ECLI:NL:RBMNE:2019:1475
Rechtbank Midden-Nederland
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Wrakingsverzoek tegen rechter-commissaris in strafzaak
Op 28 maart 2019 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Midden-Nederland het wrakingsverzoek van [verzoeker] behandeld. Dit verzoek was gericht tegen mr. E.H.M. Druijf, de voorzitter van de meervoudige strafkamer, en mr. M.C. Oostendorp, lid van de wrakingskamer. [Verzoeker] was betrokken als verdachte in een strafzaak met parketnummer 16/705587-15, waarin mr. Oostendorp als rechter-commissaris getuigen had gehoord, waaronder [verzoeker] zelf. Tijdens de behandeling van het wrakingsverzoek heeft de raadsman van [verzoeker] betoogd dat mr. Oostendorp niet onbevooroordeeld kon oordelen over mr. Druijf, gezien haar eerdere betrokkenheid bij de zaak. Mr. Oostendorp heeft echter aangegeven niet te willen berusten in de wraking, en de officier van justitie stelde dat er geen inhoudelijke beslissingen door haar waren genomen in de strafzaak.
De wrakingskamer heeft de procedure en de relevante wetgeving, waaronder artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering, in overweging genomen. De wrakingskamer oordeelde dat een rechter vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De wrakingskamer concludeerde dat de enkele kennis van het dossier door mr. Oostendorp niet voldoende was om te concluderen dat er sprake was van vooringenomenheid. Er waren geen bijkomende omstandigheden die de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd maakten.
Uiteindelijk heeft de wrakingskamer het verzoek tot wraking ongegrond verklaard. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.