1.De procedure
Betrokkene is bij arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 23 mei 2006 ter beschikking gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege. De termijn van terbeschikkingstelling is ingegaan op 25 september 2008. Bij beschikking van deze rechtbank van 20 december 2016 is de terbeschikkingstelling laatstelijk verlengd en werd de verpleging van overheidswege beëindigd op grond van artikel 38lb van het Wetboek van Strafrecht op het moment dat betrokkene daadwerkelijk het grondgebied van Nederland heeft verlaten, onder de voorwaarde dat betrokkene niet zal terugkeren naar Nederland. Na overtreding van deze voorwaarde is de vordering tot hervatting van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege bij beschikking van deze rechtbank van 12 december 2017 toegewezen, zodat de maatregel zonder nadere voorziening eindigt op 2 april 2019.
Betrokkene, bijgestaan door mr. O.O. van der Lee, advocaat te Amsterdam, en de officier van justitie, mr. P.E.F. Poppe, zijn op 25 maart 2019 in raadkamer in het openbaar gehoord.
Tevens zijn als deskundigen gehoord [A] , als GZ-psycholoog en behandelcoördinator verbonden aan [verblijfplaats] , [B] , als Adviseur Transculturele Forensische Psychiatrie verbonden aan [verblijfplaats] en [C] , (onafhankelijk) GZ-psycholoog.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van:
- stukken waaruit blijkt dat de terbeschikkingstelling is ingegaan op 25 september 2008;
- de beslissing van deze rechtbank van 20 december 2016, waarbij de termijn van terbeschikkingstelling voor het laatst is verlengd met twee jaar en waarbij de verpleging van overheidswege is beëindigd ex artikel 38lb van het Wetboek van Strafrecht op het moment dat betrokkene daadwerkelijk het grondgebied van Nederland heeft verlaten, onder de voorwaarde dat betrokkene niet zal terugkeren naar Nederland;
- de beslissing van deze rechtbank van 12 december 2017, waarbij de vordering tot hervatting van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege is toegewezen;
- de vordering van de officier van justitie van 21 februari 2019, die strekt tot verlenging van de terbeschikkingstelling met twee jaar;
- het ondertekende verlengingsadvies van [verblijfplaats] van 31 januari 2019, opgemaakt door [A] (GZ-psycholoog, Behandelcoördinator) en [D] (psychiater, Directeur Behandelzaken en Plaatsvervangend hoofd van de inrichting), inhoudend het advies om de terbeschikkingstelling te verlengen met één jaar;
- de niet ondertekende conceptversie van voornoemd verlengingsadvies, inhoudend het advies om de terbeschikkingstelling te beëindigen onder voorwaarde dat er passende forensische ambulante begeleiding wordt geboden in het land van herkomst, met een verplichtend karakter;
- het formele standpunt van [verblijfplaats] van 28 januari 2019, opgemaakt door [A] , GZ-psycholoog en behandelcoördinator);
- het Pro Justitia-rapport van 1 januari 2019, opgemaakt door drs. [E] , forensisch psychiater;
- het Pro Justitia-rapport van 2 januari 2019, opgemaakt door [C] , GZ-psycholoog;
- de niet ondertekende conceptversie van voornoemd Pro-Justitia rapport opgemaakt door [C] ;
- de wettelijke aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van de betrokkene, over de periode 29 november 2017 tot en met 12 december 2018;
- een brief van 16 november 2018 van de Federale Overheidsdienst Justitie uit België inhoudende de instemming met de strafoverdracht in het kader van de Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen (WOTS);
- een beleidskader repatriëring vreemdelingen in de tbs van januari 2013;
- een brief van [verblijfplaats] aan het Openbaar Ministerie van 4 juli 2018, opgesteld door [F] , Behandelcoördinator (waarnemend) met betrekking tot het repatriëringsplan van betrokkene;
- de beschikking van de Immigratie en Naturalisatiedienst waarin de ongewenstverklaring van betrokkene van 10 februari 1999 wordt gehandhaafd;
- een brief van de Dienst Justitiële Inrichtingen van 21 november 2018 aan betrokkene met betrekking tot de strafoverdracht in het kader van de WOTS;
- een brief van de Dienst Justitiële Inrichtingen van 21 november 2018 aan mr. O.O. van der Lee met betrekking tot het verzoek tot overbrenging van betrokkene;
- een bezwaarschrift ex art. 52 WOTS van mr. O.O. van der Lee van 4 december 2018;
- een concept dagvaarding in kort geding door mr. O.O. van der Lee van november 2018;
- een tussenbeschikking van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 14 maart 2019, waarbij de behandeling van de zaak op het bezwaarschrift op grond van artikel 52, tweede lid, van WOTS is heropend en geschorst voor onbepaalde tijd, in afwachting van de verlengingsbeslissing;
- de overige stukken van het de betrokkene betreffende dossier.