2870.
145.Het proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 3] , p. 780.
146.Het proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 3] , p. 781.
147.Het proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 3] , p. 782.
148.Het proces-verbaal OVC van 17 augustus 2017, p. 3931.
149.Het proces-verbaal verhoor getuige [getuige 11] , p. 4365.
150.Het proces-verbaal verhoor getuige [getuige 11] , p. 4366
151.Het proces-verbaal verhoor getuige [getuige 11] , p. 4367
152.Het proces-verbaal van bevindingen [bedrijf 5] , p. 2850.
153.Tapgesprek, 25 augustus 2017, sessienummer 19622, p. 2877.
154.Tapgesprek, 25 augustus 2017, sessienummer 19627, p. 2877.
155.Tapgesprek, 31 augustus 2017, sessienummer 212, p. 2368.
156.Tapgesprek, 31 augustus 2017, sessienummer 227, p. 2369
157.Tapgesprek, 31 augustus 2017, sessienummer 232, p. 2371
158.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 2366.
159.Het proces-verbaal ter terechtzitting van 10 december 2018.
160.Het proces-verbaal analyse voorwerp, p. 3204.
161.Tapgesprek, 31 augustus 2017, sessienummer 290, p. 511.
162.Het proces-verbaal bevindingen vals geld, p. 2695.
163.Het proces-verbaal bevindingen vals geld, p. 2696.
164.Het proces-verbaal forensisch technisch onderzoek valse bankbiljetten, p. 2997.
165.Het proces-verbaal forensisch technisch onderzoek valse bankbiljetten, p. 2998.
166.Het proces-verbaal individualisatie dactyloscopisch spoor, p. 3506.
167.Een schriftelijk bescheid, te weten een rapport dactyloscopisch onderzoek, p. 3507.
168.Het proces-verbaal verhoor getuige [getuige 6] , p. 1107.
169.Het proces-verbaal verhoor getuige [getuige 6] , p. 1103
170.Het proces-verbaal bevindingen aangiftes valse geldbiljetten, p. 2844.
171.Het proces-verbaal bevindingen aangiftes valse geldbiljetten, p. 2847.
172.Het proces-verbaal overzicht moneytransfers [medeverdachte 1] en [verdachte] vanaf 1-1-2012, p. 3421-3422; het proces-verbaal eenvoudige kasopstelling [medeverdachte 1] en [verdachte] (gesplitst), p. 3428.
173.Proces-verbaal van bevindingen iCOV [verdachte] , p. 2328.
174.Het proces-verbaal zaaksdossier witwassen [medeverdachte 1] en [verdachte] , p. 232.
175.Het proces-verbaal eenvoudige kasopstelling [medeverdachte 1] en [verdachte] , p. 3429-3432.
176.Het proces-verbaal zaaksdossier witwassen [medeverdachte 1] en [verdachte] , p. 232.
177.Het proces-verbaal verstrekking gevorderde gegevens, p. 2346-2349; het proces-verbaal bevindingen uitlevering van bescheiden gegevens, p. 4902-4903; het proces-verbaal eenvoudige kasopstelling [medeverdachte 1] en [verdachte] , p. 3430.
178.Het proces-verbaal eenvoudige kasopstelling [medeverdachte 1] en [verdachte] , p. 3430 ; het proces-verbaal overzicht moneytransfers [medeverdachte 1] en [verdachte] , p. 3421-3422.
179.Het proces-verbaal eenvoudige kasopstelling [medeverdachte 1] en [verdachte] , p. 3429.
180.Het proces-verbaal van verdenking van 420 bis/ter en/of quater WbSr en 140 WbSr, p. 1629.
181.Het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, p. 73-74; kennisgeving van inbeslagneming, p. 5690.
182.Een schriftelijk bescheid, te weten een lijst van inbeslaggenomen goederen [adres] , p. 79, 82.
183.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 5753.
184.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 967, 970-972.
185.Het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, p. 73-74; kennisgeving van inbeslagneming, p. 5690.
186.Het proces-verbaal eenvoudige kasopstelling [medeverdachte 1] en [verdachte] , p. 3430-3431.
187.Het proces-verbaal eenvoudige kasopstelling [medeverdachte 1] en [verdachte] , p. 3429.
188.Het proces-verbaal eenvoudige kasopstelling [medeverdachte 1] en [verdachte] , p. 3431.
189.Het proces-verbaal van bevindingen, aangetroffen bonnetjes nav doorzoeking, p. 3385-3386.
190.Het proces-verbaal bevindingen contante betalingen brandstofkosten [medeverdachte 1] en [verdachte] , p. 2822-2824.
191.Het proces-verbaal eenvoudige kasopstelling [medeverdachte 1] en [verdachte] , p. 3431.
192.Het proces-verbaal eenvoudige kasopstelling [medeverdachte 1] en [verdachte] , p. 3431.
193.Het proces-verbaal eenvoudige kasopstelling [medeverdachte 1] en [verdachte] , p. 3430.
194.Dat de telefoonnummers die zijn afgeluisterd in gebruik waren bij [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] volgt uit de bewijsmiddelen zoals opgenomen onder 4.3.1. en de bewijsoverweging ten aanzien van telefoonnummers * [telefoonnummer] , * [telefoonnummer] , * [telefoonnummer] , * [telefoonnummer] en * [telefoonnummer] .
195.Het proces-verbaal van bevindingen gebruiker telefoonnummer [telefoonnummer] , p. 2263-2265; het proces-verbaal van verhoor [verdachte] , p. 919, 931; het proces-verbaal bevindingen gebruiker telefoon [telefoonnummer] , p. 2277-2279.
196.Dat het nummer [telefoonnummer] bij [medeverdachte 1] in gebruik zijn, volgt uit de bewijsmiddelen zoals opgenomen onder 4.3.1. en de bewijsoverweging ten aanzien van telefoonnummers * [telefoonnummer] , * [telefoonnummer] , * [telefoonnummer] , * [telefoonnummer] en * [telefoonnummer] .
197.Tapgesprek op 9 mei 2017, sessienummer 13, p. 439.
198.Tapgesprek op 9 mei 2017, sessienummer 14, p. 440.
199.Tapgesprek, 19 mei 2017, sessienummer 323, p. 453.
200.Tapgesprek, 19 mei 2017, sessienummer 8246, p. 387.
201.Tapgesprek op 19 mei 2017, sessienummer 8247, p. 338.
202.Tapgesprek op 19 mei 2017, sessienummer 328, p. 445.
203.Tapgesprek op 25 mei 2017, sessienummer 522, p. 457.
204.Tapgesprek, 29 mei 2017, sessienummer 763, p. 469.
205.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 3665, 3667.
206.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 3665
207.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 3665, 3669.
208.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 3665, 3673.
209.Proces-verbaal van bevindingen, p. 3665, 3674-3675.