ECLI:NL:RBMNE:2019:1497

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 april 2019
Publicatiedatum
12 april 2019
Zaaknummer
16/706066-17 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deelname aan een criminele organisatie en gewoontewitwassen met vals geld

Op 11 april 2019 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van deelname aan een criminele organisatie en gewoontewitwassen. De verdachte, geboren in 1964 in voormalig Joegoslavië, werd beschuldigd van het witwassen van geld en het deelnemen aan een organisatie die oplichting als doel had. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met medeverdachten in de periode van 1 maart 2017 tot en met 11 september 2017 betrokken was bij een criminele organisatie die zich bezighield met het plegen van misdrijven. De organisatie maakte gebruik van valse identiteiten en hoedanigheden om aanzienlijke geldbedragen van slachtoffers te verkrijgen. Tijdens de doorzoekingen zijn grote hoeveelheden vals geld aangetroffen, waaronder euro's, Zwitserse francs en Engelse ponden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk valse bankbiljetten in voorraad had met het oogmerk deze als echt en onvervalst uit te geven. De verdachte werd schuldig bevonden aan gewoontewitwassen van een bedrag van € 49.428,33. De rechtbank legde een gevangenisstraf van vier jaar op, waarbij rekening werd gehouden met de ernst van de feiten en de rol van de verdachte binnen de organisatie. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een belangrijke uitvoerende en aansturende rol vervulde in de criminele organisatie, wat de strafmaat beïnvloedde.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/706066-17 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 11 april 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1964] te [geboorteplaats] (voormalig Joegoslavië),
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres
[adres] , [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 4 juli 2018, 10 december 2018, 6 maart 2019 en 28 maart 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. J.R.F. Esbir Wildeman en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. A.M.J. Comans, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: in de periode van 1 januari 2012 tot en met 11 september 2017 te Nieuwegein, Maarssen en/of in Nederland en/of Europa, samen met anderen een gewoonte heeft gemaakt van witwassen;
feit 2: in de periode van 1 maart 2017 tot en met 11 september 2017 in Nieuwegein, Maarsen en/of in Nederland en/of Europa heeft deelgenomen aan een criminele organisatie;
feit 3: op 11 september 2017 in Nieuwegein samen met anderen valse bankbiljetten in euro’s, Zwitserse francs en/of Engelse ponden in voorraad heeft gehad, met het oogmerk om deze als echt en onvervalst uit te geven.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen.
Ten aanzien van feit 2: de criminele organisatie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend te bewijzen dat verdachte samen met medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] heeft deelgenomen aan een criminele organisatie die als oogmerk had het plegen van oplichtingen. De officier van justitie heeft zich daarbij gebaseerd op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien. Volgens de officier van justitie kan niet wettig en overtuigend bewezen worden dat de organisatie (gewoonte)witwassen als oogmerk had. Verdachte moet van dat deel van de tenlastelegging dan ook worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 1: witwassen
De officier van justitie heeft zich ten aanzien van feit 1 op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan zowel opzettelijk gewoontewitwassen als eenvoudig witwassen. Over het opzettelijk witwassen heeft de officier opgemerkt dat de samenhang tussen de bewijsmiddelen ten aanzien van de eenvoudige kasopstelling en de deelname aan een criminele organisatie het vermoeden rechtvaardigt dat de geldstromen in de ten laste gelegde periode hun oorsprong vinden in
enig(oplichtings)misdrijf. Uit OVC- en tapgesprekken blijkt dat verdachte wist van de illegale herkomst van het geld. Nu hij dit geld gedurende een substantiële periode heeft witgewassen, kan worden bewezen dat hij een gewoonte van het witwassen heeft gemaakt. De officier van justitie heeft partiële vrijspraak gevorderd ten aanzien van het medeplegen, nu niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en een ander.
Ook het eenvoudig witwassen kan volgens de officier van justitie wettig en overtuigend worden bewezen, met dien verstande dat kan worden bewezen dat verdachte een bedrag van
€ 126.500,- (gewoon) heeft witgewassen.
Ten aanzien van feit 3: vals geld
Volgens de officier kan ook het onder feit 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend worden bewezen. Uit de bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, blijkt dat verdachte een grote hoeveelheid vals geld in voorraad heeft gehad die hij als echt en onvervalst wilde uitgeven. Uit tapgesprekken blijkt dat hij wist dat het om valse biljetten ging.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van feit 2: de criminele organisatie
De raadsman heeft ten aanzien van het onder feit 2 ten laste gelegde opgemerkt dat onvoldoende duidelijk is of sprake was van een gemeenschappelijk
oogmerk, nu verdachten zich – ook afzonderlijk van elkaar – met verschillende vormen van oplichting zouden bezig houden. Dat betekent ook dat het nog maar de vraag is of kan worden bewezen dat verdachte
deelnamaan een
organisatie.
Indien de rechtbank toch bewezen acht dat verdachte heeft deelgenomen aan een criminele organisatie, kan niet worden bewezen dat hij dat als oprichter, leider of bestuurder heeft gedaan. Hierbij is van cruciaal belang dat verdachte analfabeet is en dat – onder meer – niet kan worden vastgesteld dat hij wetenschap had van de inhoud van hetgeen door de eventuele organisatie op schrift zou zijn gesteld, waaronder mails, visitekaartjes, afspraakbevestigingen en leningsovereenkomsten. Tot slot heeft de raadsman er nog op gewezen dat geen van de gestelde misdrijven is voltooid.
Ten aanzien van feit 1: witwassen
De raadsman heeft (partiële) vrijspraak bepleit.
De raadsman heeft allereerst aangevoerd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het (gewoon) witwassen van de geldbedragen die in de woning van medeverdachte [medeverdachte 2] zijn aangetroffen. De woning is niet van verdachte en het feit dat hij nog veel contact heeft met [medeverdachte 2] en regelmatig in haar woning verblijft, maakt niet dat verdachte de in de woning aangetroffen bedragen op 11 september 2017 voorhanden had. Tussen verdachte en [medeverdachte 2] is immers geen sprake van een gezamenlijke huishouding. Bovendien heeft [medeverdachte 2] verklaard dat zij de aangetroffen € 15.700,- van haar minnaar heeft gekregen. Daar komt nog bij dat uit het dossier niet is gebleken dat in de ten laste gelegde periode voltooide oplichtingen of andere delicten zijn gepleegd waarmee het aangetroffen geld zou kunnen zijn verdiend, aldus de raadsman. Verdachte moet dan ook van dit deel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het opzettelijk (gewoonte)witwassen heeft de raadsman – zo begrijpt de rechtbank – partiele vrijspraak bepleit. Er lijkt sprake te zijn van een dubbeltelling met betrekking tot de getaxeerde kleding en goederen, nu onduidelijk is of de taxatiewaarde met de aanschafwaarde is verminderd. Daar komt nog bij dat enkel op grond van de goede staat van de goederen (met name sieraden en kleding) – ten onrechte – is aangenomen dat alle aan verdachte toegerekende goederen in de onderzoeksperiode zijn aangeschaft.
De raadsman heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van de in de eenvoudige kasopstelling opgenomen prepaidkaart (€ 400,-), de contante geldbedragen die op naam van verdachte zijn gestuurd en de aan verdachte toegerekende kosten voor brandstof, voeding en de aanschaf van de Volkswagen Golf (kenteken [kenteken] ).
Ten aanzien van feit 3: vals geld
De raadsman heeft (partiële) vrijspraak bepleit van het onder 3 ten laste gelegde.
Het valse geld is in de woning van de moeder van medeverdachte [medeverdachte 2] aangetroffen. Verdachte stond niet op het adres ingeschreven en verbleef daar evenmin. Hij had op één slaapkamer in de woning wel een grote hoeveelheid kleding opgeslagen. Dat betekent dat hooguit kan worden gesteld dat verdachte wetenschap had van het valse geld dat op díe slaapkamer is aangetroffen. Dat in een andere slaapkamer een vingerafdruk van verdachte is aangetroffen op plastic folie waarin valse biljetten zaten, maakt het voorgaande niet anders, nu het een verplaatsbaar spoor betreft. Het geld dat (ook in de slaapkamer met kleding van verdachte) is aangetroffen is echter zo onmiskenbaar vals, dat niet kan worden gesteld dat het geld was bedoeld om als echt en onvervalst te doen uitgeven, aldus de raadsman.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten behoeve van de leesbaarheid van het vonnis worden de bewijsmiddelen ten aanzien van de feiten 2 en 3 onder de paragraaf 4.3.1. weergegeven en worden tussendoor reeds korte bewijsoverwegingen opgenomen. Paragraaf 4.3.2. betreft een algehele bewijsoverweging ten aanzien van feit 2 en paragraaf 4.3.3. betreft een algehele bewijsoverweging ten aanzien van feit 3. In de paragrafen 4.3.4. en 4.3.5. wordt het bewijs voor feit 1 weergegeven en besproken. De bewijsmiddelen worden telkens slechts gebruikt voor het bewijs van dat ten laste gelegde feit waarop deze blijkens de inhoud kennelijk betrekking hebben. De rechtbank gaat op grond van wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
4.3.1.
Bewijsmiddelen ten aanzien van de feiten 2 en 3
(criminele organisatie en vals geld)
Aanleiding
Naar aanleiding van informatie van het Team Criminele Inlichtingen over mogelijke criminele activiteiten van medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) is de politie eenheid Midden-Nederland een onderzoek (09Piano) naar hem gestart. [2] Er is een bevel tot observatie van [medeverdachte 1] verstrekt en ter ondersteuning daarvan is op 3 maart 2017 een baken geplaatst onder de auto (op naam van) van [medeverdachte 1] , een Volkswagen Golf met kenteken [kenteken] (hierna: de Volkswagen). [3]
Contacten met medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]
Uit voormeld onderzoek is gebleken dat [medeverdachte 1] regelmatig contact had met verdachte. Over deze contacten is – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende geverbaliseerd:
Op 7 maart 2017 heeft het observatieteam de Volkswagen met twee mannen vanuit Amsterdam naar Maarssen gevolgd. De bestuurder werd herkend als [medeverdachte 1] . In Maarssen is waargenomen dat de twee mannen bij [adres] te [woonplaats] naar binnen gingen. Later op diezelfde dag werd [medeverdachte 1] in gezelschap van [verdachte] gecontroleerd in Amsterdam. [4]
Uit de bakengegevens van de Volkswagen bleek dat de auto op 13 maart 2017 stil stond bij het Carlton President Hotel in Utrecht. [5] De verbalisant die [verdachte] en [medeverdachte 1] gecontroleerd had [de rechtbank begrijpt: op 7 maart 2017], herkende aan de hand van de camerabeelden van het Carlton hotel [de rechtbank begrijpt: beelden van 13 maart 2017] de kleine man als [verdachte] en de lange man als [medeverdachte 1] . [6]
Op beelden van het Carlton President Hotel in Utrecht van 22 maart 2017 is te zien dat twee personen de Volkswagen [7] uitstappen. Te zien is dat de bijrijder, die de verbalisant op latere beelden herkent als [verdachte] en de bestuurder, die de verbalisant herkent als [medeverdachte 1] , richting de ingang van het hotel lopen. [8]
Er is vervolgens onderzoek gedaan naar mogelijke telefoonnummers van verdachte en [medeverdachte 1] . Hierover is – zakelijk weergegeven – het volgende geverbaliseerd:
Op 24 maart 2017 is driemaal een IMSI-scan uitgevoerd op [medeverdachte 1] . Hieruit kwam een IMEI-nummer naar voren dat was gekoppeld aan telefoonnummer [telefoonnummer] (hierna: * [telefoonnummer] ). De gesprekken die met dit nummer zijn gevoerd zijn opgenomen. Te zien was dat nummer * [telefoonnummer] vrijwel uitsluitend telefonisch contact had met de gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer] (hierna * [telefoonnummer] ). [9]
Op 28 maart 2017 wordt in een gesprek tussen telefoonnummers * [telefoonnummer] en * [telefoonnummer] – zakelijk weergegeven – het volgende gezegd:
* [telefoonnummer] : He [bijnaam]
* [telefoonnummer] : (vrouwenstem) (lacht) hij zit op de wc volgens mij. We hadden het net over jou. Nog wat nieuws?
* [telefoonnummer] : Nou ja ik heb wel een telefoonnummer gekregen van die ene uit Spanje. (…)
* [telefoonnummer] : (vrouwenstem) Ik zal hem wel even geven. (Vrouw roept): [naam] , [medeverdachte 1]
is aan de lijn. [medeverdachte 1] .
* [telefoonnummer] : Hallo! Niet al die namen schreeuwen in je werktelefoon!
* [telefoonnummer] : (vrouwenstem) Oh ja sorry ik zal het onthouden.
* [telefoonnummer] : (mannenstem) Hallo. Heb je wat gehoord van die andere? [10]
* [telefoonnummer] : Maar die van Spanje praat slecht Engels, dus morgen moet jij effe met hem praten in het Spaans. Dat is die ene die 740 had geboden. [11]
[medeverdachte 2] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Ik woon op het [adres] in [woonplaats] met mijn kinderen en kleinkind. [verdachte] is mijn ex-partner en de vader van mijn kinderen. Hij was vanaf eind januari 2017 echt veel bij mij thuis. [12] [verdachte] wordt bijna altijd [bijnaam] genoemd. [13] Ik heb wel eens contact gehad met [medeverdachte 1] . Ik heb wel eens een telefoon opgenomen die bij ons thuis lag en dan moest ik iets doorgeven. [14]
In een tapgesprek tussen de gebruikers van telefoonnummers * [telefoonnummer] en * [telefoonnummer] wordt op 6 april 2017 om 13:30:59 uur – zakelijk weergegeven – het volgende gezegd:
* [telefoonnummer] : Hey [bijnaam] .
* [telefoonnummer] : Ben je thuis [bijnaam] ?
* [telefoonnummer] : Nee, ik rij net weg uit Mijdrecht.
* [telefoonnummer] : Of zit je netjes uit Mijdrecht?
* [telefoonnummer] : Klein stukje, hoezo?
* [telefoonnummer] : Omdat wij die dingen daar gaan ophalen.
* [telefoonnummer] : Welke ding?
* [telefoonnummer] : Overkant sukkel! Jij weet je toch? Die 700 euro.
* [telefoonnummer] : Maar uhh met welke met de overkant waar bedoel je dan? Bee Eee
(fon) toch?
* [telefoonnummer] : Wij geven…Wij geven hier, wij vangen daar.
* [telefoonnummer] : Ja..maakt niet uit hoe laat wil je rijden?
* [telefoonnummer] : Ik ga nu rijden die mensen zijn bij mij hier man. Niet bij mij wachten maar de snelweg richting Breda. Op die eerste benzinepomp wachten mij. [15]
Bewijsoverweging ten aanzien van telefoonnummers * [telefoonnummer] en * [telefoonnummer]
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, vast dat verdachte in de ten laste gelegde periode gebruik heeft gemaakt van telefoonnummer * [telefoonnummer] en dat medeverdachte [medeverdachte 1] de gebruiker was van telefoonnummer * [telefoonnummer] . Verder concludeert de rechtbank dat [medeverdachte 2] degene is die de telefoon met telefoonnummer * [telefoonnummer] op 28 maart 2017 opnam en even later doorgaf aan verdachte. Ten behoeve van de leesbaarheid van het vonnis, zal de rechtbank bij het weergeven van tapgesprekken in plaats van voormelde telefoonnummers de namen van verdachte ( [verdachte] -* [telefoonnummer] ) en [medeverdachte 1] (* [telefoonnummer] ) weergeven.
In een proces-verbaal van bevindingen betreffende beelden BP is – zakelijk weergegeven- het volgende geverbaliseerd:
Op beelden van tankstation BP Hespelaar in Den Hout van 6 april 2017 werd door mij, verbalisant, het volgende bevonden:
17:27:09 uur: ik herken de man als [verdachte] . Ik zie dat [verdachte] de BP binnenloopt.
17:27:18 uur: ik herken de man als [medeverdachte 1] . Ik zie dat vlak na [verdachte] , [medeverdachte 1]
vanaf dezelfde richting als [verdachte] de BP inloopt.
17:27:41 uur: ik zie een NN-vrouw vanaf dezelfde richting als de mannen de winkel
inlopen. Ik zie dat de vrouw gelijkenis vertoont met [medeverdachte 2] . Ik
zie de vrouw met [medeverdachte 1] praten. [16]
Op 10 april 2017 bellen [medeverdachte 1] en verdachte om 10.44 uur met elkaar. Zij zeggen – zakelijk weergegeven – het volgende:
[medeverdachte 1] : He [bijnaam] . Is jouw vrouw thuis?
[verdachte] : Ja.
[medeverdachte 1] : Oke, want zij moet bellen voor mij, misschien dat ik die goeie wel
kan krijgen maar ik kan zelf niet bellen snap je. Dan eh rij ik naar
jouw vrouw toe. Zorg dat zij een telefoonnummer heb met een
werknummer ja. [17]
Een half uur later, om 11.16 uur, belt [medeverdachte 1] met telefoonnummer [telefoonnummer] (hierna
* [telefoonnummer] ). Zij zeggen – zakelijk weergegeven – het volgende:
[medeverdachte 1] : Heb je [bijnaam] al gebeld of niet? Heb je een telefoon met een
nummer? Kun je mij een nummer sms’en want dit is jouw
werktelefoon toch?
* [telefoonnummer] : Ja. Ja is goed. [18]
[medeverdachte 2] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Ik maak zelf gebruik van telefoonnummer [telefoonnummer] (hierna * [telefoonnummer] ). [19]
Op 19 mei 2017 belt verdachte met de gebruiker van telefoonnummer * [telefoonnummer] . In het gesprek
wordt – zakelijk weergegeven – het volgende gezegd:
[verdachte] vraagt naar het e-mailadres.
NN-vrouw * [telefoonnummer] zegt
[e-mail] @hotmail.com.
[verdachte] zegt: [medeverdachte 2] niet door de…. [20]
Op 29 mei 2017 belt verdachte nogmaals met de gebruiker van telefoonnummer * [telefoonnummer] . In dit gesprek wordt – zakelijk weergegeven – het volgende gezegd:
[verdachte] : [medeverdachte 2] geef haar twee en een half duizend.
NN-vrouw: Oke is goed. [21]
In een proces-verbaal van een OVC – gesprek van 5 juli 2017 is – zakelijk weergegeven – het volgende geverbaliseerd:
Ik herken de stemmen van [verdachte] en [medeverdachte 1] aan hun intonatie, manier van spreken en stemgeluid. [22]
[verdachte] : [medeverdachte 1] , [medeverdachte 1] , da’s jou probleem.
[medeverdachte 1] : Da’s geen probleem voor mij. Jouw vrouw bemoeit zich met alle fucking shit.
[verdachte] : We zijn een groep. [23]
[medeverdachte 1] : En dan jouw vrouw voelt zich sterk. Gaat jouw vrouw tegen mij zeggen: je kan gewoon praten hoor, die buurvrouw weet wat wij doen. Jouw vrouw vindt het interessant om zo te praten. [24]
Bewijsoverweging ten aanzien van telefoonnummers * [telefoonnummer] en * [telefoonnummer]
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, vast dat medeverdachte [medeverdachte 2] gebruik maakte van de telefoonnummers * [telefoonnummer] en * [telefoonnummer] . Ten behoeve van de leesbaarheid van het vonnis, zal de rechtbank bij het weergeven van tapgesprekken in plaats van voormelde telefoonnummers (* [telefoonnummer] en * [telefoonnummer] ) de naam van [medeverdachte 2] (* [telefoonnummer] en * [telefoonnummer] ) weergeven.
Bezoek aan het Marriot hotel op 31 maart 2017
Verdachte ( [verdachte] ) belt [medeverdachte 1] op 31 maart 2017 om 15.48 uur. Zij zeggen – zakelijk weergegeven – het volgende:
[verdachte] : Ik ben onderweg
[medeverdachte 1] : Hoe laat zijn die mensen daar
[verdachte] : Die mensen is onderweg, die mensen willen niemand zien behalve mij. Om mij komt ie alleen begrijp je. En die man wat brengt ie voor ons (ntv). Wij moeten alleen 25 euro geven dus van die 80 euro (fon).
[medeverdachte 1] : Dat snap ik, maar dat ik jou alleen zetten, vind je dat verstandig?
[verdachte] : Nee sukkel, jij toch beneden? (…)
Je begrijpt wat ik bedoel. Jij blijven compleet apart. Heb ik geteld, alles is correct. Komen jullie, hij controleert die, alles is correct, jij jou
weg. Wij onze weg. [25]
In een proces-verbaal van observatie van 31 maart 2017 wordt – zakelijk weergegeven – het volgende geverbaliseerd:
De Volkswagen Golf reed op de Tesselschadestraat in Amsterdam. Ik herkende de bestuurder als [verdachte] . Ik zag dat een man die ik herkende als subject [medeverdachte 1] op de Tesselschadestraat liep. [26] Ik zag dat [medeverdachte 1] het Marriott hotel inging. Ik zag dat [verdachte] over de Tesselschadestraat te Amsterdam heen en weer liep. [27] (…)
Ik zag vervolgens dat [medeverdachte 1] en [verdachte] om 17.23 uur gezamenlijk in de richting van de Golf liepen. Ik zag dat de Golf vertrok en dat [medeverdachte 1] de bestuurder was. [verdachte] zat ook in de auto. [28]
Over het bezoek aan het Marriott hotel in Amsterdam van 31 maart 2017 is – zakelijk weergegeven – het volgende geverbaliseerd:
Omstreeks 17.21 uur kwam een melding binnen van een vechtpartij die in het Marriot hotel tussen twee mannen (genaamd [A] en [B] ) had plaatsgevonden in verband met een oplichting. [29]
Uit de beelden van de bewakingscamera’s bleek dat er opnamen waren gemaakt van:
• [B] die met een koffer naast [A] het Marriott hotel inloopt. [30] Door hen wordt meerdere keren naar de koffer gewezen.
• [verdachte] die het hotel inloopt [31] en contact heeft met [B] en [A] .
• [medeverdachte 1] die aan komt lopen en kijkt naar (onder meer) [A] en [verdachte] en aan een tafel in de hoek gaat zitten. [32]
• [A] die [B] begint te duwen en [verdachte] die toekijkt.
[verdachte] die richting [B] loopt en op de koffer wijst. [33]
• [verdachte] en [B] die vervolgens recht tegenover elkaar staan. [34]
Bezoek aan Spanje in mei 2017
[medeverdachte 2] heeft bij de rechter-commissaris in 2018 – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Door mij is weleens geld opgehaald in Spanje, samen met [verdachte] . Dat was vorig jaar mei of juni. [35]
[medeverdachte 2] belt verdachte op 18 mei 2017. In dit gesprek wordt het volgende gezegd:
[medeverdachte 2] zegt die Spaanse ing (fon) zit even te bellen. Die Spaanse [naam] . Twee keer achter elkaar. [verdachte] zegt dat als hij nog een keer belt, zij de secretaresse is en moet zeggen dat [naam] niet aanwezig is. Hij is in een meeting en belt straks terug.
[medeverdachte 2] zegt Okee is goed. [36]
[medeverdachte 2] wordt op 19 mei 2017 door verdachte gebeld. Hierover is – zakelijk weergegeven – het volgende geverbaliseerd:
[verdachte] zegt dat [bijnaam] niet opneemt. [verdachte] vraagt: het is toch [naam] ? [medeverdachte 2] zegt ja. [medeverdachte 2] moet van [verdachte] zeggen dat meneer [naam] in een meeting is en dat hij binnen ntv minuten contact opneemt. Vervolgens moet [medeverdachte 2] [verdachte] bellen. [37]
In tapgesprekken tussen [medeverdachte 1] en verdachte van 19 mei 2017 wordt – zakelijk weergegeven – het volgende gezegd:
[medeverdachte 1] : Moet ik kijken voor een ticket voor morgen?
[verdachte] : Kijk maar voor vroeg. Zij kijkt jou (ntv).
[medeverdachte 1] : Maar ze moet ook kijken vanuit Eindhoven. Eindhoven is de
beste plek om te vliegen. Ik heb vijfhonderdduizend en een miljoen gebracht vanaf Eindhoven. [38]
De gesprekken die in de auto van [medeverdachte 1] (de Volkswagen) zijn gevoerd, zijn van 19 mei 2017 tot en met 17 september 2017 opgenomen door middel van OVC-apparatuur (Opname Vertrouwelijke Communicatie). [39] In een proces-verbaal waarin OVC-gesprekken van 19 en 20 mei 2017 zijn uitgewerkt is – zakelijk weergegeven – het volgende opgenomen:
Wij, verbalisanten, herkennen de stemmen van [verdachte] en [medeverdachte 1] aan hun intonatie, manier van spreken en stemgeluid. [40]
19 mei 2017:
[medeverdachte 1] : Ze hebben maar 100 gebracht
[verdachte] : Alleen 100 gebracht
[medeverdachte 1] : Vieze leugenaars die Spanjaarden. [41]
[medeverdachte 1] heeft bij de politie – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Ik heb een relatie met [C] . Wij hebben samen drie kinderen. [42]
[medeverdachte 1] spreekt op 19 mei 2017 in zijn auto met [C] . In een proces-verbaal waarin dit OVC-gesprek is uitgewerkt is – zakelijk weergegeven – het volgende opgenomen:
Wij, verbalisanten, herkennen de stemmen van [C] en [medeverdachte 1] aan hun intonatie, manier van spreken en stemgeluid. [43]
[medeverdachte 1] : Ik moet zondag naar Spanje. Geld halen. Is wel jammer, die man zou tweehonderdvijftig brengen maar heeft maar honderd gebracht. [44]
[medeverdachte 1] : Ja dus eh beetje minder weer, maar geld is geld.
[C] : Morgenochtend moet mama papa wegbrengen met de auto.
[medeverdachte 1] : Nee we nemen hem mee. Hij moet leren om geld te halen. Hij moet
leren hoe het werkt. Hij is mijn protegé he. Hij gaat doen wat ik doe,
hij wordt gewoon een fucking oplichter. Hij wordt gewoon zoals ik
ben. Hij gaat gewoon ook knaken verdienen weet je. [45]
Op 28 mei 2017 belt verdachte met [medeverdachte 2] . In dit gesprek wordt – zakelijk weergegeven – het volgende gezegd:
[verdachte] vraagt aan [medeverdachte 2] een sms naar die man te sturen. Hij hoort vandaag van ons wanneer hij die kan vangen vandaag of morgen. Zo dadelijk zeggen tegen hem!
Oke, zegt [medeverdachte 2] . Ze vraagt aan [verdachte] of hij hem heeft gesproken.
Ja, zegt [verdachte] .
En wat zeiden ze, vraagt [medeverdachte 2] .
Ook vandaag of morgen, zegt [verdachte] .
Oke is goed, zegt [medeverdachte 2] . [46]
Afspraken in het Mariott hotel op 29 juni 2017
Op 26 juni 2017 belt nummer [telefoonnummer] (hierna * [telefoonnummer] ) met [medeverdachte 1] . In dit gesprek wordt – zakelijk weergegeven- het volgende gezegd:
[medeverdachte 1] : Ja [bijnaam]
* [telefoonnummer] : Jij morgen auto kijken of niet?
[medeverdachte 1] : Nee, 29e.
* [telefoonnummer] : Oke. [47]
Op 28 juni 2017 spreken [medeverdachte 1] en de gebruiker van telefoonnummer * [telefoonnummer] nogmaals met elkaar. Zij zeggen – zakelijk weergegeven – het volgende:
[medeverdachte 1] : He luister eens, jij hebt die kaartjes nog van eh, van jou zelf bij jou?
* [telefoonnummer] : Van mij... [naam] (fon)
[medeverdachte 1] : Nee die andere.
* [telefoonnummer] : Jawel.
[medeverdachte 1] : Jij moet jouw vrouw netjes op het kaartje een telefoonnummer laten schrijven waar jij bereikbaar bent, als we morgen dat kaartje geven, dan sta jij gelijk met die klant in contact, snap je? Schakelen we die makelaar uit. We hebben 2 afspraken, dus laat effe die telefoonnummers erop schrijven, 2 kaartjes.
* [telefoonnummer] : Oke. [48]
Op 28 juni 2017 om 23.23 uur spreken [medeverdachte 1] en de gebruiker van telefoonnummer * [telefoonnummer] elkaar opnieuw. Er wordt – zakelijk weergegeven – het volgende gezegd:
[medeverdachte 1] : Ha [bijnaam] ! Wat is er met jouw telefoon? Ik denk ze luisteren mee.
* [telefoonnummer] : Nee ze luisteren niet mee. Hoe laat kunnen wij twee auto’s?
[medeverdachte 1] : Ja morgen twee auto’s….achter mekaar.
Van tien uur tot twee uur, bij diezelfde makelaar, dus ik ben morgen om tien uur bij jou ja?
* [telefoonnummer] : Ok. [49]
Op 29 juni 2017 heeft een observatie plaatsgevonden. Daarover is – zakelijk weergegeven – het volgende geverbaliseerd:
9.43
uur: Ik zag dat een man die ik herkende als [medeverdachte 1] zijn woning in
Nieuwegein verliet en wegreed in zijn Volkswagen.
9.58
uur: Ik zag dat [verdachte] op straat stond ter hoogte van de [adres] te [woonplaats] . Hij liep de woning binnen. Op dat moment kwam de Volkswagen aangereden en zag ik dat [medeverdachte 1] uitstapte en perceel [adres] binnenliep.
10
uur: Ik zag dat [medeverdachte 1] en [verdachte] naar buitenkwamen en allebei in de
Volkswagen stapten en wegreden.
10.31
uur: Ik zag dat [medeverdachte 1] en [verdachte] het Marriot-hotel in Amsterdam
binnenliepen. [50]
10.43
Ik zag dat [medeverdachte 1] en [verdachte] en drie andere personen allen rond een tafel zaten en in gesprek waren.
11.01
Ik zag dat [verdachte] een witte geopende envelop liet zien aan NN1 en NN2. [51]
Bewijsoverweging ten aanzien van telefoonnummer * [telefoonnummer]
De rechtbank stelt op grond van voormelde bewijsmiddelen vast dat telefoonnummer * [telefoonnummer] in de onder feit 2 ten laste gelegde periode werd gebruikt door verdachte. Ten behoeve van de leesbaarheid van het vonnis zal de rechtbank bij het weergeven van tapgesprekken in plaats van ‘* [telefoonnummer] ’ de naam [verdachte] weergeven.
In het proces-verbaal OVC van 29 juni 2017 is – zakelijk weergegeven – het volgende geverbaliseerd:
29 juni 2017 vanaf 10.00 uur: [52]
[verdachte] : Welke komt nu, die van 5 miljoen of…
[medeverdachte 1] : Allebei…
[verdachte] : Ja maar welke
[medeverdachte 1] : Welke eerst weet ik niet, eentje is 5,5 en die andere is 13,5.
Ja wat wij kunnen zeggen, wij gaan niet over de prijs onderhandelen, weetje, wij moeten die mensen toch eh, maar ja dat is jouw ding.
Jawel ik heb met die makelaar gesproken. Hij is lastig man. Maar ik heb wel gezegd, dat op het moment dat jij gaat praten, hoe jij zaken doet, moeten wij weg.... [53]
[verdachte] : Wat zei hij?
[medeverdachte 1] : Nee is geen probleem. Als jij een goed gevoel hebt kun je hem mee betrekken in die principe weet je. [54]
[verdachte] : Maar met die mensen heb jij niet gesproken? [55]
[medeverdachte 1] : Jawel met die makelaar. Makelaar heet [getuige 1] , heer [getuige 1] . [56]
(…)
[medeverdachte 1] : Mag je volgende keer deze doen
[verdachte] : Die is gebrand, weet je hoeveel in Amsterdam is gepakt
[medeverdachte 1] : Tuurlijk, overal pakken ze. Ik probeer te zoeken naar een plek waar ze, waar we nog normaal kunnen komen
[medeverdachte 1] : Weet je nog wat je naam was?
Gesprek buiten de auto in parkeergarage. Portieren worden afgesloten. Op de achtergrond wordt gezegd:
[medeverdachte 1] : [naam] (fonetisch)
[verdachte] : [naam] , [naam]
[medeverdachte 1] : Je hoeft alleen maar [naam] te zeggen. Je hoeft niet je voornaam te zeggen.
[verdachte] : [naam] .
Gesprek tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] na de afspraak. Zij zeggen – zakelijk weergegeven – het volgende:
[verdachte] : Weet je wat jij moet zeggen tegen hem. Goed luisteren he meneer. Jij krijgt van ons twee procent. Dan houdt ie zijn bek dicht begrijp je wat ik bedoel? [57] Zo moet jij het zeggen.
[medeverdachte 1] : Ja nou maar ik denk niet dat hij eh gevoelig is daarvoor. Die man heeft geld. Dan zeg ik liever geven we jou nog een paar procenten meer om die zaak te laten doorgaan, want wij denken op lange termijn niet alleen maar aan tak tak wisselen.
[verdachte] : Nee maar ik kan niet ..(ntv)..
[medeverdachte 1] : Nee dat weet ik maar ja ik denk we doen die makelaar even alleen pakken. [58]
(…)
[medeverdachte 1] : Daarom ga ik hem ook heel duidelijk zeggen nee wij willen niks wisselen niks omwisselen.. Alleen als wij het hotel kopen dan willen wij die transactie doen.
[verdachte] belt met persoon die hij [naam] (fon) noemt en zegt – zakelijk weergegeven – het volgende:
[verdachte] : We hebben naar de afspraak gegaan en we zijn klaar, en van één hadden we voor één gevraagd en van die andere vijfhonderd. Als nu die mediator goed doet dat is het okay.
[medeverdachte 1] neemt het telefoongesprek over. Hij zegt – zakelijk weergegeven – het
volgende:
[medeverdachte 1] : Ja, nu ga ik met makelaar praten. We willen deze deal sluiten en dit project kopen en alleen als we het kopen, dan gaan we dat doen, privé en zo. Het is een mooi project, het was die van 13 miljoen. [59]
Ik ga hem zo bellen en dan ga ik alleen maar proberen hem uit te schakelen door te zeggen, alleen als we het project kopen, dan doen we dat met die betaling en dat wisselen.
(einde telefoongesprek)
[medeverdachte 1] : Had jij de indruk dat die makelaar wel eens van iets gehoord had?
[verdachte] : Nee. Hij praatte over vijfhonderd. Over is moeilijk te geven die vijfhonderdjes. Niemand wil dat hebben. [60]
[medeverdachte 1] : Maar ze hebben die procedure goed begrepen?
[verdachte] : Ja tuurlijk
(…)
Die andere man heb ik in die envelop was 5000 der in. Ik zeg kijk maar dat is ook ..(ntv).. hij pakt die het is goed zo.
(…)
[verdachte] : Bel maar die makelaar weet je is ..(ntv).. Duidelijk zeggen tegen hem, voor ons het is niet wisselen zonder onroerend goed kopen.
[medeverdachte 1] : Ik kan nu bellen. Kan je meeluisteren, alleen moet jij je mond houden. [61]
Er wordt uitgebeld. Telefoongesprek tussen [medeverdachte 1] en de makelaar. [medeverdachte 1] zegt, zakelijk weergegeven:
[medeverdachte 1] : Ja, ik ben op zoek naar de heer [getuige 1] (fon). U spreekt met [naam] (fon).
Hallo, meneer [getuige 1] !
Wat ik u alleen nog even heel duidelijk wilde maken is dat het ons niet gaat om het wisselen. Wij hebben deze projecten nodig, wij willen dit hotel graag kopen zodat we verder kunnen met het geld. Daarom zeggen we dat zo. En wij investeren graag want als u projecten hebt van 20 of 30 miljoen, het maakt niet uit hoe hoog, wij hebben belangstelling. U hebt nu enigszins de procedure meegekregen. Ik hoop dat u ook behulpzaam kunt zijn om de klanten zover te krijgen. Maar de procedure is zoals we zeggen, op de dag dat wij komen, op de dag dat er geruild wordt of gewisseld, hoe je het ook maar noemt, op dat moment krijgen ze meteen de aanbetaling.
Einde telefoongesprek. [62]
[verdachte] : Toen jij tegen hem zei “interesseren wisselen", wat zei die?
[medeverdachte 1] : Nee nee hij zegt: ik ga mij niet met wisselen bemoeien zei die.
[verdachte] : Dat is het belangrijkste. [63]
In een proces-verbaal van bevindingen over de afspraak in het Mariott hotel op 29 juni 2017 is – zakelijk weergegeven – het volgende geverbaliseerd:
[medeverdachte 1] belt op 3 juli 2017 vanuit zijn auto met een persoon genaamd [naam] :
[medeverdachte 1] : Ja, het kan alleen maar dat ze iets weten van de manier waarop onze vriend de deal wil sluiten. Dat ze weten van een aantal gevallen.
[medeverdachte 1] belt daarna een NNman en zegt het volgende:
[medeverdachte 1] : Hallo meneer [D] , goedendag, met [naam] . [64] Wij zijn enigszins in shock over de heer [getuige 1] .
[medeverdachte 1] wordt vervolgens weer gebeld door een persoon genaamd [naam] . [medeverdachte 1] zegt – zakelijk weergegeven – het volgende:
[medeverdachte 1] : Ik heb [D] gesproken en hij heeft de afspraak afgezegd. [getuige 1] heeft tegen hem gezegd dat hij het een beetje had uitgezocht, en toen zei hij dat hij vermoedt dat het om fraude gaat. [65]
Ik was er natuurlijk ook niet bij, want we zijn apart gegaan, maar ik wist op grond van de procedure dat hij natuurlijk om omwisselen had gevraagd. Het omwisselen van biljetten.
Je ziet gewoon dat als je het op deze manier doet, dat het dan niks wordt. Om de zaak te redden van de kant van [bedrijf 1] , dan kan je alleen…
Nou zijn de mensen natuurlijk op de hoogte gebracht. Nu kunnen we alleen maar zeggen tegen [D] om hem zoet te houden dat het een actie van de heer [H] zelf was, dat de [bedrijf 1] er niet van op de hoogte was, anders raak je iedere klant kwijt.
[naam] : (ntv) visitekaartje…
[medeverdachte 1] : Nee, had hij wel. Het is alleen maar een naam en een kaartje, daarvan kunnen ze altijd zeggen dat hij dat op eigen…op eigen idee gedaan, niet namens de [bedrijf 1] . [66]
De identiteit van de personen met wie [medeverdachte 1] en [verdachte] hun eerste afspraak hadden is vastgesteld. Het betroffen [E] en [F] . [E] is president en CEO van het [hotel] , Duitsland. [67]
[getuige 1] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Ik ben op 29 juni 2017 bij twee ontmoetingen geweest in een hotel in Amsterdam, onder andere met het echtpaar [echtpaar] . Ik was de bemiddelende makelaar. Ik moest in opdracht van het echtpaar [echtpaar] hun hotel verkopen. Bij de eerste ontmoeting was aanwezig de makelaar Dr. [naam] van de firma [firma] , twee jonge mannen, investeerders van de [bedrijf 1] . Van één van die mannen heb ik het visitekaartje gekopieerd. Dat staat op naam van [naam] . Dr. [naam] heeft deze ontmoeting geregeld. [68]
[getuige 1] heeft bij zijn verklaring een e-mail gevoegd van een medewerker van [firma] aan [getuige 1] waarin – zakelijk weergegeven – het volgende staat:
Geachte heer [getuige 1] ,
De heer Dr. [naam] ontvangt u op 29 juni 2017 graag met beide verkopers in het hotel Arena Atlas in Amsterdam.
Met vriendelijke groet,
[naam] . [69]
Op 11 september 2017 is de woning van [medeverdachte 1] en [C] doorzocht. Hierover is – zakelijk weergegeven – het volgende geverbaliseerd:
Op een USB-stick die in de woning is aangetroffen stonden bestanden met de namen BahrainAngebote. In één van die bestanden staan ‘Angebote’ omschreven. Angebot009 betreft het [hotel] . Bij [verdachte] [de rechtbank begrijpt: tijdens doorzoeking op het adres [adres] te [woonplaats] ] is een visitekaartje aangetroffen van [naam] . [70]
Afspraken met de heer [getuige 2]
[medeverdachte 1] heeft van 7 juli 2017 tot en met 11 juli 2017 een aantal gesprekken gevoerd met telefoonnummer [telefoonnummer] (hierna * [telefoonnummer] ). Over telefoonnummer * [telefoonnummer] is – zakelijk weergegeven – het volgende geverbaliseerd:
Nummer * [telefoonnummer] is gebruikt door [verdachte] . Zijn stem is door verbalisanten, werkzaam in onderzoek PIANO, herkend aan zijn Slavische accent en manier van spreken. [medeverdachte 1] en de gebruiker van telefoonnummer * [telefoonnummer] noemden elkaar [bijnaam] . [71]
Bewijsoverweging ten aanzien van telefoonnummer * [telefoonnummer]
De rechtbank stelt op grond van voormelde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, vast dat telefoonnummer * [telefoonnummer] van 7 tot en met 11 juli 2017 werd gebruikt door verdachte. [medeverdachte 1] en de gebruiker van * [telefoonnummer] noemen elkaar [bijnaam] , zoals [medeverdachte 1] en verdachte in gesprekken via andere telefoonnummers ook doen. Daar komt nog bij dat twee verbalisanten de stem van verdachte herkennen. Ten behoeve van de leesbaarheid van het vonnis zal de rechtbank bij het weergeven van tapgesprekken het telefoonnummer * [telefoonnummer] vervangen door de naam [verdachte] .
In de gesprekken tussen [medeverdachte 1] en verdachte in de periode van 7 juli 2017 tot en met 11 juli 2017 wordt – zakelijk weergegeven – het volgende gezegd:
7 juli 2017
[verdachte] : [bijnaam] , morgen is een auto te kijken aan die overkant, ga jij
kijken?
[medeverdachte 1] : Ligt eraan of het interessant is.
[verdachte] : Interessant? 300 euro. [72]
[verdachte] zegt dat een huis met zonnepanelen bekeken moet worden, ongeveer 200 kilometer in België. [medeverdachte 1] zegt dat ze het naar maandag moeten verplaatsen. [73]
9 juli 2017
[medeverdachte 1] moet het adres nog krijgen van [verdachte] van wat hij morgen moet bekijken en vraagt of iemand het adres in zijn brievenbus wil gooien. [verdachte] vraagt op welke naam? [medeverdachte 1] zegt [naam] . [74]
In een proces-verbaal over de gesprekken tussen [medeverdachte 1] en verdachte staat – zakelijk weergegeven – het volgende:
[verdachte] stuurt [medeverdachte 1] op 9 juli 2017 een sms met de tekst:
‘7 place de baulers 1301 baulert’.
Dit adres blijkt van een restaurant in België dat ene [getuige 2] te koop had staan. [75]
[medeverdachte 1] belt verdachte opnieuw op 9 juli 2017 en zegt, zakelijk weergegeven:
[medeverdachte 1] : Ik geef jouw vrouw net een telefoonnummer waar ze het adres naar toe moet sturen, hoe kan je nou naar deze sturen?
[verdachte] : Verkeerd, verkeerd.
[medeverdachte 1] : Ja, maar dan is mijn, waarom brand je mijn telefoon jongen, jezus christus! [76]
In een proces-verbaal van bevindingen inzake een OVC-gesprek van 10 juli 2017 is – zakelijk weergegeven – het volgende geverbaliseerd:
Telefoon gaat over. Alleen [medeverdachte 1] is te horen. Ik herken de stem van [medeverdachte 1] aan zijn intonatie, manier van spreken en stemgeluid. [77]
[medeverdachte 1] : Hey [bijnaam] (…)
Spreekt hij alleen [medeverdachte 3] ? Ja ok.
Nee, [naam] , maar wat is jouw naam? Ik moet jouw naam ff weten he, [naam] , en mijn naam [naam] . Ok. [78]
Een paar uur later op 10 juli 2017 bellen verdachte en [medeverdachte 1] met elkaar. Zij zeggen – zakelijk weergegeven – het volgende:
[verdachte] : Ben jij terug?
[medeverdachte 1] : Ja ik ben onderweg. Wat dacht jij nou wat het was?
[verdachte] : Die zonnepanelen.
[medeverdachte 1] : Nee man een restaurant met een huis daarboven. Maar was dit die
ene van die 300? Ik denk wel dat ie geld heeft.
[verdachte] : Ja. Hij heb gezegd 3 totale bedrag zou voor hem een beetje moeilijk zijn, maar hij zei heel duidelijk, stuur maar die experts dan kijken wij wat wij hebben. [79]
[getuige 2] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Een investeerder heeft mij een prijsvoorstel gedaan voor de overname van het restaurant en het privédeel. Ik heb een ontmoeting met hem gehad in hotel Arena in Amsterdam. Om hem te helpen bij de aankoop van het huis heeft hij mij gevraagd om hem te helpen door mij een bepaald bedrag á contant te geven en dat ik dat bedrag weer aan hem zou overmaken op zijn bankrekening en dat ik dan een percentage zou krijgen. De koper heeft mij laten weten dat hij een expert naar mij toe zou sturen om het huis en restaurant te bekijken. Daarna is iemand naar het restaurant gekomen die zich voordeed als een expert. Hij sprak geen [medeverdachte 3] . Hij heeft het pand bekeken en is vertrokken. Ik heb nog een paar keer contact gehad met die mensen, voornamelijk om nogmaals te proberen om contant geld tegen overboekingen te ruilen. Ik heb ze gevraagd geen contact meer met mij op te nemen om te proberen geld te wisselen. [80]
In een proces-verbaal van bevindingen wordt – zakelijk weergegeven – het volgende geverbaliseerd:
De Belgische politie ontving van [getuige 2] een visitekaartje dat hij had gekregen tijdens een ontmoeting over de verkoop van zijn restaurant. Op dit visitekaartje stonden de gegevens: [naam] van [bedrijf 2] : [e-mail] .com.
Het visitekaartje dat [getuige 2] ontving kwam overeen met de visitekaartjes van [bedrijf 2] die tijdens doorzoeking in de woning van [verdachte] [de rechtbank begrijpt: [adres] te [woonplaats] ] werden gevonden. [81]
Op 17 juli 2017 belt [medeverdachte 2] met de gebruiker van telefoonnummer * [telefoonnummer] . In dit gesprek wordt – zakelijk weergegeven – het volgende gezegd:
* [telefoonnummer] : Ik heb wel een doos gevonden, een pasje, 2 pasjes eigenlijk.
[medeverdachte 2] : Maar dat is gewoon die ene, zelfde gewoon, maar volgens mij zit
daar dus een ander nummer op, begrijp je? Dat is het eerste bedrijf,
maar met een ander nummer die jij eraf hebt gepleurd, en dat bedrijf bestaat gewoon nog, zo heb je het gedaan volgens mij.
* [telefoonnummer] : Huh?
[medeverdachte 2] : Iemand had gebeld een keer en toen ik zei hallo, toen vroeg die aan mij weet jij wie of wat [bedrijf 2] (fon) is? Want volgens mij is die ding niet echt snap je? [82]
* [telefoonnummer] : Oh.
[medeverdachte 2] : En toen heb jij een nieuwe nummer, die nummer heb jij weggegooid
begrijp je?
* [telefoonnummer] : Oke. Oke. [83]
Afspraken met de heer [getuige 3]
In een proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 3] van januari 2018 is – zakelijk weergegeven – het volgende opgenomen:
[medeverdachte 3] : Ik heb [medeverdachte 1] ongeveer 15 keer ontmoet het afgelopen jaar. [84]
Verbalisant: Op 23 mei heeft u een gesprek met [medeverdachte 1] in diens auto. In dit gesprek geeft u aan dat [getuige 4] zwijgt als het graf. Wat bedoelt u?
[medeverdachte 3] : Ik heb [medeverdachte 1] uitgelegd dat als [getuige 4] dingen zou gaan doen, dat zij dat niet verder zou vertellen.
Verbalisant: Uit een opgenomen gesprek in de auto van [medeverdachte 1] van 14 juni 2017 blijkt dat jullie het hebben over een telefoonscript. Wat kunt u vertellen over dit script?
[medeverdachte 3] : Dat heb ik al verklaard dacht ik. (…) Toen heb ik een belscriptje geschreven voor die dames.
Verbalisant: In het OVC gesprek van 14 juni 2017 zegt [medeverdachte 1] dat u nog veel meer kan doen als u [getuige 4] inzet. Op de [adres] te [woonplaats] werkte een mevrouw genaamd [getuige 4] . Is zij deze [getuige 4] ?
[medeverdachte 3] : Ja. [85]
In een proces-verbaal bevindingen naar het onderzoek van de identiteit van een gesprekspartner van [medeverdachte 1] , wordt – zakelijk weergegeven – het volgende geverbaliseerd:
Tijdens de OVC-gesprekken van 23 mei, 14 juni en 16 juni 2017 spreekt [medeverdachte 1] met een NNman1. In de gesprekken wordt gesproken over een werkplek aan de [adres] in [woonplaats] waar NNman1 vaak zit. [86] NNman1 wordt in één van de gesprekken [medeverdachte 3] genoemd. De identiteit van NNman1 die te horen is op de OVC kan worden vastgesteld als [medeverdachte 3] . [87]
Bewijsoverweging ten aanzien van de identiteit van NN-man1
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat de NN-man1 met wie [medeverdachte 1] in de Volkswagen
op onder meer 23 mei en 14 juni 2017
spreekt, [medeverdachte 3] is. Ten behoeve van de leesbaarheid van het vonnis zal de rechtbank bij het weergeven van OVC-gesprekken met NN-man1 de naam ‘ [medeverdachte 3] ’ vermelden in plaats van ‘NN-man1’.
Op 23 mei 2017 vindt een OVC-gesprek plaats tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] (NN-man1). [88] In dit gesprek wordt– zakelijk weergegeven – het volgende gezegd:
[medeverdachte 1] : Eigenlijk ben je altijd wel op zoek naar iets wat misschien legaal vermogen brengt.
(…) [89]
Nu even terug naar dat van ons. Hoe gaan we dat doen?
[medeverdachte 3] : Ja ik ga ff kijken naar die adressen of er eventueel een sponsor eh deel bij zit. Ik ga natuurlijk kijken naar een eh soort real estate bedrijfje.
[medeverdachte 1] : Zouden [bedrijf 3] (fon) toch gebruiken voor iets? Toch ook voor nu jouw eh jouw ijshockeyverhaal zeg maar?
[medeverdachte 3] : Ja ja.
[medeverdachte 1] : Ik zorg dat eh morgen dat briefpapier komt van [bedrijf 3] (fon).
[medeverdachte 3] : Ik kan in [woonplaats] gaan zitten en werken. Daar loopt ook een juffrouw rond, [getuige 4] (fon). Die zwijgt als het graf. Die weet dat ik wel eens een beetje met ondeugende dingetjes bezig ben en dat vindt ze prima. [90] En die weet toch niet de finesses van het verhaal dus..
[medeverdachte 1] : Nee is ook niet, tot het moment dat jij het uit handen geeft is er ook helemaal niets aan de hand. Zijn we gewoon met een legit verhaal bezig. Op het moment dat ik ze bij mijn mensen breng ja dan eh..
[medeverdachte 3] : Is het andere koek.
[medeverdachte 1] : Wordt het een soort andere versie van het verhaal. Ik zorg dat die enveloppen komen, briefpapier, jij deed alleen effe die voor die voorbrief effe iets aanpassen he?
[medeverdachte 3] : Ja.
[medeverdachte 1] : Vijftig van alles?
[medeverdachte 3] : Ja dan kunnen we wel effe vooruit voorlopig.
[medeverdachte 1] : Ja in Duitsland en die andere landen.
Dan willen we toch wel ergens geld gaan maken nou. Als je dan een brief maakt naar hun (…) dat we willen investeren in spelers.
[medeverdachte 3] : Ja ja. [91]
Op 14 juni 2017 vindt – zakelijk weergegeven – het volgende OVC-gesprek plaats:
[medeverdachte 3] : Je moet [getuige 4] en mij laten bellen. Er moet natuurlijk wel een scriptje worden gemaakt.
(…)
[medeverdachte 3] : Dat is niet de insteek van het gesprek. Telefoongesprek wat wij doen, wij zijn gewoon werknemer van [bedrijf 3] Invest (fon), wij wekken interesse, wij zeggen eh u wordt gebeld of benaderd, wij sturen eerst informatie weet je wel.
[medeverdachte 1] : Als het nodig is liever niet. Het liefst zo min mogelijk informatie, daarom wilde ik ook die informatie uit die brief hebben. Dat klinkt raar, maar hoe minder informatie ze hebben, hoe sterker wij zijn, want dan kunnen we overal eigen invulling aan geven. [92]
(…)
[medeverdachte 1] : Alleen dan vragen we een kleine dienst van ze, ja, bij de ene zal het 100 ruggen zijn, bij de ander zal het, ik zeg altijd zo, een klant vanaf 100 ruggen is oke. Dat klinkt misschien een beetje eh…maar 50 ruggen, weet je, als je bij mensen 25 of 50 ruggen wegneemt, die gaan er veel meer poespas over maken.
[medeverdachte 3] : Ja bij die clubs begrijp ik het, die willen daar geen publiciteit over.
[medeverdachte 1] : Die clubs houden het stil. Hotels, iedereen eigenlijk weet je. [93]
(…)
Dus we nodig mensen uit, maar de reden dat we in persoon willen praten omdat wij eh, je weet zelf al, in iedere markt en zeker ook in de sportbereik, daar gaat een boel cashgeld in om, contant geld, we noemen het geen zwart geld, gewoon contant geld. We willen bij elkaar komen om te praten over dat wij een stuk contant of officieel kunnen doen. ALTIJD officieel moet je erbij zeggen, maar ook gedeelte contant kunnen doen, op een chique manier. ALS ze dan nee zeggen, dan moet je zeggen, we hebben ook nog een officiële weg. Zo probeer je ze naar beneden te krijgen ja? We zeggen we hebben altijd een plan A en B, bij een woning gaat er een gedeelte zo en een gedeelte gaat zo, bij dit soort transacties ook, wij vragen of er een gedeelte cash kan, als ze daar geen moeite mee hebben, maakt dat de klant al interessanter, ze weten nog niet waar, ze weten nog niet hoe, ze weten nog niet wat, snap je? Dat is het stukje wat jij moet doen, wat ik dus ook doe, dan breng je mensen naar beneden. [getuige 4] zou het voorwerk kunnen doen, bellen, en dan zou jij gewoon….
[medeverdachte 3] : Het opvolgen. [94]
[medeverdachte 1] : Als dat zover is, dan wil ik naar de Amsterdam Arena rijden, daar zitten van die business, kijken we wat de mogelijkheden zijn, want daarnaast zit het ook het Marriot, want die gaan we gebruiken om te ontvangen, geven we een adres door, moet je niet gelijk doen, maar vlak voor eh de afspraak. Als je op een gegeven moment een paar klanten gepakt hebt daarzo of die zijn beschadigd, dan moeten we een andere locatie gebruiken.
(…)
Na 3 of 4 telefoontjes weet je welke kans je ze moet geven. We willen graag full package bij jullie reclame maken en natuurlijk een voorstel voor de sponsoring. We willen graag gebruik maken van jullie expertise, hun belangrijk maken…datzelfde, dat verhaaltje geldt voor Pietje, Klaasje, iedereen.
[medeverdachte 3] : Dat begrijp ik. Je moet ze even triggeren.
[medeverdachte 1] : Ja. Als het verhaal goed is, je kan ze wat documentatie sturen, ook voor dat hotel zometeen, maken we een mooie brief, wat onze bedoeling is, dat we een bedrijf zijn. [95]
In een proces-verbaal waarin een OVC-gesprek van 5 juli 2017 is uitgewerkt staat – zakelijk weergegeven – het volgende:
[medeverdachte 1] : Luister, nou komt volgende week die sponsering. Die mensen
hebben een rapportje gemaakt. Voor 500.000 kunnen jullie
sponseren. Hoe gaan wij dan? Wij zeggen ja is een beetje weinig, moet een beetje meer worden.
[verdachte] : Je moet een show maken, dat moet.
[medeverdachte 1] : Ja precies. Dan komen wij misschien bij een miljoen of 750.000. Maar dan, wat gaan we doen om het geld te pakken te krijgen?
Hoe wil je ze aanpakken? Moeten wij weer grote sheine, kleine sheine wisselen, waarom? We hebben alleen maar grote sheinen [96] ? Wat gaan we zeggen? We hebben natuurlijk vanuit het bouwbedrijf, dus je gaat zeggen dat je kleine sheinen moet hebben om die mensen te betalen. Maar waarom is het voor hun nodig om ons te helpen dan?
[verdachte] : Voor die sponsoring. Wanneer komen ze zei je?
[medeverdachte 1] : Woensdag. [97]
In een proces-verbaal waarin een OVC-sessie van 12 juli 2017 is uitgewerkt is – zakelijk weergegeven – het volgende opgenomen:
12 juli 2017. Alleen de stem van [medeverdachte 1] is te horen.
[medeverdachte 1] : Oke er stond een mailtje van een meneer die vandaag komt en die vroeg naar de namen van de personen die hij gaat ontmoeten. Dan kun je misschien als enige eventjes [naam] neerzetten.
(…)
Nee, [naam] , deze man heet ook [naam] . Doe maar [naam] . In de briefdinges staat ook een A. [98]
12 juli 2017, later op de dag:
[medeverdachte 1] : Ik heb een andere man gesproken die zegt dat die ook die MT 103 geeft voor 10.000 euro. Ik ben nog met die man in onderhandeling.
(…)
Weet je, ik denk werkelijk waar, met die sponsoring, luister, we hebben twee, je moet het apart zien. Ik heb [bedrijf 3] . Dit is mijn bedrijf. Ik ben deze [naam] (fon). [bedrijf 3] is dat ja? Wij bouwen villa’s, appartementen, overal in de hele wereld ja? Jij met jouw bedrijf, jij bent mijn bank, jij financiert dat, jij bent de man van het geld. Klaar, weet je? Oke, we willen reclame maken voor dit bedrijf, bij jullie, dat is de procedure, we willen een contract aangaan, oke, wat kost het? 500.000, ehm, luister ik heb alleen een klein probleem, is het voor jullie een probleem om…
[verdachte] : (onderbrekend) cash geven.
[medeverdachte 1] : Je kent jouw story en dan ga je verder, oke, als cash geen probleem is, is het dan voor jullie ook geen probleem om mij te helpen. Ik heb veel geïnvesteerd. [99] Kunnen jullie voor mij grote naar kleine omzetten, ik betaal jullie commissie. Als zij zeggen, nee we kunnen niets zwart doen, we gaan niet gelijk, dan doen we niet gelijk kapot maken, dan zeggen we, oke, als jullie alles officieel willen
[verdachte] : Alles officieel.
[medeverdachte 1] : Nee dat is ook een optie ja? We gaan kijken maar is het voor jullie een probleem als wij jullie 250.000 extra geven op de rekening en dan geven jullie ons kleine scheinen [de rechtbank begrijpt: het Duitse woord voor bankbiljetten] [100] , maar…dan komt die maar, maar op het moment dat het op jullie rekening staat of dat jullie zien dat het op jullie rekening komt, met die MT103, dan willen wij die geld zien, dan willen wij die geld hebben…ja toch? Wij zeggen, wij willen investeren in talenten, spelers,. We investeren een miljoen, twee miljoen. Kijken hoe ze reageren (…). En dan kunnen wij geen vijfhonderdjes, wij hebben teveel vijfhonderdjes en u weet, overal vijfhonderdjes is problemen. Wij moeten 20% inleggen van het bedrag wat wij u geven, als het een miljoen is dan is dat twee ton. [101]
(…)
[verdachte] : tweehonderdjes.
(…)
hotel of..
[medeverdachte 1] : Andere, die bij de Arena. Die ene heet [getuige 3] .
[verdachte] : Deutsche?
[medeverdachte 1] : Ja. Dus we zeggen, we praten wel met andere clubs, maar gaan maar met één club in zee. Maar als ze niet geïnteresseerd zijn, niet gelijk branden weet je, dan geven we ze andere optie weet je, want als die andere wel met die MT103 komt voor 10 ruggen, hoeven we ze niet gelijk te branden.
[verdachte] : 103?
[medeverdachte 1] :: 103 maar daar moet je niet over praten, je moet zeggen een bank.
[verdachte] : Tuurlijk. [102]
De rechtbank merkt op dat met de term MT 103 kennelijk wordt bedoeld: een digitaal bericht in het internationale betalingsverkeer waarmee een betaling kan worden bevestigd. [103]
Even later voert [medeverdachte 1] een telefoongesprek met een man wiens stem en taalgebruik ik herkende als NNman1 uit eerdere OVC gesprekken [de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 3] ]. [104] [medeverdachte 1] : Ik kom net uit het gesprek, mocht de heer in kwestie nou jou gaan
bellen, dan moet je altijd duidelijk maken dat je van de procedure
niets afweet.
[medeverdachte 3] : Ja. Ik hou mij op de vlakte.
[medeverdachte 1] : Want dan gaat hij tegenstrijdigheden vinden en dat willen we niet. [105]
Na het gesprek met [medeverdachte 3] wordt [medeverdachte 1] gebeld door een NN-man. [medeverdachte 1] neemt op zegt het volgende:
[medeverdachte 1] : [naam] . [106]
Ah, hallo [naam] . Ik had u nog een keer gebeld om te bedanken dat u bent gekomen. [107]
In een OVC-gesprek tussen verdachte en [medeverdachte 1] van 25 juli 2017 wordt – zakelijk weergegeven – het volgende gezegd:
[verdachte] : Maar wat wou hij nou? Je hebt hem gesproken?
[medeverdachte 1] : Ja. Ik zeg kunnen jullie de procedure doen zoals meneer [naam]
heeft voorgesteld.
[verdachte] : Tuurlijk.
[verdachte] : Wat is jouw naam ook alweer?
[medeverdachte 1] : [naam] . [108] Nou gaat ie wel over. Mijn naam is
[naam] en zijn naam is [naam] .
[verdachte] : Goedendag, meneer [naam] , met meneer [naam] . Ik ben hier bij [naam] . We zitten een beetje te overleggen, maar kan niet zoveel aan de telefoon, snap je? We kunnen beter weer een ontmoeting hebben samen en het dan regelen. Ik ben de 17e weer terug. [109]
In de woning van verdachte en [medeverdachte 2] [de rechtbank begrijpt: [adres] te [woonplaats] ] is een telefoon aangetroffen. Met die telefoon vond op 25 juli 2017 een uitgaand gesprek plaats naar een nummer dat opgeslagen is met de naam [naam] . Het nummer komt overeen met het telefoonnummer van [getuige 3] . [110]
Op 17 augustus 2017 om 08.26 uur spreken verdachte en [medeverdachte 1] in de auto van [medeverdachte 1] met elkaar. In het proces-verbaal van bevindingen waarin dit gesprek is uitgewerkt staat – zakelijk weergegeven – het volgende:
8.26
uur
[medeverdachte 1] : Goedemorgen. Heb je een nieuw kaartje van jezelf bij je?
[verdachte] : Ja. Van [naam] .
[medeverdachte 1] : Jij bent toch [naam] daar?
[verdachte] : Ja. [111]
12.03
uur
[medeverdachte 1] : Als die man jou belt morgen? En je begrijpt hem niet goed genoeg…
[verdachte] : [medeverdachte 2] is daar.
[medeverdachte 1] : Oh dan kun je met [medeverdachte 2] .
[verdachte] : Wat is jouw naam met die man?
[medeverdachte 1] : [naam] . [112]
[getuige 3] heeft een getuigenverklaring afgelegd. Hij heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Ik heb op 12 juli en 17 augustus 2017 ontmoetingen gehad met [naam] en [naam] . Op 12 juli 2017 in een hotel in Amsterdam en op 17 augustus in een hotel op Schiphol. De heer [naam] trad op namens [bedrijf 3] en de heer [naam] namens [bedrijf 2] , Liechtenstein. De concrete aanvraag werd telefonisch gedaan door ene [naam] , die namens [bedrijf 3] naar belangstelling had geïnformeerd voor een compleet sponsorship in de beroepssport en met name in de ijshockey. De aanvraag had betrekking op [naam] . We hebben besloten dat ik het
aanbod in de vorm van een sponsorcontract bij de tweede ontmoeting zou overleggen. Het was bijzonder vreemd dat er over werd gesproken dat wij een deelbedrag in contanten zouden ontvangen. U vraagt mij hoe de heren [naam] en [naam] reageerden toen ik zei dat ik geen contant geld in ontvangst kon nemen.
De heer [naam] probeerde steeds weer oplossingen te berde te brengen hoe het geheel toch afgewikkeld zou kunnen worden. Hij liet mij ook weten dat zulke contante betalingen naar zijn mening in de sportwereld gebruikelijk waren en dat hij dit al vaak zo had gedaan. Er is door [naam] gesproken over geld wisselen. Wij zijn toen tot de conclusie gekomen dat wij niet zouden gaan samenwerken. Vervolgens zijn een aantal pogingen gedaan door de heer [naam] om mij te bellen.
Wanneer ik probeerde [bedrijf 3] te bellen kreeg ik [naam] aan de lijn of een mevrouw die mij doorverbond. [113]
[medeverdachte 3] heeft in januari 2018 – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
[medeverdachte 1] begon tegen mij over een mogelijk zakelijk voorstel. Iets in de sportwereld. Ik moest administratieve werkzaamheden uitvoeren zoals mailings en follow up en ik moest een brief verzorgen. [114] Ik heb contact gehad met [getuige 3] van een ijshockeyclub. [115] Ik heb ook belscripts gemaakt. [116] Er was een mailbox van [bedrijf 3] . [117] [medeverdachte 1] kwam ermee dat ik [naam] genoemd zou worden. Dat vond ik raar, omdat ik de naam [naam] zou gebruiken. [naam] van [bedrijf 3] ben ik. [118]
Over de doorzoeking in de woning van [medeverdachte 1] op 11 september 2017 is verder – zakelijk weergegeven – het volgende geverbaliseerd:
In de woning zijn USB-sticks aangetroffen. Op deze gegevensdragers is het
volgende aangetroffen:
- een word-bestand met de naam: [word-bestand] .docx. [119]
- een brief waarin [naam] zich voorstelt als investeerder in voetbalspelers namens [bedrijf 3] . [bedrijf 3] is met tussen ‘e’ geschreven, terwijl in het logo bovenaan de brief [bedrijf 3] is gespeld zonder tussen ‘e’, als [bedrijf 3] . [120]
In de woning is tevens een telefoon aangetroffen. Deze telefoon heeft contact gemaakt met contact ‘ [naam] ’. Het telefoonnummer komt overeen met het mobiele nummer van [getuige 3] op zijn visitekaartje, dat ook in de woning van [medeverdachte 1] is aangetroffen. [121] Wat opvalt in de sms-conversaties met [naam] is dat de gebruiker van de telefoon ‘ [naam] ’ en ‘Hr [naam] ’ heet. Dit komt overeen met visitekaartjes die bij [medeverdachte 1] thuis zijn gevonden, waarop [naam] staat vermeld van [bedrijf 3] . [122]
In een ander proces-verbaal inzake de doorzoeking van de woning van [medeverdachte 1] op 11 september 2017 is – zakelijk weergegeven – het volgende opgenomen:
In de woning van [medeverdachte 1] is een laptop aangetroffen. Op deze laptop zijn onder meer de volgende bestanden aangetroffen: [123]
- een word-bestand met de naam ‘ [naam] ’. Het betreft een in het Engels opgestelde brief op briefpapier van de [bedrijf 1] waarin wordt aangegeven dat [naam] mag optreden als vertegenwoordiger van de bedrijven [bedrijf 1] Ltd en [bedrijf 4] Ltd.
- een leningsovereenkomst tussen [bedrijf 1] en [bedrijf 4] als lening gever en (…) als lening nemer voor een lening van 5,6 miljoen euro. In deze leningsovereenkomst wordt aangegeven dat zodra de lening nemer op het scherm ziet dat de lening gever het bedrag heeft overgemaakt, hij meteen 10% van het bedrag in bitcoins als onderpand dient te storten ten gunste van [bedrijf 1] en [bedrijf 4] . [naam] wordt opgegeven als geautoriseerde representant. [124]
Voormelde leningsovereenkomst is als bijlage bij het proces-verbaal inzake de doorzoeking van de woning van [medeverdachte 1] gevoegd. In de leningsovereenkomst staat – zakelijk weergegeven – het volgende:
The borrower is obligated to check that swift MT103 one way is on the screen and then to make payment of equity in bitcoins from bitcoin Wallet to the bitcoin Wallet of the Lender. [125]
In een proces-verbaal waarin een OVC-gesprek van 5 juli 2017 is uitgewerkt, is – zakelijk weergegeven – het volgende opgenomen:
[medeverdachte 1] : Wij hebben samengewerkt toch?
[verdachte] : Ja. [126]
(…)
Als je pakken die 100 bitcoins, 50 gaat naar die mensen die tellen [medeverdachte 1] en 50 blijven bij ons. Van die 50 moet ik (ntv) % aan de tussenpersoon betalen en dan die 60 is voor ons. 20 voor jou en 20 voor mij.
[medeverdachte 1] : Maar dan blijft er niet zo veel over voor ons of wel?
[verdachte] : [medeverdachte 1] , dat is werken. Wij moeten de tussenpersonen nog betalen.
[medeverdachte 1] : In dit geval gaat het om 240 ruggen. Van die 240 ruggen gaat 40% naar die man.
[verdachte] : Naar die tussenpersoon. [127]
[medeverdachte 1] : Maar jij verandert ook steeds met je verhaal weet je.
[verdachte] : Die jongen is mijn neef, die gun ik het
[medeverdachte 1] : Daarom zeg ik jij bepaalt, jij bepaalt Snap je. Dus het is niet altijd hetzelfde.
[verdachte] : Ik gun hem marge (ntv).
[medeverdachte 1] : Ik weet dat jij ook aan die telkant pakt, want daar stop jij ook je geld
in.
(…)
[medeverdachte 1] : Is wel een goeie hoor, bitcoins.
[verdachte] : Want (ntv) moet tellen. Jij kan niet weg snel alstublieft dank u wel.
[medeverdachte 1] : Nee dat kan niet, je moet tellen.
[verdachte] : Maar ik heb ook gehoord van die neppe bitcoins . [128]
(…)
[verdachte] : Nee dat is niks voor mij. Ik heb mijn trots.
[medeverdachte 1] : Wat heeft jouw trots ermee te maken dan?
[verdachte] : Ooit en nooit dat mijn kinderen weten, mijn vader zojuist met drugs.
[medeverdachte 1] : Dus jij vindt het minder erg om iemand zijn spaarcenten te pakken
waar die zijn hele leven voor gewerkt hebt dan jij doet in drugs. [129] Weet je wat ik erger vind, wij hebben van mensen geld genomen.
Die daar hun hele leven voor gewerkt hebben. Dat was hun pensioen.
[verdachte] : Ieder zijn mening [medeverdachte 1] . [130]
(…)
[medeverdachte 1] : Als je nou moet kijken he, waar gaat het de meeste keren op mis?
[verdachte] : Bij de bank.
[medeverdachte 1] : Van 10 klanten, 8 gaan zo kapot?
Dus eigenlijk die van wisselen moet je vergeten. Die Zwitserse Franken, moet je vergeten. Ligt een beetje aan de klant maar. Je kunt eigenlijk het beste gaan op bitcoins, omdat het nieuw is. [131]
Op 11 september 2017 is het pand aan de [adres] te [woonplaats] doorzocht. Hierover is – zakelijk weergegeven – het volgende geverbaliseerd:
In het pand aan de [adres] in [woonplaats] is een laptop in beslag genomen van het merk Lenovo. Uit de aangetroffen documenten op de laptop blijkt dat deze in gebruik is bij [medeverdachte 3] . Zijn naam komt terug in een groot deel van de aangetroffen documenten. [132]
Op de laptop is het volgende aangetroffen:
- word-documenten met het logo van [bedrijf 3] Investment.
- een ingevulde aanvraag waarin bij bedrijfsnaam [bedrijf 3] Limited is ingevuld en bij contactpersoon [naam] .
- word-documenten waarin in de Duitse taal wordt verteld dat een investeringsmaatschappij [bedrijf 3] Investments geïnteresseerd is in het
investeren in jonge voetbalspelers.
- brieven met als afzender [naam] namens [bedrijf 3] . [133]
- een belscript en brieven waarin wordt aangegeven dat [bedrijf 3] geïnteresseerd is om de gebelde club te voorzien van sponsoring. De brieven zijn ondertekend met de naam [naam] .
- In het belscript stelt de beller zich voor als [naam] . In het script wordt gemeld dat de gebelde contact kan opnemen met [naam] . Eén van de brieven heeft als bestandsnaam ‘ijshockeybrief’.
- Uit de zoekgeschiedenis van google blijkt dat diverse zoektermen zijn gerelateerd aan MT103. [134]
[medeverdachte 3] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Ik gebruik een laptop van het merk Lenovo. [135] MT103 is een codenaam voor een transactie van een bank naar een bank. Een aankondiging. [136]
[getuige 4] heeft in januari 2018 – zakelijk weergeven – het volgende verklaard:
V: Welke werkzaamheden voerde u voor [medeverdachte 3] uit?
A: Ik deed belscripts voor [medeverdachte 3] . [137]
V: In welke bedrijven heeft of had [medeverdachte 3] bemoeienis?
A: Voor (…) en voor [bedrijf 3] . [138]
Ik heb een keer gebeld naar een voetbalclub in Duitsland en heb daar geprobeerd in het Duits via het belscript een sponsoring aan te bieden. [139]
V: Waarom zou u de naam [naam] gaan gebruiken?
A: Omdat [medeverdachte 3] mij dat vroeg. [medeverdachte 3] zei dat het niet handig zou zijn om mijn eigen naam te gebruiken. Het was de bedoeling dat er veel gebeld zou worden. [140]
Valse identiteitskaart
Op 12 juli 2017 voeren [medeverdachte 1] en verdachte een gesprek in de auto van [medeverdachte 1] . Zij zeggen – zakelijk weergegeven – het volgende:
[verdachte] : Heb jij met die man gesproken wat ik met jou (ntv).
[medeverdachte 1] : (…) maar hij is dezelfde man die wij nu voor België willen gebruiken. [141]
Welke passen kan jij nu nog krijgen?
[verdachte] : Geen België.
[medeverdachte 1] : Je had toch pas een Belgische? [142]
Op 5 september 2017 is een OVC-gesprek opgenomen tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] . In het proces-verbaal van bevindingen OVC is – zakelijk weergegeven – het volgende opgenomen:
[medeverdachte 3] : Ga je voor hem ook een ander pasje laten maken?
[medeverdachte 1] : Eigenlijk moet je voor ieder werk een andere pas hebben. Als ermee
gewerkt is en de zaak is gelopen dan gooien we de pas weg, kaartjes
weg, alles weg. [143]
[medeverdachte 3] : Ik wil toch effe die gegevens krijgen die op mijn ID staan. Kan ik
even de geboortedatum, de naam even helemaal goed opslaan. Ik heb
natuurlijk [naam] en je hebt [naam] ook anders gespeld
dan ik normaal. [naam] .
[medeverdachte 1] : Geboren in [geboorteplaats] . Hoe oud ben je eigenlijk?
[medeverdachte 3] : Ik ben 61.
[medeverdachte 1] : Oh ik heb je 58 gemaakt. [144]
Tijdens de doorzoeking in de woning van [medeverdachte 1] op 11 september 2017 is een Belgische identiteitskaart op naam van [naam] aangetroffen. [145]
In een proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant] , documentdeskundige van de Koninklijke Marechaussee is – zakelijk weergegeven – het volgende geverbaliseerd:
Document: Nationale identiteitskaart
Land: België
Naam: [naam]
Voornamen: [naam]
Conclusie: De onderzochte identiteitskaart is een nabootsing van een origineel exemplaar. De identiteitskaart is vals. [146]
[bedrijf 5]
In een proces-verbaal van bevindingen wordt – zakelijk weergegeven – het volgende geverbaliseerd:
Bij het uitluisteren van de gesprekken met het telefoonnummer * [telefoonnummer] , waarbij contact is met het telefoonnummer [telefoonnummer] (hierna: * [telefoonnummer] ), herkende ik de stem van de gebruiker van * [telefoonnummer] als die van [verdachte] . [147]
Over telefoonnummer * [telefoonnummer] is – zakelijk weergegeven – het volgende geverbaliseerd:
Bij een doorzoeking van de woning van [verdachte] en [medeverdachte 2] [de rechtbank begrijpt: [adres] te [woonplaats] ] op 11 september 2017 is een telefoon aangetroffen. In de telefoon staat een sms van 28 augustus 2017, gericht aan het nummer * [telefoonnummer] , dat onder de tap zit. Deze sms komt terug onder de tap en laat zien dat het nummer waarvan deze is verzonden, het nummer * [telefoonnummer] is. Ook is een sms op deze telefoon aangetroffen die afgesloten wordt met: ‘Groetjes [bijnaam] ’. [148]
Bewijsoverweging ten aanzien van telefoonnummer * [telefoonnummer]
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat telefoonnummer * [telefoonnummer] in de onder feit 2 ten laste gelegde periode door verdachte werd gebruikt. Ten behoeve van de leesbaarheid van het vonnis zal de rechtbank bij het weergeven van tapgesprekken het telefoonnummer * [telefoonnummer] vervangen door de naam [verdachte] .
Op 25 juli 2017 spreken verdachte en [medeverdachte 1] met elkaar in de auto van [medeverdachte 1] . Daarover is – zakelijk weergegeven – het volgende geverbaliseerd:
[verdachte] : Wij hebben besteld die 100 bedden. [149] 360.000 in totaal. Wij zijn hotel aan het bouwen in Zwitserland. Dus die man zegt: Oke meneer, (ntv) je hebt honderd verschillende rood. Kan je met een architect plan komen, zegt ie. Die man is positief. Is afspraak geweest. En nou moet ie, alleen, die man, hij neemt die onder de tafel, hij brengt 100. [150]
Op 15 augustus 2017 sms’t verdachte aan [medeverdachte 1] , zakelijk weergegeven:
102 bedden. [151]
Een paar minuten later vindt een telefoongesprek plaats tussen [medeverdachte 1] en verdachte. In het gesprek wordt – zakelijk weergegeven – het volgende gezegd:
[medeverdachte 1] : Die bedden zijn toch voor een project?
[verdachte] : Ja.
[medeverdachte 1] : Weet je, ik ga zeggen dat hij moet zeggen dat hij de architect is. De
interieur…degene die gaat daar naar toe is de interieurverzorger. Die zorgt voor alle bedden, kleuren, weet je wel.
[verdachte] : Ja ja. [152]
In het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 3] is – zakelijk weergegeven – het volgende opgenomen:
V: Wat voor afspraak heeft [medeverdachte 1] voor u gemaakt?
A: Het was een afspraak met een bedrijf in slaapkamermeubilair. Er moesten
103/105 bedden worden geleverd. [153] Ik ben daar geweest en heb een prijsofferte gevraagd. Die is naar [medeverdachte 1] gestuurd. Er was al contact geweest tussen iemand rondom [medeverdachte 1] en die meneer. De naam was een familienaam, zijn voornaam was [naam] .
V: De directeur van beddenbedrijf [bedrijf 5] heeft verklaard dat er een man langs was gekomen op 16 augustus 2017, die als architect de bedden uit kwam kiezen. Was u dat?
A: Ik zal dat zijn geweest. [154]
V: Zegt de naam [naam] u iets?
A: De familie [naam] ja. Ik wist dat er emailverkeer was tussen die [naam] en het bedrijf.
V: Hebben we het goed begrepen dat [medeverdachte 1] uw opdrachtgever was?
A: ja. [155]
In een proces-verbaal waarin een OVC-gesprek tussen verdachte en [medeverdachte 1] op 17 augustus 2017 is uitgewerkt is – zakelijk weergegeven – het volgende geverbaliseerd:
[medeverdachte 1] : Maar is gisteren geweest, daar bij die eh bedden. Hij heb alles
uitgezocht de kleuren. [156] Hij zet alles op die e-mail die jij hebt. Maar
wie kan die email kijken?
[verdachte] : Jij, ga maar kijken.
[medeverdachte 1] : Maar je zei der is met die man al een bedrag afgesproken?
[verdachte] : Hij kan 100.000. [157]
In het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 5] is – zakelijk weergegeven – het volgende geverbaliseerd:
V: Bij een van de doorzoekingen troffen wij een offerte aan afkomstig van uw
bedrijf, [bedrijf 5] . Deze offerte werd opgemaakt voor [bedrijf 2] . Wat kunt u hierover vertellen? [158]
A: Ik ben directeur van [bedrijf 5] . Ene [naam] belde en heeft een aanvraag gedaan voor bedden voor een hotel. De afspraak met [naam] was op 21 juli bij hotel Andez. Na de afspraak in Amsterdam is er een architect namens hun gestuurd om een keuze te maken uit stoffen en kleuren. Ik vond de architect raar omdat hij nogal laks vreemde kleuren bestelde zonder dat er werd gekeken naar afstemming met andere kleuren in de ruimte.
Hierna heb ik hen een prijsvoorstel gedaan per e-mail. Wat voor zover de
bedoeling was, was dat de helft door hun zou worden aanbetaald en dat de andere helft bij levering voldaan zou worden, maar hier zouden we het nog verder over hebben. De man had het wel kort over een contante betaling van de helft en over goudstaven in het begin. Ik kan me alleen de naam [bedrijf 2] of iets dergelijks herinneren. [159]
Opmerking verbalisant: getuige laat een kaartje zien op zijn telefoon van [bedrijf 2] met daarop de naam [naam] . [160]
In een proces-verbaal van bevindingen over het contact met bedrijf [bedrijf 5] is – zakelijk weergegeven – het volgende geverbaliseerd:
Op 11 september 2017 is tijdens een doorzoeking in de woning van [medeverdachte 1] een offerte aangetroffen gericht aan [naam] van [bedrijf 2] , afkomstig van [bedrijf 5] voor de aankoop van 102 bedden. [161]
Vals geld
Op 31 augustus 2017 belt verdachte met de gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer] (hierna: * [telefoonnummer] ). In het telefoongesprek wordt – zakelijk weergegeven – het volgende gezegd:
[verdachte] : Goed luisteren ga nu bij mama. Pak maar die tas waar is allemaal die
dingen gemaakt, jij weet ehh die monopoly.
* [telefoonnummer] : Ja, ja.
[verdachte] : Die kleine tas pak maar 20 pakken. 1 miljoen pakken van 50.
* [telefoonnummer] : Ja als het allemaal 50 is. [162]
(…)
[verdachte] : Weet je wat jij doet. Brengen voor mij 8/9 facetten, die echte en die
machine alleen. Alleen die machine en die lamp en geen
monopoly. [163]
* [telefoonnummer] : Mamma is niet thuis. Ze heeft haar telefoon gewoon thuis gelaten, die hoor ik gewoon. [164]
Op 11 september 2017 heeft een doorzoeking plaatsgevonden in de woning van de moeder van medeverdachte [medeverdachte 2] . Hierover is – zakelijk weergegeven – het volgende geverbaliseerd:
Tijdens de doorzoeking op 11 september 2017 werden in schoenendozen in de woning van de moeder van [medeverdachte 2] in Nieuwegein grote hoeveelheden geldbedragen aangetroffen. [165]
- E. 09.02.001: in deze schoenendoos werd aangetroffen: € 381.000,- en
CHF 305.000,-. Een deel van de € 500 biljetten had als opdruk: CIRCUS RENS en serienummer: X02822715848;
- E. 09.02.002: in deze schoenendoos werd aangetroffen: CHF 1.039.000,- en
£23.550,-;
- E. 09.02.003: in deze schoenendoos werd aangetroffen: € 217.400,-;
- E. 09.02.004: in deze schoenendoos werd aangetroffen: CHF 1.543.000,-; [166]
- E. 11.03.002: in deze schoenendoos werd aangetroffen: € 544.300,-. [167] De rechtbank begrijpt dat is aangetroffen € 1.142.700,-, CHF: 2.887.000,- en
£ 23.550,-].
In een proces-verbaal van bevindingen inzake het forensisch technisch onderzoek valse bankbiljetten is – zakelijk weergegeven – het volgende opgenomen:
Ik, forensisch onderzoeker, ontving bankbiljetten met IBN-codes:
- E 09.02.001;
- E. 09.02.002;
- E. 09.02.003;
- E. 09.02.004; [168]
- E. 11.03.002 (SIN: AAJY8494NL).
Ik trof onder meer grote hoeveelheden 500 euro biljetten aan. Het onderzoek wees uit dat alle bankbiljetten vals waren. [169]
In een proces-verbaal over dactyloscopische sporen is – zakelijk weergegeven – het volgende opgenomen:
Delict informatie forensisch onderzoek
SIN: AAJY7730NL
Spooromschrijving: Vingerafdruk
Veiliggesteld: Vanaf plastic folie uit AAJY8494NL [170]
In een rapport dactyloscopisch onderzoek is – zakelijk weergegeven – het volgende opgenomen:
Kenmerk spoor: AAJY7730NL
Dit onderzoek heeft geleid tot individualisatie van het spoor op een persoon geregistreerd in Havank onder de naam [verdachte] . [171]
[getuige 6] heeft bij de politie – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
[medeverdachte 2] is mijn dochter. [verdachte] heeft een sleutel van mijn woning in [woonplaats] . [172] Ik heb aan hem een ruimte in mijn woning beschikbaar gesteld. [173]
In een proces-verbaal is – zakelijk weergegeven – het volgende opgenomen:
Op 11 september 2017 heeft in het onderzoek 09PIANO17 een doorzoeking plaatsgevonden in de woning [adres] te [woonplaats] . Tijdens deze doorzoeking werden grote hoeveelheden met (valse) geldbedragen aangetroffen. Uit onderzoek blijkt dat soortgelijke identieke bankbiljetten als echt en onvervalst waren gebruikt bij diverse oplichtingen.
Hieronder een omschrijving van één van de aangiftes waarbij de valse bankbiljetten met identieke serienummers en opdrukken zijn gebruikt. [174]
Aangifte van januari 2017:
- Opdruk: CIRCUS RENS;
- Serienummer: X02822715848.
Aangeefster had een champagnebar in België te koop staan. Er is een afspraak gemaakt voor een ontmoeting in het Amstel hotel in Amsterdam. Daar had zij een afspraak met een vrouw en een man, Bulgaars/Roemeense afkomst. Zij vertelden de champagnebar te willen kopen door € 20.000,- wit en € 20.000,- zwart te betalen. Zij hadden bankbiljetten van € 500,- die zij niet bij de bank konden inwisselen. Als de € 20.000,- omgewisseld was in kleine coupures zouden zij dit via de bank aan de aangeefster overmaken voor de koop van de champagnebar. Bij de latere ontmoeting gaf de man een leren tas met briefjes van € 500,- en hij pakte de tas van aangeefster om haar bankbiljetten te controleren op de toiletten. De man (…) gevlucht was. Aangeefster ontdekte toen dat er maar 1 echt bankbiljet van € 500,- in de tas zat en dat de rest valse bankbiljetten betrof. [175]
4.3.2.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 2 (criminele organisatie)
Juridisch kader
Deelname aan een criminele organisatie is strafbaar gesteld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). Een
organisatiein de zin van voormeld artikel is een samenwerkingsverband tussen twee of meer personen met een zekere duurzaamheid en structuur. Niet vereist is dat verdachte heeft samengewerkt of bekend was met alle deelnemers aan de organisatie.
Het
oogmerkvan deze organisatie moet gericht zijn op het plegen van misdrijven. Voor een bewezenverklaring is voldoende dat het plegen van misdrijven door de organisatie wordt beoogd. Dat betekent dat nog geen aanvang hoeft te zijn gemaakt met het daadwerkelijke plegen daarvan. Om van
deelnemingin de zin van artikel 140 Sr te kunnen spreken is vereist dat verdachte tot het samenwerkingsverband behoort en dat hij een aandeel heeft in – of ondersteuning geeft aan – gedragingen die strekken tot óf rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie. In het bestanddeel
deelneming aaneen organisatie ligt tevens het opzet van verdachte besloten. Verdachte moet in zijn algemeenheid weten dat de organisatie het plegen van misdrijven beoogt.
Beoordelingen van het ten laste gelegde
Versluierd taalgebruik
Uit de OVC- en tapgesprekken leidt de rechtbank af dat verdachte en [medeverdachte 1] met elkaar of met [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] vaak door middel van versluierde taal communiceerden. Voor de deelnemers aan de gesprekken is duidelijk waarover wordt gesproken, maar op basis van de letterlijke tekst van de gesprekken is dat voor een buitenstaander niet per se het geval. Om de betekenis en strekking van de in de bewijsmiddelen weergegeven woorden en gesprekken te duiden, heeft de rechtbank de bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de continuïteit waarmee bepaalde woorden of uitdrukkingen voorkomen, met gebeurtenissen waarvan is vastgesteld dat deze hebben plaatsgevonden en met getuigenverklaringen. Verder heeft de rechtbank rekening gehouden met bepaalde goederen die in de woning van verdachten zijn aangetroffen.
Een voorbeeld van dit versluierd taalgebruik zijn de getallen waarover verdachte en medeverdachten veelvuldig met elkaar spreken, waarbij niet altijd wordt gespecificeerd wat met die getallen wordt bedoeld. Zo wordt gesproken over ‘die van 200’, ‘hij brengt 100’ of ‘hij kan 100’. In diezelfde gesprekken wordt op andere momenten weer gesproken over ‘100 euro’, ‘100.000 euro’ of ‘een bedrag van 100’. Ook wordt in veel gesprekken wel letterlijk gesproken over geld en specifieke geldbedragen. Op grond van het voorgaande, bezien in samenhang met de bewijsmiddelen, stelt de rechtbank vast dat met getallen als 100 en 200 geldbedragen worden bedoeld. De rechtbank merkt daarbij op dat uit diezelfde bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat met getallen als 100, 200 en 300 doorgaans het duizendvoudige wordt bedoeld, nu verdachte en medeverdachten met klanten en met elkaar spreken over aanzienlijke geldbedragen die soms tot in de miljoenen lopen.
Organisatie
Naar het oordeel van de rechtbank kan op grond van de bewijsmiddelen worden vastgesteld dat sprake was van een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid tussen verdachte en medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] . De rechtbank overweegt daartoe dat verdachte en [medeverdachte 1] met elkaar of met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] in de ten laste gelegde periode – al dan niet door middel van versluierde taal – contact hadden over afspraken met klanten, werktelefoons, werknummers, zaken doen, visitekaartjes, briefpapier, deals sluiten, bedrijven en grote geldbedragen. Naar het oordeel van de rechtbank wijst het gebruik van versluierde taal en de voorafgaande afstemming daarvan op een georganiseerde samenwerking. Verdachte en [medeverdachte 1] belden gedurende de gehele ten laste gelegde periode veelvuldig met elkaar en zagen elkaar met regelmaat in persoon, al dan niet tijdens gezamenlijke afspraken met ondernemers of met verkopers van vastgoed, vaak in luxe hotels in Nederland of in het buitenland. Daar komt nog bij dat verdachte in gesprekken met [medeverdachte 1] bevestigde dat ‘ze samenwerken’ en dat ze ‘een groep’ zijn. Uit de voorhanden zijnde bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat verdachte en [medeverdachte 1] een min of meer vergelijkbare, bepalende rol hadden binnen de organisatie. Naast het contact met [medeverdachte 1] had verdachte veelvuldig contact met zijn ex-vrouw [medeverdachte 2] , in wier woning hij in de ten laste gelegde periode veel verbleef. Uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat [medeverdachte 2] verdachte in de gehele ten laste gelegde periode ondersteunde bij zijn werkzaamheden.
[medeverdachte 1] had in de ten laste gelegde periode regelmatig contact met [medeverdachte 3] die, zo verklaart hij zelf, in opdracht van [medeverdachte 1] een potentiële klant bezocht en telefonisch, per e-mail en per post contact met andere klanten onderhield. Uit tapgesprekken blijkt dat [medeverdachte 1] beloofde briefpapier en enveloppen te regelen ten behoeve van de werkzaamheden van [medeverdachte 3] , zodat ze ‘weer even vooruit kunnen’. Uit OVC-gesprekken blijkt dat verdachte en [medeverdachte 1] onderling ook spraken over de werkzaamheden waarbij [medeverdachte 3] door [medeverdachte 1] was betrokken.
Dat het samenwerkingsverband naast duurzaamheid ook een zekere structuur kende, blijkt onder meer uit de georganiseerde en planmatige manier waarop verdachte en medeverdachten te werk gingen. Zo stemden zij onderling af wie welke rol zou aannemen tijdens gesprekken met klanten en bereidden zij nauwkeurig voor wat wel en niet gezegd zou moeten worden. Na afloop van die afspraken werd uitgebreid besproken wie welke vervolgstappen zou moeten zetten. Uit getuigenverklaringen en OVC-gesprekken blijkt dat verdachte en medeverdachten zich tijdens het contact met klanten – conform de vooraf afgesproken rolverdeling – voordeden als (vertegenwoordigers van) investeerders en dat zij gebruik maakten van valse namen waaronder [naam] , [naam] , [naam] , [naam] en [naam] . Dat verdachte en medeverdachten zeer professioneel en georganiseerd te werk gingen, blijkt ook uit de onder hen in beslag genomen visitekaartjes met daarop de valse namen die ze gebruikten. Uit getuigenverklaringen blijkt dat verdachte en medeverdachten deze visitekaartjes daadwerkelijk hebben overhandigd tijdens afspraken over mogelijke zakelijke deals. Naast visitekaartjes zijn onder verdachte en medeverdachten brieven en overeenkomsten in beslag genomen, met daarop dezelfde valse namen en de logo’s van de bedrijven waarvoor ze claimden te werken. Ook werden belscripts aangetroffen die door [medeverdachte 3] zijn gebruikt ten behoeve van telefoongesprekken met potentiële klanten.
Op grond van het voorgaande kan naar het oordeel van de rechtbank worden geconcludeerd dat in de ten laste gelegde periode sprake was van een
organisatiein de zin van artikel 140 Sr.
Het oogmerk van de organisatie
Van een strafbare oplichting kan worden gesproken als een ander wordt bewogen tot de afgifte van een geldbedrag door het aannemen van een valse hoedanigheid of een valse naam, door listige kunstgrepen of door een samenweefsel van verdichtsels. De rechtbank is er op grond van de bewijsmiddelen – in onderlinge samenhang bezien – van overtuigd dat de
organisatiebeoogde haar zakelijke contacten (waaronder het echtpaar [echtpaar] , de heer [getuige 2] , de heer [getuige 5] van [bedrijf 5] en de heer [getuige 3] ) op te lichten. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Verdachte en medeverdachten wilden hun plannen en ware identiteit geheim houden. Zij gebruikten in onderlinge gesprekken immers versluierde taal en maakten in het contact met klanten – kennelijk om professioneel en betrouwbaar over te komen – gebruik van valse namen, valse visitekaartjes en valse hoedanigheden. Verdachte sprak veelvuldig met [medeverdachte 1] over manieren waarop ze geld van zakelijke contacten ‘te pakken kunnen krijgen’.
Naar het oordeel van de rechtbank betreft één van die manieren de zogeheten wisseltruc met contant geld.
Uit getuigenverklaringen en OVC-gesprekken blijkt dat verdachte en [medeverdachte 1] deden alsof ze sportclubs wilden sponsoren of wilden investeren in vastgoed (hotels). Als tegenprestatie werd klanten gevraagd mee te werken aan een transactie of procedure: het omwisselen van een aanzienlijke hoeveelheid contant geld. Verdachten wilden een contant bedrag in grote coupures ruilen tegen kleine coupures. De klant zou voor deze transactie een vergoeding krijgen. Om dergelijke transacties te kunnen verrichten, is veel contant geld in grote coupures nodig. De rechtbank is er op grond van de bewijsmiddelen van overtuigd dat de organisatie hiervoor vals geld wilde gebruiken. In de woning van de moeder van [medeverdachte 2] is immers een enorme hoeveelheid valse biljetten in beslag genomen, waaronder met name veel 500 euro biljetten. De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat het [medeverdachte 2] was die op 31 augustus 2017 door verdachte werd gebeld en – in versluierde taal – opdracht kreeg om één miljoen ‘monopoly’ bij ‘mamma’ te pakken. Naar het oordeel van de rechtbank bedoelde verdachte met ‘monopoly’ het valse geld dat in de woning van de moeder van [medeverdachte 2] lag opgeslagen.
Deelneming aan de organisatie
Uit het voorgaande en de bewijsmiddelen vloeit naar het oordeel van de rechtbank voort dat verdachte samen met [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] deelnam aan de organisatie, nu zij allen gedragingen hebben verricht die rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van die organisatie. Dat uit de bewijsmiddelen niet kan worden afgeleid dat verdachte contact heeft gehad met [medeverdachte 3] doet daar niet aan af, nu voor een bewezenverklaring niet is vereist dat een verdachte met alle deelnemers aan de organisatie heeft samengewerkt.
Dat verdachte – meer dan in algemene zin – wist van het oogmerk van de organisatie volgt uit voorgaande overwegingen en – onder meer – uit de gesprekken die hij met medeverdachten heeft gevoerd. Zo spreekt verdachte in een gesprek met [medeverdachte 1] over het ‘geld dat zij van mensen hebben genomen’. Ook zegt verdachte tegen [medeverdachte 1] dat hij een ‘show moet maken’ om het geld van een klant te pakken te kunnen krijgen. Daar komt nog bij dat verdachte gebruik maakte van versluierde taal en zich tegenover zakelijke contacten voordeed als een investeerder, doorgaans met de naam [naam] .
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat op grond van het bovenstaande aan alle elementen is voldaan en wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte samen met medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] in de periode van 1 maart 2017 tot en met 11 september 2017 deelnam aan een criminele organisatie.
Partiële vrijspraak van feit 2
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat (gewoonte)witwassen het oogmerk van de organisatie was waaraan verdachte deelnam. De rechtbank acht evenmin wettig en overtuigend bewezen dat een persoon genaamd [naam] deel heeft genomen aan de criminele organisatie, nu het dossier daarvoor onvoldoende aanknopingspunten biedt. De rechtbank zal verdachte dan ook partieel vrijspreken van deze onderdelen van het onder feit 2 ten laste gelegde.
Verder is de rechtbank met de raadsman van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte degene was die het (als enige) in de organisatie voor het zeggen had, wat betekent dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte
als leiderheeft deelgenomen aan de criminele organisatie. De rechtbank zal verdachte dan ook partieel vrijspreken van dat deel van de tenlastelegging. De rechtbank merkt daarbij op dat uit de bewijsmiddelen wél kan worden afgeleid dat verdachte en [medeverdachte 1] een bepalende en vaak (feitelijk) aansturende rol in de organisatie hebben vervuld. Dat verdachte analfabeet zou zijn doet daar niet aan af, nu [medeverdachte 2] hem bij zijn werkzaamheden ondersteunde. Uit de bewijsmiddelen – in onderling verband bezien – kan bijvoorbeeld worden afgeleid dat zij telefoonnummers voor hem op visitekaartjes schreef, op internet zocht naar vliegtickets en sms’jes voor hem verstuurde. In één van de tapgesprekken over een zakelijke afspraak zegt [medeverdachte 1] ook tegen verdachte dat hij ‘zijn vrouw’ telefoonnummers op een paar kaartjes moet laten schrijven. Bovendien regelden [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] de mailtjes, visitekaartjes en het briefpapier. Dat verdachte vervolgens gebruik maakte van die visitekaartjes, blijkt uit getuigenverklaringen en OVC- en tapgesprekken.
4.3.3.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 3
In de woning van de moeder van [medeverdachte 2] , mevrouw [getuige 6] , is een grote hoeveelheid valse
biljetten in verschillende valuta aangetroffen. Verdachte had kleding in één van de slaapkamers in die woning opgeslagen en volgens de raadsman kan dan ook hooguit worden vastgesteld dat verdachte het valse geld dat op die kamer is aangetroffen, in voorraad had. Dat in een andere kamer een vingerafdruk van verdachte op plastic folie waarin ook valse biljetten waren verpakt is aangetroffen, maakt dat volgens de raadsman niet anders, nu het een verplaatsbaar spoor betreft. De rechtbank ziet dit anders en overweegt daartoe dat op grond van de getuigenverklaring van [getuige 6] , de bovengenoemde tapgesprekken van 31 augustus 2017 én de vingerafdruk van verdachte, in onderlinge
samenhangbezien, kan worden vastgesteld dat verdachte de hoeveelheid vals geld die in de woning van [getuige 6] is aangetroffen, in voorraad had.
Dat verdachte het oogmerk had om deze valse bankbiljetten als echt en onvervalst uit te (doen)
geven, blijkt uit het volgende.
Zoals onder paragraaf 4.3.2. reeds overwogen, is de rechtbank er op grond van de
bewijsmiddelen van overtuigd dat verdachte als deelnemer van de criminele organisatie,
zakelijke contacten beoogde op te lichten door middel van, onder andere, een wisseltruc met
vals geld. Dit in combinatie met het feit dat miljoenen aan vals geld in verschillende valuta
zijn aangetroffen, maakt dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte het
oogmerk had om het aangetroffen valse geld als echt en onvervalst uit te (doen) geven. Dat het
geld onmiskenbaar vals was, zoals door de raadsman betoogd, doet daar niet aan af. Het is in
het maatschappelijke verkeer immers niet gebruikelijk om ieder bankbiljet grondig te
bestuderen. Uit jurisprudentie volgt ook dat (op het oog) geen volledige overeenstemming met echte bankbiljetten is vereist, maar dat men de biljetten naar de uiterlijke gedaante voor bankbiljetten moet kunnen houden. De biljetten die in de woning van [getuige 6] zijn aangetroffen, voldoen naar het oordeel van de rechtbank aan voormeld vereiste. Daarbij komt dat uit het dossier ook blijkt dat eerder daadwerkelijk geslaagde oplichtingen hebben plaatsgevonden met soortgelijk vals geld als dat thans is aangetroffen.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank dan ook wettig en overtuigend bewezen dat
verdachte op 11 september 2017 valse bankbiljetten in verschillende valuta in voorraad heeft
gehad, met het oogmerk om deze als echt en onvervalst uit te geven.
Partiele vrijspraak van feit 3
Nu niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte ter zake van het onder feit 3
ten laste gelegde nauw en bewust met een ander heeft samengewerkt, zal verdachte (partieel)
worden vrijgesproken van het medeplegen.
4.3.4.
Kasopstelling en bewijsmiddelen ten aanzien van feit 1 (witwassen)
Proces-verbaal eenvoudige kasopstelling. [176]
Uit het proces-verbaal eenvoudige kasopstelling blijkt het navolgende. In de bewijsoverwegingen zal nader worden ingegaan op een aantal van de genoemde posten en in hoeverre die voor het bewijs worden meegewogen.
Legale inkomsten
Bij de Belastingdienst zijn van verdachte sinds 2009 geen gegevens uit inkomsten of ander vermogen bekend. [177] Verdachte heeft € 2.649,- aan contante bedragen ontvangen via money transfers. [178] Het totaalbedrag dat verdachte aan contant vermogen had is € 2.649,-. [179]
Onderzocht is welke bij- en afschriften in de periode januari 2012 tot en met 11 september 2017 hebben plaatsgevonden van en naar de bankrekeningen op naam van verdachte. [180] Er is een eenvoudige kasopstelling gemaakt waarbij alle contante inkomsten en uitgaven in kaart zijn gebracht. [181] Omdat verdachte geen economische eenheid vormt met medeverdachte [medeverdachte 2] , is ten aanzien van beide verdachten een afzonderlijke eenvoudige kasopstelling gemaakt. [182] De gegevens zijn geanalyseerd en ten aanzien van de contante ontvangsten en uitgaven is het volgende bevonden.
Contante ontvangsten en bankopnames
Verdachte heeft over de periode over de periode 1 januari 2012 tot en met 11 september 2017 geen gebruik gemaakt van een bankrekening. [183]
Contante uitgaven
In de onderzoeksperiode heeft verdachte in totaal € 183.677,33 aan contante –onverklaarbare- uitgaven verricht. [184]
Uit nader onderzoek naar de contante uitgaven is onder meer het volgende gebleken.
a.
Contante aankopen, 126a Sv
In het strafrechtelijke financieel onderzoek is op grond van de gevorderde gegevens vastgesteld dat verdachte diverse contante uitgaven heeft gedaan met een totaal bedrag van
€ 12.668,64. [185] Voornoemd bedrag bestaat uit de volgende uitgaven.
In het systeem van herenmodezaak “ [herenmodezaak] ” staan een twaalftal facturen op naam van de heer [bijnaam] . Voornoemde facturen hebben een totale waarde van € 8.775,59 en zijn gedateerd van juni 2013 tot en met 28 maart 2017. Van deze facturen is een bedrag van € 7.368,74 contant betaald. [186] Getuige [getuige 7] , verkoper bij de modezaak, herkent verdachte als een klant die bij hen geregeld kleding kocht en bekend is als meneer [bijnaam] . [187]
Getuige [getuige 8] , werknemer bij de stomerij de [stomerij] , heeft verklaard dat in de periode 2013 tot heden door verdachte en [medeverdachte 2] tussen de € 4.000,- en € 4.500,- aan reparatie en stomerijkosten is betaald voor de kleding van verdachte. De kosten werden altijd contant betaald. [188]
Op 14 december 2015 heeft verdachte een occasion Bulgari herenhorloge aangeschaft voor
€ 1.300,-. De factuur is contant betaald. [189]
Overige bewijsmiddelen, tapgesprekken
Tijdens het onderzoek zijn de telefoonnummers van verdachten [medeverdachte 1] en verdachte getapt. [190]
Op 6 april 2017 vindt een telefoongesprek plaats tussen [medeverdachte 1] en verdachte ( [verdachte] ). Tijdens het telefoongesprek werd – zakelijk weergegeven – het volgende gezegd.
[medeverdachte 1] : Hee [bijnaam]
[verdachte] : Ja [bijnaam] .
[medeverdachte 1] : Luister had jij mij van die losse vijftigjes, had jij me twee gegeven?
[verdachte] : Hoe bedoel jij?
[medeverdachte 1] : Ja jij gaf mij..
[verdachte] : Ja.
[medeverdachte 1] : He?
[verdachte] : Ja, kijk maar.
[medeverdachte 1] : Maar hoeveel is achtenzestig min vier. Is vierenzestig. Dus je hebt me twee te weinig gegeven.
[verdachte] : Ja, vierenzestig ja.
[verdachte] : Nee, [bijnaam] ik heb geteld sukkel. Vierduizend van die vijfhonderdjes. [191]
Gebleken is dat verdachte en [medeverdachte 1] regelmatig contact hadden met de telefoonnummers [telefoonnummer] en [telefoonnummer] . Uit onderzoek is gebleken dat [medeverdachte 2] de gebruiker is van beide telefoonnummers. [192]
Op 9 mei 2017 hebben twee telefoongesprekken tussen verdachte en (naar later blijkt) [medeverdachte 2] plaatsgevonden. In de gesprekken werd samengevat - zakelijk weergegeven - het volgende gezegd:
18:40:44 uur:
[medeverdachte 2] zegt dat ze het heeft van [naam] (fon). [verdachte] vraagt of ie bij haar is. [medeverdachte 2] zegt dat ze het in die ding verstopt had en zegt dat ze niet weet of hij het red van wat hij vandaag nodig had. [verdachte] zegt dat hij hem zo terugbelt. [medeverdachte 2] vraagt of ze alvast wat van 50 moet maken zodat ze weet hoeveel er is. [verdachte] zegt daarop maken ja. [193]
19:01:01 uur:
[medeverdachte 2] zegt dat het maar weinig is.
[verdachte] vraagt 300 ?
waarop [medeverdachte 2] hardop telt en zegt dat er maar 200 hier is van hem. [194]
Op 19 mei 2017 hebben verschillende telefoongesprekken plaatsgevonden tussen [medeverdachte 1] en verdachte. Tijdens de gesprekken werd - samengevat en zakelijk weergegeven - het volgende gezegd:
21:54:50 uur:
[medeverdachte 1] : Hee [bijnaam]
[verdachte] : Ja [bijnaam] Ik kijk op ticket weet je. Maar morgen is geen ticket.
[medeverdachte 1] : Morgen niet?
[verdachte] : 's Avonds. (…) Die mensen wachten ze niet weet je. (op achtergrond praat [medeverdachte 2] over er zijn nog maar 4 tickets, morgenochtend tien voor half acht.)
[medeverdachte 1] : Die mensen wachten ze niet?
[verdachte] : Nee. Ja hoe laat heb jij, is goed. ( [medeverdachte 2] praat over tickets van 255 euro per persoon. De volgende dag om 7 uur terug die avond) ja.
[medeverdachte 1] : Ja maar wat wil je nou zeggen. Die mensen, jij geeft die mensen werk. Dan wachten die mensen een fucking dag daarzo. Zijn ze gek met ze ze wachten niet.
(…)
[verdachte] : Ja, sorry, ik kom jouw ding ophalen. Opdonderen. Ik heb mij andere werk. Ik ga niet voor jou geld, verlies mij andere klant.
(…)
[medeverdachte 1] : Nee, jajaja, Nou dan moet je ze lekker geen klanten meer geven. De
pleuris met ze ja. Maar luister jou vrouw eh, jouw vrouw gaat daar morgen heen zeg je.
[verdachte] : Morgen is eh, om hoe laat ga jij? Om half acht.
[medeverdachte 1] : 's Avonds?
[verdachte] : Nee vroeg.
[medeverdachte 1] : Oh ja, ik , ik ben daar zondag.
[verdachte] : Dan kant jouw vrouw met mijn vrouw vliegen.
[medeverdachte 1] : Nee, mijn vrouw gaat niet vliegen met jouw vrouw. Ik ga daarzo zondag. Ja, ikke. Is niet zomaar als bij mij dat ik mijn kinderen zomaar kan laten hierzo eh.
[verdachte] : (op achtergrond blijft [medeverdachte 2] praten ntv) ntv mij kijken die ticket ntv
[medeverdachte 1] : Moet ik eh, kijken voor een ticket voor morgen?
[verdachte] : Kijk maar voor vroeg. Zij kijkt jou ntv
[medeverdachte 1] : Oh, ik zal ook effe kijken. Maar ze moet ook kijken vanuit eh, vanuit
Eindhoven en Rotterdam.
[verdachte] : Eindhoven kijk maar Rotterdam (tegen [medeverdachte 2] )
Op achtergrond zegt [medeverdachte 2] : Eindhoven is gevaarlijk ntv en [verdachte] zegt waarom?
(…)
[medeverdachte 1] : Eindhoven is de meest beste plek om te vliegen van allemaal met de.
[verdachte] : De meiste (fon) ja, ik weet, ja dat is geweest ntv Eindhoven.
[medeverdachte 1] : Ja Als ik vijfhonderd, ik heb vijfhonderdduizend en een miljoen gebracht vanaf Eindhoven. [195]
22:02:06 uur:
Gesprek over de tickets. Er zijn meerdere vluchten beschikbaar. [verdachte] zegt dat hij zondag terug komt, daar op [medeverdachte 1] wacht en aan hem geeft. [verdachte] gaat met haar. Hij laat haar niet met 20 terug, iedereen 10. [medeverdachte 1] gaat verder naar tickets zoeken en belt nog terug. [196]
22:13:18 uur:
[medeverdachte 1] heeft tickets gevonden.
Heen met Transavia op zaterdag om 12.25 uur, dan ben je daar om 15.00 uur
Terug met Iberia op zondag 15.25 uur. [verdachte] wil nog kijken voor vluchten vanaf Charleroi. [medeverdachte 1] zegt waarom, dit is vanaf Amsterdam.
[medeverdachte 2] is te horen op de achtergrond. [medeverdachte 1] vraagt of zij ook kijkt op internet. [verdachte] zegt dat er niets staat op zijn rekening. [medeverdachte 1] zegt, je kan het ook daar kopen, maar dat is duurder. [medeverdachte 1] is zelf om 12.00 uur in Barcelona. [197]
Op 19 mei 2017 heeft om 23:03:52 een telefoongesprek plaatsgevonden tussen verdachte en [medeverdachte 2] . Tijdens het gesprek werd - samengevat en zakelijk weergegeven - het volgende gezegd:
[verdachte] vraagt hoe laat ze daar landen. [medeverdachte 2] zegt 14.35 uur.
Een mannenstem op de achtergrond vraagt bij [verdachte] hoe laat terug? [medeverdachte 2] zegt 21.45 uur op zondag. [198]
Op 25 mei 2017 heeft een telefoongesprek plaatsgevonden tussen verdachte en [medeverdachte 2] . Tijdens het gesprek werd - samengevat en zakelijk weergegeven - het volgende gezegd:
[medeverdachte 2] : Okee, zeg maar tien.
[verdachte] : Eh, tien procent ja.
(…)
[medeverdachte 2] : Nou okee, en waarom heb je niet vijf gezegd dan tien? Je weet dat toch?
(…)
[medeverdachte 2] : Nee dat is het probleem niet. Dat hij is weg en dinsdag pas terug is. Dus dinsdag woensdag pas kan uitbetalen.
[verdachte] : Wat? Dat is geen probleem.
[medeverdachte 2] : Ja dat weet ik niet. Dat die mensen daar niet moeilijk over doen.
[verdachte] : Nee, nee, nee, nee, nee, tis goed.
[medeverdachte 2] : Dus woensdag kunnen ze dan pas, denk ik, uitbetalen.
(…)
[medeverdachte 2] : Ja hij komt dinsdagavond pas terug.
[verdachte] : Okee, maar niet denken dat hij kan ook betalen ntv of niet. Nee.
[medeverdachte 2] : Nee, nee, nee, nee nee. Dat gaat die ander echt niet doen. En ik weet niet om hoeveel het is.
[verdachte] : Vijfhonderd. En die werden (fon) van ons. Eentje van die, twee van die bedoel ik. Van die andere kant.
[medeverdachte 2] : Ja. Zo.
[verdachte] : Twee van die andere. Dat is (harde muziek) dat is vijfhonderd.
[medeverdachte 2] : In totaal voor vijf?
[verdachte] : Ja. vijfhonderd.
[medeverdachte 2] : Drie van ons. Twee ho van die.
[verdachte] : Hoe bedoel jij?
[medeverdachte 2] : Driehonderd van onze dinges. Wat we. En tweehonderd dat geld
[verdachte] : Vijfhonderdduizend die zijn van ons.
[medeverdachte 2] : Okee dan. Ja woensdag kan die pas uitbetalen. Kijk hun kunnen het aanpakken. Is geen probleem en dan eh woensdag gaat hij hier pas uitbetalen. Dus dat maakt niet uit. Dat moet je dan gewoon zeggen. Als ze daar niet moeilijk over doen. He?
[verdachte] : Ik wacht op die belletje.
[medeverdachte 2] : Ja okee. Is goed dan. [199]
Op 29 mei 2017 heeft een telefoongesprek plaatsgevonden tussen [verdachte] en [medeverdachte 2] . Tijdens het gesprek werd - samengevat en zakelijk weergegeven - het volgende gezegd:
[verdachte] : [medeverdachte 2] geef haar 2 en een half duizend
[medeverdachte 2] : Aha
[verdachte] : en ik moet die 500 pak
[medeverdachte 2] : To (fon)
[verdachte] : Van die vrouw is 2 en half duizend, 50
[medeverdachte 2] : Uhu, oke is goed
(…)
[medeverdachte 2] : maar moet ze naar de benzinepomp daar wachten op jullie?
[verdachte] : ja wij zijn daar (…)
[medeverdachte 2] : Ah oke, oke is goed [200]
Op 6 juni 2017 heeft een telefoongesprek plaatsgevonden tussen verdachte en een onbekende (NNMan). Tijdens het gesprek werd - samengevat en zakelijk weergegeven - het volgende gezegd:
NNman: Je moet me zeggen wat ik moet doen moet ik het horloge dan geven
en klaar.
[verdachte] : (…) vanavond ben ik daar en dan ga ik je vertellen hoe lang moet je wachten op je geld.
NNman: Maar wanneer dan?
[verdachte] : Ik vertrekt vanavond , ik ga nu naar de vliegveld.
NNman: Hoe lang heb je nodig tot dat je kan betalen?
[verdachte] : Luister naar mij, Ik ga je vertellen als jij mee akkoord bent, je moet twee maanden wachten tot da ik je ga betalen voor de horloge , misschien kan geen twee maanden zijn als er in tussentijd wat komt dan kan ik je eerder dan twee maanden betalen maar maximaal twee maanden moetje wachten. Is het dan nieuw?
NNman: Ja, die is nieuw, dan heb je die ding erbij, alles.
[verdachte] : Dat heb ik niet nodig, wat moet ik er mee.
NNman: Je hebt de horloge nodig en het papier.
[verdachte] : Als jij zo mee akkoord ga dan kan jij het horloge ga ophalen, dan is
het klaar.
NNMan: Dan in twee maanden moet je veertien duizend geven.
[verdachte] : Dat is geen probleem voor veertien duizend , dan moet je flexibel zijn en wachten.
NNman: Is goed dan ga ik het horloge ophalen. [201]
OVC-gesprekken
Op 5 juni 2017 hebben verschillende OVC-gesprekken plaatsgevonden tussen [medeverdachte 2] en verdachte. Tijdens de gesprekken werd - samengevat en zakelijk weergegeven - het volgende gezegd:
11.58.38
uur:
[medeverdachte 2] : Wie moet ik wat geven?
[verdachte] : Twintigduizend euro ..(ntv)..
[medeverdachte 2] : (…) Nee grote bedragen mensen moeten tellen. (…) [202]
19:04 uur:
[medeverdachte 2] : Hij moet hem 500 400 geven.
[verdachte] : ...(ntv)..
[medeverdachte 2] : Gaat ie nu niet weer wat geven zonder te betalen. (…) [203]
20:26 uur:
[verdachte] : ... (ntv)...komen jullie die geld ophalen. Wij wonen niet samen (ntv),
tijd. Niemand was thuis. Die geld is (ntv)
[medeverdachte 2] : Ja
[verdachte] : .... (ntv) kom je die geld ophalen. En toen wat zeggen wij. Wat waar
bij jou?
[medeverdachte 2] : Ja dat was ook zo. (…)
[verdachte] : (…) Hebben wij duidelijk gezegd tegen [bijnaam] . Niet om zijn geld bij die
(ntv) ook als die was, als die was om zijn geld. Hij komt bij [bijnaam] en
telt om zijn geld.
[medeverdachte 2] : Nee... maar hij is niet correct als wij gebruiken mensen zijn geld. (…) Mij geld te gebruiken en werken ze met mijn geld en ik krijg niks, [bijnaam] , dat is niet correct. Begrijp je wat ik bedoel?
[verdachte] : (…) was niet jouw geld (…)
[medeverdachte 2] : 20 duizend jouw geld was waar (ntv)
(…)
[medeverdachte 2] : Ja maar eigenlijk hebben ze bij ons niks verdiend. Want ze hebben ingeleverd bij ons weet je nog, die 25 duizend (ntv) jou.
[verdachte] : ... (ntv) was geen (ntv) duizend allemaal hun geld teruggegeven.
(…)
[verdachte] : Nu hebben ze van mij 10 gekrijgen
[medeverdachte 2] : 5!
[verdachte] : 10! 5...
[medeverdachte 2] : Nou okee 5,10..
[verdachte] : (…) goud..
[medeverdachte 2] : Ja maar met die goud. Toen hebben ze ons toch die 8 van betaald, of niet?
[verdachte] : (…) 10 procent. 10 duizend.. 12 duizend. .. Heb ze geen verlies gemaakt. Heb ze nog ieder 5,10 (ntv) winst (ntv) Ik begrijp jou niet. [204]
Op 5 juli 2017 heeft een OVC-gesprek plaatsgevonden tussen [medeverdachte 1] en verdachte. De stemmen van [medeverdachte 1] en verdachte worden door de verbalisant herkend aan hun intonatie, manier van spreken en stemgeluid. [205] Tijdens het OVC-gesprek wordt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende gezegd:
[medeverdachte 1] : Mare, die man die nou komt, die heeft bitcoins te verkopen. (…) Wat ga je hem betalen?
(…) 15?
(…) Als hij, hoeveel bitcoins heeft hij? 200?
[verdachte] : 200. (…)
[medeverdachte 1] : 200 bitcoins is (…) 450 duizend euro
[verdachte] : Die kopen we (…) wisselen
[medeverdachte 1] : Ja [206] (…)
[medeverdachte 1] : Aan de kant waar geteld moet worden, daar pak jij ook, want daar stop jij ook geld in. Dat is prima.
[verdachte] : Dat pak ik niet, die mensen gaan naar Spanje en die worden geteld in Spanje. [207]
[medeverdachte 1] : Ik wil graag bitcoins kopen, maar is er ook een manier om met cash geld bitcoins te kopen. Dan gaan ze reageren.
[verdachte] : ja (…) dat sommige mensen (…) bitcoins (…) cash willen hebben.
[medeverdachte 1] : Je hebt natuurlijk ook bedrijven, bedrijven die zwart geld willen hebben. Maar geen zwart geld kunnen maken. Als je tegen hun zegt, koop voor mij bitcoins en ik geef jou cash geld. Maar hoe kom je bij die bedrijven? [208]
[medeverdachte 1] : dus eigenlijk die van tauschen (= Duits voor wisselen), van wisselen moet je vergeten. (…) Eigenlijk kun je het beste gaan op goud. Goud, bitcoins, omdat het nieuw is. Juwelen. Ja, Juwelen is moeilijk omdat altijd die prijzen verschillend zijn. Eigenlijk alleen maar goud
[verdachte] : makkelijkste is om die (ntv, hele zin, ntv) die zijn werk te verkopen
(…)
[medeverdachte 1] : het enige wat goed is wat jij zegt is, is als je een luxe auto neemt en je gaat met je vrouw rijden (…) en dan ga niet, niet naar huizen die te koop staan, je gaat gewoon aanbellen.
[verdachte] : particulier
[medeverdachte 1] : Luister, mijn vrouw heb deze huis gezien, ik wil jou huis kopen. (…) ik wil je huis kopen voor mijn vrouw. [209]
4.3.5.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 1 (witwassen)
Juridisch kader
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van witwassen, wettig en overtuigend moet worden bewezen dat de voorwerpen/geldbedragen waarop de verdenking van witwassen betrekking heeft afkomstig zijn van enig misdrijf. Uit jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat, ook indien niet kan worden vastgesteld dat het voorwerp/geldbedrag uit een bepaald misdrijf (het gronddelict) afkomstig is, bewezen kan worden verklaard dat het voorwerp/geldbedrag een criminele herkomst heeft. Daarbij geldt dat het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat de voorwerpen/geldbedragen uit ‘enig misdrijf’ afkomstig zijn.
In de onderhavige zaak doet zich de situatie voor dat ten aanzien van verdachte niet is vast te stellen uit welk concreet misdrijf de geldbedragen en voorwerpen afkomstig zijn. De vraag die dient te worden beantwoord, is of op basis van de feiten en omstandigheden zoals deze uit het onderzoek naar voren zijn gekomen en bezien in samenhang met de zogenaamde typologieën van witwassen, sprake is van een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen.
Bij de beoordeling van deze verklaring spelen omstandigheden waaronder het moment en de wijze waarop deze tot stand is gekomen mede een rol. Zo kan het van belang zijn of de verdachte van meet af aan tegenwicht tegen de verdenking heeft geboden of dat hij pas in een laat stadium van het onderzoek is gaan verklaren op een wijze die aan de hiervoor genoemde vereisten voldoet.
Wanneer het door de verdachte geboden tegenwicht daartoe aanleiding geeft, ligt het vervolgens op de weg van het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar de uit de verklaring van verdachte blijkende alternatieve herkomst van de voorwerpen/ geldbedragen. Uit dat onderzoek zal moeten blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat de voorwerpen/geldbedragen een legale herkomst hebben.
De rechtbank overweegt ten aanzien hiervan als volgt.
Vermoeden van witwassen
Op grond van de feiten en omstandigheden zoals deze in het dossier naar voren komen kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden bewezen dat verdachte en [medeverdachte 2] binnen de tenlastegelegde periode een gezamenlijke huishouding hebben gevoerd. Nu verdachte en [medeverdachte 2] geen economische eenheid vormen, zal de rechtbank bij haar beoordeling alleen de inkomsten en uitgaven van verdachte betrekken.
Verdachte heeft in de ten laste gelegde periode in totaal € 2.649,- aan (legale) contante ontvangsten gehad. Uit de bewijsmiddelen in het dossier blijkt van een aanzienlijke contante geldstroom bij verdachte. Nu uit het onderzoek geen legale inkomstenbronnen zijn gebleken die de aanzienlijke geldstroom kunnen verklaren, is een vermoeden van witwassen zonder meer gerechtvaardigd.
Naast het doen van grote contante aankopen, is ook sprake van een aantal andere witwastypologieën. Niet alleen staan de transacties niet in verhouding tot de inkomsten van verdachte, maar heeft hij ook een groot bedrag aan contant geld voorhanden gehad. Daarnaast wordt in de tapgesprekken en OVC-gesprekken gesproken over grote geldbedragen, geld tellen en de aanschaf van dure horloges. Uit de tapgesprekken en OVC-gesprekken volgt ook dat verdachte betrokken is geweest bij het vervoeren van grote bedragen contant geld van en naar het buitenland. Niet blijkt dat er vanwege bedrijf of beroep noodzaak bestond om zoveel contant geld voorhanden te hebben, waarbij het een feit van algemene bekendheid is dat het voorhanden hebben en vervoeren van grote bedragen aan contant geld grote veiligheidsrisico’s meebrengt. Tot slot heeft verdachte zich binnen een crimineel samenwerkingsverband bezig gehouden met het plegen van oplichtingen, zoals onder 4.3.3. bewezen is verklaard. Uit de gesprekken die verdachte met [medeverdachte 1] heeft gevoerd, wordt gesproken over coupures van
€ 500,-. Het is een feit van algemene bekendheid dat dergelijke coupures nagenoeg uitsluitend in het criminele circuit worden gebruikt. Daarnaast wordt gesproken over geld omwisselen voor bitcoins en juwelen en de aanschaf van luxe producten zoals dure auto’s en huizen.
De rechtbank is, anders dan de raadsman, van oordeel dat op grond van voornoemde bewijsmiddelen het gerechtvaardigd vermoeden bestaat dat verdachte in de ten laste gelegde periode heeft witgewassen. Nu sprake is van een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen mag van verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het geldbedrag, waarmee de voorwerpen die tijdens de ten laste gelegde periode zijn aangeschaft/bekostigd. Deze verklaring dient concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk te zijn.
Verklaringen verdachte
Ten aanzien van de contante uitgaven heeft verdachte de volgende verklaringen gegeven.
a.
Sieraden, kleding en inboedel
Tijdens de doorzoekingen van de woning van [medeverdachte 2] en de woning van de moeder van [medeverdachte 2] zijn een grote hoeveelheid sieraden, kleding en inboedel aangetroffen. In de kasopstelling zijn deze goederen, met een totale waarde van € 131.600,-, aan verdachte toegerekend.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat een groot deel van de aangetroffen en in beslag genomen goederen niet aan verdachte is te linken. Bovendien kan niet worden vastgesteld dat eventueel wel aan verdachte te linken kleding en sieraden in de ten laste gelegde periode zijn aangeschaft.
Ten aanzien van deze stelling overweegt de rechtbank als volgt.
De rechtbank stelt vast dat de politie alle getaxeerde goederen aan de ten laste gelegde periode heeft toegerekend in verband met de goede staat van de meeste goederen en omdat sommige goederen nog van een prijskaartje waren voorzien. De rechtbank is van oordeel dat het enkele gegeven dat deze goederen in goede staat verkeerden op zichzelf onvoldoende is om op grond daarvan vast te stellen dat de goederen in de ten laste gelegde periode zijn aangeschaft. Dat sommige goederen van een prijskaartje waren voorzien maakt het oordeel niet anders. Daar komt nog bij dat uit het dossier niet kan worden afgeleid welke goederen in goede staat zouden verkeren en welke goederen precies van een prijskaartje waren voorzien.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat niet vaststaat dat verdachte alle goederen in de ten laste gelegde periode heeft aangeschaft. Om die reden zal het volledige daaraan gerelateerde bedrag in de kasopstelling, te weten € 131.600,-, in mindering worden gebracht op de werkelijke contante uitgaven.
a.
Contante aankopen, 126a SV
De verdediging heeft aangevoerd dat mogelijk sprake is van een dubbeltelling ten aanzien van de kleding die in het taxatierapport is aangetroffen en de kleding die is opgenomen onder de post van € 12.668,64 aan contante uitgaven.
Op grond van de bewijsmiddelen is vast komen te staan dat verdachte in de onderzoeksperiode € 7.368,74 aan contante betalingen heeft verricht bij mannenmodezaak [herenmodezaak] . Ook is gebleken dat verdachte een contant bedrag aan stomerijkosten heeft betaald. De rechtbank merkt hierbij op dat in het voordeel van verdachte is uitgegaan van een bedrag van € 4.000,-. Tot slot heeft verdachte een horloge van € 1.300,- aangeschaft, hetgeen leidt tot het totaal bedrag van
€ 12.668,64. Reeds omdat in het voorgaande door de rechtbank is overwogen dat niet kan worden vastgesteld dat de kleding die in het taxatierapport is opgenomen tijdens de ten laste gelegde periode is aangeschaft, is dus ook geen sprake van een dubbeltelling. De rechtbank merkt dan ook het gehele bedrag van € 12.668,64 aan als werkelijke contante uitgave.
Aangetroffen geld
Tijdens de doorzoeking van het woonhuis van [medeverdachte 2] zijn contante geldbedragen van
€ 15.700,- en € 126.500,- aangetroffen. Het bedrag van € 126.500 is door de politie aan verdachte toegerekend. De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat beide bedragen niet aan verdachte te linken zijn.
De rechtbank volgt, anders dan de officier van justitie, de verdediging ten aanzien van dit punt en overweegt daartoe als volgt. Het geld is aangetroffen in de woning van [medeverdachte 2] . Verdachte stond op voornoemd adres niet ingeschreven en voerde geen gezamenlijke huishouding met [medeverdachte 2] . Dat verdachte regelmatig in de woning van [medeverdachte 2] aanwezig was, is onvoldoende om de geldbedragen aan verdachte te linken en te bewijzen dat verdachte deze bedragen voorhanden heeft gehad. Bovendien heeft [medeverdachte 2] verklaard dat het bedrag van € 15.700 van haar is. Daar komt nog bij dat het geldbedrag van € 126.500,- op de vliering van de keuken is aangetroffen, een locatie waarvan niet kan worden gesteld dat deze voor verdachte vrij toegankelijk was.
Gelet op deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte de contante geldbedragen van € 15.700 en € 126.500,- voorhanden heeft gehad. Dat betekent dat deze bedragen niet bij het eindsaldo contant geld van verdachte kunnen worden betrokken. Het eindsaldo van verdachte zal dan ook op € 0,- worden gesteld.
Tussenconclusie
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank tot een geheel andere conclusie met betrekking tot het geldbedrag dat voor verdachte beschikbaar was voor het doen van uitgaven en het geldbedrag dat verdachte werkelijk contant heeft uitgegeven. Derhalve komt de rechtbank ook tot een ander bedrag dat door verdachte is witgewassen. De rechtbank is aan de hand van de volgende berekening tot die conclusie gekomen.
Gebleken is dat verdachte in de ten laste gelegde periode een contant vermogen had van in totaal € 2.649. Het eindsaldo is door de rechtbank vastgesteld op € 0,-. Uit het voorgaande volgt dat verdachte in de ten laste gelegde periode in totaal € 2.649,- ter beschikking had voor het doen van contante uitgaven.
De rechtbank is met betrekking tot de werkelijke contante uitgaven tot een andere conclusie gekomen dan in de kasopstelling is opgenomen. De rechtbank acht immers niet bewezen dat de goederen die in het taxatierapport zijn opgenomen en een totale waarde van € 131.600,- hebben, tijdens de ten laste gelegde periode zijn aangeschaft. Het totaal aan onverklaarbare uitgaven bedraagt € 52.077,33 (€ 183.677,33 aan werkelijke contante uitgaven - € 131.600,- aan sieraden, kleding en inboedel). In dit – verder niet betwiste – bedrag zitten onder meer de contante aankopen 126aSv, money transfers, brandstofkosten en kosten levensonderhoud.
Nu het bedrag aan totale contante uitgaven aanzienlijk lager is dan in eerste instantie is berekend, komt de rechtbank ook tot een kleiner verschil in contante inkomsten en uitgaven dan waar in de kasopstelling van uit is gegaan. Het verschil tussen de contante inkomsten en uitgaven komt daarmee uit op € 49.428,33 (€ 52.077,33 - € 2.649,-).
Hoewel het verschil veel kleiner is dan in eerste instantie is berekend, kan ook dit verschil nog steeds niet worden verklaard. Op basis van het dossier kan geen rechtstreeks verband worden gelegd tussen deze onverklaarbare contante uitgaven en een concreet strafbaar feit. Het geldbedrag kan niet worden verklaard uit enige legale inkomstenbron en verdachte heeft geen aannemelijke, onderbouwde en verifieerbare verklaring heeft gegeven over de herkomst van het geld. De enkele stelling dat verdachte uit vorige ten onrechte ondergane detenties schadevergoeding zou hebben ontvangen is op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt. Naar het oordeel van de rechtbank kan het niet anders zijn dan dat het geldbedrag van enig misdrijf afkomstig moet zijn en dat verdachte dat moet hebben geweten.
Uit voornoemde bewijsmiddelen blijkt daarnaast dat verdachte de contante gelden niet alleen voorhanden heeft gehad, maar ook heeft overgedragen en omgezet. Verdachte heeft immers met het contante geld onder meer kleding en een horloge gekocht.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte € 15.700,- en € 126.500,- voorhanden heeft gehad. Verdachte zal van dit onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Medeplegen
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet bewezen worden verklaard dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en een ander. Om die reden zal verdachte van dat onderdeel worden vrijgesproken.
Gewoontewitwassen
Verdachte heeft zich gedurende een periode van ruim vijf jaar schuldig gemaakt aan het witwassen van € 49.428,33. Gelet op de ruime periode en de omvang van het bedrag, acht de rechtbank wettig en overtuigen bewezen dat verdachte van dit witwassen een gewoonte heeft gemaakt.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat het niet anders kan, gezien de besproken feiten en omstandigheden, dan dat dit geldbedrag afkomstig is uit enig misdrijf, zodat verdachte zich in de ten laste gelegde periode schuldig heeft gemaakt aan gewoontewitwassen van een geldbedrag van € 49.428,33.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1: in de periode van 1 januari 2012 tot en met 11 september 2017 te Nieuwegein en te Maarssen en elders in Nederland, een voorwerp, te weten geldbedragen (waaronder een geldbedrag van ongeveer 49.428,33 euro), heeft omgezet, en/of van een voorwerp, te weten geldbedragen gebruik heeft gemaakt, terwijl verdachte wist dat die geldbedragen geheel of gedeeltelijk, - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf, en verdachte aldus van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt,
feit 2: hij in de periode van 1 maart 2017 tot en met 11 september 2017 te Nieuwegein, en elders in Nederland heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten verdachte en [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] , welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het plegen van oplichting zoals strafbaar gesteld in artikel 326 van het Wetboek van strafrecht;
feit 3: op 11 september 2017, te Nieuwegein, opzettelijk meerdere bankbiljetten in euro's, Zwitserse francs en Engelse ponden (tot een totaalbedrag van respectievelijk 1.142.700 euro en CHF: 2.887.000 en £ 23.550 ), waarvan de valsheid verdachte, toen verdachte deze ontving bekend was, met het oogmerk om deze als echt en onvervalst uit te geven en/of te doen uitgeven, in voorraad heeft gehad.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1: gewoontewitwassen;
feit 2: deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven;
feit 3: opzettelijk bankbiljetten, waarvan de valsheid hem bekend was toen hij ze ontving, in voorraad hebben met het oogmerk om ze als echt en onvervalst te doen uitgeven/uit te geven.
Samenloop
De raadsman van verdachte heeft betoogd dat sprake is van eendaadse samenloop van het
onder feit 2 en feit 3 ten laste gelegde. De rechtbank ziet dit anders. Voor het aannemen van
eendaadse samenloop komt het vooral aan op de vraag of de bewezen verklaarde gedragingen
in die mate een samenhangend, zich min of meer op dezelfde tijd en plaats afspelend
feitencomplex opleveren dat de verdachte daarvan (in wezen) één verwijt kan worden
gemaakt. Daarvan is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren met aftrek van het voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat de eis van de officier van justitie buitensporig hoog is en dat bij het bepalen van de eis kennelijk geen rekening is gehouden met de bijzondere omstandigheden van de zaak tegen verdachte.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ernstige strafbare feiten. Hij heeft samen met medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] deelgenomen aan een criminele organisatie. Deze organisatie probeerde op systematische en professionele wijze zowel natuurlijke als rechtspersonen onder valse voorwendselen te bewegen tot de afgifte van aanzienlijke geldbedragen. Zo werd gebruik gemaakt van valse namen en hoedanigheden, valse visitekaartjes en briefpapier, hetgeen bij de (rechts)personen de indruk moest wekken dat zij zaken deden met bestaande en betrouwbare ondernemingen. Bij zogenaamde zakelijke deals werd door de organisatie steeds voorgesteld dat naast de officiële investering ook geld ‘onder de tafel’ zou worden gewisseld. Verdachte en zijn medeverdachte(n) boden dan een aanzienlijke hoeveelheid biljetten van € 500,- aan met het verzoek deze te wisselen in kleinere coupures. Na de ruil zouden de (rechts)personen dan een koffer met stapeltjes bankbiljetten aantreffen: bovenop een paar echte bankbiljetten van € 500,- en daaronder een grote hoeveelheid vals geld. De rechtbank houdt in strafverzwarende zin rekening met de geraffineerde wijze waarop verdachte heeft getracht mensen hun geld afhandig te maken. Verdachte en medeverdachten waren van plan ernstig misbruik te maken van het vertrouwen van deze mensen en de rechtbank neemt het verdachte bijzonder kwalijk dat hij uitsluitend heeft gehandeld uit eigenbelang.
De rechtbank houdt in het nadeel van verdachte ook rekening met de rol die verdachte in de criminele organisatie heeft vervuld. De rechtbank is van oordeel dat verdachte een belangrijke uitvoerende en aansturende rol in de organisatie vervulde. Uit de vele afgeluisterde (telefoon)gesprekken is gebleken dat vooral verdachte en [medeverdachte 1] zeer actief waren in de organisatie: bij wijze van spreken hadden zij hier een dagtaak aan. Zo bedacht verdachte samen met [medeverdachte 1] op welke wijze en onder welke valse namen en hoedanigheden contact zou worden gelegd met potentiële slachtoffers en speelde hij de belangrijkste rol tijdens gezamenlijke afspraken met deze slachtoffers. Daarnaast werd verdachte bij zijn ‘werkzaamheden’ ondersteund door medeverdachte [medeverdachte 2] .
Verdachte had een grote hoeveelheid vals geld in voorraad, waarmee de criminele organisatie haar zakelijke contacten beoogde op te lichten. De rechtbank rekent verdachte dit zwaar aan, nu er in het maatschappelijk en economisch verkeer op moet kunnen worden vertrouwd dat geldbiljetten echt en onvervalst zijn. Zoals eerder overwogen is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake is van eendaadse samenloop. De rechtbank zal bij het bepalen van de (hoogte van de) straf echter wel rekening houden met de samenhang tussen de feiten 2 en 3.
Naast de zojuist besproken feiten heeft verdachte zich gedurende een periode van ruim vijf jaren schuldig gemaakt aan zowel eenvoudig als gewoontewitwassen. De rechtbank neemt verdachte dit bijzonder kwalijk, nu het witwassen van geld een ernstige bedreiging voor de legale economie vormt. Het geld dat uit witwassen afkomstig is, heeft bovendien een ontwrichtende werking op de samenleving, nu met dat geld doorgaans ander strafbaar handelen wordt gefaciliteerd. Daar komt nog bij daders van strafbare feiten in staat worden gesteld om met hun oneerlijk verdiende geld een maatschappelijke en financiële status te verwerven die zij niet behoren te hebben.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte. Daaruit blijkt dat verdachte in 2011 in Duitsland is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 jaar en 9 maanden voor het plegen van diefstallen en oplichtingen. Verdachte heeft zijn straf (deels) in Nederland uitgezeten en is in februari 2014 voorwaardelijk in vrijheid gesteld. De gevangenisstraf die verdachte nog vrij recent voor soortgelijke feiten heeft uitgezeten, heeft hem er kennelijk niet van weerhouden om de bewezen verklaarde feiten te plegen. De rechtbank houdt hier in het nadeel van verdachte rekening mee.
De strafoplegging
Gelet op de ernst en van de strafbare feiten, is de rechtbank van oordeel dat niet met een andere straf dan de oplegging van een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf kan worden volstaan. Bij het bepalen van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank gekeken naar de straffen die in vergelijkbare zaken zijn opgelegd. De rechtbank acht, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren passend en geboden.
Voorlopige hechtenis
Het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte is geschorst. Gelet op de hoogte van de op te leggen straf komt de vraag aan de orde of de schorsing van de voorlopige hechtenis dient te worden opgeheven. Bij het beantwoorden van die vraag moet de rechtbank de belangen van de samenleving en de veroordeelde afwegen en nagaan of opheffing van de schorsing geboden is. Naar het oordeel van de rechtbank wegen de strafvorderlijke belangen van herleving van de voorlopige hechtenis in dit geval zwaarder dan de persoonlijke belangen van verdachte, met name gelet op de ernst van het bewezen verklaarde – zoals hiervoor toegelicht – en de gevangenisstraf waartoe dit heeft geleid. Dit betekent dat de schorsing van de voorlopige hechtenis wordt opgeheven. De detentie van verdachte herleeft nu dus weer.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 57, 140, 209 en 420ter van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 4 (vier) jaren;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- heft op het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.H.M. Druijf, voorzitter, mrs. J.W. Veenendaal en
M. Eversteijn-Decliseur, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P.M. Lindeman, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 11 april 2019.
Mr. M. Eversteijn-Decliseur is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
feit 1: hij op een of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 januari 2012 tot en met 11 september 2017 te Nieuwegein, en/of te Maarssen en/of (elders) in Nederland, en/of (elders) in Europa, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
a.
van een of meerdere geldbedrag(en) (tot een totaal van ongeveer 183.677,33) en/of voorwerpen de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding, de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbenden op voorwerpen waren en/of
b.
een voorwerp, te weten een of meerdere geldbedrag(en) (waaronder een geldbedrag van ongeveer 183.677,33 euro), heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of heeft omgezet, en/of van een voorwerp, te weten een of meerdere geldbedrag(en) gebruik heeft gemaakt, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en) dat die/dat geldbedrag(en) en/of voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk, - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf, en verdachte en/of verdachte's mededader(s) aldus van het plegen van witwassen een gewoonte heeft/hebben gemaakt,
en/of
op of omstreeks 11 september 2017, te Maarssen, en/of (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een voorwerp, te weten een geldbedrag van ongeveer 126.500 euro en/of een geldbedrag van ongeveer 15.700 euro, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad terwijl hij, verdachte, en/of verdachte's mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en)vermoeden dat dat voorwerp onmiddellijk afkomstig was uit enig eigen misdrijf;
(
artt. 420 bis, 420bis.1, 420ter lid 1 Wetboek van Strafrecht)
feit 2: hij op een of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 maart 2017 tot en met 11 september 2017 te Nieuwegein, en/of te Maarssen en/of (elders) in Nederland en/of (elders) in Europa al dan niet als oprichter, leider en/of bestuurder
heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten (onder andere) verdachte en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 3] en/of een persoon genaamd " [naam] ", welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het plegen van oplichting zoals strafbaar gesteld in artikel 326 van het Wetboek van strafrecht en/of (gewoonte)witwassen en/of eenvoudig witwassen zoals strafbaar gesteld in de artikel(en) 420bis en/of 420ter van het Wetboek van strafrecht en/of eenvoudig witwassen zoals strafbaar gesteld in artikel 420bis.1 Wetboek van strafrecht;
(
art 140 lid 3 Wetboek van Strafrecht)
feit 3: hij op of omstreeks 11 september 2017, althans in of omstreeks de maand september
2017 te Nieuwegein,(althans) in de gemeente Nieuwegein en/of (elders) in
Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk een of meerdere bankbiljet(ten) in euro's en/of Zwitserse francs en/of Engelse ponden (tot een totaalbedrag van respectievelijk 7.938.200,- euro en/of CHF 2.897.000,- en/of £ 23.550,-) dat/die hij, verdachte en/of verdachte's mededader(s),zelf heeft/hebben nagemaakt en/of vervalst en/of waarvan de valsheid en/of vervalsing verdachte en/of verdachte's mededader(s), toen verdachte en/of verdachte's mededader(s) deze ontving(en) bekend was/waren met het oogmerk om deze als echt en onvervalst uit te geven en/of te doen uitgeven, in voorraad heeft gehad.
(
art 209 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 6 maart 2018, genummerd 180228.0954.AD (09PIANO), opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met pagina 5992. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Voor zover het gaat om geschriften als bedoeld in artikel 344, eerste lid, sub vijf, van het Wetboek van Strafvordering, worden deze alleen gebruikt in verband met de inhoud van andere bewijsmiddelen.
2.Het proces-verbaal algemeen dossier, p. 15 (onderaan) en p. 16 (bovenaan).
3.Het proces-verbaal van bevindingen betreffende het baken van 23 mei 2017, p. 1816.
4.Het proces-verbaal van bevindingen relatie [medeverdachte 1] - [verdachte] , p. 1758.
5.Het proces-verbaal van bevindingen relatie [medeverdachte 1] - [verdachte] , p. 1757.
6.Het proces-verbaal van bevindingen relatie [medeverdachte 1] - [verdachte] , p. 1758.
7.Het proces-verbaal van bevindingen beelden Carlton hotel, p. 1782.
8.Het proces-verbaal van bevindingen beelden Carlton hotel, p. 1785.
9.Het proces-verbaal van bevindingen inzake het onderzoek naar telefoonnummer * [telefoonnummer] , p. 1875.
10.Tapgesprek, 28 maart 2017, sessienummer 42, p. 310.
11.Tapgesprek, 28 maart 2017, sessienummer 42, p. 311.
12.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] , p. 919
13.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] , p. 922.
14.Het proces-verbaal van verhoor getuige [medeverdachte 2] bij de rechter-commissaris van 12 november 2018.
15.Tapgesprek, 6 april 2017, sessienummer 1214, p. 323.
16.Het proces-verbaal van bevindingen beelden BP, p. 2062.
17.Tapgesprek, 10 april 2017, sessienummer 1939, p. 1909
18.Tapgesprek, 10 april 2017, sessienummer 1947, p. 1910
19.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] , p. 931
20.Tapgesprek, 19 mei 2017, sessienummer 329, p. 2272.
21.Tapgesprek, 29 mei 2017, sessienummer 763, p. 469.
22.Het proces-verbaal OVC van 5 juli 2017, p. 3801.
23.Het proces-verbaal OVC van 5 juli 2017, p. 3803.
24.Het proces-verbaal OVC van 5 juli 2017, p. 3806.
25.Tapgesprek, 31 maart 2017, sessienummer 466, p. 314.
26.Het proces-verbaal van observatie van 31 maart 2017, p. 3535.
27.Het proces-verbaal van observatie van 31 maart 2017, p. 3536.
28.Het proces-verbaal van observatie van 31 maart 2017, p. 3537.
29.Het proces-verbaal van bevindingen beelden Marriot, p. 1911.
30.Het proces-verbaal van bevindingen beelden Marriott, p. 1912.
31.Het proces-verbaal van bevindingen beelden Marriott, p. 1914
32.Het proces-verbaal van bevindingen beelden Marriott, p. 1915.
33.Het proces-verbaal van bevindingen beelden Marriot, p. 1917.
34.Het proces-verbaal van bevindingen beelden Marriot, p. 1918.
35.Het proces-verbaal van verhoor getuige [medeverdachte 2] bij de rechter-commissaris van 12 november 2018.
36.Tapgesprek, 18 mei 2017, sessienummer 284, p. 447.
37.Tapgesprek, 19 mei 2017, sessienummer 287, p. 448.
38.Tapgesprek, 19 mei 2017, sessienummer 323, p. 453.
39.Het proces-verbaal opnemen vertrouwelijke communicatie, p. 3592.
40.Het proces-verbaal van OVC auto 19 t/m 22 mei 2017, p. 3615.
41.Het proces-verbaal van OVC auto 19 t/m 22 mei 2017, p. 3618.
42.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , p. 550.
43.Het proces-verbaal van OVC auto 19 t/m 22 mei 2017, p. 3615.
44.Het proces-verbaal van OVC auto 19 t/m 22 mei 2017, p. 3620.
45.Het proces-verbaal van OVC auto 19 t/m 22 mei 2017, p. 3621.
46.Tapgesprek, 28 mei 2017, sessienummer 702, p. 467.
47.Tapgesprek, 26 juni 2017, sessienummer 13748, p. 2951.
48.Tapgesprek, 28 juni 2017, sessienummer 14163, p. 2952.
49.Tapgesprek, 28 juni 2017, sessienummer 14306, p. 2953.
50.Het proces-verbaal van observatie 29 juni 2017, p. 3572.
51.Het proces-verbaal van observatie 29 juni 2017, p. 3575.
52.De tijdstippen worden in de uitgewerkte gesprekken in UTC tijd weergegeven. Dit houdt in dat er twee uur bij opgeteld moeten worden om de daadwerkelijke Nederlandse tijd te verkrijgen. Ten behoeve van de leesbaarheid van onderstaande bewijsmiddelen heeft de rechtbank deze twee uur reeds bij de in de processen-verbaal OVC opgenomen tijdstippen opgeteld, zie hiervoor ook het proces-verbaal OVC van 29 juni 2017, p. 3776.
53.Het proces-verbaal OVC van 29 juni 2017, p. 3777.
54.Het proces-verbaal OVC van 29 juni 2017, p. 3780.
55.Het proces-verbaal OVC van 29 juni 2017, p. 3777.
56.Het proces-verbaal OVC van 29 juni 2017, p. 3778.
57.Het proces-verbaal OVC van 29 juni 2017, p. 3781.
58.Het proces-verbaal OVC van 29 juni 2017, p. 3782.
59.Het proces-verbaal OVC van 29 juni 2017, p. 3784.
60.Het proces-verbaal OVC van 29 juni 2017, p. 3785.
61.Het proces-verbaal OVC van 29 juni 2017, p. 3786.
62.Het proces-verbaal OVC van 29 juni 2017, p. 3787.
63.Het proces-verbaal OVC van 29 juni 2017, p. 3788.
64.Het proces-verbaal van bevindingen oplichtingen hotels buitenland, p. 2943.
65.Het proces-verbaal van bevindingen oplichtingen hotels buitenland, p. 2944.
66.Het proces-verbaal van bevindingen oplichtingen hotels buitenland, p. 2945.
67.Het proces-verbaal van bevindingen oplichtingen hotels buitenland, p. 2942 .
68.Een schriftelijk bescheid, te weten een vertaling van het getuigenverhoor van [getuige 1] opgemaakt door de politie Waldkirch, p. 5342-5343.
69.Een schriftelijk bescheid, te weten een vertaling van de e-mail van [firma] aan [getuige 1] van 22 juni 2017, p. 5354.
70.Het proces-verbaal van bevindingen analyse voorwerp, p. 3016.
71.Het proces-verbaal van bevindingen meerdere telefoonnummers [verdachte] , p. 3505.
72.Tapgesprek, 7 juli 2017, sessienummer 15486, p. 2733.
73.Tapgesprek, 7 juli 2017, sessienummer 15511, p. 2734.
74.Tapgesprek, 9 juli 2017, sessienummer 15806, p. 2739.
75.Het proces-verbaal van bevindingen poging oplichting [getuige 2] , p. 2728.
76.Tapgesprek, 9 juli 2017, sessienummer 15848, p. 2741.
77.Het proces-verbaal OVC van 10 juli 2017, p. 3832.
78.Het proces-verbaal OVC van 10 juli 2017, p. 3833.
79.Tapgesprek, 10 juli 2017, sessienummer 15923, p. 2743.
80.Een schriftelijk bescheid, te weten een vertaling van het getuigenverhoor van [getuige 2] , opgemaakt door de politie van de ZP Nivelles Genappe, p. 5457-5459.
81.Het proces-verbaal van bevindingen poging oplichting [getuige 2] , p. 2729
82.Tapgesprek, 17 juli 2017, sessienummer 3621, p. 2518.
83.Tapgesprek, 17 juli 2017, sessienummer 3621, p. 2519.
84.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 3] , p. 763.
85.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 3] , p. 779.
86.Het proces-verbaal van bevindingen identiteit NNman1, p. 3253.
87.Het proces-verbaal van bevindingen identiteit NNman1, p. 3254.
88.Het proces-verbaal OVC van 23 mei 2017, p. 3627.
89.Het proces-verbaal OVC van 23 mei 2017, p. 3628.
90.Het proces-verbaal OVC van 23 mei 2017, p. 3632.
91.Het proces-verbaal OVC van 23 mei 2017, p. 3633.
92.Het proces-verbaal OVC van 23 mei 2017, p. 3728.
93.Het proces-verbaal OVC van 23 mei 2017, p. 3730.
94.Het proces-verbaal OVC van 23 mei 2017, p. 3731.
95.Het proces-verbaal OVC van 23 mei 2017, p. 3732.
96.De rechtbank begrijpt: met ‘sheinen’ wordt bedoeld het Duitse woord “Scheine” voor bankbiljetten.
97.Het proces-verbaal OVC van 5 juli 2017, p. 3817.
98.Het proces-verbaal OVC van 12 juli 2017, p. 3840.
99.Het proces-verbaal OVC van 12 juli 2017, p. 3841.
100.De Nederlandse vertaling van het Duitse woord ‘Scheine’ is: bankbiljetten.
101.Het proces-verbaal OVC van 12 juli 2017, p. 3842.
102.Het proces-verbaal OVC van 12 juli 2017, p. 3844.
103.https://en.wikipedia.org/wiki/MT103
104.Het proces-verbaal OVC van 12 juli 2017, p. 3847.
105.Het proces-verbaal OVC van 12 juli 2017, p. 3848.
106.Het proces-verbaal OVC van 12 juli 2017, p. 3848.
107.Het proces-verbaal OVC van 12 juli 2017, p. 3849.
108.Het proces-verbaal OVC van 25 juli 2017, p. 3869.
109.Het proces-verbaal OVC van 25 juli 2017, p. 3871.
110.Het proces-verbaal van bevindingen analyse telefoon, p. 3208.
111.Het proces-verbaal OVC van 17 augustus 2017, p. 3927.
112.Het proces-verbaal OVC van 17 augustus 2017, p. 3947.
113.Een schriftelijk bescheid, te weten een vertaling van het getuigenverhoor van [getuige 3] opgemaakt door de politie Mannheim, p. 5401-5405.
114.Het proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 3] , p. 762.
115.Het proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 3] , p. 769.
116.Het proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 3] , p. 770.
117.Het proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 3] , p. 774.
118.Het proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 3] , p. 776.
119.Het proces-verbaal analyse voorwerp, p. 3015.
120.Het proces-verbaal analyse voorwerp, p. 3016.
121.Het proces-verbaal analyse telefoon, p. 3072.
122.Het proces-verbaal analyse telefoon, p. 3073.
123.Het proces-verbaal analyse voorwerp, p. 3086.
124.Het proces-verbaal analyse voorwerp, p. 3087.
125.Een schriftelijke bescheid, te weten een leningsovereenkomst op naam van [bedrijf 1] & [bedrijf 4] LTD, p. 3128.
126.Het proces-verbaal OVC van 5 juli 2017, p. 3807.
127.Het proces-verbaal OVC van 5 juli 2017, p. 3809.
128.Het proces-verbaal OVC van 5 juli 2017, p. 3810.
129.Het proces-verbaal OVC van 5 juli 2017, p. 3819.
130.Het proces-verbaal OVC van 5 juli 2017, p. 3820.
131.Het proces-verbaal OVC van 5 juli 2017, p. 3821.
132.Het proces-verbaal analyse voorwerp, p. 3218.
133.Het proces-verbaal analyse voorwerp, p. 3219.
134.Het proces-verbaal analyse voorwerp, p. 3220.
135.Het proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 3] , p. 761.
136.Het proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 3] , p. 789
137.Het proces-verbaal verhoor getuige [getuige 4] , p. 4430.
138.Het proces-verbaal verhoor getuige [getuige 4] , p. 4431.
139.Het proces-verbaal verhoor getuige [getuige 4] , p. 4433.
140.Het proces-verbaal verhoor getuige [getuige 4] , p. 4435.
141.Het proces-verbaal OVC van 12 juli 2017, p. 3843.
142.Het proces-verbaal OVC van 12 juli 2017, p. 3844.
143.Het proces-verbaal OVC van 5 september 2017, p. 3989.
144.Het proces-verbaal OVC van 5 september 2017, p. 3991.
145.Een schriftelijk bescheid, te weten een kennisgeving van inbeslagneming, p. 5734.
146.Het proces-verbaal van bevindingen identiteitskaart, p. 3464.
147.Het proces-verbaal stemherkenning, p. 2363.
148.Het proces-verbaal analyse voorwerp, p. 3204.
149.Het proces-verbaal OVC van 25 juli 2017, p. 3867.
150.Het proces-verbaal OVC van 25 juli 2017, p. 3868.
151.Tapgesprek, 25 augustus 2017, sessienummer 18537, p. 2869.
152.Tapgesprek, 25 augustus 2017, sessienummer 18543, p. 2870.
153.Het proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 3] , p. 780.
154.Het proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 3] , p. 781.
155.Het proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 3] , p. 782.
156.Het proces-verbaal OVC van 17 augustus 2017, p. 3930.
157.Het proces-verbaal OVC van 17 augustus 2017, p. 3931.
158.Het proces-verbaal verhoor getuige [getuige 5] , p. 4365.
159.Het proces-verbaal verhoor getuige [getuige 5] , p. 4366
160.Het proces-verbaal verhoor getuige [getuige 5] , p. 4367
161.Het proces-verbaal van bevindingen [bedrijf 5] , p. 2850.
162.Tapgesprek, 31 augustus 2017, sessienummer 212, p. 2368.
163.Tapgesprek, 31 augustus 2017, sessienummer 227, p. 2369
164.Tapgesprek, 31 augustus 2017, sessienummer 232, p. 2371
165.Het proces-verbaal bevindingen vals geld, p. 2693.
166.Het proces-verbaal bevindingen vals geld, p. 2695.
167.Het proces-verbaal bevindingen vals geld, p. 2696.
168.Het proces-verbaal forensisch technisch onderzoek valse bankbiljetten, p. 2997.
169.Het proces-verbaal forensisch technisch onderzoek valse bankbiljetten, p. 2998.
170.Het proces-verbaal individualisatie dactyloscopisch spoor, p. 3506.
171.Een schriftelijk bescheid, te weten een rapport dactyloscopisch onderzoek, p. 3507.
172.Het proces-verbaal verhoor getuige [getuige 6] , p. 1107.
173.Het proces-verbaal verhoor getuige [getuige 6] , p. 1103
174.Het proces-verbaal bevindingen aangiftes valse geldbiljetten, p. 2844.
175.Het proces-verbaal bevindingen aangiftes valse geldbiljetten, p. 2847.
176.Het proces-verbaal overzicht moneytransfers [verdachte] en [medeverdachte 2] vanaf 1-1-2012, p. 3421-3422; het proces-verbaal eenvoudige kasopstelling [verdachte] en [medeverdachte 2] (gesplitst), p. 3428.
177.Het proces-verbaal van bevindingen Analyse Belastingdienst informatie [verdachte] , p. 1897; het proces-verbaal van bevindingen Analyse informatie Belastingdienst [verdachte] , p. 1898-1901.
178.Het proces-verbaal overzicht moneytransfers [verdachte] en [medeverdachte 2] vanaf 1-1-2012, p. 3421-3422; het proces-verbaal eenvoudige kasopstelling [verdachte] en [medeverdachte 2] (gesplitst), p. 3428.
179.Het proces-verbaal eenvoudige kasopstelling [verdachte] en [medeverdachte 2] , p. 3426.
180.Het proces-verbaal zaaksdossier witwassen [verdachte] en [medeverdachte 2] , p. 232.
181.Het proces-verbaal eenvoudige kasopstelling [verdachte] en [medeverdachte 2] , p. 3429-3432.
182.Het proces-verbaal zaaksdossier witwassen [verdachte] en [medeverdachte 2] , p. 232.
183.Het proces-verbaal eenvoudige kasopstelling [verdachte] en [medeverdachte 2] , p. 3428.
184.Het proces-verbaal eenvoudige kasopstelling [verdachte] en [medeverdachte 2] , p. 3428.
185.Het proces-verbaal eenvoudige kasopstelling [verdachte] en [medeverdachte 2] , p. 3429.
186.Het proces-verbaal van bevindingen m.b.t de uitlevering van bescheiden en gegevens ex art. 126a Sv herenmodezaak [herenmodezaak] , p. 4869-4870.
187.Het proces-verbaal van bevindingen m.b.t de uitlevering van bescheiden en gegevens ex art. 126a Sv herenmodezaak [herenmodezaak] , p. 4869-4870.
188.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 8] , p. 4475-4476.
189.Het proces-verbaal m.b.t. de uitlevering van bescheiden en gegevens ex art. 126a Sv HP Horlogerie, met bijlage, p. 4864-4866.
190.Dat de nummers [telefoonnummer] en [telefoonnummer] bij [medeverdachte 1] en [verdachte] in gebruik zijn, volgt uit de bewijsmiddelen zoals opgenomen onder 4.3.1. en de bewijsoverweging ten aanzien van telefoonnummers * [telefoonnummer] , * [telefoonnummer] , * [telefoonnummer] , * [telefoonnummer] en * [telefoonnummer] .
191.Tapgesprek, 6 april 2017, sessienummer 1318, p. 326.
192.Het proces-verbaal van bevindingen gebruiker telefoonnummer [telefoonnummer] , p. 2263-2265; het proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 2] , p. 919, 931; het proces-verbaal bevindingen gebruiker telefoon [telefoonnummer] , p. 2277-2279.
193.Tapgesprek op 9 mei 2017, sessienummer 13, p. 439.
194.Tapgesprek op 9 mei 2017, sessienummer 14, p. 440.
195.Tapgesprek, 19 mei 2017, sessienummer 323, p. 453.
196.Tapgesprek, 19 mei 2017, sessienummer 8246, p. 387.
197.Tapgesprek op 19 mei 2017, sessienummer 8247, p. 338.
198.Tapgesprek op 19 mei 2017, sessienummer 328, p. 445.
199.Tapgesprek op 25 mei 2017, sessienummer 522, p. 457.
200.Tapgesprek, 29 mei 2017, sessienummer 763, p. 469.
201.Tapgesprek, 2 juni 2017, sessienummer 881, p. 473.
202.Proces-verbaal van bevindingen, p. 3665, 3669.
203.Proces-verbaal van bevindingen, p. 3665, 3673.
204.Proces-verbaal van bevindingen, p. 3665, 3674-3675.
205.Het proces-verbaal OVC van 5 juli 2017, p. 3800.
206.Het proces-verbaal van bevindingen OVC auto 5 juli 2017, p. 3800, 3806.
207.Het proces-verbaal van bevindingen OVC auto 5 juli 2017, p. 3800, 3810.
208.Het proces-verbaal van bevindingen OVC auto 5 juli 2017, p. 3800, 3818.
209.Het proces-verbaal van bevindingen OVC auto 5 juli 2017, p. 3800, 3821.