ECLI:NL:RBMNE:2019:1476

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 april 2019
Publicatiedatum
11 april 2019
Zaaknummer
16/705263-17 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Witwassen, deelname aan criminele organisatie en drugshandel

In deze zaak is de verdachte, geboren in 1967, op 11 april 2019 door de Rechtbank Midden-Nederland veroordeeld voor meerdere strafbare feiten, waaronder witwassen, deelname aan een criminele organisatie en het bezit van verdovende middelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen in de periode van 1 januari 2012 tot en met 11 september 2017 betrokken was bij een criminele organisatie die zich bezighield met oplichting en witwassen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan gewoontewitwassen van een bedrag van € 267.757,42, waarvan de herkomst niet kon worden verklaard door legale inkomsten. Daarnaast heeft hij op 11 september 2017 cocaïne en MDMA in zijn bezit gehad. De rechtbank heeft de verdachte een gevangenisstraf van vier jaar opgelegd, waarbij rekening is gehouden met de ernst van de feiten en de rol die de verdachte binnen de organisatie heeft vervuld. De rechtbank heeft ook de schorsing van de voorlopige hechtenis opgeheven, gezien de ernst van de feiten en de op te leggen straf.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/705263-17 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 11 april 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1967] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres
[adres] , [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 5 maart 2018, 16 mei 2018, 4 juli 2018, 10 december 2018, 6 maart 2019 en 28 maart 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. J.R.F. Esbir Wildeman en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. L. de Leon, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: in de periode van 1 januari 2012 tot en met 11 september 2017 te Nieuwegein en/of in Nederland, samen met anderen een gewoonte heeft gemaakt van witwassen;
feit 2: in de periode van 1 maart 2017 tot en met 11 september 2017 in Nieuwegein, Maarsen en/of in Nederland en/of Europa heeft deelgenomen aan een criminele organisatie;
feit 3: op 11 september 2017 in Nieuwegein samen met anderen opzettelijk cocaine en MDMA aanwezig heeft gehad;
feit 4: op 11 september 2017 in Nieuwegein, samen met anderen een reisdocument voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat dit vals of vervalst was.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen. De officier heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Ten aanzien van feit 2: de criminele organisatie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend te bewijzen dat verdachte samen met medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] heeft deelgenomen aan een criminele organisatie die als oogmerk had het plegen van oplichtingen. De officier van justitie heeft zich daarbij gebaseerd op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien. Volgens de officier van justitie kan niet wettig en overtuigend bewezen worden dat de organisatie (gewoonte)witwassen als oogmerk had. Verdachte moet dan ook van dat deel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 1: (gewoonte)witwassen
De officier van justitie heeft zich ten aanzien van feit 1 op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich samen met zijn partner/medeverdachte [medeverdachte 4] heeft schuldig gemaakt aan opzettelijk witwassen. Zij hebben door middel van een twaalftal omzettingshandelingen in totaal € 267.757,42 aan contant vermogen – uit
enigmisdrijf afkomstig – omgezet. De samenhang tussen de bewijsmiddelen ten aanzien van de eenvoudige kasopstelling en de deelname aan een criminele organisatie rechtvaardigt het vermoeden dat de geldstromen in de ten laste gelegde periode hun oorsprong vinden in enig (oplichtings)misdrijf. Uit OVC- en tapgesprekken blijkt dat verdachte en [medeverdachte 4] op de hoogte waren van de illegale herkomst van het geld. Nu zij dit geld gedurende een substantiële periode hebben witgewassen, kan worden bewezen dat zij een gewoonte van het witwassen hebben gemaakt.
Ten aanzien van feit 3: verdovende middelen
Ook het onder feit 3 ten laste gelegde is volgens de officier van justitie wettig en overtuigend te bewijzen, gelet op het proces-verbaal van doorzoeking van de woning van verdachte, diens eigen verklaring en het rapport van het NFI. De officier vordert partiële vrijspraak ten aanzien van het medeplegen, nu dat deel van de tenlastelegging niet wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Ten aanzien van feit 4: de valse identiteitskaart
De officier acht ook het onder feit 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen. De identiteitskaart is in de woning van verdachte aangetroffen en uit onderzoek is gebleken dat het een valse identiteitskaart betrof. Uit OVC-gesprekken blijkt dat verdachte hiervan op de hoogte was. Ook ten aanzien van dit feit kan niet worden bewezen dat sprake was van medeplegen. De officier vordert dan ook partiële vrijspraak van dit deel van de tenlastelegging.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van de ten laste gelegde feiten het volgende aangevoerd.
Ten aanzien van feit 2: de criminele organisatie
De rechtbank begrijpt uit het mondelinge pleidooi van de raadsman dat hij het bestaan van de criminele organisatie en de deelname van verdachte daaraan niet heeft betwist. De raadsman heeft wel bepleit dat slechts kan worden bewezen dat verdachte samen met [medeverdachte 3] aan de organisatie heeft deelgenomen. Dat verdachte een leidinggevende rol in die organisatie had, blijkt onvoldoende uit de bewijsmiddelen.
Ten aanzien van feit 1: (gewoonte)witwassen
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder feit 1 ten laste gelegde.
De raadsman heeft zich allereerst op het standpunt gesteld dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte geld uit
eigenmisdrijf heeft witgewassen. De raadsman heeft daarbij vooropgesteld dat witwassen van geld uit eigen misdrijf tot 1 januari 2017 niet strafbaar was gesteld. Nu uit de ter terechtzitting voorgehouden stukken niet blijkt dat in de periode ná 1 januari 2017 door de vermeende criminele organisatie geld is verdiend met het plegen van delicten, moet verdachte worden vrijgesproken van dat deel van de tenlastelegging.
Volgens de raadsman kan evenmin wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte geld uit
enigmisdrijf heeft witgewassen, nu hij een min of meer verifieerbare verklaring heeft afgelegd ten aanzien van de herkomst van de in de kasopstelling genoemde bedragen. Conform jurisprudentie is het vervolgens aan het Openbaar Ministerie om deze verklaring te verifiëren. Dat heeft het Openbaar Ministerie niet gedaan, wat betekent dat verdachte ook voor het overige dient te worden vrijgesproken van het onder feit 1 ten laste gelegde.
Ten aanzien van feit 3: verdovende middelen
Verdachte heeft het onder feit 3 ten laste gelegde bekend. De verdediging heeft zich ten aanzien van dat feit dan ook gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van feit 4: de valse identiteitskaart
De verdediging heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten behoeve van de leesbaarheid van het vonnis worden de bewijsmiddelen ten aanzien van de feiten 2 en 4 onder paragraaf 4.3.1. weergegeven en worden tussendoor reeds korte bewijsoverwegingen opgenomen. Paragraaf 4.3.2. betreft een algehele bewijsoverweging ten aanzien van feit 2. In de paragrafen 4.3.3. en 4.3.4. wordt het bewijs voor feit 1 weergegeven en besproken en in paragraaf 4.3.5 wordt ingegaan op het bewijs voor feit 3. De bewijsmiddelen worden telkens slechts gebruikt voor het bewijs van dat ten laste gelegde feit waarop deze blijkens de inhoud kennelijk betrekking hebben. De rechtbank gaat op grond van wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
4.3.1
Bewijsmiddelen ten aanzien van de feiten 2 en 4
(criminele organisatie en valse identiteitskaart)
Aanleiding
Naar aanleiding van informatie van het Team Criminele Inlichtingen (
hierna: TCI) over mogelijke criminele activiteiten van verdachte is de politie eenheid Midden-Nederland een onderzoek (09Piano) naar hem gestart. [2] Er is een bevel tot observatie van verdachte verstrekt en ter ondersteuning daarvan is op 3 maart 2017 een baken geplaatst onder de auto (op naam van) van verdachte, een Volkswagen Golf met kenteken [kenteken] (hierna: de Volkswagen). [3]
Contacten met medeverdachten
Uit voormeld onderzoek is gebleken dat verdachte regelmatig contact had met medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ). Over deze contacten is – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende geverbaliseerd:
Op 7 maart 2017 heeft het observatieteam de Volkswagen met twee mannen vanuit Amsterdam naar Maarssen gevolgd. De bestuurder werd herkend als [verdachte] . In Maarssen is waargenomen dat de twee mannen bij [adres] te [woonplaats] naar binnen gingen. Later op diezelfde dag werd verdachte in gezelschap van [medeverdachte 1] gecontroleerd in Amsterdam. [4]
Uit de bakengegevens van de Volkswagen bleek dat de auto op 13 maart 2017 stil stond bij het Carlton President Hotel in Utrecht. [5] De verbalisant die [medeverdachte 1] en Verdachte gecontroleerd had [de rechtbank begrijpt: op 7 maart 2017], herkende aan de hand van de camerabeelden van het Carlton hotel [de rechtbank begrijpt: beelden van 13 maart 2017] de kleine man als [medeverdachte 1] en de lange man als [verdachte] . [6]
Op beelden van het Carlton President Hotel in Utrecht van 22 maart 2017 is te zien dat twee personen de Volkswagen [7] uitstappen. Te zien is dat de bijrijder, die de verbalisant op latere beelden herkent als [medeverdachte 1] en de bestuurder, die de verbalisant herkent als verdachte, richting de ingang van het hotel lopen. [8]
In een proces-verbaal van observatie van 31 maart 2017 wordt – zakelijk weergegeven – het volgende geverbaliseerd:
De Volkswagen Golf reed op de Tesselschadestraat in Amsterdam. Ik herkende de bestuurder als [medeverdachte 1] . Ik zag dat een man die ik herkende als subject [verdachte] op de Tesselschadestraat liep. [9] Ik zag dat [verdachte] het Marriott hotel inging. Ik zag dat [medeverdachte 1] over de Tesselschadestraat te Amsterdam heen en weer liep. [10] Ik zag vervolgens dat [verdachte] en [medeverdachte 1] gezamenlijk in de richting van de Golf liepen. Ik zag dat de Golf vertrok en dat [verdachte] de bestuurder was. [medeverdachte 1] zat ook in de auto. [11]
Verdachte heeft ter terechtzitting – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Het klopt dat ik op 7 en 13 maart 2017 ontmoetingen heb gehad met medeverdachte [medeverdachte 1] in Amsterdam en Utrecht. Het klopt ook dat ik op 31 maart 2017 in het Marriott hotel in Amsterdam ben geweest. [12]
Met ingang van 3 maart 2017 is een bevel tap afgegeven voor het telefoonnummer [telefoonnummer] . [13] Verdachte heeft ter terechtzitting van 10 december 2018 verklaard dat hij gebruik maakt van telefoonnummer [telefoonnummer] (hierna * [telefoonnummer] ). [14]
Vervolgens is onderzoek gedaan naar mogelijke andere telefoonnummers van verdachte en medeverdachten. Hierover is – zakelijk weergegeven – het volgende geverbaliseerd:
Op 24 maart 2017 is driemaal een IMSI-scan uitgevoerd op [verdachte] . Hieruit kwam een IMEI-nummer naar voren dat was gekoppeld aan telefoonnummer [telefoonnummer] (hierna: * [telefoonnummer] ). De gesprekken die met dit nummer zijn gevoerd zijn opgenomen. Te horen was dat de gebruiker van het nummer dezelfde stem had als [verdachte] op nummer * [telefoonnummer] . Te zien was dat nummer * [telefoonnummer] vrijwel uitsluitend telefonisch contact had met de gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer] (hierna * [telefoonnummer] ). [15]
Op 28 maart 2017 wordt in een gesprek tussen telefoonnummers * [telefoonnummer] en * [telefoonnummer] – zakelijk weergegeven – het volgende gezegd:
* [telefoonnummer] : He [bijnaam]
* [telefoonnummer] : (vrouwenstem) (lacht) hij zit op de wc volgens mij. We hadden het net over jou. Nog wat nieuws?
* [telefoonnummer] : Nou ja ik heb wel een telefoonnummer gekregen van die ene uit Spanje. (…)
* [telefoonnummer] : (vrouwenstem) Ik zal hem wel even geven. (Vrouw roept): Riek, [verdachte]
is aan de lijn. [verdachte] .
* [telefoonnummer] : Hallo! Niet al die namen schreeuwen in je werktelefoon!
* [telefoonnummer] : (vrouwenstem) Oh ja sorry ik zal het onthouden.
* [telefoonnummer] : (mannenstem) Hallo. Heb je wat gehoord van die andere? [16]
* [telefoonnummer] : Maar die van Spanje praat slecht Engels, dus morgen moet jij effe met hem praten in het Spaans. Dat is die ene die 740 had geboden. [17]
[getuige 1] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Ik woon op het [adres] in [woonplaats] met mijn kinderen en kleinkind. [medeverdachte 1] is mijn ex-partner en de vader van mijn kinderen. Hij was vanaf eind januari 2017 echt veel bij mij thuis. [18] [medeverdachte 1] wordt bijna altijd [bijnaam] genoemd. [19] Ik heb wel eens contact gehad met [verdachte] . Ik heb wel eens een telefoon opgenomen die bij ons thuis lag en dan moest ik iets doorgeven. [20]
In een tapgesprek tussen de gebruikers van telefoonnummers * [telefoonnummer] en * [telefoonnummer] wordt op 6 april 2017 om 13:30:59 uur – zakelijk weergegeven – het volgende gezegd:
* [telefoonnummer] : Hey [bijnaam] .
* [telefoonnummer] : Ben je thuis [bijnaam] ? (…)
* [telefoonnummer] : Klein stukje, hoezo?
*1644: Omdat wij die dingen daar gaan ophalen.
* [telefoonnummer] : Welke ding?
* [telefoonnummer] : Overkant sukkel! Jij weet je toch? Die 700 euro.
* [telefoonnummer] : Maar uhh met welke met de overkant waar bedoel je dan? Bee Eee
(fon) toch?
* [telefoonnummer] : Wij geven…Wij geven hier, wij vangen daar.
* [telefoonnummer] : Ja..maakt niet uit hoe laat wil je rijden?
* [telefoonnummer] : Ik ga nu rijden die mensen zijn bij mij hier man. Niet bij mij wachten maar de snelweg richting Breda. Op die eerste benzinepomp wachten mij. [21]
In een proces-verbaal van bevindingen betreffende beelden BP is – zakelijk weergegeven- het volgende geverbaliseerd:
Op beelden van tankstation BP Hespelaar in Den Hout van 6 april 2017 werd door mij, verbalisant, het volgende bevonden:
17:27:09 uur: ik herken de man als [medeverdachte 1] . Ik zie dat [medeverdachte 1] de BP binnenloopt.
17:27:18 uur: ik herken de man als [verdachte] . Ik zie dat vlak na [medeverdachte 1] , [verdachte]
vanaf dezelfde richting als [medeverdachte 1] de BP inloopt.
17:27:41 uur: ik zie een NN-vrouw vanaf dezelfde richting als de mannen de winkel
inlopen. Ik zie dat de vrouw gelijkenis vertoont met [getuige 1] . Ik
zie de vrouw met [verdachte] praten. [22]
Verdachte heeft ter terechtzitting – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Ik was op 6 april 2017 in België. [23]
[getuige 1] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Ik maak zelf gebruik van telefoonnummer [telefoonnummer] (hierna * [telefoonnummer] ). [24]
Op 19 mei 2017 belt [medeverdachte 1] met de gebruiker van telefoonnummer * [telefoonnummer] . In het gesprek
wordt – zakelijk weergegeven – het volgende gezegd:
[medeverdachte 1] vraagt naar het e-mailadres. NN-vrouw * [telefoonnummer] zegt
[e-mail] @hotmail.com. [medeverdachte 1] zegt: [getuige 1] niet door de…. [25]
Op 29 mei 2017 belt [medeverdachte 1] nogmaals met de gebruiker van telefoonnummer * [telefoonnummer] . In dit gesprek wordt – zakelijk weergegeven – het volgende gezegd:
[medeverdachte 1] : [getuige 1] geef haar twee en een half duizend.
NN-vrouw: Oke is goed. [26]
Bewijsoverweging ten aanzien van telefoonnummers * [telefoonnummer] , * [telefoonnummer] , * [telefoonnummer] , * [telefoonnummer] en * [telefoonnummer]
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, vast dat verdachte in de onder feit 2 ten laste gelegde periode gebruik heeft gemaakt van de telefoonnummers * [telefoonnummer] en * [telefoonnummer] en dat medeverdachte [medeverdachte 1] de gebruiker was van telefoonnummer * [telefoonnummer] . Verder concludeert de rechtbank dat [getuige 1] degene is die de telefoon met telefoonnummer * [telefoonnummer] op 28 maart 2017 opnam en even later doorgaf aan [medeverdachte 1] . Uit de bewijsmiddelen kan tevens worden afgeleid dat medeverdachte [medeverdachte 2] zelf gebruik maakte van de telefoonnummers * [telefoonnummer] en * [telefoonnummer] .
Ten behoeve van de leesbaarheid van het vonnis, zal de rechtbank bij het weergeven van tapgesprekken in plaats van voormelde telefoonnummers de namen van [verdachte] (* [telefoonnummer] en * [telefoonnummer] ), [medeverdachte 1] ( [telefoonnummer] ) en [medeverdachte 2] (* [telefoonnummer] en * [telefoonnummer] ) weergeven.
Op 10 april 2017 bellen verdachte en [medeverdachte 1] om 10.44 uur met elkaar. Zij zeggen – zakelijk weergegeven – het volgende:
[verdachte] : He [bijnaam] . Is jouw vrouw thuis?
[medeverdachte 1] : Ja.
[verdachte] : Oke, want zij moet bellen voor mij, misschien dat ik die goeie wel
kan krijgen maar ik kan zelf niet bellen snap je. Dan eh rij ik naar
jouw vrouw toe. Zorg dat zij een telefoonnummer heb met een
werknummer ja. [27]
Een half uur later, om 11.16 uur, belt verdachte met [medeverdachte 2] . Zij zeggen – zakelijk
weergegeven – het volgende:
[verdachte] : Heb je [bijnaam] al gebeld of niet? Heb je een telefoon met een
nummer? Kun je mij een nummer sms’en want dit is jouw
werktelefoon toch?
[medeverdachte 2] : Ja. Ja is goed. [28]
Verdachte heeft ter terechtzitting over een bezoek aan Spanje in mei 2017 – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Ik ben op 21 mei 2017 naar Spanje geweest om geld op te halen. Ik heb € 10.000,- opgehaald. Het geld moest naar Nederland. [29]
[getuige 1] heeft bij de rechter-commissaris in 2018 – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Door mij is weleens geld opgehaald in Spanje, samen met [medeverdachte 1] . Dat was vorig jaar mei of juni. [30]
In tapgesprekken tussen verdachte en [medeverdachte 1] van 19 mei 2017 wordt – zakelijk weergegeven – het volgende gezegd:
[verdachte] : Moet ik kijken voor een ticket voor morgen?
[medeverdachte 1] : Kijk maar voor vroeg. Zij kijkt jou (ntv).
[verdachte] : Maar ze moet ook kijken vanuit Eindhoven. Eindhoven is de
beste plek om te vliegen. Ik heb vijfhonderdduizend en een miljoen gebracht vanaf Eindhoven. [31]
In een proces-verbaal van een OVC – gesprek van 5 juli 2017 is – zakelijk weergegeven – het volgende geverbaliseerd:
Ik herken de stemmen van [medeverdachte 1] en [verdachte] aan hun intonatie, manier van spreken en stemgeluid. [32]
[medeverdachte 1] : [verdachte] , [verdachte] , da’s jou probleem.
[verdachte] : Da’s geen probleem voor mij. Jouw vrouw bemoeit zich met alle fucking shit.
(…)
[medeverdachte 1] : We zijn een groep.
[verdachte] : Ik heb jou gevraagd, kan ik eerst dat geld nemen komt op de rekening, kan ik dat geld nemen, dan krijg ik een beetje rust. [33]
[medeverdachte 1] : Jij zei tegen mij, [bijnaam] , je mag
(…)
[verdachte] : En dan jouw vrouw voelt zich sterk. Gaat jouw vrouw tegen mij zeggen: je kan gewoon praten hoor, die buurvrouw weet wat wij doen. Jouw vrouw vindt het interessant om zo te praten. [34]
Verdachte heeft bij de politie – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Ik heb een relatie met [medeverdachte 4] . Wij hebben samen drie kinderen. [35]
De gesprekken die in de auto van verdachte (de Volkswagen) zijn gevoerd, zijn van 19 mei 2017 tot en met 17 september 2017 opgenomen door middel van OVC-apparatuur (Opname Vertrouwelijke Communicatie). [36] In een proces-verbaal waarin OVC-gesprekken van 19 en 20 mei 2017 zijn uitgewerkt is – zakelijk weergegeven – het volgende opgenomen:
Wij, verbalisanten, herkennen de stemmen van [medeverdachte 4] en [verdachte] aan hun intonatie, manier van spreken en stemgeluid. [37]
[verdachte] : Ik moet zondag naar Spanje. Geld halen. Is wel jammer, die man zou tweehonderdvijftig brengen maar heeft maar honderd gebracht.
[medeverdachte 4] : Oh, zo dat scheelt wel effe. [38]
[verdachte] : Ja dus eh beetje minder weer, maar geld is geld.
(…)
[medeverdachte 4] : Je kan toch op de bank ofzo?
[verdachte] : Nee pleur op dan huur ik een hotelkamer, ik ga geld halen [medeverdachte 4] .
[medeverdachte 4] : Ja das waar.
(…)
[medeverdachte 4] : Morgenochtend moet mama papa wegbrengen met de auto.
[verdachte] : Nee we nemen hem mee. Hij moet leren om geld te halen. Hij moet
leren hoe het werkt. Hij is mijn protegé he. Hij gaat doen wat ik doe,
hij wordt gewoon een fucking oplichter. Hij wordt gewoon zoals ik
ben. Hij gaat gewoon ook knaken verdienen weet je. [39]
Afspraken in het Mariott hotel in Amsterdam
Op 26 juni 2017 belt nummer [telefoonnummer] (hierna * [telefoonnummer] ) met verdachte. In dit gesprek wordt – zakelijk weergegeven- het volgende gezegd:
[verdachte] : Ja [bijnaam]
* [telefoonnummer] : Jij morgen auto kijken of niet?
[verdachte] : Nee, 29e.
* [telefoonnummer] : Oke. [40]
Op 28 juni 2017 spreken verdachte en de gebruiker van telefoonnummer * [telefoonnummer] nogmaals met elkaar. Zij zeggen – zakelijk weergegeven – het volgende:
[verdachte] : He luister eens, jij hebt die kaartjes nog van eh, van jou zelf bij jou?
* [telefoonnummer] : Van mij... [naam] (fon)
[verdachte] : Nee die andere.
* [telefoonnummer] : Jawel.
[verdachte] : Jij moet jouw vrouw netjes op het kaartje een telefoonnummer laten schrijven waar jij bereikbaar bent, als we morgen dat kaartje geven, dan sta jij gelijk met die klant in contact, snap je? Schakelen we die makelaar uit. We hebben 2 afspraken, dus laat effe die telefoonnummers erop schrijven, 2 kaartjes.
* [telefoonnummer] : Oke. [41]
Op 28 juni 2017 om 23.23 uur spreken verdachte en de gebruiker van telefoonnummer * [telefoonnummer] elkaar opnieuw. Er wordt – zakelijk weergegeven – het volgende gezegd:
[verdachte] : Ha [bijnaam] ! Wat is er met jouw telefoon? Ik denk ze luisteren mee.
* [telefoonnummer] : Nee ze luisteren niet mee. Hoe laat kunnen wij twee auto’s?
[verdachte] : Ja morgen twee auto’s….achter mekaar.
Van tien uur tot twee uur, bij diezelfde makelaar, dus ik ben morgen om tien uur bij jou ja?
* [telefoonnummer] : Ok. [42]
Op 29 juni 2017 heeft een observatie plaatsgevonden. Daarover is – zakelijk weergegeven – het volgende geverbaliseerd:
9.43
uur: Ik zag dat een man die ik herkende als [verdachte] zijn woning in
[woonplaats] verliet en wegreed in zijn Volkswagen.
9.58
uur: Ik zag dat [medeverdachte 1] op straat stond ter hoogte van de [adres] te [woonplaats] . Hij liep de woning binnen. Op dat moment kwam de Volkswagen aangereden en zag ik dat [verdachte] uitstapte en perceel [adres] binnenliep.
10
uur: Ik zag dat [verdachte] en [medeverdachte 1] naar buitenkwamen en allebei in de
Volkswagen stapten en wegreden.
10.31
uur: Ik zag [verdachte] en [medeverdachte 1] het Marriot in Amsterdam binnenlopen. [43]
10.43
Ik zag dat [verdachte] en [medeverdachte 1] en drie andere personen allen rond een tafel zaten en in gesprek waren.
11.01
Ik zag dat [medeverdachte 1] een witte geopende envelop liet zien aan NN1
en NN2. [44]
Bewijsoverweging ten aanzien van telefoonnummer * [telefoonnummer]
De rechtbank stelt op grond van voormelde bewijsmiddelen vast dat telefoonnummer * [telefoonnummer] in de onder feit 2 ten laste gelegde periode werd gebruikt door medeverdachte [medeverdachte 1] . Ten behoeve van de leesbaarheid van het vonnis zal de rechtbank bij het weergeven van tapgesprekken in plaats van ‘* [telefoonnummer] ’ de naam ‘ [medeverdachte 1] ’ weergeven.
In het proces-verbaal OVC van 29 juni 2017 is – zakelijk weergegeven – het volgende geverbaliseerd:
29 juni 2017 vanaf 10.00 uur, zakelijk weergegeven: [45]
[medeverdachte 1] : Welke komt nu, die van 5 miljoen of…
[verdachte] : Allebei…Welke eerst weet ik niet, eentje is 5,5 en die andere is 13,5.
[verdachte] : Ja wat wij kunnen zeggen, wij gaan niet over de prijs onderhandelen, weetje, wij moeten die mensen toch eh, maar ja dat is jouw ding.
Jawel ik heb met die makelaar gesproken. Hij is lastig man. Maar ik heb wel gezegd, dat op het moment dat jij gaat praten, hoe jij zaken doet, moeten wij weg.... [46]
[verdachte] : Makelaar heet [makelaar] , heer [makelaar] . [47]
[verdachte] : Weet je nog wat je naam was?
Gesprek buiten de auto in parkeergarage. Portieren worden afgesloten. Op de achtergrond wordt gezegd:
[verdachte] : [A] (fonetisch)
[medeverdachte 1] : [A] , [A]
[verdachte] : Je hoeft alleen maar [A] te zeggen. Je hoeft niet je voornaam te zeggen.
[medeverdachte 1] : [A] .
Gesprek tussen verdachte en [medeverdachte 1] na de afspraak. Zij zeggen – zakelijk weergegeven – het volgende:
[medeverdachte 1] : Weet je wat jij moet zeggen tegen hem. Jij krijgt van ons twee procent. Dan houdt ie zijn bek dicht begrijp je wat ik bedoel? [48]
[verdachte] : Ja nou maar ik denk niet dat hij eh gevoelig is daarvoor. Die man heeft geld. Dan zeg ik liever geven we jou nog een paar procenten meer om die zaak te laten doorgaan, want wij denken op lange termijn niet alleen maar aan tak tak wisselen.
[medeverdachte 1] : Nee maar ik kan niet ..(ntv)..
[verdachte] : Nee dat weet ik maar ja ik denk we doen die makelaar even alleen pakken. [49]
(…)
[verdachte] : Daarom ga ik hem ook heel duidelijk zeggen nee wij willen niks wisselen niks omwisselen.. Alleen als wij het hotel kopen dan willen wij die transactie doen.
[medeverdachte 1] belt met persoon die hij [B] (fon) noemt. [verdachte] neemt het telefoongesprek over. Hij zegt – zakelijk weergegeven – het volgende:
[verdachte] : Ja, nu ga ik met makelaar praten. We willen deze deal sluiten en dit project kopen en alleen als we het kopen, dan gaan we dat doen, privé en zo. Het is een mooi project, het was die van 13 miljoen. [50]
Ik ga hem zo bellen en dan ga ik alleen maar proberen hem uit te schakelen door te zeggen, alleen als we het project kopen, dan doen we dat met die betaling en dat wisselen.
(einde telefoongesprek)
(…)
[verdachte] : Had jij de indruk dat die makelaar wel eens van iets gehoord had?
[medeverdachte 1] : Nee. Hij praatte over vijfhonderd. Over is moeilijk te geven die vijfhonderdjes. Niemand wil dat hebben. [51]
[verdachte] : Maar ze hebben die procedure goed begrepen?
[medeverdachte 1] : Ja tuurlijk
[medeverdachte 1] : Die andere man heb ik in die envelop was 5000 der in. Ik zeg kijk maar dat is ook ..(ntv).. hij pakt die het is goed zo.
(…)
[medeverdachte 1] : Bel maar die makelaar weet je is ..(ntv).. Duidelijk zeggen tegen hem, voor ons het is niet wisselen zonder onroerend goed kopen.
[verdachte] : Ik kan nu bellen. Kan je meeluisteren, alleen moet jij je mond houden. [52]
Er wordt uitgebeld. Telefoongesprek tussen verdachte en de makelaar. Verdachte zegt, zakelijk weergegeven:
[verdachte] : Ja, ik ben op zoek naar de heer [makelaar] (fon). U spreekt met [bijnaam] (fon).
Hallo, meneer [makelaar] !
Wat ik u alleen nog even heel duidelijk wilde maken is dat het ons niet gaat om het wisselen. Wij hebben deze projecten nodig, wij willen dit hotel graag kopen zodat we verder kunnen met het geld. Daarom zeggen we dat zo. En wij investeren graag want als u projecten hebt van 20 of 30 miljoen, het maakt niet uit hoe hoog, wij hebben belangstelling. U hebt nu enigszins de procedure meegekregen. Ik hoop dat u ook behulpzaam kunt zijn om de klanten zover te krijgen. Maar de procedure is zoals we zeggen, op de dag dat wij komen, op de dag dat er geruild wordt of gewisseld, hoe je het ook maar noemt, op dat moment krijgen ze meteen de aanbetaling.
Einde telefoongesprek. [53]
[medeverdachte 1] : Toen jij tegen hem zei “interesseren wisselen", wat zei die?
[verdachte] : Nee nee hij zegt: ik ga mij niet met wisselen bemoeien zei die
[medeverdachte 1] : Dat is het belangrijkste. [54]
In een proces-verbaal van bevindingen over de afspraak in het Mariott hotel op 29 juni 2017 is – zakelijk weergegeven – het volgende geverbaliseerd:
[verdachte] belt op 3 juli 2017 vanuit zijn auto met een persoon genaamd [B] :
[verdachte] : Ja, het kan alleen maar dat ze iets weten van de manier waarop onze vriend de deal wil sluiten. Dat ze weten van een aantal gevallen.
Verdachte belt daarna een NNman en zegt het volgende:
[verdachte] : Hallo meneer [C] , goedendag, met [naam] . [55] Wij zijn enigszins in shock over de heer [makelaar] .
Verdachte wordt vervolgens weer gebeld door een persoon genaamd [B] . Verdachte zegt – zakelijk weergegeven – het volgende:
[verdachte] : Ik heb [C] gesproken en hij heeft de afspraak afgezegd. [makelaar] heeft tegen hem gezegd dat hij het een beetje had uitgezocht, en toen zei hij dat hij vermoedt dat het om fraude gaat. [56]
Ik was er natuurlijk ook niet bij, want we zijn apart gegaan, maar ik wist op grond van de procedure dat hij natuurlijk om omwisselen had gevraagd. Het omwisselen van biljetten.
Je ziet gewoon dat als je het op deze manier doet, dat het dan niks wordt. Om de zaak te redden van de kant van Bahrein, dan kan je alleen…
Nou zijn de mensen natuurlijk op de hoogte gebracht. Nu kunnen we alleen maar zeggen tegen [C] om hem zoet te houden dat het een actie van de heer Haff zelf was, dat de Bahrein-groep er niet van op de hoogte was, anders raak je iedere klant kwijt.
[B] : (ntv) visitekaartje…
[verdachte] : Nee, had hij wel. Het is alleen maar een naam en een kaartje, daarvan kunnen ze altijd zeggen dat hij dat op eigen…op eigen idee gedaan, niet namens de Bahrein-groep. [57]
De identiteit van de personen met wie verdachte en [medeverdachte 1] hun eerste afspraak hadden is vastgesteld. Het betroffen [D] en [E] . [D] is president en CEO van het [hotel] , Duitsland. [58]
[makelaar] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Ik ben op 29 juni 2017 bij twee ontmoetingen geweest in een hotel in Amsterdam, onder andere met het echtpaar [echtpaar] . Ik was de bemiddelende makelaar. Ik moest in opdracht van het echtpaar [echtpaar] hun hotel verkopen. Bij de eerste ontmoeting was aanwezig de makelaar Dr. [naam] van de firma [firma] , twee jonge mannen, investeerders van de [bedrijf 3] . Van één van die mannen heb ik het visitekaartje gekopieerd. Dat staat op naam van [naam] . Dr. [naam] heeft deze ontmoeting geregeld. [59]
[makelaar] heeft bij zijn verklaring een e-mail gevoegd van een medewerker van [firma] aan [makelaar] waarin – zakelijk weergegeven – het volgende staat:
Geachte heer [makelaar] ,
De heer Dr. [naam] ontvangt u op 29 juni 2017 graag met beide verkopers in het hotel Arena Atlas in Amsterdam.
Met vriendelijke groet,
[naam] . [60]
Op 11 september 2017 is de woning van verdachte en [medeverdachte 4] doorzocht. Hierover is – zakelijk weergegeven – het volgende geverbaliseerd:
Op een USB-stick die in de woning is aangetroffen stonden bestanden met de namen BahrainAngebote. In één van die bestanden staan ‘Angebote’ omschreven. Angebot009 betreft het [hotel] . Bij [medeverdachte 1] [de rechtbank begrijpt: bij de doorzoeking van het adres [adres] ] is een visitekaartje aangetroffen van [naam] . [61]
Afspraken met de heer [getuige 2]
Verdachte heeft van 7 juli 2017 tot en met 11 juli 2017 een aantal gesprekken gevoerd met telefoonnummer [telefoonnummer] (hierna * [telefoonnummer] ). Over telefoonnummer * [telefoonnummer] is – zakelijk weergegeven – het volgende geverbaliseerd:
Nummer * [telefoonnummer] is gebruikt door [medeverdachte 1] . Zijn stem is door verbalisanten, werkzaam in onderzoek PIANO, herkend aan zijn Slavische accent en manier van spreken. [verdachte] en de gebruiker van telefoonnummer * [telefoonnummer] noemden elkaar [bijnaam] . [62]
Bewijsoverweging ten aanzien van telefoonnummer * [telefoonnummer]
De rechtbank stelt op grond van voormelde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, vast dat telefoonnummer * [telefoonnummer] van 7 tot en met 11 juli 2017 werd gebruikt door [medeverdachte 1] . Verdahte en de gebruiker van * [telefoonnummer] noemen elkaar [bijnaam] , zoals verdachte en [medeverdachte 1] in gesprekken via andere telefoonnummers ook doen. Daar komt nog bij dat twee verbalisanten de stem van [medeverdachte 1] herkennen. Ten behoeve van de leesbaarheid van het vonnis zal de rechtbank bij het weergeven van tapgesprekken het telefoonnummer * [telefoonnummer] vervangen voor de naam [medeverdachte 1] .
In de gesprekken tussen verdachte en [medeverdachte 1] in de periode van 7 juli 2017 tot en met 11 juli 2017 wordt – zakelijk weergegeven – het volgende gezegd:
7 juli 2017
[medeverdachte 1] : [bijnaam] , morgen is een auto te kijken aan die overkant, ga jij
kijken?
[verdachte] : Ligt eraan of het interessant is.
[medeverdachte 1] : Interessant? 300 euro. [63]
[medeverdachte 1] zegt dat een huis met zonnepanelen bekeken moet worden, ongeveer 200 kilometer in België. [verdachte] zegt dat ze het naar maandag moeten verplaatsen. [64]
9 juli 2017
[verdachte] moet het adres nog krijgen van [medeverdachte 1] van wat hij morgen moet bekijken en vraagt of iemand het adres in zijn brievenbus wil gooien. [medeverdachte 1] vraagt op welke naam? [verdachte] zegt [naam] . [65]
In een proces-verbaal over de gesprekken tussen verdachte en [medeverdachte 1] staat – zakelijk weergegeven – het volgende:
[medeverdachte 1] stuurt [verdachte] op 9 juli 2017 een sms met de tekst:
‘7 place de baulers 1301 baulert’.
Dit adres blijkt van een restaurant in België dat ene [getuige 2] te koop had staan. [66]
Verdachte belt [medeverdachte 1] opnieuw op 9 juli 2017 en zegt, zakelijk weergegeven:
[verdachte] : Ik geef jouw vrouw net een telefoonnummer waar ze het adres naar toe moet sturen, hoe kan je nou naar deze sturen?
[medeverdachte 1] : Verkeerd, verkeerd.
[verdachte] : Ja, maar dan is mijn, waarom brand je mijn telefoon jongen, jezus christus! [67]
In een proces-verbaal van bevindingen inzake een OVC-gesprek van 10 juli 2017 is – zakelijk weergegeven – het volgende geverbaliseerd:
Telefoon gaat over. Alleen [verdachte] is te horen. Ik herken de stem van [verdachte] aan zijn intonatie, manier van spreken en stemgeluid. [68]
[verdachte] : Hey [bijnaam] (…)
Spreekt hij alleen Frans? Ja ok.
Nee, [naam] , maar wat is jouw naam? Ik moet jouw naam ff weten he, [naam] , en mijn naam [naam] . Ok. [69]
Een paar uur later op 10 juli 2017 bellen verdachte en [medeverdachte 1] met elkaar. Zij zeggen – zakelijk weergegeven – het volgende:
[medeverdachte 1] : Ben jij terug?
[verdachte] : Ja ik ben onderweg. Wat dacht jij nou wat het was?
[medeverdachte 1] : Die zonnepanelen.
[verdachte] : Nee man een restaurant met een huis daarboven. Maar was dit die
ene van die 300? Ik denk wel dat ie geld heeft.
[medeverdachte 1] : Ja. Hij heb gezegd 3 totale bedrag zou voor hem een beetje moeilijk zijn, maar hij zei heel duidelijk, stuur maar die experts dan kijken wij wat wij hebben. [70]
[getuige 2] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Een investeerder heeft mij een prijsvoorstel gedaan voor de overname van het restaurant en het privédeel. Ik heb een ontmoeting met hem gehad in hotel Arena in Amsterdam. Om hem te helpen bij de aankoop van het huis heeft hij mij gevraagd om hem te helpen door mij een bepaald bedrag á contant te geven en dat ik dat bedrag weer aan hem zou overmaken op zijn bankrekening en dat ik dan een percentage zou krijgen. De koper heeft mij laten weten dat hij een expert naar mij toe zou sturen om het huis en restaurant te bekijken. Daarna is iemand naar het restaurant gekomen die zich voordeed als een expert. Hij sprak geen Frans. Hij heeft het pand bekeken en is vertrokken. Ik heb nog een paar keer contact gehad met die mensen, voornamelijk om nogmaals te proberen om contant geld tegen overboekingen te ruilen. Ik heb ze gevraagd geen contact meer met mij op te nemen om te proberen geld te wisselen. [71]
In een proces-verbaal van bevindingen wordt – zakelijk weergegeven – het volgende geverbaliseerd:
De Belgische politie ontving van [getuige 2] een visitekaartje dat hij had gekregen tijdens een ontmoeting over de verkoop van zijn restaurant. Op dit visitekaartje stonden de gegevens: [naam] van [bedrijf 1] : info@dgbfinance.com.
Het visitekaartje dat [getuige 2] ontving kwam overeen met de visitekaartjes van [bedrijf 1] die tijdens doorzoeking in de woning van [medeverdachte 1] [de rechtbank begrijpt: het adres [adres] ] [72] werden gevonden. [73]
Op 17 juli 2017 belt [medeverdachte 2] met de gebruiker van telefoonnummer * [telefoonnummer] . In dit gesprek wordt – zakelijk weergegeven – het volgende gezegd:
* [telefoonnummer] : Ik heb wel een doos gevonden, een pasje, 2 pasjes eigenlijk.
[medeverdachte 2] : Maar dat is gewoon die ene, zelfde gewoon, maar volgens mij zit
daar dus een ander nummer op, begrijp je? Dat is het eerste bedrijf,
maar met een ander nummer die jij eraf hebt gepleurd, en dat bedrijf bestaat gewoon nog, zo heb je het gedaan volgens mij.
* [telefoonnummer] : Huh?
[medeverdachte 2] : Iemand had gebeld een keer en toen ik zei hallo, toen vroeg die aan mij weet jij wie of wat DGB (fon) is? Want volgens mij is die ding niet echt snap je? [74]
* [telefoonnummer] : Oh.
[medeverdachte 2] : En toen heb jij een nieuwe nummer, die nummer heb jij weggegooid
begrijp je?
* [telefoonnummer] : Oke. Oke. [75]
Afspraken met de heer [getuige 3]
In een proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 3] van januari 2018 is – zakelijk weergegeven – het volgende opgenomen:
[medeverdachte 3] : Ik heb [verdachte] ongeveer 15 keer ontmoet het afgelopen jaar. [76]
Verbalisant: Op 23 mei heeft u een gesprek met [verdachte] in diens auto. In dit gesprek geeft u aan dat [getuige 4] zwijgt als het graf. Wat bedoelt u?
[medeverdachte 3] : Ik heb [verdachte] uitgelegd dat als [getuige 4] dingen zou gaan doen, dat zij dat niet verder zou vertellen.
Verbalisant: Uit een opgenomen gesprek in de auto van [verdachte] van 14 juni 2017 blijkt dat jullie het hebben over een telefoonscript. Wat kunt u vertellen over dit script?
[medeverdachte 3] : Dat heb ik al verklaard dacht ik. (…) Toen heb ik een belscriptje geschreven voor die dames.
Verbalisant: In het OVC gesprek van 14 juni 2017 zegt [verdachte] dat u nog veel meer kan doen als u [getuige 4] inzet. Op de [adres] te [woonplaats] werkte een mevrouw genaamd [getuige 4] . Is zij deze [getuige 4] ?
[medeverdachte 3] : Ja. [77]
In een proces-verbaal bevindingen naar het onderzoek van de identiteit van een gesprekspartner van verdachte, wordt – zakelijk weergegeven – het volgende geverbaliseerd:
Tijdens de OVC-gesprekken van 23 mei, 14 juni en 16 juni 2017 spreekt [verdachte] met een NNman1. In de gesprekken wordt gesproken over een werkplek aan de [adres] in [woonplaats] waar NNman1 vaak zit. NNman1 wordt in één van de gesprekken Frans genoemd. De identiteit van NNman1 die te horen is op de OVC kan worden vastgesteld als [medeverdachte 3] . [78]
Bewijsoverweging ten aanzien van de identiteit van NN-man1
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat de NN-man1 met wie verdachte in de Volkswagen
op onder meer 23 mei en 14 juni 2017
spreekt, [medeverdachte 3] is. Ten behoeve van de leesbaarheid van het vonnis zal de rechtbank bij het weergeven van OVC-gesprekken met NN-man1 de naam ‘ [medeverdachte 3] ’ vermelden in plaats van ‘NN-man1’.
Op 23 mei 2017 vindt een OVC-gesprek plaats tussen verdachte en [medeverdachte 3] (NN-man1). [79] In dit gesprek wordt– zakelijk weergegeven – het volgende gezegd:
[verdachte] : Eigenlijk ben je altijd wel op zoek naar iets wat misschien legaal vermogen brengt. [80]
Nu even terug naar dat van ons. Hoe gaan we dat doen?
[medeverdachte 3] : Ja ik ga ff kijken naar die adressen of er eventueel een sponsor eh deel bij zit. Ik ga natuurlijk kijken naar een eh soort real estate bedrijfje.
[verdachte] : Zouden [bedrijf 2] (fon) toch gebruiken voor iets? Toch ook voor nu jouw eh jouw ijshockeyverhaal zeg maar?
[medeverdachte 3] : Ja ja.
[verdachte] : Ik zorg dat eh morgen dat briefpapier komt van [bedrijf 2] (fon).
[medeverdachte 3] : Ik kan in Soest gaan zitten en werken. Daar loopt ook een juffrouw rond, [getuige 4] (fon). Die zwijgt als het graf. Die weet dat ik wel eens een beetje met ondeugende dingetjes bezig ben en dat vindt ze prima. [81] En die weet toch niet de finesses van het verhaal dus..
[verdachte] : Nee is ook niet, tot het moment dat jij het uit handen geeft is er ook helemaal niets aan de hand. Zijn we gewoon met een legit verhaal bezig. Op het moment dat ik ze bij mijn mensen breng ja dan eh..
[medeverdachte 3] : Is het andere koek.
[verdachte] : Wordt het een soort andere versie van het verhaal. Ik zorg dat die enveloppen komen, briefpapier, jij deed alleen effe die voor die voorbrief effe iets aanpassen he?
[medeverdachte 3] : Ja.
[verdachte] : Vijftig van alles?
[medeverdachte 3] : Ja dan kunnen we wel effe vooruit voorlopig.
[verdachte] : Ja in Duitsland en die andere landen. Dan willen we toch wel ergens geld gaan maken nou. Als je dan een brief maakt naar hun (…) dat we willen investeren in spelers. En dan snap ik wel dat met [bedrijf 2] (fon) die brieven sturen dat dat net effe iets langer duurt. Maar met dat bellen ja dat is gewoon een kwestie van doen.
[medeverdachte 3] : Ja ja. [82]
Op 14 juni 2017 vindt – zakelijk weergegeven – het volgende OVC-gesprek plaats:
[medeverdachte 3] : Je moet [getuige 4] en mij laten bellen. Er moet natuurlijk wel een scriptje worden gemaakt.
(…)
[medeverdachte 3] : Dat is niet de insteek van het gesprek. Telefoongesprek wat wij doen, wij zijn gewoon werknemer van [bedrijf 2] (fon), wij wekken interesse, wij zeggen eh u wordt gebeld of benaderd, wij sturen eerst informatie weet je wel.
[verdachte] : Als het nodig is liever niet. Het liefst zo min mogelijk informatie, daarom wilde ik ook die informatie uit die brief hebben. Dat klinkt raar, maar hoe minder informatie ze hebben, hoe sterker wij zijn, want dan kunnen we overal eigen invulling aan geven. [83]
(…)
[verdachte] : Alleen dan vragen we een kleine dienst van ze, ja, bij de ene zal het 100 ruggen zijn, bij de ander zal het, ik zeg altijd zo, een klant vanaf 100 ruggen is oke. Dat klinkt misschien een beetje eh…maar 50 ruggen, weet je, als je bij mensen 25 of 50 ruggen wegneemt, die gaan er veel meer poespas over maken.
[medeverdachte 3] : Ja bij die clubs begrijp ik het, die willen daar geen publiciteit over.
[verdachte] : Die clubs houden het stil. Hotels, iedereen eigenlijk weet je. [84]
(…)
Dus we nodig mensen uit, maar de reden dat we in persoon willen praten omdat wij eh, je weet zelf al, in iedere markt en zeker ook in de sportbereik, daar gaat een boel cashgeld in om, contant geld, we noemen het geen zwart geld, gewoon contant geld. We willen bij elkaar komen om te praten over dat wij een stuk contant of officieel kunnen doen. ALTIJD officieel moet je erbij zeggen, maar ook gedeelte contant kunnen doen, op een chique manier. ALS ze dan nee zeggen, dan moet je zeggen, we hebben ook nog een officiële weg. Zo probeer je ze naar beneden te krijgen ja? We zeggen we hebben altijd een plan A en B, bij een woning gaat er een gedeelte zo en een gedeelte gaat zo, bij dit soort transacties ook, wij vragen of er een gedeelte cash kan, als ze daar geen moeite mee hebben, maakt dat de klant al interessanter, ze weten nog niet waar, ze weten nog niet hoe, ze weten nog niet wat, snap je? Dat is het stukje wat jij moet doen, wat ik dus ook doe, dan breng je mensen naar beneden. [getuige 4] zou het voorwerk kunnen doen, bellen, en dan zou jij gewoon….
[medeverdachte 3] : Het opvolgen. [85]
[verdachte] : Als dat zover is, dan wil ik naar de Amsterdam Arena rijden, daar zitten van die business, kijken we wat de mogelijkheden zijn, want daarnaast zit het ook het Marriot, want die gaan we gebruiken om te ontvangen, geven we een adres door, moet je niet gelijk doen, maar vlak voor eh de afspraak. Als je op een gegeven moment een paar klanten gepakt hebt daarzo of die zijn beschadigd, dan moeten we een andere locatie gebruiken.
(…)
Na 3 of 4 telefoontjes weet je welke kans je ze moet geven. We willen graag full package bij jullie reclame maken en natuurlijk een voorstel voor de sponsoring. We willen graag gebruik maken van jullie expertise, hun belangrijk maken…datzelfde, dat verhaaltje geldt voor Pietje, Klaasje, iedereen.
[medeverdachte 3] : Dat begrijp ik. Je moet ze even triggeren.
[verdachte] : Ja. Als het verhaal goed is, je kan ze wat documentatie sturen, ook voor dat hotel zometeen, maken we een mooie brief, wat onze bedoeling is, dat we een bedrijf zijn. [86]
In een proces-verbaal waarin een OVC-gesprek van 5 juli 2017 is uitgewerkt staat – zakelijk weergegeven – het volgende:
[verdachte] : Luister, nou komt volgende week die sponsering. Die mensen
hebben een rapportje gemaakt. Voor 500.000 kunnen jullie
sponseren. Hoe gaan wij dan? Wij zeggen ja is een beetje weinig, moet een beetje meer worden.
[medeverdachte 1] : Je moet een show maken, dat moet.
[verdachte] : Ja precies. Dan komen wij misschien bij een miljoen of 750.000. Maar dan, wat gaan we doen om het geld te pakken te krijgen?
Hoe wil je ze aanpakken? Moeten wij weer grote sheine, kleine sheine wisselen, waarom? We hebben alleen maar grote sheinen [87] ? Wat gaan we zeggen? We hebben natuurlijk vanuit het bouwbedrijf, dus je gaat zeggen dat je kleine sheinen moet hebben om die mensen te betalen. [88]
In een proces-verbaal waarin een OVC-sessie van 12 juli 2017 is uitgewerkt is – zakelijk weergegeven – het volgende opgenomen:
12 juli 2017. Alleen de stem van [verdachte] is te horen.
[verdachte] : Oke er stond een mailtje van een meneer die vandaag komt en die vroeg naar de namen van de personen die hij gaat ontmoeten. Dan kun je misschien als enige eventjes [naam] neerzetten.
(…)
Nee, [naam] , deze man heet ook [getuige 3] . Doe maar [naam] . In de briefdinges staat ook een A. [89]
12 juli 2017, later op de dag:
[verdachte] : Ik heb een andere man gesproken die zegt dat die ook die MT 103 geeft voor 10.000 euro. Ik ben nog met die man in onderhandeling.
(…)
Weet je, ik denk werkelijk waar, met die sponsoring, luister, we hebben twee, je moet het apart zien. Ik heb [bedrijf 2] . Dit is mijn bedrijf. Ik ben deze [naam] (fon). [bedrijf 2] is dat ja? Wij bouwen villa’s, appartementen, overal in de hele wereld ja? Jij met jouw bedrijf, jij bent mijn bank, jij financiert dat, jij bent de man van het geld. Klaar, weet je? Oke, we willen reclame maken voor dit bedrijf, bij jullie, dat is de procedure, we willen een contract aangaan, oke, wat kost het? 500.000, ehm, luister ik heb alleen een klein probleem, is het voor jullie een probleem om…
[medeverdachte 1] : (onderbrekend) cash geven.
[verdachte] : Je kent jouw story en dan ga je verder, oke, als cash geen probleem is, is het dan voor jullie ook geen probleem om mij te helpen. Ik heb veel geïnvesteerd. [90] Kunnen jullie voor mij grote naar kleine omzetten, ik betaal jullie commissie. Als zij zeggen, nee we kunnen niets zwart doen, we gaan niet gelijk, dan doen we niet gelijk kapot maken, dan zeggen we, oke, als jullie alles officieel willen
[medeverdachte 1] : Alles officieel.
[verdachte] : Nee dat is ook een optie ja? We gaan kijken maar is het voor jullie een probleem als wij jullie 250.000 extra geven op de rekening en dan geven jullie ons kleine scheinen [de rechtbank begrijpt: het Duitse woord voor bankbiljetten] [91] , maar…dan komt die maar, maar op het moment dat het op jullie rekening staat of dat jullie zien dat het op jullie rekening komt, met die MT103, dan willen wij die geld zien, dan willen wij die geld hebben…ja toch? [92]
(…)
[medeverdachte 1] : (ntv). Business hotel of..
[verdachte] : Andere, die bij de Arena. Die ene heet [getuige 3] . [getuige 3] .
[medeverdachte 1] : Deutsche?
[verdachte] : Ja. Dus we zeggen, we praten wel met andere clubs, maar gaan maar met één club in zee. Maar als ze niet geïnteresseerd zijn, niet gelijk branden weet je, dan geven we ze andere optie weet je, want als die andere wel met die MT103 komt voor 10 ruggen, hoeven we ze niet gelijk te branden.
[medeverdachte 1] : 103?
[verdachte] :: 103 maar daar moet je helemaal niet over praten, je moet zeggen een bank.
[medeverdachte 1] : Tuurlijk. [93]
De rechtbank merkt op dat met de term MT 103 kennelijk bedoeld wordt een digitaal bericht in het internationale betalingsverkeer, waarmee een betaling kan worden bevestigd. [94]
12 juli 2017, weer een paar uur later:
[verdachte] : Maar ik denk werkelijk waar dat verhaal van die dagwerkers, dat ze dat accepteerden, dat ze dat geloven. Snap je, dat je moet kleine sheinen hebben om die mensen te betalen. [95]
Even later voert [verdachte] een telefoongesprek met een man wiens stem en taalgebruik ik herkende als NNman1 uit eerdere OVC gesprekken [de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 3] ]. [96] [verdachte] : Ik kom net uit het gesprek, mocht de heer in kwestie nou jou gaan
bellen, dan moet je altijd duidelijk maken dat je van de procedure
niets afweet.
[medeverdachte 3] : Ja. Ik hou mij op de vlakte.
[verdachte] : Want dan gaat hij tegenstrijdigheden vinden en dat willen we niet. [97]
Na het gesprek met [medeverdachte 3] wordt verdachte gebeld door een NN-man. Verdachte neemt op zegt het volgende:
[verdachte] : Koon. [98]
Ah, hallo [getuige 3] . Ik had u nog een keer gebeld om te bedanken dat u bent gekomen. [99]
In een OVC-gesprek tussen [medeverdachte 1] en verdachte van 25 juli 2017 wordt – zakelijk weergegeven – het volgende gezegd:
[medeverdachte 1] : Maar wat wou hij nou? Je hebt hem gesproken?
[verdachte] : Ja. Ik zeg kunnen jullie de procedure doen zoals meneer [naam]
heeft voorgesteld.
[medeverdachte 1] : Tuurlijk.
[medeverdachte 1] : Wat is jouw naam ook alweer?
[verdachte] : [naam] . [100] Nou gaat ie wel over. Mijn naam is
[naam] en zijn naam is [getuige 3] .
[medeverdachte 1] : Goedendag, meneer [getuige 3] , met meneer [naam] . Ik ben hier bij [naam] . We zitten een beetje te overleggen, maar kan niet zoveel aan de telefoon, snap je? We kunnen beter weer een ontmoeting hebben samen en het dan regelen. Ik ben de 17e weer terug. [101]
In de woning van [medeverdachte 1] en [getuige 1] [de rechtbank begrijpt: [adres] te [woonplaats] ] is een telefoon aangetroffen. Met die telefoon vond op 25 juli 2017 een uitgaand gesprek plaats naar een nummer dat opgeslagen is met de naam [getuige 3] . Het nummer komt overeen met het telefoonnummer van [getuige 3] . [102]
Op 17 augustus 2017 om 08.26 uur spreken [medeverdachte 1] en verdachte in de auto van verdachte met elkaar. In het proces-verbaal van bevindingen waarin dit gesprek is uitgewerkt staat – zakelijk weergegeven – het volgende:
8.26
uur
[verdachte] : Goedemorgen. Heb je een nieuw kaartje van jezelf bij je?
[medeverdachte 1] : Ja. Van [naam] .
[verdachte] : Jij bent toch [naam] daar?
[medeverdachte 1] : Ja. [103]
12.03
uur
[verdachte] : Als die man jou belt morgen? En je begrijpt hem niet goed genoeg…
[medeverdachte 1] : [getuige 1] is daar.
[verdachte] : Oh dan kun je met [getuige 1] .
[medeverdachte 1] : Wat is jouw naam met die man?
[verdachte] : [naam] . [104]
[getuige 3] heeft een getuigenverklaring afgelegd. Hij heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Ik heb op 12 juli en 17 augustus 2017 ontmoetingen gehad met [naam] en [naam] . Op 12 juli 2017 in een hotel in Amsterdam en op 17 augustus in een hotel op Schiphol. De heer [naam] trad op namens [bedrijf 2] en de heer [naam] namens [bedrijf 1] , Liechtenstein. De concrete aanvraag werd telefonisch gedaan door ene [naam] , die namens [bedrijf 2] naar belangstelling had geïnformeerd voor een compleet sponsorship in de beroepssport en met name in de ijshockey. De aanvraag had betrekking op [naam] . We hebben besloten dat ik het
aanbod in de vorm van een sponsorcontract bij de tweede ontmoeting zou overleggen. Het was bijzonder vreemd dat er over werd gesproken dat wij een deelbedrag in contanten zouden ontvangen. U vraagt mij hoe de heren [naam] en [naam] reageerden toen ik zei dat ik geen contant geld in ontvangst kon nemen.
De heer [naam] probeerde steeds weer oplossingen te berde te brengen hoe het geheel toch afgewikkeld zou kunnen worden. Hij liet mij ook weten dat zulke contante betalingen naar zijn mening in de sportwereld gebruikelijk waren en dat hij dit al vaak zo had gedaan. Er is door [naam] gesproken over geld wisselen. Wij zijn toen tot de conclusie gekomen dat wij niet zouden gaan samenwerken. Vervolgens zijn een aantal pogingen gedaan door de heer [naam] om mij te bellen.
Wanneer ik probeerde [bedrijf 2] te bellen kreeg ik [naam] aan de lijn of een mevrouw die mij doorverbond. [105]
[medeverdachte 3] heeft in januari 2018 – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
[verdachte] begon tegen mij over een mogelijk zakelijk voorstel. Iets in de sportwereld. Ik moest administratieve werkzaamheden uitvoeren zoals mailings en follow up en ik moest een brief verzorgen. [106] Ik heb contact gehad met [getuige 3] van een ijshockeyclub. [107] Ik heb ook belscripts gemaakt. [108] Er was een mailbox van [bedrijf 2] . [109] [verdachte] kwam ermee dat ik [naam] genoemd zou worden. Dat vond ik raar, omdat ik de naam [naam] zou gebruiken. [naam] van [bedrijf 2] ben ik. [110]
De woning van verdachte is op 11 september 2017 doorzocht. Daarover is – zakelijk weergegeven – het volgende geverbaliseerd:
In de woning zijn USB-sticks aangetroffen. Op deze gegevensdragers is het
volgende aangetroffen:
- een word-bestand met de naam: [word-bestand] .docx. [111]
- een brief waarin [naam] zich voorstelt als investeerder in voetbalspelers namens [bedrijf 2] . [bedrijf 2] is met tussen ‘e’ geschreven, terwijl in het logo bovenaan de brief [bedrijf 2] is gespeld zonder tussen ‘e’, als [bedrijf 2] . [112]
In de woning is tevens een telefoon aangetroffen. Deze telefoon heeft contact gemaakt met contact ‘ [getuige 3] ’. Het telefoonnummer komt overeen met het mobiele nummer van [getuige 3] op zijn visitekaartje, dat ook in de woning van [verdachte] is aangetroffen. [113] Wat opvalt in de sms-conversaties met [getuige 3] is dat de gebruiker van de telefoon ‘ [naam] ’ en ‘Hr [naam] ’ heet. Dit komt overeen met visitekaartjes die bij [verdachte] thuis zijn gevonden, waarop [naam] staat vermeld van [bedrijf 2] . [114]
In een ander proces-verbaal inzake de doorzoeking van de woning van verdachte op 11 september 2017 is – zakelijk weergegeven – het volgende opgenomen:
In de woning van [verdachte] is een laptop aangetroffen. Op deze laptop zijn onder meer de volgende bestanden aangetroffen: [115]
- een word-bestand met de naam ‘ [naam] ’. Het betreft een in het Engels opgestelde brief op briefpapier van de [bedrijf 3] waarin wordt aangegeven dat [naam] mag optreden als vertegenwoordiger van de bedrijven [bedrijf 3] Ltd en [bedrijf 4] Ltd.
- een leningsovereenkomst tussen [bedrijf 3] en [bedrijf 4] als lening gever en (…) als lening nemer voor een lening van 5,6 miljoen euro. In deze leningsovereenkomst wordt aangegeven dat zodra de lening nemer op het scherm ziet dat de lening gever het bedrag heeft overgemaakt, hij meteen 10% van het bedrag in bitcoins als onderpand dient te storten ten gunste van [bedrijf 3] en [bedrijf 4] . [naam] wordt opgegeven als geautoriseerde representant. [116]
Voormelde leningsovereenkomst is als bijlage bij het proces-verbaal inzake de doorzoeking van de woning van verdachte gevoegd. In de leningsovereenkomst staat – zakelijk weergegeven – het volgende:
The borrower is obligated to check that swift MT103 one way is on the screen and then to make payment of equity in bitcoins from bitcoin Wallet to the bitcoin Wallet of the Lender. [117]
In een proces-verbaal waarin een OVC-gesprek van 5 juli 2017 is uitgewerkt, is – zakelijk weergegeven – het volgende opgenomen:
[verdachte] : Wij hebben samengewerkt toch?
[medeverdachte 1] : Ja. [118]
(…)
[verdachte] : Is wel een goeie hoor, bitcoins.
[medeverdachte 1] : Want (ntv) moet tellen. Jij kan niet weg snel alstublieft dank u wel.
[verdachte] : Nee dat kan niet, je moet tellen.
[medeverdachte 1] : Maar ik heb ook gehoord van die neppe bitcoins . [119]
(…)
[medeverdachte 1] : Ik heb mijn trots.
[verdachte] : Dus jij vindt het minder erg om iemand zijn spaarcenten te pakken
waar die zijn hele leven voor gewerkt hebt. [120] Weet je wat ik erger
vind, wij hebben van mensen geld genomen. Die daar hun hele leven
voor gewerkt hebben. Dat was hun pensioen. [121]
(…)
[verdachte] : Als je nou moet kijken he, waar gaat het de meeste keren op mis?
[medeverdachte 1] : Bij de bank.
[verdachte] : Van 10 klanten, 8 gaan zo kapot?
Dus eigenlijk die van wisselen moet je vergeten. Die Zwitserse Franken, moet je vergeten. Ligt een beetje aan de klant maar. Je kunt eigenlijk het beste gaan op bitcoins, omdat het nieuw is. [122]
Op 5 september 2017 spreekt verdachte in zijn auto met een persoon die hij [B] noemt. Hierover is – zakelijk weergegeven – het volgende geverbaliseerd:
Ik herken de stem van [verdachte] aan de intonatie, zijn manier van spreken, zijn stemgeluid en het snuiven door [verdachte] . [123]
[verdachte] : Het watermerk wordt gemaakt. Ik heb ook het logo gezien van
[bedrijf 4] (fon) voor de visitekaartjes, is uh…nemen we afscheid van de
[bedrijf 3] groep?
[B] : Nee, dat doen we niet maar die uhh, hoe heet hij ook alweer, die heeft ook visitekaartjes nodig.
[verdachte] : Ja precies. We maken de visitekaartjes op [bedrijf 4] .
[B] : Juist. En jij maakt ook jouw identiteit, die jij hebt gegeven.
[verdachte] : Nee dat begrijp ik. Stuur mij gewoon even de gegevens voor de
kaartjes, dan laat ik ze voor [naam] maken. [124]
Op 11 september 2017 is het pand aan de [adres] te [woonplaats] doorzocht. Hierover is – zakelijk weergegeven – het volgende geverbaliseerd:
In het pand aan de [adres] in [woonplaats] is een laptop in beslag genomen van het merk Lenovo. Uit de aangetroffen documenten op de laptop blijkt dat deze in gebruik is bij [medeverdachte 3] . Zijn naam komt terug in een groot deel van de aangetroffen documenten. [125]
Op de laptop is het volgende aangetroffen:
- word-documenten met het logo van [bedrijf 2] .
- een ingevulde aanvraag waarin bij bedrijfsnaam [bedrijf 2] Limited is ingevuld en bij contactpersoon [naam] .
- word-documenten waarin in de Duitse taal wordt verteld dat een investeringsmaatschappij [bedrijf 2] Investments geïnteresseerd is in het
investeren in jonge voetbalspelers.
- brieven met als afzender [naam] namens [bedrijf 2] . [126]
- een belscript en brieven waarin wordt aangegeven dat [bedrijf 2] geïnteresseerd is om de gebelde club te voorzien van sponsoring. De brieven zijn ondertekend met de naam [naam] .
- In het belscript stelt de beller zich voor als [naam] . In het script wordt gemeld dat de gebelde contact kan opnemen met [naam] . Eén van de brieven heeft als bestandsnaam ‘ijshockeybrief’.
- Uit de zoekgeschiedenis van google blijkt dat diverse zoektermen zijn gerelateerd aan MT103. [127]
[medeverdachte 3] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Ik gebruik een laptop van het merk Lenovo. [128] MT103 is een codenaam voor een transactie van een bank naar een bank. Een aankondiging. [129]
[getuige 4] heeft in januari 2018 – zakelijk weergeven – het volgende verklaard:
V: Welke werkzaamheden voerde u voor [medeverdachte 3] uit?
A: Ik deed belscripts voor [medeverdachte 3] . [130]
V: In welke bedrijven heeft of had [medeverdachte 3] bemoeienis?
A: Voor (…) en voor [bedrijf 2] . [131]
Ik heb een keer gebeld naar een voetbalclub in Duitsland en heb daar geprobeerd in het Duits via het belscript een sponsoring aan te bieden. [132]
V: Waarom zou u de naam [naam] gaan gebruiken?
A: Omdat [medeverdachte 3] mij dat vroeg. [medeverdachte 3] zei dat het niet handig zou zijn om mijn eigen naam te gebruiken. Het was de bedoeling dat er veel gebeld zou worden. [133]
[bedrijf 5]
In een proces-verbaal van bevindingen wordt – zakelijk weergegeven – het volgende geverbaliseerd:
Bij het uitluisteren van de gesprekken met het telefoonnummer * [telefoonnummer] , waarbij contact is met het telefoonnummer [telefoonnummer] (hierna: * [telefoonnummer] ), herkende ik de stem van de gebruiker van * [telefoonnummer] als die van [medeverdachte 1] . [134]
Over telefoonnummer * [telefoonnummer] is – zakelijk weergegeven – het volgende geverbaliseerd:
Bij een doorzoeking van de woning van [medeverdachte 1] en [getuige 1] [de rechtbank begrijpt: [adres] te [woonplaats] ] op 11 september 2017 is een telefoon aangetroffen. In de telefoon staat een sms van 28 augustus 2017, gericht aan het nummer * [telefoonnummer] , dat onder de tap zit. Deze sms komt terug onder de tap en laat zien dat het nummer waarvan deze is verzonden, het nummer * [telefoonnummer] is. Ook is een sms op deze telefoon aangetroffen die afgesloten wordt met: ‘Groetjes [bijnaam] ’. [135]
Bewijsoverweging ten aanzien van telefoonnummer * [telefoonnummer]
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat telefoonnummer * [telefoonnummer] in de onder feit 2 ten laste gelegde periode door [medeverdachte 1] werd gebruikt. Ten behoeve van de leesbaarheid van het vonnis zal de rechtbank bij het weergeven van tapgesprekken het telefoonnummer * [telefoonnummer] vervangen voor de naam [medeverdachte 1] .
Op 25 juli 2017 spreken [medeverdachte 1] en verdachte met elkaar in de auto van verdachte. Daarover is – zakelijk weergegeven – het volgende geverbaliseerd:
[medeverdachte 1] : Wij hebben besteld die 100 bedden. [136] 360.000 in totaal. Wij zijn hotel aan het bouwen in Zwitserland. Dus die man zegt: Oke meneer, (ntv) je hebt honderd verschillende rood. Kan je met een architect plan komen, zegt ie. Die man is positief. Is afspraak geweest. En nou moet ie, alleen, die man, hij neemt die onder de tafel, hij brengt 100. [137]
Op 15 augustus 2017 sms’t [medeverdachte 1] aan verdachte, zakelijk weergegeven:
102 bedden. [138]
Een paar minuten later vindt een telefoongesprek plaats tussen verdachte en [medeverdachte 1] . In het gesprek wordt – zakelijk weergegeven – het volgende gezegd:
[verdachte] : Die bedden zijn toch voor een project?
[medeverdachte 1] : Ja.
[verdachte] : Weet je, ik ga zeggen dat hij moet zeggen dat hij de architect is. De
interieur…degene die gaat daar naar toe is de interieurverzorger. Die zorgt voor alle bedden, kleuren, weet je wel.
[medeverdachte 1] : Ja ja. [139]
In het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 3] is – zakelijk weergegeven – het volgende opgenomen:
V: Wat voor afspraak heeft [verdachte] voor u gemaakt?
A: Het was een afspraak met een bedrijf in slaapkamermeubilair. Er moesten 103 of 105 bedden worden geleverd. [140] Ik ben daar geweest en heb een prijsofferte gevraagd. Die is naar [verdachte] gestuurd. Er was al contact geweest tussen iemand rondom [verdachte] en die meneer. Het was een collega van [verdachte] . De naam was een familienaam, zijn voornaam was [naam] .
V: De directeur van beddenbedrijf [bedrijf 5] heeft verklaard dat er een man langs was gekomen op 16 augustus 2017, die als architect de bedden uit kwam kiezen. Was u dat?
A: Ik zal dat zijn geweest. [141]
V: Zegt de naam [naam] u iets?
A: De familie [naam] ja. Ik wist dat er emailverkeer was tussen die [naam] en het bedrijf.
V: Hebben we het goed begrepen dat [verdachte] uw opdrachtgever was?
A: ja. [142]
In een proces-verbaal waarin een OVC-gesprek tussen verdachte en [medeverdachte 1] op 17 augustus 2017 is uitgewerkt is – zakelijk weergegeven – het volgende geverbaliseerd:
[verdachte] : Maar is gisteren geweest, daar bij die eh bedden. Hij heb alles
uitgezocht de kleuren. [143] Hij zet alles op die e-mail die jij hebt. Maar
wie kan die email kijken?
[medeverdachte 1] : Jij, ga maar kijken.
[verdachte] : Maar je zei der is met die man al een bedrag afgesproken?
[medeverdachte 1] : Hij kan 100.000. [144]
In het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 5] is – zakelijk weergegeven – het volgende geverbaliseerd:
V: Bij een van de doorzoekingen troffen wij een offerte aan afkomstig van uw bedrijf, [bedrijf 5] . Deze offerte werd opgemaakt voor [bedrijf 1] . Wat kunt u hierover vertellen? [145]
A: Ik ben directeur van [bedrijf 5] . Ene [naam] belde en heeft een aanvraag gedaan voor bedden voor een hotel. De afspraak met [naam] was op 21 juli bij hotel Andez. Na de afspraak in Amsterdam is er een architect namens hun gestuurd om een keuze te maken uit stoffen en kleuren. Ik vond de architect raar omdat hij nogal laks vreemde kleuren bestelde zonder dat er werd gekeken naar afstemming met andere kleuren in de ruimte.
Hierna heb ik hen een prijsvoorstel gedaan per e-mail. Wat voor zover de bedoeling was, was dat de helft door hun zou worden aanbetaald en dat de andere helft bij levering voldaan zou worden, maar hier zouden we het nog verder over hebben. De man had het wel kort over een contante betaling van de helft en over goudstaven in het begin. Ik kan me alleen de naam [bedrijf 1] of iets dergelijks herinneren.
Opmerking verbalisant: getuige laat een kaartje zien op zijn telefoon van [bedrijf 1] . [146]
In een proces-verbaal van bevindingen over het contact met bedrijf [bedrijf 5] is – zakelijk weergegeven – het volgende geverbaliseerd:
Op 11 september 2017 is tijdens een doorzoeking in de woning van [verdachte] een offerte aangetroffen gericht aan [naam] van [bedrijf 1] , afkomstig van [bedrijf 5] voor de aankoop van 102 bedden. [147]
Belgische identiteitskaart
Op 5 september 2017 is een OVC-gesprek opgenomen tussen verdachte en [medeverdachte 3] . In het proces-verbaal van bevindingen OVC is – zakelijk weergegeven – het volgende opgenomen:
Ik herken de stemmen van [verdachte] en [medeverdachte 3] aan de intonatie, manier van spreken en het stemgeluid.
[medeverdachte 3] : Ga je voor hem ook een ander pasje laten maken?
[verdachte] : Eigenlijk moet je voor ieder werk een andere pas hebben. Als ermee
gewerkt is en de zaak is gelopen dan gooien we de pas weg, kaartjes
weg, alles weg. [148]
[medeverdachte 3] : Ik wil toch effe die gegevens krijgen die op mijn ID staan. Kan ik
even de geboortedatum, de naam even helemaal goed opslaan. Ik heb
natuurlijk [naam] en je hebt [naam] ook anders gespeld
dan ik normaal. [naam] .
[verdachte] : Geboren in [geboorteplaats] . Hoe oud ben je eigenlijk?
[medeverdachte 3] : Ik ben 61.
[verdachte] : Oh ik heb je 58 gemaakt. [149]
In een proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 3] is – zakelijk weergegeven – het volgende opgenomen:
[medeverdachte 3] : [verdachte] begon tegen mij over een mogelijk zakelijk voorstel. Er was een mailbox van [bedrijf 2] . [verdachte] kwam ermee dat ik [naam] genoemd zou worden. [150]
Verbalisant: Bij [verdachte] thuis is een identiteitskaart aangetroffen op naam
van [naam] . [151] Waarom staat uw foto op deze identiteitskaart?
[medeverdachte 3] : Ik heb een foto ingeleverd bij [verdachte] . [152]
In een kennisgeving van inbeslagneming is – zakelijk weergegeven – het volgende opgenomen:
Datum: 11-09-2017
Aangetroffen: tijdens doorzoeking in woning [verdachte]
Beslagene: [verdachte]
Omschrijving: Belgische identiteitskaart op naam van [naam] ,
serienummer [serienummer] . [153]
In een proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant] , documentdeskundige van de Koninklijke Marechaussee is – zakelijk weergegeven – het volgende geverbaliseerd:
Document: Nationale identiteitskaart
Land: België
Nummer: [serienummer]
Naam: [naam]
Voornamen: [naam]
Geboren: [1957]
Conclusie: De onderzochte identiteitskaart is een nabootsing van een origineel exemplaar. De identiteitskaart is vals. [154]
Bewijsoverweging ten aanzien van het onder feit 4 ten laste gelegde
Gelet op voorgaande bewijsmiddelen, in onderling verband en in onderlinge samenhang bezien, acht de rechtbank het onder feit 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. De valse identiteitskaart is in de woning verdachte aangetroffen en uit het tapgesprek met [medeverdachte 3] en uit diens verklaring kan worden afgeleid dat verdachte wist dat het een valse identiteitskaart betrof.
Vals geld
Op 31 augustus 2017 belt [medeverdachte 1] met de gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer] (hierna: * [telefoonnummer] ). In het telefoongesprek wordt – zakelijk weergegeven – het volgende gezegd:
[medeverdachte 1] : Goed luisteren ga nu bij mama. Pak maar die tas waar is allemaal die
dingen gemaakt, jij weet ehh die monoploy.
* [telefoonnummer] : Ja, ja.
[medeverdachte 1] : Die kleine tas pak maar 20 pakken. 1 miljoen pakken van 50.
* [telefoonnummer] : Ja als het allemaal 50 is. [155]
(…)
[medeverdachte 1] : Weet je wat jij doet. Brengen voor mij 8/9 facetten, die echte en die
machine alleen. Alleen die machine en die lamp en geen
monopoly. [156]
* [telefoonnummer] : Mamma is niet thuis. Ze heeft haar telefoon gewoon thuis gelaten, die hoor ik gewoon. [157]
Op 11 september 2017 heeft een doorzoeking plaatsgevonden in de woning van de moeder van medeverdachte [medeverdachte 2] . Hierover is – zakelijk weergegeven – het volgende geverbaliseerd:
Tijdens de doorzoeking op 11 september 2017 werden in schoenendozen in de woning van de moeder van [medeverdachte 2] in [woonplaats] grote hoeveelheden geldbedragen aangetroffen. [158]
- E. 09.02.001: in deze schoenendoos werd aangetroffen: € 381.000,- en
CHF 305.000,-. Een deel van de € 500 biljetten had als opdruk: CIRCUS RENS en serienummer: X02822715848;
- E. 09.02.002: in deze schoenendoos werd aangetroffen: CHF 1.039.000,- en
£23.550,-;
- E. 09.02.003: in deze schoenendoos werd aangetroffen: € 217.400,-;
- E. 09.02.004: in deze schoenendoos werd aangetroffen: CHF 1.543.000,-; [159]
- E. 11.03.002: in deze schoenendoos werd aangetroffen: € 544.300,-. [160] De rechtbank begrijpt dat is aangetroffen € 1.142.700,-, CHF: 2.887.000,- en
£ 23.550,-].
In een proces-verbaal van bevindingen inzake het forensisch technisch onderzoek valse bankbiljetten is – zakelijk weergegeven – het volgende opgenomen:
Ik, forensisch onderzoeker, ontving bankbiljetten met IBN-codes:
- E 09.02.001;
- E. 09.02.002;
- E. 09.02.003;
- E. 09.02.004; [161]
- E. 11.03.002 (SIN: AAJY8494NL).
Ik trof onder meer grote hoeveelheden 500 euro biljetten aan. Het onderzoek wees uit dat alle bankbiljetten vals waren. [162]
In een proces-verbaal over dactyloscopische sporen is – zakelijk weergegeven – het volgende opgenomen:
Delictinformatie forensisch onderzoek
SIN: AAJY7730NL
Spooromschrijving: Vingerafdruk
Veiliggesteld: Vanaf plastic folie uit AAJY8494NL [163]
In een rapport dactyloscopisch onderzoek is – zakelijk weergegeven – het volgende opgenomen:
Kenmerk spoor: AAJY7730NL
Dit onderzoek heeft geleid tot individualisatie van het spoor op een persoon geregistreerd in Havank onder de naam [medeverdachte 1] . [164]
[getuige 6] heeft bij de politie – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
[getuige 1] is mijn dochter. [medeverdachte 1] heeft een sleutel van mijn woning in [woonplaats] . [165] Ik heb aan hem een ruimte in mijn woning beschikbaar gesteld. [166]
In een proces-verbaal is – zakelijk weergegeven – het volgende opgenomen:
Op 11 september 2017 heeft in het onderzoek 09PIANO17 een doorzoeking plaatsgevonden in de woning [adres] te [woonplaats] . Tijdens deze doorzoeking werden grote hoeveelheden met (valse) geldbedragen aangetroffen. Uit onderzoek blijkt dat soortgelijke identieke bankbiljetten als echt en onvervalst waren gebruikt bij diverse oplichtingen.
Hieronder een omschrijving van één van de aangiftes waarbij de valse bankbiljetten met identieke serienummers en opdrukken zijn gebruikt. [167]
Aangifte van januari 2017:
- Opdruk: CIRCUS RENS;
- Serienummer: X02822715848.
Aangeefster had een champagnebar in België te koop staan. Er is een afspraak gemaakt voor een ontmoeting in het Amstel hotel in Amsterdam. Daar had zij een afspraak met een vrouw en een man, Bulgaars/Roemeense afkomst. Zij vertelden de champagnebar te willen kopen door € 20.000,- wit en € 20.000,- zwart te betalen. Zij hadden bankbiljetten van € 500,- die zij niet bij de bank konden inwisselen. Als de € 20.000,- omgewisseld was in kleine coupures zouden zij dit via de bank aan de aangeefster overmaken voor de koop van de champagnebar. Bij de latere ontmoeting gaf de man een leren tas met briefjes van € 500,- en hij pakte de tas van aangeefster om haar bankbiljetten te controleren op de toiletten. De man (…) gevlucht was. Aangeefster ontdekte toen dat er maar 1 echt bankbiljet van € 500,- in de tas zat en dat de rest valse bankbiljetten betrof. [168]
4.3.2.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 2 (criminele organisatie)
Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij in de periode van 1 maart tot en met 11 september 2017 heeft deelgenomen aan een organisatie die als oogmerk had het plegen van oplichtingen en (gewoonte)witwassen.
Juridisch kader
Deelname aan een criminele organisatie is strafbaar gesteld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). Een
organisatiein de zin van voormeld artikel is een samenwerkingsverband tussen twee of meer personen met een zekere duurzaamheid en structuur. Niet vereist is dat verdachte heeft samengewerkt of bekend was met alle deelnemers aan de organisatie.
Het
oogmerkvan deze organisatie moet gericht zijn op het plegen van misdrijven. Voor een bewezenverklaring is voldoende dat het plegen van misdrijven door de organisatie wordt beoogd. Dat betekent dat nog geen aanvang hoeft te zijn gemaakt met het daadwerkelijke plegen daarvan. Om van
deelnemingin de zin van artikel 140 Sr te kunnen spreken is vereist dat verdachte tot het samenwerkingsverband behoort en dat hij een aandeel heeft in – of ondersteuning geeft aan – gedragingen die strekken tot óf rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie. In het bestanddeel
deelneming aaneen organisatie ligt tevens het opzet van verdachte besloten. Verdachte moet in zijn algemeenheid weten dat de organisatie het plegen van misdrijven beoogt.
Beoordelingen van het ten laste gelegde
Versluierd taalgebruik
Uit de OVC- en tapgesprekken leidt de rechtbank af dat verdachte en medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] vaak door middel van versluierde taal communiceerden. Voor de deelnemers aan de gesprekken is duidelijk waarover wordt gesproken, maar op basis van de letterlijke tekst van de gesprekken is dat voor een buitenstaander niet per se het geval. Om de betekenis en strekking van de in de bewijsmiddelen weergegeven woorden en gesprekken te duiden, heeft de rechtbank de bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de continuïteit waarmee bepaalde woorden of uitdrukkingen voorkomen, met gebeurtenissen waarvan is vastgesteld dat deze hebben plaatsgevonden en met getuigenverklaringen. Verder heeft de rechtbank rekening gehouden met bepaalde goederen die in de woning van verdachte of medeverdachten zijn aangetroffen.
Een voorbeeld van dit versluierd taalgebruik zijn de getallen waarover verdachte en medeverdachten veelvuldig met elkaar spreken, waarbij niet altijd wordt gespecificeerd wat met die getallen wordt bedoeld. Zo wordt gesproken over ‘die van 200’, ‘hij brengt 100’ of ‘hij kan 100’. In diezelfde gesprekken wordt op andere momenten weer gesproken over ‘100 euro’, ‘100.000 euro’ of ‘een bedrag van 100’. Ook wordt in veel gesprekken wel letterlijk gesproken over geld en specifieke geldbedragen. Op grond van het voorgaande, bezien in samenhang met de bewijsmiddelen, stelt de rechtbank vast dat met getallen als 100 en 200 geldbedragen worden bedoeld. De rechtbank merkt daarbij op dat uit diezelfde bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat met getallen als 100, 200 en 300 doorgaans het duizendvoudige wordt bedoeld, nu verdachte en medeverdachten met klanten en met elkaar spreken over aanzienlijke geldbedragen die soms tot in de miljoenen lopen.
Organisatie
Naar het oordeel van de rechtbank kan op grond van de bewijsmiddelen worden vastgesteld dat sprake was van een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid tussen verdachte en medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] . De rechtbank overweegt daartoe dat verdachte en [medeverdachte 1] met elkaar of met [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] in de ten laste gelegde periode – al dan niet door middel van versluierde taal – contact hadden over afspraken met klanten, werktelefoons, werknummers, zaken doen, visitekaartjes, briefpapier, deals sluiten, bedrijven en grote geldbedragen. Naar het oordeel van de rechtbank wijst het gebruik van versluierde taal en de voorafgaande afstemming daarvan op een georganiseerde samenwerking. Verdachte en [medeverdachte 1] belden gedurende de gehele ten laste gelegde periode veelvuldig met elkaar en zagen elkaar met regelmaat in persoon, al dan niet tijdens gezamenlijke afspraken met ondernemers of met verkopers van vastgoed, vaak in luxe hotels in Nederland of in het buitenland. Daar komt nog bij dat [medeverdachte 1] in gesprekken met verdachte bevestigde dat ‘ze samenwerken’ en dat ze ‘een groep’ zijn. Uit de voorhanden zijnde bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat verdachte en [medeverdachte 1] een min of meer vergelijkbare, bepalende rol hadden binnen de organisatie. Naast het contact met [medeverdachte 1] had verdachte in de ten laste gelegde periode regelmatig contact met [medeverdachte 3] die, zo verklaart hij zelf, in opdracht van verdachte een potentiële klant bezocht en telefonisch, per e-mail en per post contact met andere klanten onderhield. Uit tapgesprekken blijkt dat verdachte beloofde briefpapier en enveloppen te regelen ten behoeve van de werkzaamheden van [medeverdachte 3] , zodat ze ‘weer even vooruit kunnen’. Medeverdachte [medeverdachte 2] vervulde in de gehele ten laste gelegde periode een ondersteunende rol, met name bij de werkzaamheden van [medeverdachte 1] .
Dat het samenwerkingsverband naast duurzaamheid ook een zekere structuur kende, blijkt onder meer uit de georganiseerde en planmatige manier waarop verdachte en medeverdachten te werk gingen. Zo stemden zij onderling af wie welke rol zou aannemen tijdens gesprekken met klanten en bereidden zij nauwkeurig voor wat wel en niet gezegd zou moeten worden. Na afloop van die afspraken werd uitgebreid besproken wie welke vervolgstappen zou moeten zetten. Uit getuigenverklaringen en OVC-gesprekken blijkt dat verdachte en medeverdachten zich tijdens het contact met klanten – conform de vooraf afgesproken rolverdeling – voordeden als (vertegenwoordigers van) investeerders en dat zij gebruik maakten van valse namen waaronder [naam] , [naam] , [naam] , [naam] en [naam] . Dat verdachte en medeverdachten zeer professioneel en georganiseerd te werk gingen, blijkt ook uit de onder hen in beslag genomen visitekaartjes met daarop de valse namen die ze gebruikten. Uit getuigenverklaringen blijkt dat verdachte en medeverdachten deze visitekaartjes daadwerkelijk hebben overhandigd tijdens afspraken over mogelijke zakelijke deals. Naast visitekaartjes zijn onder verdachte en medeverdachten brieven en overeenkomsten in beslag genomen, met daarop dezelfde valse namen en de logo’s van de bedrijven waarvoor ze claimden te werken. Ook werden belscripts aangetroffen die door [medeverdachte 3] zijn gebruikt ten behoeve van telefoongesprekken met potentiële klanten.
Op grond van het voorgaande kan naar het oordeel van de rechtbank worden geconcludeerd dat in de ten laste gelegde periode sprake was van een
organisatiein de zin van artikel 140 Sr.
Het oogmerk van de organisatie
Van een strafbare oplichting kan worden gesproken als een ander wordt bewogen tot de afgifte van een geldbedrag door het aannemen van een valse hoedanigheid of een valse naam, door listige kunstgrepen of door een samenweefsel van verdichtsels. De rechtbank is er op grond van de bewijsmiddelen – in onderlinge samenhang bezien – van overtuigd dat de
organisatiebeoogde haar zakelijke contacten (waaronder het echtpaar [echtpaar] , de heer [getuige 2] , de heer [getuige 5] van [bedrijf 5] en de heer [getuige 3] ) op te lichten. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Verdachte en medeverdachten wilden hun plannen en ware identiteit geheim houden. Zij gebruikten in onderlinge gesprekken immers versluierde taal en maakten in het contact met klanten – kennelijk om professioneel en betrouwbaar over te komen – gebruik van valse namen, valse visitekaartjes en valse hoedanigheden. Verdachte sprak veelvuldig met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] over manieren waarop ze geld van zakelijke contacten ‘te pakken kunnen krijgen’. Naar het oordeel van de rechtbank betreft één van die manieren de zogeheten wisseltruc met contant geld.
Uit getuigenverklaringen en OVC-gesprekken blijkt dat verdachte en [medeverdachte 1] deden alsof ze sportclubs wilden sponsoren of wilden investeren in vastgoed (hotels). Als tegenprestatie werd klanten gevraagd mee te werken aan een transactie of procedure: het omwisselen van een aanzienlijke hoeveelheid contant geld. Verdachten wilden een contant bedrag in grote coupures ruilen tegen kleine coupures. De klant zou voor deze transactie een vergoeding krijgen. Om dergelijke transacties te kunnen verrichten, is veel contant geld in grote coupures nodig. De rechtbank is er op grond van de bewijsmiddelen van overtuigd dat de organisatie hiervoor vals geld wilde gebruiken. In de woning van de moeder van [medeverdachte 2] is immers een enorme hoeveelheid valse biljetten in beslag genomen, waaronder met name veel 500 euro biljetten. [medeverdachte 2] werd in de ten laste gelegde periode door [medeverdachte 1] gebeld en kreeg – in versluierde taal– opdracht om één miljoen te pakken.
Deelneming aan de organisatie
Uit het voorgaande en de bewijsmiddelen vloeit naar het oordeel van de rechtbank voort dat verdachte samen met [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] deelnam aan de organisatie, nu zij allen gedragingen hebben verricht die rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van die organisatie. Dat verdachte – meer dan in algemene zin – wist van het oogmerk van de organisatie volgt uit voorgaande overwegingen en uit zijn uitspraken tijdens gesprekken met medeverdachten en zijn partner. Zo zei verdachte in een gesprek met [medeverdachte 1] dat zij ‘geld hebben genomen’ van andere mensen. Tegen zijn partner zei verdachte dat hun zoon net zo wordt als hijzelf: ‘hij wordt gewoon een fucking oplichter, hij gaat ook knaken verdienen’. Volgens verdachte was dit slechts dronkenmanspraat, maar dat is naar het oordeel van de rechtbank – met het oog op de overige bewijsmiddelen – niet aannemelijk geworden.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat op grond van het bovenstaande aan alle elementen is voldaan en wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte samen met medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] in de periode van 1 maart 2017 tot en met 11 september 2017 deelnam aan een criminele organisatie.
Partiele vrijspraak
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat (gewoonte)witwassen het oogmerk van de organisatie was waaraan verdachte deelnam. De rechtbank acht evenmin wettig en overtuigend bewezen dat een persoon genaamd [B] deel heeft genomen aan de criminele organisatie, nu het dossier daarvoor onvoldoende aanknopingspunten biedt. De rechtbank zal verdachte dan ook partieel vrijspreken van dit onderdeel van het onder feit 2 ten laste gelegde.
4.3.3.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 1 (witwassen)
De rechtbank leidt uit de beschikbare bewijsmiddelen de volgende feiten en omstandigheden af.
Gezamenlijke huishouding
Vanaf januari 2017 is onderzoek gedaan naar het witwassen door verdachte. [169] Gedurende het onderzoek naar verdachte is [medeverdachte 4] (hierna: [medeverdachte 4] ) als verdachte van witwassen in beeld gekomen. [medeverdachte 4] is de partner van verdachte. [170]
Uit onderzoek is gebleken dat verdachte en [medeverdachte 4] een economische eenheid vormden. [171] Verdachte heeft verklaard dat hij met [medeverdachte 4] is getrouwd op Curaçao. [172] Uit de basisregistratie personen blijkt dat verdachte en [medeverdachte 4] sinds 18 augustus 2005 samenwonen op de [adres] te [woonplaats] . [173] Daarnaast is gebleken dat verdachte en [medeverdachte 4] gezamenlijk het gezag uitvoer(d)en over hun drie kinderen en samen de zorg droegen voor de opvoeding van hun kinderen. [174] Ook voerden zij samen een huishouding, bezitten zij goederen, hebben zij gezamenlijke aankopen gedaan en uitgaven gedaan voor het huishouden. [175]
Legale inkomsten
Uit inkomensgegevens van de Belastingdienst blijkt dat [medeverdachte 4] in 2012 inkomsten uit werk heeft ontvangen ter hoogte van € 1.542,-. Daarnaast heeft [medeverdachte 4] in 2012 uitkeringen ontvangen ter hoogte van € 5.199,- en in 2013 ter hoogte van € 7.630,-. Sinds 2014 heeft [medeverdachte 4] geen inkomsten meer ontvangen. In 2015 heeft [medeverdachte 4] – na het overlijden van haar moeder – € 19.452,- geërfd. Ook heeft [medeverdachte 4] in de jaren 2012 tot en met 2017 in totaal
€ 11.198,- aan zorgtoeslag en € 12.060,- aan kind gebonden budget ontvangen. [176]
Ten aanzien van verdachte geldt dat sinds 2012 geen loon of uitkering bij de Belastingdienst bekend is. In de aangiftes inkomstenbelasting in de periode 2012 tot en met 2015 is door verdachte opgegeven dat hij geen enkel inkomen heeft ontvangen en niet over vermogen beschikt. [177]
Onderzocht is welke bij- en afschriften in de periode januari 2012 tot en met 11 september 2017 hebben plaatsgevonden van en naar de bankrekeningen op naam van verdachte en [medeverdachte 4] . [178] Er is een eenvoudige kasopstelling gemaakt waarbij alle contante inkomsten en uitgaven in kaart zijn gebracht. [179] De gegevens zijn geanalyseerd en ten aanzien van de contante ontvangsten en uitgaven is het volgende bevonden.
Contante ontvangsten en bankopnames
In de periode 2012 tot en met 2017 is een bedrag van € 50.735,01 contant opgenomen van de bankrekening [rekeningnummer] op naam van [medeverdachte 4] . In voornoemd bedrag zijn ook de creditcardopnames meegenomen. [180] In dezelfde periode is een bedrag van
€ 2.200,- contant opgenomen van de bankrekening [rekeningnummer] op naam van [verdachte] . [181] Ook is in voornoemde periode van de bankrekening [rekeningnummer] op naam van [verdachte] e/o [medeverdachte 4] een bedrag van € 2.500,- opgenomen. [182]
Daarnaast heeft verdachte een bedrag van € 3.340,20 aan money transfers ontvangen. [183]
Het totaalbedrag dat verdachte en [medeverdachte 4] aan contant vermogen hadden, komt daarmee uit op € 58.775,21. [184]
Tijdens de doorzoeking in het woonhuis van verdachte en [medeverdachte 4] en in het door verdachte gehuurde pand is € 675,- aan contant geld aangetroffen. Het eindsaldo contant geld zal daarom op € 675,- worden gesteld. [185]
Het totaalbedrag dat contant voor verdachte en [medeverdachte 4] beschikbaar was voor het doen van uitgaven, komt daardoor uit op € 58.100,21. [186]
Contante uitgaven
Verdachte en [medeverdachte 4] hebben in de onderzoeksperiode in totaal € 325.857,63 aan contante uitgaven en contante bankstortingen verricht. [187]
Uit onderzoek naar de contante uitgaven blijkt onder meer dat drie personenauto’s zijn aangeschaft door middel van contante betalingen.
In de periode van 3 september 2014 tot 29 februari 2016 heeft een Kia Sorento met kenteken 68-LHR-5 op naam van [medeverdachte 4] gestaan. [188] Getuige [getuige 7] heeft verklaard dat hij op 10 september 2013 voornoemde Kia Sorento voor € 27.000,- aan [getuige 8] heeft verkocht. [189] Getuige [getuige 8] heeft bij de politie verklaard dat hij ten behoeve van verdachte voornoemde Kia Sorento heeft aangeschaft. [190] Verdachte heeft voornoemd bedrag geheel in contanten aan [getuige 8] terugbetaald. [191]
In de periode van 8 november 2016 tot 6 juni 2017 heeft een Kia Picanto met kenteken [kenteken] op naam gestaan van [medeverdachte 4] . [192] Er is een factuur op naam van [medeverdachte 4] aangetroffen waarop staat vermeld dat op 8 november 2016 een Kia Picanto (kenteken [kenteken] ) voor € 6.000,- is gekocht. Voornoemd bedrag is geheel contant betaald. Het adres dat op de factuur staat vermeld betreft het woonadres van verdachte en [medeverdachte 4] aan de [adres] te [woonplaats] . [193]
Op 6 juni 2017 is een Audi A1 met kenteken [kenteken] op naam van [medeverdachte 4] is gezet. [194] Getuige [getuige 9] heeft bij de politie verklaard dat hij voornoemde Audi op 6 juni 2017 aan [medeverdachte 4] heeft verkocht. Het aankoopbedrag van de Audi betrof € 17.000,-. Bij de verkoop is een Volkswagen Golf (kenteken [kenteken] ) voor € 12.000,- ingeruild. Het resterende bedrag van € 5.000,- is contant betaald. [195]
Tapgesprekken
Tijdens het onderzoek is het telefoonnummer [telefoonnummer] afgetapt. [196] Verdachte heeft erkend dat voornoemd telefoonnummer van hem is. [197] Ook is het nummer [telefoonnummer] van verdachte getapt. Verdachte heeft onder meer contact met het telefoonnummer [telefoonnummer] , dat in gebruik is bij [medeverdachte 1] . [198]
Op 6 april 2017 vindt een telefoongesprek plaats tussen verdachte en (naar later is gebleken) [medeverdachte 1] . Tijdens het telefoongesprek wordt – zakelijk weergegeven – het volgende gezegd.
[verdachte] : Hee [bijnaam]
[medeverdachte 1] : Ja [bijnaam] .
[verdachte] : Luister had jij mij van die losse vijftigjes, had jij me twee gegeven?
[medeverdachte 1] : Hoe bedoel jij?
[verdachte] : Ja jij gaf mij..
[medeverdachte 1] : Ja.
[verdachte] : He?
[medeverdachte 1] : Ja, kijk maar.
[verdachte] : Maar hoeveel is achtenzestig min vier. Is vierenzestig. Dus je hebt me twee te weinig gegeven.
[medeverdachte 1] : Ja, vierenzestig ja.
[medeverdachte 1] : Nee, [bijnaam] ik heb geteld sukkel. Vierduizend van die vijfhonderdjes. [199]
Daarnaast blijkt uit de tapgesprekken dat verdachte ook contact heeft met het telefoonnummer [telefoonnummer] , dat in gebruik is bij [medeverdachte 4] . [200]
Op 20 april 2017 vindt een telefoongesprek plaats tussen verdachte en [medeverdachte 4] . Tijdens het telefoongesprek wordt – zakelijk weergegeven – het volgende gezegd.
[verdachte] : En hoe zat het met de andere
[medeverdachte 4] : Dat is 5 (…) plus 1 waar ik mee ben wezen shoppen he dan dus
eigenlijk 6
[verdachte] : Ja dus je hebt nog 5
[medeverdachte 4] : Ja
[verdachte] : En dan eh je hebt 8 gestort. ?
[medeverdachte 4] : Ja
[verdachte] : Dus als je, hoeveel moet je dus als je er 4 en een half bij doet staat er 12 en een half op
[medeverdachte 4] : Eh ja maar jij zei stort het af
(…)
[verdachte] : Nee, heb je dat al gedaan nu
[medeverdachte 4] : ja daar kom ik net vandaan
[verdachte] : Oke dat maakt niet uit dan heb je 12, dan moet je niet gelijk doorstorten. Dan moet je er 5 bij jezelf houden.
[medeverdachte 4] : ja dat is goed
[verdachte] : Weet je ik dacht misschien om nog wat te shoppen of weet ik veel wat
[medeverdachte 4] : Nee dit is zat maar dan staat er op je spaar op je spaar van mij is nu naar jou teruggegeven 12 en een half
(…)
[medeverdachte 4] : Even kijken, even kijken hoor eh 8...13
[verdachte] : Ja maar ik zei hou er 5, oh je zei is genoeg, oke 12 en een half, 13 is goed. Kijk maar wat je doet of je stort het door of je laat 5 op je eigen rekening staan. [201]
Tijdens het telefoongesprek dat op 12 juni 2017 tussen verdachte en [medeverdachte 4] heeft plaatsgevonden, vraagt verdachte of [medeverdachte 4] wil kijken op haar ING en de SNS of er al geld is binnengekomen. [medeverdachte 4] zegt dat ze dit zal doen. [202] Op 13 juni 2017 vraagt verdachte aan [medeverdachte 4] of zij wil kijken of er iets op de rekening is gebeurd. [medeverdachte 4] geeft aan dat ze het hem zo via de app laat weten. [203]
Op 21 juni 2017 vindt een telefoongesprek plaats tussen [medeverdachte 4] en verdachte. In het gesprek zegt [medeverdachte 4] dat ze niet op facebook een berichtje wil zetten dat ze iemand zoeken om op het paard te rijden. Iedereen kijkt mee en dan pakken ze haar paard af, aldus [medeverdachte 4] . [204]
Op 30 mei 2017 vindt een telefoongesprek plaats tussen verdachte en [medeverdachte 1] . Tijdens het telefoongesprek wordt – zakelijk weergegeven – het volgende gezegd:
[verdachte] : (…) Hey wat anders die Golf hoeveel kilometer heeft die op de teller? (…)
[medeverdachte 1] : 130
(…)
[verdachte] : Gister kreeg ik 13 voor
[medeverdachte 1] : Is weinig man inruil (…) moet minimaal een inruil tussen de 15 en 16, dat is minimaal
(…)
[verdachte] : Dat snap ik wel maar dan nog moet er wel geld verdiend worden voor die gasten. Maar maakt niet uit weet je als ik krijg 13, 13 half, 14 ben ik blij weet je, hoef ik een beetje bij te betalen. [205]
OVC-gesprekken
Op 19 mei 2017 vindt een OVC-gesprek plaats tussen verdachte en [medeverdachte 4] . De stemmen van verdachte en [medeverdachte 4] worden herkend aan hun intonatie, manier van spreken en stemgeluid. [206] Tijdens het OVC-gesprek wordt – zakelijk weergegeven – het volgende gezegd:
[verdachte] : Ik moet zondag naar eh Spanje
[medeverdachte 4] : Oh
[verdachte] : Geld halen
[medeverdachte 4] : Ja
(…)
[verdachte] : Is wel jammer, die man zou tweehonderdvijftig brengen maar heeft maar honderd gebracht.
[medeverdachte 4] : O, zo dat scheelt wel effe.
[verdachte] : Ja dus eh beetje minder weer, maar geld is geld. [207]
Op 20 mei 2017 vindt een OVC-gesprek plaats tussen verdachte, [medeverdachte 4] en zoon [kind] (kind) waarin – zakelijk weergegeven – het volgende wordt gezegd:
[medeverdachte 4] : He [kind] (fon)
Kind: Ja
[medeverdachte 4] : Morgenochtend, moet mama effetjes papa wegbrengen met de auto
[verdachte] : Nee maar je gaat neemt hem mee. Hij moet leren om geld te halen. Hij moet leren hoe het werkt. Hij is mijn protégé he. Hij gaat doen wat ik doe, hij wordt gewoon een fucking oplichter. Hij gaat gewoon ook knaken verdienen weet je. [208]
Op 23 mei 2017 heeft een OVC-gesprek plaatsgevonden tussen verdachte en (later geïdentificeerd als) [medeverdachte 3] . [209] In het OVC-gesprek van 23 mei 2017 wordt – zakelijk weergegeven – het volgende gezegd:
[verdachte] : Eigenlijk ben je ook wel op zoek naar iets wat misschien legaal
vermogen brengt
(…)
[medeverdachte 3] : Als we een ton hebben gedaan dat we al op tweeëneenhalf miljoen zitten. En dan sluit je die (…) dan open je een nieuwe.
[verdachte] : ja
[medeverdachte 3] : Daar haal je weer tweeëneenhalf op. Vijf miljoen in kas.
[verdachte] : Ja. Nee dat is natuurlijk ook hartstikke interessant.
[medeverdachte 3] : En dat kan je misschien voor mekaar krijgen met tweeëneenhalve ton eigen vermogen.
(…)
[verdachte] : Ja. Maar wat heeft ie nodig om nog een paar maanden zeg maar door
te gaan.
[medeverdachte 3] : Nou laten we zeggen tien ruggies in de maand?
[verdachte] : Zo dan heeft ie een duur leven. Maak ik nog niet eens op.
[medeverdachte 3] : Nee dat is ook voor het kantoor.
[verdachte] : Dan nog. Ik heb ook kantoren, ik heb paarden, ik heb een
huishouden. [210]
Op 5 juli 2017 heeft een OVC-gesprek plaatsgevonden tussen verdachte en [medeverdachte 1] . De stem van [medeverdachte 1] wordt door de verbalisant herkend aan de intonatie, manier van spreken en stemgeluid. [211] Tijdens het OVC-gesprek wordt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende gezegd:
[verdachte] : Mare, die man die nou komt, die heeft bitcoins te verkopen. (…) Wat ga je hem betalen?
(…) 15?
(…) Als hij, hoeveel bitcoins heeft hij? 200?
[medeverdachte 1] : 200.
[verdachte] : 200 bitcoins is (…) 450 duizend euro
[medeverdachte 1] : Die kopen we (…) wisselen
[verdachte] : Ja [212]
[verdachte] : Aan de kant waar geteld moet worden, daar pak jij ook, want daar stop jij ook geld in. Dat is prima D: Dat pak ik niet, die mensen gaan naar Spanje en die worden geteld in Spanje. [213]
[verdachte] : Ik wil graag bitcoins kopen, maar is er ook een manier om met cash geld bitcoins te kopen. Dan gaan ze reageren.
[medeverdachte 1] : ja (…) dat sommige mensen (…) bitcoins (…) cash willen hebben.
[verdachte] : Je hebt natuurlijk ook bedrijven, bedrijven die zwart geld willen hebben. Maar geen zwart geld kunnen maken. Als je tegen hun zegt, koop voor mij bitcoins en ik geef jou cash geld. Maar hoe kom je bij die bedrijven? [214]
[verdachte] : dus eigenlijk die van tauschen (= Duits voor wisselen), van wisselen moet je vergeten. Eigenlijk kun je het beste gaan op goud. Goud, bitcoins, omdat het nieuw is. Juwelen. Ja, Juwelen is moeilijk omdat altijd die prijzen verschillend zijn. Eigenlijk alleen maar goud
[medeverdachte 1] : makkelijkste is om die (ntv, hele zin, ntv) die zijn werk te verkopen
(…)
[verdachte] : het enige wat goed is wat jij zegt is, is als je een luxe auto neemt en je gaat met je vrouw rijden (…) En dan ga niet, niet naar huizen die te koop staan, je gaat gewoon aanbellen.
[medeverdachte 1] : particulier
[verdachte] : Luister, mijn vrouw heb deze huis gezien, ik wil jou huis kopen. (…) ik wil je huis kopen voor mijn vrouw. [215]
Op 11 september 2017 heeft een OVC-gesprek tussen verdachte en [medeverdachte 4] plaatsgevonden. Tijdens het OVC-gesprek wordt – zakelijk weergegeven – het volgende gezegd:
[medeverdachte 4] : Ja, dat financieel onderzoek en zo, dat vind ik wel uh
[verdachte] : [medeverdachte 4] , is helemaal niks. (…) Wij hebben niks.
[medeverdachte 4] : Daarom, maar waar komt dan die Audi vandaan. [216]
4.3.4.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 1 (witwassen)
Juridisch kader
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van witwassen, wettig en overtuigend moet worden bewezen dat de voorwerpen/geldbedragen waarop de verdenking van witwassen betrekking heeft afkomstig zijn van enig misdrijf. Uit jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat, ook indien niet kan worden vastgesteld dat het voorwerp/geldbedrag uit een bepaald misdrijf (het gronddelict) afkomstig is, bewezen kan worden verklaard dat het voorwerp/geldbedrag een criminele herkomst heeft. Daarbij geldt dat het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat de voorwerpen/geldbedragen uit ‘enig misdrijf’ afkomstig zijn.
In de onderhavige zaak doet zich de situatie voor dat ten aanzien van verdachte niet is vast te stellen uit welk concreet misdrijf de geldbedragen en voorwerpen afkomstig zijn. De vraag die dient te worden beantwoord, is of op basis van de feiten en omstandigheden zoals deze uit het onderzoek naar voren zijn gekomen en bezien in samenhang met de zogenaamde typologieën van witwassen, sprake is van een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen.
Bij de beoordeling van deze verklaring spelen omstandigheden waaronder het moment en de wijze waarop deze tot stand is gekomen mede een rol. Zo kan het van belang zijn of de verdachte van meet af aan tegenwicht tegen de verdenking heeft geboden of dat hij pas in een laat stadium van het onderzoek is gaan verklaren op een wijze die aan de hiervoor genoemde vereisten voldoet.
Wanneer het door de verdachte geboden tegenwicht daartoe aanleiding geeft, ligt het vervolgens op de weg van het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar de uit de verklaring van verdachte blijkende alternatieve herkomst van de voorwerpen/ geldbedragen. Uit dat onderzoek zal moeten blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat de voorwerpen/geldbedragen een legale herkomst hebben.
De rechtbank overweegt ten aanzien hiervan als volgt.
Vermoeden van witwassen
Allereerst concludeert de rechtbank dat verdachte en [medeverdachte 4] een gemeenschappelijke huishouding voerden en de kosten deelden. De rechtbank zal daarom bij haar beoordeling zowel de legale inkomsten van verdachte en als van [medeverdachte 4] betrekken.
Uit de gegevens van de Belastingdienst blijkt dat [medeverdachte 4] sinds 2014 geen inkomen heeft genoten. Ten aanzien van verdachte geldt dat sinds 2012 geen inkomen van hem bij de Belastingdienst bekend is.
Uit de bankgegevens van verdachte en [medeverdachte 4] blijkt dat zij in de ten laste gelegde periode in totaal € 58.100,21,- aan contante ontvangsten hadden. De totale contante uitgaven in deze periode zijn vastgesteld op € 325.857,63, hetgeen een verschil oplevert van € 267.757,42. Voornoemd geldbedrag kan niet worden verklaard door de legale inkomsten die verdachte en [medeverdachte 4] hadden. Nu uit het onderzoek geen legale inkomstenbronnen zijn gebleken die het geldbedrag kunnen verklaren, is een vermoeden van witwassen zonder meer gerechtvaardigd.
Naast het doen van grote contante aankopen, is ook sprake van een aantal andere witwastypologieën. Niet alleen staan de transacties niet in verhouding tot de inkomsten van verdachte en [medeverdachte 4] , maar ook wordt in de OVC- en tapgesprekken tussen verdachte en [medeverdachte 4] gesproken over geld storten, kijken of er geld binnen is gekomen en wordt door verdachte aan [medeverdachte 4] opdracht gegeven om geld weg te leggen. Ook blijkt uit de gesprekken dat grote bedragen in contanten van- en naar het buitenland worden vervoerd. Niet blijkt dat er vanwege bedrijf of beroep noodzaak bestond om zoveel contant geld voorhanden te hebben, waarbij het een feit van algemene bekendheid is dat het voorhanden hebben en vervoeren van grote bedragen aan contant geld grote veiligheidsrisico’s meebrengt. Daarnaast is tijdens de gesprekken door verdachte tegen [medeverdachte 4] gezegd dat hun zoon [kind] zijn protegé is die hem als oplichter zal opvolgen en geld gaat verdienen.
Tot slot heeft verdachte zich binnen een crimineel samenwerkingsverband bezig gehouden met het plegen van oplichtingen, zoals onder 4.3.2. bewezen is verklaard. Uit de gesprekken die verdachte met [medeverdachte 1] heeft gevoerd, wordt gesproken over coupures van € 500,-. Het is een feit van algemene bekendheid dat dergelijke coupures nagenoeg uitsluitend in het criminele circuit worden gebruikt. Daarnaast blijkt dat verdachte geld wil omwisselen voor bitcoins en juwelen en wordt gesproken over de aanschaf van luxe producten, zoals dure auto’s en huizen.
De rechtbank is, anders dan de raadsman, van oordeel dat op grond van voornoemde bewijsmiddelen het gerechtvaardigd vermoeden bestaat dat [verdachte] samen met [medeverdachte 4] in de ten laste gelegde periode heeft witgewassen. Nu sprake is van een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen mag van verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het geldbedrag waarmee de voorwerpen die tijdens de ten laste gelegde periode zijn aangeschaft/bekostigd. Deze verklaring dient concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk te zijn.
Verklaringen verdachte
Ten aanzien van de herkomst van het geld, heeft verdachte de volgende verklaringen gegeven.
Beginsaldo
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat er in de kasopstelling ten onrechte van uit is gegaan dat het beginsaldo in 2012 € 0,- was. De stelling van de verdediging is dat [medeverdachte 4] voorafgaand aan 2012 uit werk inkomsten heeft gegenereerd en daardoor al over enig geld beschikte. De rechtbank stelt vast dat bij de kasopstelling is gekeken naar contante inkomsten. Niet onderbouwd, noch op andere wijze is gebleken dat [medeverdachte 4] voorafgaand aan de onderzoeksperiode contante inkomsten heeft verkregen. De rechtbank ziet dan ook geen reden om af te wijken van het uitgangspunt dat het contante beginsaldo uit legale bronnen op 1 januari 2012 € 0,- bedroeg.
Inkomsten uit werk
Verdachte heeft verklaard dat hij meer inkomsten heeft gehad dan waar de politie tijdens het opstellen van de kasopstelling van uit is gegaan. Daarbij heeft verdachte een eigen kasopstelling overgelegd waarin een overzicht is gegeven van de inkomsten die hij en [medeverdachte 4] hebben genoten.
a.
[onderneming]
Zowel verdachte als [medeverdachte 4] heeft aangevoerd dat in 2012 inkomsten zijn verkregen uit de onderneming [onderneming] . Verdachte zou hieruit € 25.750,- en [medeverdachte 4] € 3.500,- hebben verkregen.
De verklaring van verdachte hierover is tegenstrijdig: tijdens de zitting op 10 december 2018 heeft hij verklaard dat hij nauwelijks contante inkomsten uit [onderneming] heeft ontvangen, terwijl in zijn eigen kasopstelling een grote hoeveelheid aan contante inkomsten is opgenomen. Daarnaast wordt de stelling weerlegd door de gegevens van de Belastingdienst. Bij de Belastingdienst zijn sinds 2012 van verdachte geen inkomstengegevens bekend. Ten aanzien van [medeverdachte 4] geldt dat bij de Belastingdienst niet bekend is dat zij in 2012 inkomsten heeft gegeneerd uit [onderneming] . Tot slot blijkt uit de bankgegevens van verdachte en [medeverdachte 4] niet dat voornoemde bedragen contant zijn gestort, dan wel dat een girale overboeking heeft plaatsgevonden.
De rechtbank houdt daarom geen rekening met deze (gestelde) inkomsten.
Bemiddeling bij en verkoop van (onderdelen van) machines
In de kasopstelling van verdachte en [medeverdachte 4] is opgenomen dat verdachte inkomsten heeft gegenereerd uit het bemiddelen bij de verkoop van machines in Suriname en de verkoop van de machines en onderdelen daarvan zelf. Door verdachte zijn stukken overgelegd die zijn standpunt zouden moeten onderbouwen. Voornoemde stukken zijn echter op geen enkele wijze aan verdachte te linken en in de stukken zijn geen specifieke geldbedragen opgenomen. Voorts heeft verdachte geen enkele vorm van correspondentie aangedragen waaruit blijkt dat hij voor partijen heeft bemiddeld, dan wel dat hij goederen aan partijen heeft verkocht, zodat zijn stellingen niet kunnen worden geverifieerd. Tot slot zijn voornoemde inkomsten niet bij de Belastingdienst bekend. Evenmin bevinden zich in het dossier andere gegevens die de stelling van verdachte onderbouwen dat hij van zijn opdrachtgevers contante inkomsten zou hebben genoten.
De rechtbank houdt daarom geen rekening met deze (gestelde) inkomsten.
Overige inkomsten [medeverdachte 4]
Door de verdediging is aangevoerd dat [medeverdachte 4] inkomsten uit [bedrijf 6] BV heeft verkregen en dat zij een uitkering Werk en Inkomen en verschillende toeslagen heeft ontvangen. Voornoemde inkomsten zijn volgens de verdediging ten onrechte niet in de kasopstelling opgenomen. De rechtbank overweegt ten aanzien van deze stelling als volgt.
De inkomsten waar door de verdediging een beroep op wordt gedaan, betreffen legale inkomsten die [medeverdachte 4] op haar bankrekening gestort heeft gekregen. Met voornoemde inkomsten is rekening gehouden in de kasopstelling. Deze inkomsten zijn immers verwerkt onder beschikbare contante gelden. Vervolgens zijn in de kasopstelling de beschikbare contante gelden afgezet tegen de contante uitgaven in de ten laste gelegde periode. Gebleken is dat een verschil bestaat tussen de inkomsten en uitgaven en dat het verschil niet door inkomsten uit legaal vermogen kan worden verklaard.
De stelling van de verdediging dat de inkomsten uit [bedrijf 6] BV, de uitkering Werk en Inkomen en de verschillende toeslagen (een deel van) het verschil kunnen verklaren gaat niet op nu deze reeds in de kasopstelling zijn meegenomen.
Verkoop auto’s
In de kasopstelling die door verdachte en [medeverdachte 4] is opgesteld, is opgenomen dat [medeverdachte 4] inkomsten heeft gegenereerd uit verkoop van zowel de Kia Sorento als de Kia Picanto. Voornoemde auto’s zouden zijn doorverkocht voor € 16.150,- en € 5.000,-. De rechtbank stelt vast dat op 29 februari 2016 op de rekening van [medeverdachte 4] € 16.150,- van [bedrijf 7] is ontvangen voor verkoop van de Kia Sorento. Voornoemde inkomsten bieden echter geen verklaring voor
contanteinkomsten en de grote geldbedragen die contant zijn uitgegeven. Uit de bewijsmiddelen volgt immers ook dat de Kia Sorento op 10 september 2013 voor € 27.000,- is aangeschaft en dat ook die aankoop in contanten is betaald. Waar voornoemd contant bedrag uit afkomstig is, wordt op geen enkele wijze onderbouwd.
Ten aanzien van de Kia Picanto geldt dat op geen enkele wijze is onderbouwd dat en wanneer de auto is verkocht. Daarnaast zijn tijdens het onderzoek geen contante stortingen op de bankrekening(en) van verdachte of [medeverdachte 4] naar voren gekomen die aan deze verkoop te linken zijn. Evenmin is door verdachte of [medeverdachte 4] op andere wijze onderbouwd dat [medeverdachte 4] contant geld uit de verkoop heeft ontvangen.
De stelling dat [medeverdachte 4] dat voornoemde auto’s heeft verkocht en daaruit legale
contanteinkomsten heeft verkregen, volgt de rechtbank dan ook niet. De gestelde opbrengsten worden dan ook niet in mindering gebracht op het witgewassen bedrag.
Schenkingen (schoon)moeder
Verdachte en [medeverdachte 4] hebben zich op het standpunt gesteld dat aan hen in de periode 2012 tot en met 2015 door hun (schoon)moeder verschillende geldbedragen zijn geschonken.
De rechtbank merkt ten aanzien hiervan op dat tijdens het onderzoek is vastgesteld dat [medeverdachte 4] op haar bankrekening verschillende schenkingen en giften van haar moeder heeft ontvangen. Met vernoemde inkomsten is reeds rekening gehouden bij het bepalen van de omvang van het inkomen van [medeverdachte 4] . Deze inkomsten geven echter geen verklaring voor de grote contante uitgaven die zijn gedaan. De schenkingen en giften maken de conclusie dat de inkomsten van [medeverdachte 4] ontoereikend waren voor de contante uitgaven die zij heeft gedaan dan ook niet anders.
Ten aanzien van de stelling dat verdachte € 25.000,- van zijn moeder heeft gekregen, overweegt de rechtbank dat van een dergelijke schenking niets is gebleken. De stelling is op geen enkele wijze onderbouwd. Daarnaast is niet aannemelijk dat zulke forse bedragen contant zijn geschonken zonder dat daarvan iets op papier is gezet. Ook ligt opgave bij de Belastingdienst voor de hand bij een schenking van die omvang, hetgeen niet het geval is. De rechtbank is van oordeel dat de verklaring onvoldoende concreet en verifieerbaar is en zal dan ook geen rekening houden met deze (gestelde) contante inkomsten.
Tussenconclusie
Uit het voorgaande blijkt dat verdachte en [medeverdachte 4] in de ten laste gelegde periode in totaal € 58.100,21,- ter beschikking hadden voor contante uitgaven, maar dat hun totale uitgaven in die periode zijn opgelopen tot een bedrag van € 325.857,63. Zoals hiervoor beschreven is voor het verschil van € 267.757,42 geen verklaring.
Op basis van het dossier kan weliswaar geen rechtstreeks verband worden gelegd tussen deze onverklaarbare contante uitgaven en een concreet strafbaar feit, maar nu dat geldbedrag niet kan worden verklaard uit enige legale inkomstenbron en verdachte noch [medeverdachte 4] een aannemelijke, onderbouwde en verifieerbare verklaring heeft gegeven voor de herkomst van dat geld, kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders dan dat dat geldbedrag van enig misdrijf afkomstig moet zijn en dat verdachte dat moeten hebben geweten.
Uit voornoemde bewijsmiddelen blijkt daarnaast dat verdachte de contante gelden niet alleen voorhanden heeft gehad, maar ook heeft overgedragen en omgezet. Verdachte heeft immers geldbedragen die op zijn en/of [medeverdachte 4] haar rekening zijn overgemaakt en contant zijn gestort verworven en voorhanden gehad. Daarnaast heeft verdachte door het aanschaffen van de Audi het contante geld omgezet.
Medeplegen
De rechtbank stelt op grond van de hierboven aangehaalde bewijsmiddelen en overwegingen vast dat de contante geldbedragen afkomstig zijn uit enig misdrijf. De goederen die vervolgens met het contante geld zijn aangeschaft zijn daarmee (deels) gefinancierd met inkomsten die mede afkomstig zijn van enig misdrijf.
De vraag die de rechtbank vervolgens dient te beantwoorden is, of verdachte wetenschap heeft gehad van het feit dat de geldbedragen waarover hij en [medeverdachte 4] konden beschikken en waarmee de aankoop van diverse goederen is gefinancierd, onmiddellijk of middellijk afkomstig waren van enig misdrijf. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Verdachte en [medeverdachte 4] voerden een gezamenlijke huishouding. Daarnaast is gebleken dat contante stortingen en opnamen door hen beiden zijn verricht, zij over elkaars rekening konden beschikken en zij beiden van het geld en de aangeschafte voorwerpen hebben geprofiteerd. Ook was [medeverdachte 4] op de hoogte van de betalingen die door en aan verdachte werden gedaan en was zij nauw betrokken bij de aanschaf van twee auto’s. De rechtbank is van oordeel dat verdachte wist dat de geldstromen niet konden worden verklaard door haar eigen inkomsten of de inkomsten van verdachte. Uit het voorgaande leidt de rechtbank af dat sprake was van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte 4] met betrekking tot de witwashandelingen.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte en [medeverdachte 4] zich tezamen en in vereniging schuldig hebben gemaakt aan het witwassen van geld met criminele herkomst.
Gewoontewitwassen
Verdachte en [medeverdachte 4] hebben zich gedurende en periode van ruim vijf jaar schuldig gemaakt aan het witwassen van € 267.757,42. Gelet op de ruime periode en de omvang van het bedrag, acht de rechtbank tevens wettig en overtuigend bewezen dat de verdachten van dit witwassen een gewoonte hebben gemaakt.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat het niet anders kan, gezien de besproken feiten en omstandigheden, dan dat het geldbedrag afkomstig is uit enig misdrijf, zodat verdachte en [medeverdachte 4] zich in de ten laste gelegde periode schuldig hebben gemaakt aan (gewoonte)witwassen van een geldbedrag van € 267.757,42.
4.3.5.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 3 (verdovende middelen)
Verdachte heeft het onder feit 3 ten laste gelegde bekend en door de raadsman van verdachte is geen vrijspraak bepleit. Onder deze omstandigheden zal de rechtbank met toepassing van
artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering volstaan met onderstaande opsomming van de bewijsmiddelen:
- een proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen van 16 oktober 2017; [217]
- een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 16 november 2017; [218]
- het proces-verbaal ter terechtzitting van 10 december 2018. [219]
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte het onder feit 3 ten laste gelegde tezamen en in vereniging met een ander heeft gepleegd. De rechtbank zal verdachte dan ook partieel vrijspreken van het medeplegen van feit 3.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1: in de periode van 1 januari 2012 tot en met 28 november 2017, te Nieuwegein, en elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander,
een voorwerp, te weten geldbedragen, heeft omgezet, en van een voorwerp, te weten geldbedragen (tot een totaal van ongeveer 267.757,42 euro) gebruik heeft gemaakt, terwijl verdachte en zijn mededader telkens wisten dat die geldbedragen geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf, en verdachte en verdachte's mededader aldus van het plegen van witwassen een gewoonte hebben gemaakt;
feit 2: in de periode van 1 maart 2017 tot en met 28 november 2017 te Nieuwegein, en Maarssen en elders in Nederland en in Europa heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten een samenwerkingsverband bestaande onder meer uit verdachte, [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] , welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het plegen van oplichting zoals strafbaar gesteld in artikel 326 van het Wetboek van strafrecht;
feit 3: op 11 september 2017 te Nieuwegein, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 1,22 gram cocaïne en ongeveer 85,07 gram MDMA, zijnde telkens een hoeveelheid van een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
feit 4: op 11 september 2017 te Nieuwegein, een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht, te weten een Belgische identiteitskaart, nummer [serienummer] op naam van [naam] , geboren op [1957] waarvan hij, verdachte wist dat deze vals of vervalst was, voorhanden heeft gehad.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd.
Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1: gewoontewitwassen;
feit 2: deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven;
feit 3: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 4: een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht dat afgegeven is door een dienst of organisatie van vitaal of nationaal belang voorhanden hebben, waarvan hij weet, dat het vals of vervalst is.
Samenloop
De raadsman van verdachte heeft betoogd dat sprake is van eendaadse samenloop van het
onder feit 2 en feit 4 ten laste gelegde. De rechtbank ziet dit anders. Voor het aannemen van
eendaadse samenloop komt het vooral aan op de vraag of de bewezen verklaarde gedragingen
in die mate een samenhangend, zich min of meer op dezelfde tijd en plaats afspelend
feitencomplex opleveren dat de verdachte daarvan (in wezen) één verwijt kan worden
gemaakt. Daarvan is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 50 maanden, met aftrek van het voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht er bij het bepalen van de straf rekening mee te houden dat sprake is van eendaadse samenloop dan wel samenhang tussen de feiten 2 en 4. Daarnaast heeft de raadsman erop gewezen dat het voor de strafmaat van belang is dat [verdachte] geen leidinggevende rol heeft gehad in de criminele organisatie. Het voorhanden hebben van de aangetroffen verdovende middelen staat zo volledig los van de andere feiten dat dit feit in redelijkheid niet in de strafoplegging hoeft te worden betrokken.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ernstige strafbare feiten. Hij heeft samen met medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] deelgenomen aan een criminele organisatie. Deze organisatie probeerde op systematische en professionele wijze zowel natuurlijke personen als rechtspersonen onder valse voorwendselen te bewegen tot de afgifte van aanzienlijke geldbedragen. Zo werd gebruik gemaakt van valse namen en hoedanigheden, valse visitekaartjes en briefpapier, hetgeen bij de (rechts)personen de indruk moest wekken dat zij zaken deden met bestaande en betrouwbare ondernemingen. Bij zogenaamde zakelijke deals werd door de organisatie steeds voorgesteld dat naast de officiële investering ook geld ‘onder de tafel’ zou worden gewisseld. Verdachte en zijn medeverdachte(n) boden dan een aanzienlijke hoeveelheid biljetten van € 500,- aan met het verzoek deze te wisselen in kleinere coupures. Na de ruil zouden de (rechts)personen dan een koffer met stapeltjes bankbiljetten aantreffen: bovenop een paar echte bankbiljetten van € 500,- en daaronder een grote hoeveelheid vals geld. De rechtbank houdt in strafverzwarende zin rekening met de geraffineerde wijze waarop verdachte heeft getracht mensen hun geld afhandig te maken. Verdachte en medeverdachten waren van plan ernstig misbruik te maken van het vertrouwen van deze mensen en de rechtbank neemt het verdachte bijzonder kwalijk dat hij uitsluitend heeft gehandeld uit eigenbelang.
De rechtbank houdt in strafverzwarende zin ook rekening met de rol die verdachte in de criminele organisatie heeft vervuld. Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat verdachte namelijk niet alleen een uitvoerende, maar ook een aansturende rol in de organisatie vervulde. Uit de vele afgeluisterde (telefoon)gesprekken is gebleken dat vooral verdachte en [medeverdachte 1] zeer actief waren bij de organisatie: bij wijze van spreken hadden zij hier een dagtaak aan. Verdachte bedacht samen met [medeverdachte 1] op welke wijze en onder welke valse namen en hoedanigheden contact zou worden gelegd met potentiële slachtoffers. Ook schakelde verdachte medeverdachte [medeverdachte 3] in om contact te onderhouden met klanten en om zich tijdens een afspraak – in strijd met de waarheid –voor te doen als architect. Verdachte had daarnaast een vals identiteitsbewijs voorhanden, waarvan [medeverdachte 3] gebruik zou moeten maken in het kader van de criminele activiteiten van de organisatie. Dit laatste wordt ook in strafverzwarende zin meegenomen. Het vertrouwen dat mensen in dergelijke, van overheidswege verstrekte, documenten moeten hebben, wordt door gebruik van valse documenten immers ernstig geschonden. Zoals eerder overwogen is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van eendaadse samenloop. De rechtbank zal bij het bepalen van de (hoogte van de) straf echter wel rekening houden met de samenhang tussen de feiten 2 en 4.
Naast de zojuist besproken feiten heeft verdachte zich samen met zijn partner, medeverdachte [medeverdachte 4] , gedurende een periode van ruim vijf jaar schuldig gemaakt aan gewoontewitwassen. De rechtbank neemt verdachte ook dit feit bijzonder kwalijk, nu het witwassen van geld een ernstige bedreiging voor de legale economie vormt. Het geld dat uit witwassen afkomstig is, heeft bovendien een ontwrichtende werking op de samenleving, nu met dat geld doorgaans ander strafbaar handelen wordt gefaciliteerd. Daar komt nog bij dat daders van strafbare feiten in staat worden gesteld om met hun oneerlijk verdiende geld een maatschappelijke en financiële status te verwerven die zij niet behoren te hebben.
Tijdens de doorzoeking in de woning van verdachte naar aanleiding van bovenstaande feiten zijn cocaïne en MDMA aangetroffen. De raadsman heeft betoogd dat het voorgaande niet hoeft te worden meegenomen in de strafoplegging, omdat dit feit volledig los staat van de andere feiten op de tenlastelegging. De rechtbank ziet dit anders. Cocaïne en MDMA vormen een bedreiging voor de volksgezondheid en de rechtbank rekent het verdachte dan ook aan dat hij door zijn bezit heeft bijgedragen aan het in stand houden van een afzetmarkt voor dergelijke middelen. Dat dit feit volledig los staat van de andere feiten, doet daar niet aan af.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte. Daaruit volgt dat hij in 2009 in Duitsland is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 jaren voor oplichting. In 2016 is verlof verleend tot tenuitvoerlegging van de straf in Nederland en de Nederlandse rechter heeft de straf omgezet. Verdachte is dan ook redelijk recent geconfronteerd met de gevolgen van strafbaar handelen. Dit heeft hem er echter niet van kunnen weerhouden opnieuw langdurig en structureel de fout in te gaan. De rechtbank houdt hier in het nadeel van verdachte rekening mee.
De strafoplegging
Gelet op de het voorgaande en dan met name op de ernst van de strafbare feiten, is de rechtbank van oordeel dat niet met een andere straf dan de oplegging van een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf kan worden volstaan. Bij het bepalen van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank gekeken naar de straffen die in vergelijkbare zaken zijn opgelegd. De rechtbank acht, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren passend en geboden.
Voorlopige hechtenis
Het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte is geschorst. Gelet op de hoogte van de op te leggen straf komt de vraag aan de orde of de schorsing van de voorlopige hechtenis dient te worden opgeheven. Bij het beantwoorden van die vraag moet de rechtbank de belangen van de samenleving en de veroordeelde afwegen en nagaan of opheffing van de schorsing geboden is. Naar het oordeel van de rechtbank wegen de strafvorderlijke belangen van herleving van de voorlopige hechtenis in dit geval zwaarder dan de persoonlijke belangen van verdachte, met name gelet op de ernst van het bewezen verklaarde – zoals hiervoor toegelicht – en de gevangenisstraf waartoe dit heeft geleid. Dit betekent dat de schorsing van de voorlopige hechtenis wordt opgeheven. De detentie van verdachte herleeft nu dus weer.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 47, 57, 140, 231 en 420ter van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 4 (vier) jaren;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- heft op het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.H.M. Druijf, voorzitter, mrs. J.W. Veenendaal en
M. Eversteijn-Decliseur, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P.M. Lindeman, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 11 april 2019.
Mr. M. Eversteijn-Decliseur is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
feit 1:
hij op een of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 januari 2012 tot en met 28 november 2017, te Nieuwegein, en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
a.
van een of meerdere geldbedrag(en) en/of voorwerpen de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding, de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbenden op voorwerpen waren
en/of
b.
een voorwerp, te weten een of meerdere geldbedrag(en) , heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of heeft omgezet, en/of van een voorwerp, te weten een of meerdere geldbedrag(en) gebruik heeft gemaakt, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en) dat die/dat geldbedrag(en) en/of voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk, - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf, en verdachte en/of verdachte's mededader(s) aldus van het plegen van witwassen een gewoonte heeft/hebben gemaakt;
(
art 420bis lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht,
art 420ter lid 1 Wetboek van Strafrecht)
feit 2:
hij op een of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 maart 2017 tot en met 28 november 2017 te Nieuwegein, en/of te Maarssen en/of (elders) in Nederland en/of (elders) in Europa heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten een samenwerkingsverband bestaande onder meer uit verdachte en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] , welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het plegen van oplichting zoals strafbaar gesteld in artikel 326 van het Wetboek van strafrecht en/of (gewoonte)witwassen zoals strafbaar gesteld in de artikel(en) 420bis en/of 420ter van het Wetboek van strafrecht;
(
art 140 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
feit 3:
hij op of omstreeks 11 september 2017 te Nieuwegein tezamen en in vereniging met een of
meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad een of meerder hoeveelhed(en)
van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, en/of een of meerdere pil(len), van een
materiaal bevattende MDMA, en/of zes gram, althans een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne zijnde heroïne, en/of 72,45 gram van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA zijnde (telkens) een hoeveelheid van een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(artt. 2 ahf/ond C jo 10 lid 3 Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
feit 4:
hij op of omstreeks 11 september 2017, althans in of omstreeks de maand september te
Nieuwegein en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
althans alleen, een reisdocument en/of identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op
de identificatieplicht, te weten een Belgisch identiteitskaart, nummer [serienummer] op naam
van [naam] , geboren op [1957] waarvan hij, verdachte, en/of zijn
mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat deze vals of vervalst was,
heeft/hebben afgeleverd en/of voorhanden heeft/hebben gehad.
( art 231 lid 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 6 maart 2018, genummerd 180228.0954.AD (09PIANO), opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met pagina 5992. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Voor zover het gaat om geschriften als bedoeld in artikel 344, eerste lid, sub vijf, van het Wetboek van Strafvordering, worden deze alleen gebruikt in verband met de inhoud van andere bewijsmiddelen.
2.Het proces-verbaal algemeen dossier, p. 15 (onderaan) en p. 16 (bovenaan).
3.Het proces-verbaal van bevindingen betreffende het baken van 23 mei 2017, p. 1816.
4.Het proces-verbaal van bevindingen relatie [verdachte] - [medeverdachte 1] , p. 1758.
5.Het proces-verbaal van bevindingen relatie [verdachte] - [medeverdachte 1] , p. 1757.
6.Het proces-verbaal van bevindingen relatie [verdachte] - [medeverdachte 1] , p. 1758.
7.Het proces-verbaal van bevindingen beelden Carlton hotel, p. 1782.
8.Het proces-verbaal van bevindingen beelden Carlton hotel, p. 1785.
9.Het proces-verbaal van observatie van 31 maart 2017, p. 3535.
10.Het proces-verbaal van observatie van 31 maart 2017, p. 3536.
11.Het proces-verbaal van observatie van 31 maart 2017, p. 3537.
12.Het proces-verbaal ter terechtzitting van 10 december 2018.
13.Het proces-verbaal van bevindingen onderzoek telefoonnummers, p. 1743.
14.De verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van 10 december 2018.
15.Het proces-verbaal van bevindingen inzake het onderzoek naar telefoonnummer * [telefoonnummer] , p. 1875.
16.Tapgesprek, 28 maart 2017, sessienummer 42, p. 310.
17.Tapgesprek, 28 maart 2017, sessienummer 42, p. 311.
18.Het proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 2] , p. 919
19.Het proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 2] , p. 922.
20.Het proces-verbaal verhoor getuige [medeverdachte 2] bij de rechter-commissaris van 12 november 2018.
21.Tapgesprek, 6 april 2017, sessienummer 1214, p. 323.
22.Het proces-verbaal van bevindingen beelden BP, p. 2061
23.Het proces-verbaal ter terechtzitting van 10 december 2018.
24.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] , p. 931.
25.Tapgesprek, 19 mei 2017, sessienummer 329, p. 2272.
26.Tapgesprek, 29 mei 2017, sessienummer 763, p. 469.
27.Tapgesprek, 10 april 2017, sessienummer 1939, p. 1909
28.Tapgesprek, 10 april 2017, sessienummer 1947, p. 1910
29.Het proces-verbaal ter terechtzitting van 10 december 2018.
30.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] bij de rechter-commissaris van 12 november 2018.
31.Tapgesprek, 19 mei 2017, sessienummer 323, p. 453.
32.Het proces-verbaal OVC van 5 juli 2017, p. 3800.
33.Het proces-verbaal OVC van 5 juli 2017, p. 3803.
34.Het proces-verbaal OVC van 5 juli 2017, p. 3806.
35.Het proces-verbaal verhoor verdachte, p. 550.
36.Het proces-verbaal OVC van 3 januari 2018, p. 3592.
37.Het proces-verbaal van OVC auto 19 t/m 22 mei 2017, p. 3615.
38.Het proces-verbaal van OVC auto 19 t/m 22 mei 2017, p. 3620.
39.Het proces-verbaal van OVC auto 19 t/m 22 mei 2017, p. 3621.
40.Tapgesprek, 26 juni 2017, sessienummer 13748, p. 2951.
41.Tapgesprek, 28 juni 2017, sessienummer 14163, p. 2952.
42.Tapgesprek, 28 juni 2017, sessienummer 14306, p. 2953.
43.Het proces-verbaal van observatie 29 juni 2017, p. 3572.
44.Het proces-verbaal van observatie 29 juni 2017, p. 3575.
45.De tijdstippen worden in de uitgewerkte gesprekken in UTC tijd weergegeven. Dit houdt in dat er twee uur bij opgeteld moeten worden om de daadwerkelijke Nederlandse tijd te verkrijgen. Ten behoeve van de leesbaarheid van onderstaande bewijsmiddelen heeft de rechtbank deze twee uur reeds bij de in de processen-verbaal OVC opgenomen tijdstippen opgeteld, zie hiervoor ook het proces-verbaal OVC van 3 januari 2018, p. 3592.
46.Het proces-verbaal OVC van 29 juni 2017, p. 3777.
47.Het proces-verbaal OVC van 29 juni 2017, p. 3778.
48.Het proces-verbaal OVC van 29 juni 2017, p. 3781.
49.Het proces-verbaal OVC van 29 juni 2017, p. 3782.
50.Het proces-verbaal OVC van 29 juni 2017, p. 3784.
51.Het proces-verbaal OVC van 29 juni 2017, p. 3785.
52.Het proces-verbaal OVC van 29 juni 2017, p. 3786.
53.Het proces-verbaal OVC van 29 juni 2017, p. 3787.
54.Het proces-verbaal OVC van 29 juni 2017, p. 3788.
55.Het proces-verbaal van bevindingen oplichtingen hotels buitenland, p. 2943.
56.Het proces-verbaal van bevindingen oplichtingen hotels buitenland, p. 2944
57.Het proces-verbaal van bevindingen oplichtingen hotels buitenland, p. 2945.
58.Het proces-verbaal van bevindingen oplichtingen hotels buitenland, p. 2942.
59.Een schriftelijk bescheid, te weten een vertaling van het getuigenverhoor van [makelaar] opgemaakt door de politie
60.Een schriftelijk bescheid, te weten een vertaling van de e-mail van [firma] aan [makelaar] van 22 juni 2017, p. 5354.
61.Het proces-verbaal van bevindingen analyse voorwerp, p. 3016.
62.Het proces-verbaal van bevindingen meerdere telefoonnummers [medeverdachte 1] , p. 3505.
63.Tapgesprek, 7 juli 2017, sessienummer 15486, p. 2733.
64.Tapgesprek, 7 juli 2017, sessienummer 15511, p. 2734.
65.Tapgesprek, 9 juli 2017, sessienummer 15806, p. 2739.
66.Het proces-verbaal van bevindingen poging oplichting [getuige 2] , p. 2728.
67.Tapgesprek, 9 juli 2017, sessienummer 15848, p. 2741.
68.Het proces-verbaal OVC van 10 juli 2017, p. 3832.
69.Het proces-verbaal OVC van 10 juli 2017, p. 3833.
70.Tapgesprek, 10 juli 2017, sessienummer 15923, p. 2743.
71.Een schriftelijk bescheid, te weten een vertaling van het getuigenverhoor van [getuige 2] , opgemaakt
72.Een geschrift, te weten een beslaglijst, p. 79 in combinatie met p. 161.
73.Het proces-verbaal van bevindingen poging oplichting [getuige 2] , p. 2729
74.Tapgesprek, 17 juli 2017, sessienummer 3621, p. 2518.
75.Tapgesprek, 17 juli 2017, sessienummer 3621, p. 2519.
76.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 3] , p. 763.
77.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 3] , p. 779.
78.Het proces-verbaal van bevindingen identiteit NNman1, p. 3253.
79.Het proces-verbaal OVC van 23 mei 2017, p. 3627.
80.Het proces-verbaal OVC van 23 mei 2017, p. 3628.
81.Het proces-verbaal OVC van 23 mei 2017, p. 3632.
82.Het proces-verbaal OVC van 23 mei 2017, p. 3633.
83.Het proces-verbaal OVC van 23 mei 2017, p. 3728.
84.Het proces-verbaal OVC van 23 mei 2017, p. 3730.
85.Het proces-verbaal OVC van 23 mei 2017, p. 3731.
86.Het proces-verbaal OVC van 23 mei 2017, p. 3732.
87.De rechtbank begrijpt: met ‘sheinen’ wordt bedoeld het Duitse woord “Scheine” voor bankbiljetten.
88.Het proces-verbaal OVC van 5 juli 2017, p. 3817.
89.Het proces-verbaal OVC van 12 juli 2017, p. 3840.
90.Het proces-verbaal OVC van 12 juli 2017, p. 3841.
91.De Nederlandse vertaling van het Duitse woord ‘ Scheine’ is: bankbiljetten.
92.Het proces-verbaal OVC van 12 juli 2017, p. 3842.
93.Het proces-verbaal OVC van 12 juli 2017, p. 3844.
94.https://en.wikipedia.org/wiki/MT103
95.Het proces-verbaal OVC van 12 juli 2017, p. 3845.
96.Het proces-verbaal OVC van 12 juli 2017, p. 3847.
97.Het proces-verbaal OVC van 12 juli 2017, p. 3848.
98.Het proces-verbaal OVC van 12 juli 2017, p. 3848.
99.Het proces-verbaal OVC van 12 juli 2017, p. 3849.
100.Het proces-verbaal OVC van 25 juli 2017, p. 3869.
101.Het proces-verbaal OVC van 25 juli 2017, p. 3871.
102.Het proces-verbaal van bevindingen analyse telefoon, p. 3208.
103.Het proces-verbaal OVC van 17 augustus 2017, p. 3927.
104.Het proces-verbaal OVC van 17 augustus 2017, p. 3947.
105.Een schriftelijk bescheid, te weten een vertaling van het getuigenverhoor van [getuige 3] opgemaakt door de
106.Het proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 3] , p. 762.
107.Het proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 3] , p. 769
108.Het proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 3] , p. 770.
109.Het proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 3] , p. 774.
110.Het proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 3] , p. 776.
111.Het proces-verbaal analyse voorwerp, p. 3015.
112.Het proces-verbaal analyse voorwerp, p. 3016.
113.Het proces-verbaal analyse telefoon, p. 3072.
114.Het proces-verbaal analyse telefoon, p. 3073.
115.Het proces-verbaal analyse voorwerp, p. 3086.
116.Het proces-verbaal analyse voorwerp, p. 3087.
117.Een schriftelijke bescheid, te weten een leningsovereenkomst op naam van [bedrijf 3] & [bedrijf 4]
118.Het proces-verbaal OVC van 5 juli 2017, p. 3807.
119.Het proces-verbaal OVC van 5 juli 2017, p. 3810.
120.Het proces-verbaal OVC van 5 juli 2017, p. 3819.
121.Het proces-verbaal OVC van 5 juli 2017, p. 3820.
122.Het proces-verbaal OVC van 5 juli 2017, p. 3821.
123.Het proces-verbaal OVC van 5 september 2017, p. 3986.
124.Het proces-verbaal OVC van 5 september 2017, p. 3987.
125.Het proces-verbaal analyse voorwerp, p. 3218.
126.Het proces-verbaal analyse voorwerp, p. 3219.
127.Het proces-verbaal analyse voorwerp, p. 3220.
128.Het proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 3] , p. 761.
129.Het proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 3] , p. .789
130.Het proces-verbaal verhoor getuige [getuige 4] , p. 4430.
131.Het proces-verbaal verhoor getuige [getuige 4] , p. 4431.
132.Het proces-verbaal verhoor getuige [getuige 4] , p. 4433.
133.Het proces-verbaal verhoor getuige [getuige 4] , p. 4435.
134.Het proces-verbaal van bevindingen, stemherkenning [medeverdachte 1] , p. 2363.
135.Het proces-verbaal van bevindingen, analyse telefoon B.01.01.004, p. 3204.
136.Het proces-verbaal OVC van 25 juli 2017, p. 3867.
137.Het proces-verbaal OVC van 25 juli 2017, p. 3868.
138.Tapgesprek, 25 augustus 2017, sessienummer 18537, p. 2869.
139.Tapgesprek, 25 augustus 2017, sessienummer 18543, p. 2870.
140.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 3] , p. 780.
141.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 3] , p. 781.
142.Het proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 3] , p. 782.
143.Het proces-verbaal OVC van 17 augustus 2017, p. 3930.
144.Het proces-verbaal OVC van 17 augustus 2017, p. 3931.
145.Het proces-verbaal van verhoor getuige [bedrijf 5] , p. 4365.
146.Het proces-verbaal van verhoor getuige [bedrijf 5] , p. 4366.
147.Het proces-verbaal van bevindingen [bedrijf 5] , p. 2850.
148.Het proces-verbaal OVC van 5 september 2017, p. 3989.
149.Het proces-verbaal OVC van 5 september 2017, p. 3991.
150.De processen-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 3] , p. 762, 774, 776.
151.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 3] , p. 774.
152.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 3] , p. 775.
153.Een schriftelijk bescheid, te weten een kennisgeving van inbeslagneming, p. 5734.
154.Het proces-verbaal van bevindingen van de Koninklijke Marechaussee, p. 3464
155.Tapgesprek, 31 augustus 2017, sessienummer 212, p. 2368.
156.Tapgesprek, 31 augustus 2017, sessienummer 227, p. 2369
157.Tapgesprek, 31 augustus 2017, sessienummer 232, p. 2371
158.Het proces-verbaal bevindingen vals geld, p. 2693.
159.Het proces-verbaal bevindingen vals geld, p. 2695.
160.Het proces-verbaal bevindingen vals geld, p. 2696.
161.Het proces-verbaal forensisch technisch onderzoek valse bankbiljetten, p. 2997.
162.Het proces-verbaal forensisch technisch onderzoek valse bankbiljetten, p. 2998.
163.Het proces-verbaal individualisatie dactyloscopisch spoor, p. 3506.
164.Een schriftelijk bescheid, te weten een rapport dactyloscopisch onderzoek, p. 3507.
165.Het proces-verbaal verhoor getuige [getuige 6] , p. 1107.
166.Het proces-verbaal verhoor getuige [getuige 6] , p. 1103
167.Het proces-verbaal bevindingen aangiftes valse geldbiljetten, p. 2844.
168.Het proces-verbaal bevindingen aangiftes valse geldbiljetten, p. 2847.
169.Het proces-verbaal, algemeen dossier, p. 16.
170.Het proces-verbaal, algemeen dossier, p. 20.
171.Het proces-verbaal, algemeen dossier, p. 26.
172.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] , p. 550.
173.Het proces-verbaal van verdenking van 420bis/ter en/of quater Sr, p. 1667.
174.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] , p. 551, het proces-verbaal zaaksdossier witwassen
175.Het proces-verbaal zaaksdossier witwassen [verdachte] en [medeverdachte 4] , p. 262.
176.Het proces-verbaal van bevindingen Analyse Belastingdienst informatie [medeverdachte 4] , p. 1998.
177.Het proces-verbaal van bevindingen Analyse Belastingdienst informatie [verdachte] , p. 1947
178.Het proces-verbaal zaaksdossier witwassen [verdachte] en [medeverdachte 4] , p. 262-263.
179.Het proces-verbaal eenvoudige kasopstelling [verdachte] en [medeverdachte 4] , p. 3423-3426.
180.Het proces-verbaal eenvoudige kasopstelling [verdachte] en [medeverdachte 4] , p. 3424; het proces-verbaal Analyse
181.Het proces-verbaal eenvoudige kasopstelling [verdachte] en [medeverdachte 4] , p. 3424
182.Het proces-verbaal eenvoudige kasopstelling [verdachte] en [medeverdachte 4] , p. 3424; het proces-verbaal van
183.Proces-verbaal overzicht moneytransfers, p. 3419.
184.Het proces-verbaal eenvoudige kasopstelling [verdachte] en [medeverdachte 4] , p. 3423.
185.Het proces-verbaal eenvoudige kasopstelling [verdachte] en [medeverdachte 4] , p. 3424-3425; het proces-verbaal van
186.Het proces-verbaal eenvoudige kasopstelling [verdachte] en [medeverdachte 4] , p. 3423.
187.Het proces-verbaal eenvoudige kasopstelling [verdachte] en [medeverdachte 4] , p. 3424.
188.Het proces-verbaal zaaksdossier witwassen [verdachte] en [medeverdachte 4] , p. 271.
189.Het proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige 7] , p. 4394.
190.Het proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige 8] , p. 4386.
191.Het proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige 8] , p. 4386.
192.Het proces-verbaal zaaksdossier witwassen [verdachte] en [medeverdachte 4] , p. 271.
193.Een schriftelijk bescheid, te weten een factuur van INS Autowereld, d.d. 8 november 2016, p. 4619.
194.Het proces-verbaal zaaksdossier witwassen [verdachte] en [medeverdachte 4] , p. 270.
195.Het proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige 9] , p. 4376.
196.Het proces-verbaal van bevindingen, onderzoek gebruikers [telefoonnummer] en [telefoonnummer] , p. 1743-1745.
197.Het proces-verbaal ter terechtzitting van 10 december 2018, p. 3.
198.Dat de nummers [telefoonnummer] en [telefoonnummer] bij [verdachte] en [medeverdachte 1] in gebruik zijn, volgt uit de bewijsmiddelen zoals opgenomen onder 4.3.1. en de bewijsoverweging ten aanzien van telefoonnummers * [telefoonnummer] , * [telefoonnummer] , * [telefoonnummer] , * [telefoonnummer] en * [telefoonnummer] .
199.Tapgesprek, 6 april 2017, sessienummer 1318, p. 326.
200.Het proces-verbaal van bevindingen, onderzoek gebruikers [telefoonnummer] en [telefoonnummer] , p. 1743-1745.
201.Tapgesprek, 20 april 2017, sessienummer 11565, p. 299.
202.Tapgesprek, 12 juni 2017, sessienummer 29197, p. 303.
203.Tapgesprek, 13 juni 2017, sessienummer 29723, p. 304.
204.Tapgesprek, 21 juni 2017, sessienummer 31756, p. 306.
205.Tapgesprek, 30 mei 2017, sessienummer 9256, p. 3653-3654.
206.Het proces-verbaal van OVC auto 19 t/m 22 mei 2017, p. 3615.
207.Proces-verbaal van bevindingen OVC auto 19 t/m 22 mei 2017, p. 3615, 3620.
208.Het proces-verbaal van bevindingen OVC auto 19 t/m 22 mei 2017, p. 3615, 3620-3621.
209.Het proces-verbaal van Bevindingen [naam] , p. 2174
210.Het proces-verbaal van bevindingen OVC auto 23 mei 2017, p. 3627-3628.
211.Het proces-verbaal OVC van 5 juli 2017, p. 3800.
212.Het proces-verbaal van bevindingen OVC auto 5 juli 2017, p. 3800, 3806.
213.Het proces-verbaal van bevindingen OVC auto 5 juli 2017, p. 3800, 3810.
214.Het proces-verbaal van bevindingen OVC auto 5 juli 2017, p. 3800, 3818.
215.Het proces-verbaal van bevindingen OVC auto 5 juli 2017, p. 3800, 3821.
216.Het proces-verbaal van bevindingen OVC 8 september 2017 tot en met 11 september 2017, p. 4003-4004.
217.Een proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen van 16 oktober 2017, p. 2983 tot en met 2994.
218.Een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 16 november 2017, p. 3477 en 3478.
219.Het proces-verbaal ter terechtzitting van 10 december 2018.