ECLI:NL:RBMNE:2019:1426

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 april 2019
Publicatiedatum
9 april 2019
Zaaknummer
16/018456-19 en 16/222300-18 (Tul) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deelname aan een criminele organisatie en diefstal door een groep jongeren in Utrecht

Op 8 april 2019 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1999, die betrokken was bij een criminele organisatie die zich bezighield met diefstallen en heling in Utrecht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen, waaronder zijn broer, deel uitmaakte van een groep jongeren die in de periode van 9 oktober 2018 tot en met 29 december 2018 verschillende vermogensdelicten pleegde. De tenlastelegging omvatte onder andere deelname aan een criminele organisatie, diefstal van sleutels, heling van kentekenplaten en scooters, en diefstal van benzine. Tijdens de terechtzitting op 25 maart 2019 zijn de vorderingen van de officier van justitie en de standpunten van de verdediging besproken. De rechtbank heeft de dagvaarding geldig verklaard en de officier van justitie ontvankelijk verklaard in de vervolging, met uitzondering van een onderdeel van de tenlastelegging. De rechtbank heeft de verdachte voor een aantal feiten vrijgesproken, maar heeft hem wel schuldig bevonden aan deelname aan een criminele organisatie en opzetheling. De rechtbank heeft de verdachte een gevangenisstraf van 12 maanden opgelegd, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar. De rechtbank heeft ook de vorderingen van benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen causaal verband was tussen de bewezen feiten en de schade.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16/018456-19 en 16/222300-18 (Tul) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 8 april 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1999] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
thans gedetineerd in Justitieel Complex Zaanstad te Westzaan.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 25 maart 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. T. Tanghe en van hetgeen verdachte en zijn raadsman mr. A.C. Vingerling, advocaat te Utrecht, alsmede de benadeelde partijen Unigarant Verzekeringen N.V. en [benadeelde 1] naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is ter terechtzitting van 25 maart 2019 gewijzigd. De tenlastelegging (inclusief wijziging voor zover toegewezen) is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt, kort en feitelijk weergegeven, neer op het volgende:
Feit 1: deelneming aan een criminele organisatie in de periode van 9 oktober 2018 tot en met 29 december 2018 te Utrecht;
Feit 2: primair, diefstal in vereniging van sleutels in de periode van 1 oktober 2018 tot en met 8 oktober 2018 te Utrecht door middel van een valse sleutel;
subsidiair, medeplegen van heling van die sleutels in de periode van 1 oktober 2018 tot en met 29 december 2018 te Utrecht;
Feit 3: medeplegen van heling van een kentekenplaat ( [kenteken] ) in de periode van 2 oktober 2018 tot en met 25 oktober 2018 te Utrecht;
Feit 4: primair, diefstal in vereniging op 3 december 2018 te De Meern, gemeente Utrecht, van een zilverkleurige scooter met kenteken [kenteken] ;
subsidiair, medeplichtigheid aan die diefstal op 3 december 2018 te De Meern, gemeente Utrecht;
meer subsidiair, medeplegen van heling van die scooter in de periode van 3 december 2018 tot en met 29 december 2018 te De Meern, gemeente Utrecht;
Feit 5: primair, diefstal in vereniging op 1 november 2018 te Utrecht van een groene scooter met kenteken [kenteken] ;
subsidiair, medeplegen van heling van die scooter in de periode van 1 november 2018 tot en met 29 december 2018 te Utrecht;
Feit 6: primair, diefstal in vereniging in de periode van 4 november 2018 tot en met 5 november 2018 te Utrecht van een of meerdere koplampen door middel van braak;
subsidiair, medeplegen van heling van die koplampen in de periode van 4 tot en met 5 november 2018 te Utrecht;
Feit 7: primair, diefstal in vereniging op 6 november 2018 te Utrecht van benzine;
subsidiair, verduistering van benzine op 6 november 2018 te Utrecht;
Feit 8: medeplegen van heling van een of meerdere iMac’s en/of navigatiesystemen en/of (onderdelen van een) scooter(s) in de periode van 1 oktober 2018 tot en met 30 november 2018 te Utrecht.

3.VOORVRAGEN

Geldigheid van de dagvaarding ten aanzien van feit 8
De raadsman heeft zich ter terechtzitting op het standpunt gesteld dat de dagvaarding nietig moet worden verklaard ten aanzien van feit 8, omdat in de tenlastelegging sprake is van een globale omschrijving van de goederen waardoor niet duidelijk is om welke goederen het precies gaat. Daarbij komt, aldus de raadsman, dat nu geen nauwkeurige omschrijving van de goederen in feit 8 is gegeven, er mogelijk een overlap bestaat met de feiten 3 en 5, terwijl het niet zo kan zijn dat aan verdachte tweemaal hetzelfde ten laste wordt gelegd.
De officier van justitie meent dat de dagvaarding geldig is ten aanzien van feit 8 en voert daartoe aan dat hij feit 8 door middel van een schriftelijk standpunt in raadkamer op 7 maart 2019 heeft gespecificeerd, zodat het voor verdachte wel degelijk duidelijk is om welke goederen het gaat.
De rechtbank overweegt als volgt.
De tenlastelegging (dagvaarding) dient in combinatie met de inhoud van het dossier te worden gelezen. In dat licht bezien, moet het voor verdachte helder zijn geweest waartegen hij zich diende te verdedigen. Van belang hierbij is dat de officier van justitie bij gelegenheid van de raadkamer verlenging gevangenhouding op 7 maart 2019 de goederen uit feit 8 nader heeft omschreven. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de tekst van de tenlastelegging, in combinatie met het onderliggende dossier, voldoet aan de vereisten van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering.
Ontvankelijkheid van de officier van justitie ten aanzien van feit 8
De raadsman heeft zich ter terechtzitting op het standpunt gesteld dat de officier van justitie ten aanzien van feit 8 ter zake van het wiel van een scooter niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat dit bestanddeel mogelijk al betrokken is bij feit 5.
De officier van justitie heeft zich hiertegen verzet, maar heeft vervolgens ter terechtzitting bevestigd dat het wiel waarschijnlijk behoort bij de scooter uit feit 5 en vrijspraak bepleit voor dit onderdeel.
Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat inderdaad sprake is van een geval zoals bepaald in artikel 68 van het Wetboek van Strafrecht. Immers, zowel feit 5 (subsidiair) als feit 8 ziet op heling van (een onderdeel van) dezelfde scooter. De rechtbank zal daarom de officier van justitie op dit onderdeel niet-ontvankelijk verklaren.
Uit het voorgaande volgt dat de dagvaarding geldig is en de officier van justitie (voor het overige) ontvankelijk is in de vervolging van verdachte. Verder is de rechtbank bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde en zijn er geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1, 2 subsidiair, 3, 4 subsidiair, 5 subsidiair, 6 primair, 7 primair en 8 (behoudens voor zover het betreft het ‘wiel’) ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 1, 2 primair, 3, 4, 5 primair, 6 en 8 ten laste gelegde. De raadsman heeft zich ten aanzien van feit 7 gerefereerd voor wat betreft de bewezenverklaring, aangezien verdachte dit feit ter terechtzitting heeft bekend. De raadsman heeft zich verder gerefereerd voor wat betreft de bewezenverklaring van feit 2 subsidiair (schuldheling) en feit 5 subsidiair (opzet/schuldheling).
Ter zake van de feiten waarvoor vrijspraak is bepleit, voert de raadsman aan dat sprake is van onvoldoende wettig en overtuigend bewijs om tot een bewezenverklaring te kunnen komen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1
Bewijsmiddelen [1]
Camerabeelden [adres] te [woonplaats]Ik, verbalisant, heb een aangifte opgenomen van woningbouwvereniging [woningcorporatie] . [woningcorporatie] deed aangifte van diefstal door middel van braak van meerdere sleutels behorende bij de (leegstaande) woning aan de [adres] te [woonplaats] en de daarbij behorende berging. [2] [woningcorporatie] trof in de woning op nummer [nummer] en in de berging van die woning goederen aan die geen eigendom waren van [woningcorporatie] . [woningcorporatie] heeft daarna een camera laten plaatsen die zicht had op de gang van de berging en de toegangsdeur van de berging.
De gemaakte camerabeelden, alsook de foto’s die [woningcorporatie] van de binnenzijde van de berging heeft gemaakt, heb ik ontvangen. [3] Op de beelden zag ik dat meerdere personen, in soms dezelfde maar ook in verschillende samenstellingen en op verschillende data en tijdstippen, de berging bezochten. Ook zag ik dat door die personen goederen in de berging werden geplaatst die, hetgeen later uit onderzoek bleek, van diefstal afkomstig waren. [4] Tijdens het uitkijken van de camerabeelden heb ik meerdere personen herkend, waaronder: [verdachte] , geboren op [1999] en [A] . [5]
Op de beelden zag ik dat op 9 oktober 2018 achter in de berging de volgende goederen lagen: een jas, een navigatiesysteem, een jerrycan, handschoenen en een tas.
Op een foto van 12 oktober 2018 zag ik dat achterin de berging een zwarte sporttas lag en meerdere navigatiesystemen aanwezig waren.
Op de beelden zag ik dat op 15 oktober 2018 de deur van de gang van de berging geopend werd en dat [A] samen met één van de medeverdachten de gang van de berging inliep. Ik zag dat [A] de deur van de berging opende en de berging inliep. Ik zag dat de medeverdachte de berging inliep en met enkele voorwerpen die leken op een autoradio en een scherm, naar buiten liep. Ik zag dat [A] vervolgens de berging uitliep en afsloot. [6]
Op de beelden zag ik dat op 16 oktober 2018 [verdachte] de gang van de berging inliep en een grijze (motor)scooter aan zijn hand vasthield. Ik zag dat de grijze scooter de uiterlijke kenmerken had van een motorfiets Piaggio SKR 125cc. Ik zag dat [verdachte] de deur van de berging met zijn sleutelbos opende en de scooter in de berging plaatste. Ik zag dat hij hierna de berging afsloot en verliet.
Op de beelden zag ik dat op 17 oktober 2018 midden in de nacht [verdachte] de gang van de berging inliep. Ik zag dat hij de sleutels in zijn handen vasthield en voorop liep. Ik zag dat hij de berging opende en de berging inliep. Ik zag dat hij weer wegliep. Korte tijd later zag ik hem samen met een onbekende jongen. Ze liepen de gang van de berging in. Ik zag dat [verdachte] de deur van de berging opende en samen met de ander de grijze (motor)scooter uit de berging haalde. [7] Op de beelden zag ik dat op 18 oktober 2018 [verdachte] samen met een onbekend meisje de gang van de berging inliep. Ik zag dat [verdachte] de sleutels in zijn handen vasthield en voorop liep. Ik zag dat [verdachte] een laptoptas in zijn linkerhand droeg. Ik zag dat [verdachte] de deur van de berging opende en samen met het meisje de berging inliep. Ik zag hierna dat [verdachte] samen met het meisje de berging weer verliet.
Op de beelden zag ik dat op 19 oktober 2018 [verdachte] samen met een onbekende jongen de gang van de berging inliep. Ik zag dat [verdachte] met een sleutelbos de deur van de berging opende. Ik zag dat de andere jongen achter [verdachte] aanliep en twee vuilniszakken in zijn handen vasthield met hierin langwerpige voorwerpen. Ik zag dat ze samen de berging inliepen en hierna de berging weer uitliepen. [8] Op de beelden zag ik dat op 23 oktober 2018 de deur van de gang van de berging geopend werd. Ik zag dat de achterzijde van een groene scooter in beeld kwam. Ik zag dat de groene scooter voorzien was van een blauw kentekenplaatje. Ik zag dat het kenteken [kenteken] betrof. Ik zag dat [verdachte] op de scooter zat en naar achteren liep. Ik zag dat hij van de (motor)scooter stapte en deze in de berging plaatste. Ik zag dat hij hierna de berging afsloot en verliet.
Op de beelden zag ik dat op 25 oktober 2018 de deur van de gang van de berging geopend werd en dat [A] de gang inliep. Ik zag dat achter hem een jongen, één van de medeverdachten, de gang inliep. Ik zag dat [A] samen met de jongen de groene scooter uit de berging haalde en de berging vervolgens verliet. [9]
Op de beelden zag ik dat op 3 november 2018 [verdachte] met één van de medeverdachten in beeld komt. Te zien is dat [verdachte] de deur van de gang van de berging geopend heeft met een sleutel. De medeverdachte heeft ook een sleutelbos en opent vervolgens de deur van de berging. Na ongeveer 5 minuten verlaten beiden de berging weer. Te zien is dat [verdachte] een voorwerp vast heeft wat lijkt op een plastic houder voor een kentekenplaat van een motorfiets. Hierop sluit de medeverdachte de berging en verlaten beiden de gang. [10]
Op de beelden zag ik dat op 4 november 2018 in de avond één van de medeverdachten en [verdachte] in beeld komen. De medeverdachte opent de berging en beiden gaan naar binnen. Enkele minuten later is te zien dat zij een scooter uit de berging halen. Er wordt vervolgens een blauwe kentekenplaat op de scooter bevestigd. Na twee minuten verdwijnen ze uit beeld met de scooter.
Op de beelden zag ik dat op 5 november 2018 in de avond komen één van de medeverdachten en [verdachte] in beeld. De medeverdachte opent de berging en te zien is dat [verdachte] een soort houten plaat bij zich draagt. [11]
Op de beelden zag ik dat op 6 november 2018 één van de medeverdachten en [verdachte] weer in beeld komen. De medeverdachte opent de berging en beiden gaan de berging in. Enige tijd later komen ze er weer uit. Dan is te zien dat [verdachte] een wiel
van vermoedelijk een scooter vast heeft. Ze komen de berging uit, de medeverdachte sluit af en beiden verdwijnen uit beeld. Diezelfde dag aan het einde van de middag komen [verdachte] en twee van de medeverdachten met de scooter in beeld. Te zien is dat zij alle drie de berging in gaan en dat ook de scooter weer in de berging wordt gezet. Enkele momenten later komen zij alle drie de berging weer uit en is te zien dat één van de medeverdachten weer van jas heeft gewisseld in de berging. [12]
Op de beelden zag ik dat op 10 november 2018 de deur van de gang van de berging geopend werd en [A] de gang inliep. Achter hem aan kwam één van de medeverdachten. Deze persoon had bij binnenkomst onder zijn linkerarm een navigatiesysteem vast. [A] opende de berging en samen liepen ze naar binnen. Kort hierna liepen ze samen weer naar buiten en sloot [A] de berging weer af.
Op de beelden zag ik dat op 12 november 2018 [A] de gang van de berging inliep. Hij had onder zijn linkerarm een navigatiesysteem vast. Ik zag dat hij de deur van de berging met een sleutel opende en met het navigatiesysteem de berging inliep. Ik zag dat hij korte tijd later de berging weer uitliep en de gang verliet.
Op een foto van 13 november 2018 is te zien dat onder een handdoek meerdere navigatiesystemen liggen. Verder zag ik een kettingslot liggen en een skibril.
Op de beelden zag ik dat op 13 november 2018 [A] de gang van de berging inliep samen met één van de medeverdachten achter hem aan. Ik zag dat zowel [A] als de medeverdachte beiden afzonderlijk een navigatiesysteem onder hun arm vasthielden. Ik zag dat [A] vervolgens de berging met een sleutel afsloot. [13]
Op de beelden zag ik dat op 18 november 2018 [A] de berging inliep. Ik zag dat hij een oranje voorwerp in zijn linker hand vasthield dat leek op een ruitentikker van het merk Lifehammer, type Evolution. Op de beelden zag ik dat op 18 november 2018, ongeveer een uur later, [A] en één van de medeverdachten de gang inliepen. Ik zag dat [A] de berging met een sleutel open maakte en dat ze beiden de berging inliepen. Ik zag vervolgens dat de medeverdachte de berging uitkwam met een capuchon over zijn hoofd en een skibril op. Ik zag dat [A] en de medeverdachte de gang verlieten. Ongeveer 20 minuten later zag ik [A] en de medeverdachte de gang van de berging weer inkomen. Ik zag dat [A] een blauwe Piaggio Vespa de gang van de berging in duwde. Ik zag dat ze samen met de Vespa de berging inliepen en kort daarna de berging weer uitliepen en dat [A] de berging met een sleutel afsloot. [14]
Op de beelden zag ik dat op 21 november 2018 in de avond [A] en één van de medeverdachten de gang van de berging inkwamen. Ik zag dat de medeverdachte een navigatiesysteem in zijn rechter hand vasthield. Ik zag dat [A] met een sleutel de berging opende, dat ze samen de berging inliepen en vervolgens weer uitliepen waarna [A] de berging weer afsloot.
Op de beelden zag ik dat op 22 november 2018 in de avond [A] met één van de medeverdachten de gang van de berging inliep. Ik zag dat de medeverdachte een navigatiesysteem vasthield. Ik zag dat [A] de berging opende, dat ze samen de berging inliepen en kort daarna, zonder navigatiesysteem, de berging weer verlieten en dat [A] de berging weer afsloot. [15]
Op de beelden zag ik dat op 22 november 2018 in de avond [A] in beeld kwam en dat hij vanaf de hal een zwarte bromfiets de gang van de berging in duwde. Ik zag dat hij met een sleutel de berging opende en de zwarte bromfiets in de berging plaatste en daarna de berging afsloot. Een half uur later zag ik dat [A] met één van de medeverdachten de gang van de berging inliep. Ik zag dat [A] de deur van de berging met een sleutel opende en dat beiden de berging inliepen. Kort hierna zag ik dat zij een zwarte bromfiets vanuit de berging de gang in duwden. Ik zag vervolgens dat beiden zich omkleedden en hierbij kleding gebruikten uit de berging. Ik zag dat de medeverdachte een bivakmuts opzette. Ik zag vervolgens dat de bromfiets naar buiten werd geduwd en beiden de berging verlieten. [16]
Op de beelden zag ik dat op 23 november 2018 in de avond [A] en één van de medeverdachten de gang van de berging inliepen. Ik zag dat [A] de deur van de berging opende. Ik zag dat de medeverdachte een navigatiesysteem en een accuboormachine in zijn handen vasthield. Ik zag dat zij de berging inliepen en vervolgens weer uitliepen. [17]
Op de beelden zag ik dat op 25 november 2018 [A] en twee medeverdachten in beeld kwamen. Ik zag dat [A] met een sleutel de berging opende. Ik zag dat ze alle drie de berging inliepen. Kort hierna zag ik dat ze een blauwe bromfiets uit de berging tilden. Ik zag dat het kenteken van de snorfiets [kenteken] betrof. Dit betreft een gestolen snorfiets, merk Piaggio, type Vespa. Ik zag dat [A] een zwarte accuboormachine vasthield. Ik zag vervolgens dat alle drie de personen de gang van de berging verlieten. [18]
Op de beelden zag ik, verbalisant, dat op 3 december 2018 [A] in beeld komt. Hij opent de deur van de berging met een sleutel, loopt naar binnen en loopt weer naar buiten. Even later komt een medeverdachte (A) de gang van de berging binnen. Hij houdt de deur open voor [A] en een andere medeverdachte (B). In zijn linker hand heeft de medeverdachte A een hamer vast. Te zien is dat er een zilvergrijze scooter, merk Puch Zip, vanuit de portiek de ruimte van de bergingen en vervolgens berging [nummer] binnen wordt geduwd door [A] . De scooter is voorzien van een gele kentekenplaat.
Op de beelden zag ik dat op 4 december 2018 omstreeks 23:06 uur die dag [A] in beeld komt. Hij maakt de berging [nummer] open en gaat naar binnen. Kort hierop is te zien dat hij op een zilvergrijze Puch Zip zit en deze achteruit de berging uit begeleidt. Af en toe licht het remlicht van deze scooter rood op. Deze scooter is niet voorzien van een kenteken of kentekenplaathouder. [19] [A] loopt de berging weer in. Kort hierop is te zien dat hij weer naar de scooter loopt en dat hij een kentekenplaat van een bromfiets vast heeft. Het kenteken wat hierop is af te lezen betreft: [kenteken] . Deze kentekenplaat wordt door [A] in de buddyseat van de grijze Puch Zip gestopt. Na onderzoek in de politiesystemen bleek dat de bromfiets waarvoor dit kenteken was afgegeven, was gestolen op 3 december 2018. [20]
Camerabeelden [adres] te [woonplaats]
[woningcorporatie] ontdekte later dat een soortgelijke situatie aan de hand was bij de (leegstaande) woning aan de [adres] . Ook hier was het sleutelkastje opengebroken en bleek dat de berging behorende bij de woning [adres] eveneens onrechtmatig in gebruik was. Ook in deze berging bevonden zich goederen die niet van [woningcorporatie] waren. [21]
Een collega-verbalisant keek de camerabeelden uit, behorende bij de berging aan de [adres] te [woonplaats] . Uit zijn bevindingen bleek op 2 november 2018, omstreeks 00.22 uur, door drie jongens een gestolen groene motorscooter in de genoemde berging te zijn geplaatst. De motorscooter bleek uit de beelden voorzien te zijn van het kenteken [kenteken] . Uit onderzoek in de politiesystemen bleek dat deze scooter was gestolen op 2 november 2018 op de [adres] te [woonplaats] . [22]
Na het bekijken van alle beelden en het instellen van een onderzoek kon worden vastgesteld dat de groene motorscooter voorzien van kenteken [kenteken] , welke op 2 november 2018 was gestolen, ongeveer 7 minuten later door drie verdachten de hal van de [adres] werd binnen gebracht. [23]
Voorts bleek uit de beelden dat een aantal dagen later de gele kentekenplaat [kenteken] van de gestolen motorscooter was verwijderd en dat de scooter eerst te zien was zonder kentekenplaat en dat er vervolgens een andere kentekenplaat, blauw van kleur, op die motorscooter was bevestigd: kenteken [kenteken] . De personen die vanaf 2 november 2018 tot en met 6 november 2018 gebruik maakten van de genoemde motorscooter zijn door mij en later door meerdere collega's ambtshalve herkend als (onder meer) de verdachten [verdachte] en [A] . Uit onderzoek bleek dat de genoemde verdachten elkaar allemaal kennen en dagelijks in verschillende samenstellingen met elkaar contact hebben en met elkaar gezien worden. [24] Op foto 28, 29, 30, 31 staat [verdachte] samen met één van de medeverdachten met de motorscooter in de hal van de flat. Op foto 29 steekt [verdachte] een schroevendraaier in het contactslot om de scooter te starten. Op foto 46 t/m 56 haalt [verdachte] de motorscooter uit de berging. [25] Op 6 november 2018 in de avond is te zien dat [verdachte] en één van de medeverdachten gezamenlijk het portiek behorende bij de [adres] inlopen. Vervolgens is te zien dat zij beiden via de trap naar de kelderverdieping lopen. Daarna is te zien dat zij uit berging [nummer] de groene motorscooter halen en vervolgens met die motorscooter de flat verlaten. [26]
Op de beelden zag ik, verbalisant, dat op 4 november 2018 twee jongens de hal van de flat in komen lopen. Ik zie dat jongen 2 onder beide armen koplampen van een voertuig draagt. Hiermee loopt hij de hal binnen, richting de berging. Vervolgens komt jongen 1 met een groene motorscooter binnen. Jongen 2 opent de berging [nummer] en beiden stallen de motorscooter en vervolgens de koplampen in de berging [nummer] . Jongen 2 sluit daarna de berging af. [27]
Verdachte heeft ter terechtzitting van 25 maart 2019 verklaard dat hij de op de beelden genoemde jongen 1 is. [28]
Goederen in de machinekamer van de flat aan de [adres]
Op 18 november 2018 werd door een monteur van [woningcorporatie] melding gemaakt van het volgende: in de machinekamer van de lift op de kelderverdieping trof hij een plastic tas van Jumbo aan. In die tas zag hij drie dezelfde soort dvd-spelers, welke onderdelen zouden moeten zijn van navigatiesystemen uit auto’s van het merk Volkswagen. [29] De dvd-spelers (de rechtbank begrijpt: autoradio/cd-spelers) zijn in beslag genomen en onderzocht. Op de dvd-spelers afzonderlijk werden dactyloscopische sporen aangetroffen van vier verdachten, waaronder van [verdachte] . [30]
Verdachte heeft ter terechtzitting van 25 maart 2019 verklaard dat het klopt dat hij in de genoemde bergingen is geweest en het dus kan kloppen dat hij op de beelden is te zien. [31]
Tapgesprek van 3 december 2018 tussen [A] ( [A] ) en [verdachte]
[A] : waar ben je
[verdachte] : bij de sloop
(…)
[A] : kijk [verdachte] , ik wil die 3 pakken, daarom zeg ik tegen jou die spullen die in de schuur zitten moet je niet aanraken
[verdachte] : ok, ik heb ze zelf meegenomen
[A] : waar ben je nu waar?
[verdachte] : hier bij de sloop
(…)
[A] : (ntv) pakken
[verdachte] : waar
[A] : hier bij Strijkviertel
(…)
[verdachte] : heb je klauwtje
[A] : (ntv) klauwtje
[verdachte] : klauwtje is genoeg hier
[A] : en kruiskop
[verdachte] : kruiskop heb ik hier in de auto [32]
Bewijsoverweging
Van deelname aan een criminele organisatie is sprake indien een betrokkene behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in, dan wel ondersteuning biedt aan, gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie (HR 18 november 1997, NJ 1998, 225).
Om te kunnen vaststellen of verdachte heeft deelgenomen aan een criminele organisatie heeft de rechtbank bezien of sprake is geweest van een gestructureerd samenwerkingsverband, waaraan de deelnemers in een zekere duurzame onderlinge samenwerking hebben deelgenomen. Vervolgens heeft de rechtbank bezien of verdachte tot dit samenwerkingsverband behoorde, daar een aandeel in heeft gehad, dan wel dat verdachte de criminele organisatie heeft ondersteund met gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie.
Naar het oordeel van de rechtbank is sprake geweest van een criminele organisatie en heeft verdachte daaraan deelgenomen. Uit de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen, uitdrukkelijk bezien in samenhang met de hieronder weergegeven bewijsmiddelen betreffende de overige feiten, volgt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte in ieder geval samen met zijn broer, [A] , onderdeel was van een groep van jongeren die, in verschillende samenstellingen, op regelmatige basis vermogensdelicten pleegden. De organisatie is hierbij op een doortrapte en gestructureerde manier te werk gegaan door de bergingen van twee vrijstaande flatwoningen te gebruiken: voor het bewaren van gereedschap/inbrekerswerktuig (accuboormachine, ruitentikker), voor het bewaren van vermommingskleding (jassen, bivakmutsen en skibrillen) en voor het (tijdelijk) stallen van gestolen of geheelde goederen (scooters/bromfietsen, (inbouw)navigatiesystemen en koplampen). Uit de beelden volgt verder naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte en zijn broer [A] hierbij een leidende rol aannamen doordat zij in het bezit waren van de sleutel(s) van de berging, vaak voorop liepen bij een bezoek aan de berging en het meest werden gezien bij de berging.
De rechtbank acht het bestaan van de criminele organisatie en de deelname van verdachte daaraan bewezen voor de periode van 9 oktober 2018 tot 4 december 2018, nu over deze periode camerabeelden zijn gemaakt van de bergingen, waarop verdachte ook met regelmaat te zien is en gelet op het voormelde tapgesprek van 3 december 2018 tussen verdachte en zijn broer. Van de periode daarna zijn geen camerabeelden dan wel andere bewijsmiddelen die een actieve rol van verdachte bij de criminele organisatie bewijzen.
De rechtbank acht bewezen dat de criminele organisatie waaraan verdachte deelnam zich bezig hield met de in de tenlastelegging genoemde vermogensfeiten. De rechtbank ziet onvoldoende bewijs voor het oordeel dat verdachte ook betrokken was bij een criminele organisatie die zich bezig hield met het plegen van brandstichtingen. Hiervan zal verdachte dan ook partieel worden vrijgesproken.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij de bergingen in gebruik had om aan scooters te sleutelen. De rechtbank acht deze verklaring van verdachte voor zijn aanwezigheid in de bergingen niet aannemelijk geworden. Uit het dossier blijkt op geen enkele wijze dat verdachte in de bergingen aan het sleutelen is geweest aan scooters. Bovendien blijkt uit de beelden dat verdachte juist vaak kortstondig in de berging aanwezig was en vaak in de avond en nacht, hetgeen zich niet verhoudt met de verklaring van verdachte dat hij aan het sleutelen was aan scooters.
Ten aanzien van feit 2: primair, diefstal van sleutels, subsidiair, heling van sleutels
Primair (diefstal): vrijspraak
De rechtbank is van oordeel dat het dossier onvoldoende bewijs biedt voor een bewezenverklaring van de diefstal van de sleutels door verdachte, zodat de rechtbank verdachte van het onder 2 primair ten laste gelegde zal vrijspreken.
Subsidiair (heling)
Bewijsmiddelen
Proces-verbaal aangifte van [aangever 1] namens [woningcorporatie]
Ik doe aangifte van gekwalificeerde diefstal. Op 5 oktober 2018 kwam ik bij woning [nummer] aan de [adres] te [woonplaats] . Ik zag dat het sleutelkastje bij de voordeur in zijn geheel was weggenomen. In dit sleutelkastje lag de sleutel van de voordeur. In de woning opende ik de keukenla en zag ik dat diverse sleutels misten, waaronder de sleutel van de portiekdeur en de berging van [nummer] . In de berging trof ik goederen aan die geen eigendom zijn van [woningcorporatie] . Ik trof onder andere aan: een jas, een jerrycan, handschoenen, skibrillen, een ketting en navigatiesystemen. [33]
Verklaring verdachte
Ik had de sleutel van de berging van de woning aan de [adres] in gebruik. [34]
Bewijsoverweging
Ter terechtzitting heeft de raadsman van verdachte betoogd dat geen sprake kan zijn van opzetheling, omdat verdachte niet wist dat de sleutel van diefstal afkomstig was. De rechtbank verwerpt dit verweer. Vastgesteld wordt dat verdachte beschikte over een gestolen sleutel voor de genoemde berging, die behoorde bij een leegstaande woning, en dat hij hiervoor geen aannemelijke verklaring heeft gegeven. Dat hij de sleutel van zijn jongere broer zou hebben gekregen en daarbij geen idee had dat de sleutel niet van hem was, acht de rechtbank volstrekt onaannemelijk. Mede gelet op hetgeen hiervoor onder feit 1 is overwogen ten aanzien van de criminele organisatie, waarbij de berging een belangrijke rol speelde, is in ieder geval sprake geweest van voorwaardelijke opzet van verdachte op heling van de sleutel. Om die zelfde reden acht de rechtbank tevens het bestanddeel ‘medeplegen’ wettig en overtuigend bewezen.
Voor wat betreft de periode waarin het feit 2 subsidiair ten laste gelegde is begaan, sluit de rechtbank aan bij hetgeen hiervoor onder feit 1 ten aanzien van de periode is overwogen.
Ten aanzien van feit 3: heling kentekenplaat [kenteken]
Bewijsmiddelen
Proces-verbaal aangifte van [aangever 2]
Op 3 oktober 2018 deed [aangever 2] aangifte van diefstal:
Op 12 (de rechtbank begrijpt: 2) oktober 2018 heb ik mijn snorfiets, een Daelim Message, kleur zwart, voorzien van kenteken [kenteken] geparkeerd op de [adres] te [woonplaats] .
Op 3 oktober 2018 kwam ik bij mijn bromfiets en zag ik dat de kentekenplaat van de bromfiets af was, terwijl ik zeker weet dat hij erop zat toen ik mijn bromfiets parkeerde. [35]
Proces-verbaal van bevindingen van 13 december 2018 (uitkijken camerabeelden)Op de camerabeelden van 23 oktober 2018 zag ik, verbalisant, dat de deur van de berging geopend werd. Ik zag dat de achterzijde van een groene scooter in beeld kwam. Ik zag dat de groene scooter voorzien was van een blauw kentekenplaatje: [kenteken] . Ik zag dat verdachte [verdachte] in beeld kwam. [36] Ik zag dat [verdachte] op de scooter zat en naar achteren liep. Ik zag dat [verdachte] de berging met een sleutel opende en de groene scooter in de berging plaatste. Ik zag dat [verdachte] hierna de berging afsloot en verliet.
Op de beelden is te zien dat het voertuig de uiterlijke kenmerken heeft van een Piaggio SKR 125 (motorscooter).
Op de beelden zag ik dat op 25 oktober 2018 de deur van de gang van de berging geopend werd en dat [A] de gang inliep. Achter hem liep één van de medeverdachten. Ik zag dat [A] samen met de medeverdachte de groene scooter uit de berging haalde en daarmee wegliep. [37] Uit onderzoek in verschillende politiesystemen bleek dat het blauwe kentekenplaatje voorzien van kenteken [kenteken] was weggenomen tussen 2 oktober 2018 en 3 oktober 2018 en dat dit kenteken behoorde bij een zwarte snorfiets van het merk Daelim Message. [38]
Bewijsoverweging
Ter terechtzitting heeft de raadsman van verdachte betoogd dat verdachte er geen wetenschap van had dat het blauwe kentekenplaatje [kenteken] niet bij de groene scooter hoorde. Ook hier stelt de rechtbank vast dat verdachte beschikte over een gestolen goed en dat hij geen aannemelijke verklaring hiervoor heeft afgelegd. De rechtbank betrekt hierbij voormeld oordeel over de criminele organisatie waartoe verdachte behoorde en dat uit de bewijsmiddelen blijkt dat meerdere gestolen scooters in de bergingen werden geplaatst en kentekenplaten werden verwijderd of vervangen. Dit geldt te meer nu de gestolen blauwe kentekenplaat niet hoort bij een motorscooter, maar bij een snorfiets. De rechtbank acht dan ook, gelet ook op de feiten en omstandigheden die rondom de berging zijn geconstateerd, in onderlinge samenhang bezien, bewezen dat verdachte tenminste de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de blauwe kentekenplaat op de door hem gebruikte groene scooter van diefstal afkomstig was.
Ten aanzien van feit 4: primair, diefstal van een zilverkleurige scooter, subsidiair, medeplichtigheid aan de diefstal van die scooter, meer subsidiair heling van die scooter
Vrijspraak
Hoewel zich in het dossier aanwijzingen bevinden, te weten voormeld onder feit 1 genoemd tapgesprek, dat verdachte zijdelings betrokken was bij de diefstal van de zilverkleurige scooter ziet de rechtbank hierin onvoldoende bewijs voor het oordeel dat verdachte deze scooter samen met zijn broer heeft gestolen. Evenmin kan uit de tekst van het tapgesprek volgen dat verdachte als medeplichtige aan de diefstal kan worden aangemerkt. Ook ontbreekt bewijs dat verdachte deze scooter heeft geheeld, nu niet blijkt dat hij überhaupt over deze scooter heeft beschikt. De rechtbank zal verdachte dan ook van dit feit vrijspreken.
Ten aanzien van feit 5: primair, diefstal van een groene scooter, subsidiair heling van die scooter
Primair (diefstal): vrijspraak
De rechtbank is van oordeel dat het dossier onvoldoende bewijs biedt voor een bewezenverklaring van de diefstal van de groene scooter, zodat de rechtbank verdachte van het primair ten laste gelegde zal vrijspreken.
Subsidiair: heling
Bewijsmiddelen
Proces-verbaal aangifte van [benadeelde 1]Ik doe aangifte van diefstal van mijn motorfiets, een Piaggio, type SKR125, kleur groen en voorzien van kenteken [kenteken] . Op 1 november 2018 omstreeks 22.00 uur stond mijn motorfiets op slot in een afgesloten garagebox aan de [adres] te [woonplaats] . [39] Op 2 november 2018 omstreeks 00.15 uur zag ik dat twee onbekende jongens op mijn motorfiets wegreden in de richting van de Theemsdreef. [40]
Camerabeelden [adres] te [woonplaats]
Na het bekijken van alle beelden en het instellen van een onderzoek kon worden vastgesteld dat de groene motorscooter, voorzien van het kenteken [kenteken] , welke op 2 november 2018 omstreeks 00.15 uur was gestolen, omstreeks 00.22 uur (dus zeven minuten later) door drie medeverdachten de centrale hal van de [adres] werd binnen gebracht en in de berging van [nummer] werd ingezet. [41]
Voorts bleek uit de beelden dat een aantal dagen later de gele kentekenplaat [kenteken] van de gestolen motorscooter was verwijderd en dat de scooter eerst te zien was zonder kentekenplaat en dat er vervolgens een andere kentekenplaat, blauw van kleur, op die motorscooter was bevestigd: kenteken [kenteken] . De personen die vanaf 2 november 2018 tot en met 6 november 2018 gebruik maakten van de genoemde motorscooter zijn door mij en later door meerdere collega's ambtshalve herkend als (onder meer) de verdachten [verdachte] en [A] . Uit onderzoek bleek dat de genoemde verdachten elkaar allemaal kennen en dagelijks in verschillende samenstellingen met elkaar contact hebben en met elkaar gezien worden. [42] Op foto 28, 29, 30 en 31 staat verdachte [verdachte] samen met een medeverdachte en de motorscooter in de hal van de flat. Op foto 29 steekt [verdachte] een schroevendraaier in het contactslot om de scooter te starten. Op foto 46 tot en met 56 haalt [verdachte] de motorscooter uit de berging. [43] Op 6 november 2018 in de avond is te zien dat [verdachte] en een medeverdachte gezamenlijk het portiek behorende bij de [adres] inlopen. Vervolgens is te zien dat zij beiden via de trap naar de kelderverdieping lopen. Daarna is te zien dat zij uit berging [nummer] de groene motorscooter halen en vervolgens met die motorscooter de flat verlaten. [44]
Conclusie
Op grond van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte het onder 5 subsidiair ten laste gelegde (opzetheling) heeft begaan.
Ten aanzien van feit 6: primair, diefstal koplampen, subsidiair heling
Primair (diefstal): vrijspraak
Hoewel uit het dossier volgt dat sprake was van een kort tijdsverloop tussen twee auto-inbraken waarbij koplampen zijn weggenomen en het moment dat verdachte tezamen met één van de medeverdachten bij de berging wordt gezien met koplampen, ziet de rechtbank onvoldoende steunbewijs in het dossier om verdachte te kunnen koppelen aan de diefstal van koplampen. De rechtbank zal verdachte dan ook van het onder 6 primair ten laste gelegde vrijspreken.
Subsidiair
Bewijsmiddelen
Camerabeelden [adres] te [woonplaats]
Op de beelden zag ik, verbalisant, dat op 4 november 2018 in de avond twee jongens vanuit de berging met een groene motorscooter via de trap omhoog naar de hal komen. De jongens verlaten de hal, stappen buiten op de motorscooter en rijden weg.
Tien minuten later komen de jongens weer in de hal. Jongen 2 loopt voorop en komt als eerste de hal binnen. Ik zag dat hij onder beide armen koplampen van een voertuig draagt. Hij loopt rechtstreeks naar de berging. Vervolgens komt jongen 1 met de motorscooter de hal binnen. Hij wacht op jongen 2 en samen tillen ze de motorscooter naar beneden richting de berging. Jongen 2 opent de berging [nummer] en beiden stallen de motorscooter en vervolgens de koplampen in de berging. Jongen 2 sluit hierna de berging af en samen lopen ze het gebouw uit. [45]
Ik zag in de politiesystemen dat op 4 november 2018 diefstal van koplampen uit een personenauto heeft plaatsgevonden op het Rachmaninoffplantsoen te Utrecht. [46] Het gaat om koplampen behorend bij een Volvo V70. [47]
Ook was er aangifte gedaan van diefstal van koplampen uit een personenauto Volvo V70 gepleegd tussen 4 en 5 november 2018 op de [adres] te [woonplaats] . [48]
Naar aanleiding van de camerabeelden van 4 november 2018 van de [adres] heb ik, verbalisant, de volgende personen herkend:
[verdachte] en [B] . [49]
Aantreffen koplampenOp 4 januari 2019 bevond ik, verbalisant, mij in de berging van de [adres] te [woonplaats] . Bij binnenkomst zag ik twee plastic tassen van Albert Heijn op de grond liggen. Uit de plastic tassen zag ik een gedeelte van een koplamp steken. Ik zag dat het koplampen waren van een Volvo personenauto. [50]
Type koplampen
Door de politie zijn de in de genoemde berging aangetroffen koplampen voor nader onderzoek in beslaggenomen. Ik, verbalisant, bezocht de Volvodealer. Er kon worden vastgesteld dat de bewuste koplampen bij het type Volvo V70 thuishoren. [51]
Bewijsoverweging
De rechtbank stelt vast dat verdachte samen met een ander koplampen van een Volvo V70 in de genoemde berging legt. Verdachte heeft geen enkele aannemelijke verklaring afgelegd voor het voorhanden hebben van deze koplampen, terwijl op diezelfde dag in de nabijheid van de berging van twee Volvo’s V70 de koplampen zijn gestolen. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen over de criminele organisatie en het gebruik van de berging, bezien in het licht van voormelde bewijsmiddelen, acht de rechtbank bewezen dat de koplampen van diefstal afkomstig waren en dat verdachte dit wist dan wel ten minste de aanmerkelijke kans hierop heeft aanvaard. Dat de politie niet heeft kunnen vaststellen van welke Volvo V70 deze koplampen afkomstig waren, leidt niet tot een ander oordeel.
Ten aanzien van feit 7: primair diefstal benzine subsidiair verduistering benzine
Verdachte heeft het onder 7 primair ten laste gelegde ter terechtzitting bekend en door zijn raadsman is voor dit feit geen vrijspraak bepleit. Onder deze omstandigheden zal de rechtbank met toepassing van artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering volstaan met onderstaande opsomming van de bewijsmiddelen:
- Een proces-verbaal aangifte van [aangever 3] namens [tankstation] van 7 november 2018; [52]
- Een proces-verbaal van bevindingen van 17 januari 2019 (camerabeelden); [53]
- Bekennende verklaring van verdachte. [54]
Ten aanzien van feit 8: heling diverse goederen
Bewijsmiddelen
Op 18 november 2018 werd melding gedaan door een monteur dat hij in de machinekamer van de lift in de flat, gelegen aan de [adres] te [woonplaats] , een plastic tas van de Jumbo had aangetroffen. In de tas zag hij drie dezelfde soort dvd spelers, welke onderdelen zouden moeten zijn van navigatiesystemen behorende bij auto's van het merk Volkswagen. Een van de goederen betrof:
Dvd-speler 1: goednummer: PL0900-2018332560-2303336, SIN: AAMH7385NL. [55]
Van de bovenzijde van dit goed is een dactyloscopisch spoor veiliggesteld onder SIN: AAMH9879NL. [56] Dit spoor is onderzocht en uit onderzoekt blijkt dat dit een vingerafdruk van verdachte betreft. [57] Op de aangetroffen goederen werden ook vingerafdrukken aangetroffen van drie medeverdachten van verdachte. [58]
Naar aanleiding van een auto-inbraak op 2 oktober 2018 (waar verdachte al voor veroordeeld is bij vonnis van 21 november 2018 [59] ) is onderzoek verricht in de technische ruimte van de woonflat aan de [adres] . Hier werden onder meer 2 navigatiesystemen en een iMac (SIN: AAMI0942NL) aangetroffen. Een van de navigatiesystemen is weggenomen bij voormelde auto-inbraak, waarvoor verdachte al is veroordeeld. Op de navigatiesystemen zijn vingersporen aangetroffen van medeverdachten van verdachte, waaronder vingersporen van [A] . [60] Op de iMac is een vingerafdruk aangetroffen van verdachte. [61]
Voorts verwijst de rechtbank naar het onder feit 1 weergegeven bewijsmiddel Camerabeelden [adres] te [woonplaats] , waar staat vermeld dat op meerdere momenten navigatiesystemen werden meegenomen en achtergelaten in deze berging.
Bewijsoverweging
Op grond van deze bewijsmiddelen acht de rechtbank bewezen dat verdachte genoemd (onderdeel van een) navigatiesysteem en genoemde iMac voorhanden heeft gehad. De rechtbank acht voor dit oordeel mede van belang de plek waar de goederen zijn aangetroffen, te weten verstopt in de directe nabijheid van de bergingen die verdachte met anderen gebruikte voor het stallen van gestolen dan wel geheelde goederen. Verdachte heeft geen enkele aannemelijke verklaring gegeven voor het voorhanden hebben van deze goederen. De verklaring van verdachte ter zitting dat hij de goederen alleen heeft verplaatst acht de rechtbank niet geloofwaardig. De rechtbank betrekt bij haar oordeel ook hetgeen hiervoor is overwogen ten aanzien van de deelname van verdachte aan een criminele organisatie en het gebruik van de bergingen daarbij. Gelet op de bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien, kan het niet anders dan dat de aangetroffen goederen van diefstal afkomstig waren en dat verdachte dit wist dan wel tenminste de aanmerkelijke kans daarop heeft aanvaard.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
in de periode van 9 oktober 2018 tot 4 december 2018 te Utrecht heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen met onder andere [A] (geboren op [2001] ), welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten het plegen van diefstallen al dan niet met braak/verbreking van scooters/bromfietsen en navigatiesystemen en/of display’s en het plegen van heling van scooters/bromfietsen, in ieder geval het plegen van vermogensdelicten;
2. subsidiair
in de periode van 1 oktober 2018 tot 4 december 2018 te Utrecht tezamen en in vereniging met anderen een sleutel voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van die sleutel wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
3.
in de periode van 2 oktober 2018 tot en met 25 oktober 2018 te Utrecht tezamen en in vereniging met anderen een kentekenplaat, [kenteken] , voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van die kentekenplaat wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
5. subsidiair
in de periode van 1 november 2018 tot 4 december 2018 te Utrecht, tezamen en in vereniging met anderen, een scooter, merk: Piaggio, kleur: groen, kenteken: [kenteken] voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
6. subsidiair
in de periode van 4 november 2018 tot en met 5 november 2018 te Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander meerdere koplampen, horende bij een auto, te weten: merk: Volvo, voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van deze goederen wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof;
7. primair
op 6 november 2018 te Utrecht tezamen en in vereniging met een ander, 11,37 liter benzine ter waarde van € 18,06, toebehorende aan [tankstation] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
8.
In de periode van 1 oktober 2018 tot en met 30 november 2018 te Utrecht, tezamen en in vereniging met anderen, een I-Mac en een navigatiesysteem voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van deze goederen wist dat het door misdrijf verkregen goederen betroffen.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 1:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven
Feiten 2, 3, 5 en 6 telkens:
opzetheling
Feit 7:
diefstal door twee of meer verenigde personen
Feit 8:
opzetheling, meermalen gepleegd

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft primair gevorderd ter zake van het door hem bewezen geachte aan verdachte de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) op te leggen voor de duur van twee jaren.
Subsidiair heeft de officier van justitie gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 4 (vier) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld, gezien hetgeen zijns inziens bewezen zou kunnen worden verklaard, dat volstaan kan worden met het opleggen van een straf gelijk aan de tijd dat verdachte in voorarrest heeft gezeten. De raadsman verzoekt in dat kader de voorlopige hechtenis van verdachte (bij vonnis) op te heffen. De raadsman verzet zich tegen oplegging van een ISD-maatregel. De raadsman voert daartoe aan dat niet is voldaan aan de vereisten en dat bovendien de reclassering nog mogelijkheden ziet om verdachte te begeleiden. Subsidiair verzoekt de raadsman aan verdachte een gedeeltelijk voorwaardelijke straf op te leggen met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft gedurende ongeveer twee maanden deelgenomen aan een criminele organisatie en zich in dat verband schuldig gemaakt aan het medeplegen van diefstal en heling (meermalen gepleegd). Daarmee heeft hij deel uitgemaakt van een circuit waarin uit misdrijf afkomstige goederen worden verhandeld en heeft hij aldus (indirect) het plegen van vermogensmisdrijven bevorderd. Dit zijn misdrijven die voor de benadeelden veel overlast en financiële schade veroorzaken. Bovendien heeft verdachte door zijn handelen geen blijk gegeven van respect voor het eigendomsrecht van de benadeelden.
Wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 14 februari 2019, waaruit blijkt dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, waaronder soortgelijke feiten. Dit weegt de rechtbank in het nadeel van verdachte mee.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het reclasseringsadvies van 3 maart 2019, opgemaakt door N. Boogaard, reclasseringswerker. Uit dit rapport volgt dat het sociale netwerk van verdachte, zijn beïnvloedbaarheid en impulsiviteit risicoverhogende factoren zijn en dat het gebrek aan zelfreflectie en de pro-criminele houding van verdachte zorgelijk zijn. Hoewel verdachte ‘ISD-waardig’ is, vindt de reclassering dat een ISD-maatregel op dit moment nog niet op zijn plek is, omdat de reclassering meent dat niet alles uit het lopende reclasseringstoezicht is gehaald. De reclassering adviseert om die reden aan verdachte een voorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen met een strak plan van aanpak en om daaraan de volgende voorwaarden te verbinden: een meldplicht, ambulante begeleiding, een locatiegebod en andere voorwaarden het gedrag betreffende. De reclassering ziet dit als laatste kans voor verdachte. De reclassering schat het risico op recidive in als hoog en het risico op onttrekken aan voorwaarden als gemiddeld. De reclassering adviseert voorts het commune strafrecht (volwassenenstrafrecht) toe te passen op verdachte.
De rechtbank neemt voormeld advies mee in haar overweging.
De rechtbank acht, mede gelet op het advies van de reclassering, een ISD-maatregel op dit moment niet geïndiceerd. Verdachte is nog jong en de reclassering ziet op dit moment nog mogelijkheden om hem te begeleiden. Bovendien heeft de raadsman terecht opgemerkt dat ter discussie staat of er is voldaan aan de voorwaarden voor het opleggen van een ISD maatregel gelet op de richtlijn van het Openbaar Ministerie. Voor de benodigde tien processen-verbaal zou dan een deel van de huidige ten laste gelegde feiten moeten worden meegerekend.
Gelet op de ernst van de feiten, met name de deelname aan een criminele organisatie, de hoeveelheid feiten en het in verhouding tot zijn jeugdige leeftijd forse strafblad van verdachte, acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van enige duur gerechtvaardigd.
De rechtbank is – alles overwegende – van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren onder oplegging van de voorwaarden, zoals door de reclassering geadviseerd en door de officier van justitie gevorderd, een passende en geboden reactie vormt.

9.BENADEELDE PARTIJEN

Ten aanzien van feit 5
[benadeelde 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 396,53. Dit bedrag bestaat uit € 246,53 materiële schade en € 150,- immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 5 ten laste gelegde feit.
Voorts heeft Unigarant Verzekeringen zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en een bedrag gevorderd van € 265,- aan materiële schade ten gevolge van het aan verdachte onder 5 ten laste gelegde feit. Deze vordering is namens mr. P. Engelsman en de heer [C] ter terechtzitting nader toegelicht.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vorderingen van de benadeelde partijen geheel hoofdelijk dienen te worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partijen in hun vorderingen niet-ontvankelijk moeten worden verklaard, omdat het gaat om heling. Er is geen sprake van een uitzondering, immers, verdachte heeft het goed slechts kort voorhanden gehad en de schade was toen al ontstaan.
De rechtbank is van oordeel dat uit het dossier niet is gebleken dat het onder 5 subsidiair bewezen verklaarde feit (heling) rechtstreeks schade heeft toegebracht aan [benadeelde 1] en/of aan Unigarant Verzekeringen . De rechtbank zal dan ook de benadeelde partijen [benadeelde 1] en Unigarant Verzekeringen niet-ontvankelijk verklaren in hun vorderingen en bepalen dat de vorderingen kunnen worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Ten aanzien van feit 6
Nationale Nederlanden handelende onder de naam Ohra Schadeverzekeringen N.V. heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 3.213,32 aan materiële schade ten gevolge van het aan verdachte onder 6 ten laste gelegde feit.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij geheel hoofdelijk dient te worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman van verdachte heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering in verband met de door hem bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsman ook verzocht de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk te verklaren, omdat er geen causaal verband bestaat tussen de gevorderde schade en het feit.
De rechtbank is ook ten aanzien van feit 6 van oordeel dat uit het dossier niet is gebleken dat het onder 6 subsidiair bewezen verklaarde feit (heling) rechtstreeks schade heeft toegebracht aan Nationale Nederlanden/Ohra Schadeverzekeringen N.V. De rechtbank zal dan ook de benadeelde partij Nationale Nederlanden/Ohra Schadeverzekeringen N.V. niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering en bepalen dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.

10.VORDERING TENUITVOERLEGGING

Parketnummer 16-222300-18
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft primair – in geval een ISD-maatregel zal worden opgelegd – verzocht de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen. Subsidiair heeft de officier van justitie gevorderd de proeftijd van de voorwaardelijk opgelegde straf te verlengen met één jaar.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich eveneens primair op het standpunt gesteld dat de vordering tot tenuitvoerlegging moet worden afgewezen en subsidiair dat de proeftijd van de voorwaardelijk opgelegde straf dient te worden verlengd met één jaar. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat onderhavige feiten zijn gepleegd in dezelfde periode als het vonnis en dat verdachte nadien geen nieuwe strafbare feiten heeft gepleegd.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht van 21 november 2018 (parketnummer 16-222300-18) is verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) weken voorwaardelijk opgelegd. Verdachte heeft zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig gemaakt aan een strafbaar feit. Hoewel een aantal strafbare feiten in onderhavige zaak gepleegd zijn vóór het vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd, zien de feiten 1 en 2 formeel ook op de periode nadat de proeftijd was ingegaan. Om die reden acht de rechtbank termen aanwezig de bij vonnis van 21 november 2018 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf alsnog ten uitvoer te leggen en de vordering derhalve toewijzen.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 47, 57, 63, 140, 311 en 416 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Geldigheid dagvaarding
- verklaart de dagvaarding geldig;
Ontvankelijkheid officier van justitie
- verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging van verdachte ten aanzien van het onder 8 ten laste gelegde voor zover het betreft het ‘wiel van een scooter (p. 642)’;
Vrijspraak
- verklaart het onder 2 primair, 4, 5 primair en 6 primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1, 2 subsidiair, 3, 5 subsidiair, 6 subsidiair, 7 primair en 8 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 12 (twaalf) maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
4 (vier) maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Als voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
* zich binnen twee dagen na vrijlating zal melden bij de Reclassering Nederland op het adres Vivaldiplantsoen 200 te Utrecht. Hierna moet verdachte zich blijven melden zo frequent en zo lang de reclassering dit gedurende de proeftijd noodzakelijk acht. Gedurende deze periode moet de veroordeelde zich houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft, voor zover deze niet reeds zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde. Dit betekent dat de toezichthouder verdachte adviezen geeft die betrekking hebben op zijn handel en wandel met als doel om hem zowel te begeleiden bij de naleving van de bijzondere voorwaarden, als ook te kunnen controleren of hij zich aan de naleving van de bijzondere voorwaarden houdt;
* zich zal laten behandelen bij De Waag of een soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij betrokkene zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
* op vooraf vastgestelde tijdstippen aanwezig zal zijn op zijn verblijfadres. Dit locatiegebod zal worden gecontroleerd door middel van een elektronisch controlemiddel. Het huidige verblijfadres is [adres] te [woonplaats] . Een ander adres voor het locatiegebod dan voormeld, is alleen mogelijk als de reclassering daarvoor toestemming geeft. Als de Reclassering het noodzakelijk acht om voor een doelmatige uitvoering van het toezicht op de naleving van de bijzondere voorwaarden de periode, tijd of locatie aan te passen dan zal zij hierover overleggen met de opdrachtgever;
* verdachte wordt verplicht een dagbesteding in de vorm van een betaalde baan of opleiding te realiseren dan wel te behouden. Hierin stelt hij zich controleerbaar op.
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- stelt daarbij een
proeftijd van 3 (drie) jarenvast;
Benadeelde partijen
  • verklaart [benadeelde 1] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • verklaart Unigarant Verzekeringen niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • verklaart Nationale Nederlanden/Ohra Schadeverzekeringen niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16-222300-18
- wijst de vordering toe;
- gelast de tenuitvoerlegging van de door de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, bij vonnis van 21 november 2018 opgelegde voorwaardelijke
gevangenisstraf van 4 (vier) weken.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.E.M. Nootenboom-Lock, voorzitter, mrs. H.F. Koenis en L.M. Reijnierse, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.S. Wijkstra, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 8 april 2019.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 9 oktober 2018 tot en met 29 december 2018 te Utrecht,
althans in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een
samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten [A] (geboren op [2001] ) en/of [D] (geboren op [2000] ) en/of een of meer andere personen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten het plegen van (auto)brandstichtingen en/of het plegen van diefstallen al dan niet met braak/verbreking van scooters/bromfietsen en/of navigatiesystemen en/of display’s en/of het plegen van heling van scooters/bromfietsen en/of onderdelen van scooters/bromfietsen en/of navigatiesystemen en/of display’s, in ieder geval het plegen van vermogensdelicten;
(Artikel art 140 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2018 tot en met 8 oktober 2018 te [woonplaats] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning (gelegen aan de [adres] ) een sleutelbos, althans een of meerdere sleutel(s), althans een goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft weggenomen en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weggenomen huissleutel van die woning;
(Artikel art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen
leiden:
hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2018 tot en met 29 december 2018 te Utrecht,
althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een
sleutelbos, althans een of meerdere sleutel(s), in elk geval een of meerdere goed(eren), heeft
verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het
verwerven of het voorhanden krijgen van die sleutelbos, althans die sleutel(s), althans dat/die
goed(eren), wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf 2 van 3 verkregen goed(eren) betrof;
(Artikel art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van
Strafrecht)
3.
hij in of omstreeks de periode van 2 oktober 2018 tot en met 25 oktober 2018 te Utrecht,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, althans in Nederland, een
kentekenplaat ( [kenteken] ), in elk geval een goed, heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die kentekenplaat, althans dat goed, wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
(Artikel art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van
Strafrecht)
4.
hij op of omstreeks 3 december 2018 te De Meern, gemeente Utrecht tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een scooter (merk: Piaggio, kleur: zilver, kenteken: [kenteken] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
(Artikel art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen
leiden:
[A] en/of [E] en/of [F] althans een of meerdere onbekend gebleven personen op of omstreeks 3 december 2018 te De Meern, gemeente Utrecht, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een scooter (merk: Piaggio, kleur: zilver, kenteken: [kenteken] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde 2] heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks
3 december 2018 te Utrecht en/of te De Meern, gemeente Utrecht, in ieder geval in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door informatie en/of advies te geven en/of mee te denken over gereedschap (waarmee de diefstal is gepleegd) en/of gereedschap te verstrekken (waarmee de diefstal is gepleegd);
meer subsidiair,
hij in of omstreeks de periode van 3 december 2018 tot en met 29 december 2019 te De Meern, gemeente Utrecht, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een goed, te weten een scooter (merk: Piaggio, kleur: zilver, kenteken: [kenteken] ) heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
(Artikel art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van
Strafrecht)
5.
hij op of omstreeks 1 november 2018 te Utrecht tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een scooter (merk: Piaggio, kleur: groen, kenteken: [kenteken] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
(Artikel art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen
leiden:
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2018 tot en met 29 december 2018 te Utrecht,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een goed, te weten een
scooter (merk: Piaggio, kleur: groen, kenteken: [kenteken] ) heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het
voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
(Artikel art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van
Strafrecht)
6.
hij in of omstreeks de periode van 4 november 2018 tot en met 5 november 2018 te Utrecht tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meerdere koplampen (horende bij een auto, te weten: merk: Volvo, kleur: grijs, kenteken: [kenteken] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen koplampen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
(Artikel art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen
leiden:
hij in of omstreeks de periode van 4 november 2018 tot en met 5 november 2018 te Utrecht, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een goed, te weten een of meerdere koplampen (horende bij een auto, te weten: merk: Volvo, kleur: grijs, kenteken: [kenteken] ), in elk geval een of meer koplamp(en), heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
(Artikel art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van
Strafrecht)
7.
hij op of omstreeks 6 november 2018 te Utrecht tezamen en in vereniging met een of meer
anderen, althans alleen, 11,37 liter benzine althans een hoeveelheid brandstof (ter waarde van 18,06 euro), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [tankstation] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
(Artikel art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen
leiden:
hij op of omstreeks 6 november 2018 te Utrecht, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging, althans alleen, opzettelijk een of meerdere hoeveelhe(i)d(en) brandstof, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [tankstation] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk goed hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) anders dan door misdrijf, te weten als bonafide koper(s), onder
zich had(den), wederrechtelijk zich heeft/hebben toegeëigend;
8.
hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2018 tot en met 30 november 2018 te Utrecht, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, één of meerdere I-Mac(’s) en/of een of meerdere navigatiesyste(e)m(en) en/of een of meerdere
(onderdelen van een) scooter(s), in elk geval een of meerdere goed(eren), heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die/dat I-mac(‘s) en/of navigatiesyste(e)m(en) en/of (onderdelen van die) scooter(s), althans dat/die goed(eren), wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
(Artikel art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van
Strafrecht, art 417bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Tenzij anders vermeld zijn deze processen-verbaal als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, genummerd PL0900-2019004575, opgemaakt door de politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 788. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar mogelijk wordt volstaan met een verkorte en zakelijke weergave.
2.Een proces-verbaal van bevindingen van 25 december 2018 (uitkijken camerabeelden), p. 20.
3.Proces-verbaal van bevindingen van 25 december 2018 (uitkijken camerabeelden), p. 21.
4.Proces-verbaal van bevindingen van 25 december 2018 (uitkijken camerabeelden), p. 23.
5.Proces-verbaal van bevindingen van 25 december 2018 (uitkijken camerabeelden), p. 24.
6.Proces-verbaal van bevindingen van 25 december 2018 (uitkijken camerabeelden), p. 25-26.
7.Proces-verbaal van bevindingen van 25 december 2018 (uitkijken camerabeelden), p. 26.
8.Proces-verbaal van bevindingen van 25 december 2018 (uitkijken camerabeelden), p. 27.
9.Proces-verbaal van bevindingen van 25 december 2018 (uitkijken camerabeelden), p. 28.
10.Een proces-verbaal van bevindingen van 14 februari 2019 (uitkijken camerabeelden), p. 640.
11.Proces-verbaal van bevindingen van 14 februari 2019 (uitkijken camerabeelden), p. 641.
12.Proces-verbaal van bevindingen van 14 februari 2019 (uitkijken camerabeelden), p. 642.
13.Proces-verbaal van bevindingen van 25 december 2018 (uitkijken camerabeelden), p. 30.
14.Proces-verbaal van bevindingen van 25 december 2018 (uitkijken camerabeelden), p. 31.
15.Proces-verbaal van bevindingen van 25 december 2018 (uitkijken camerabeelden), p. 33.
16.Proces-verbaal van bevindingen van 25 december 2018 (uitkijken camerabeelden), p. 34.
17.Proces-verbaal van bevindingen van 25 december 2018 (uitkijken camerabeelden), p. 35.
18.Proces-verbaal van bevindingen van 25 december 2018 (uitkijken camerabeelden), p. 36.
19.Een proces-verbaal van bevindingen van 13 december 2018, p. 194.
20.Proces-verbaal van bevindingen van 13 december 2018, p. 195.
21.Een proces-verbaal van bevindingen van 25 december 2018, p. 21.
22.Een proces-verbaal van bevindingen van 20 januari 2019, p. 247 in samenhang met een proces-verbaal van bevindingen van 16 januari 2019, p. 289-291.
23.Proces-verbaal van bevindingen van 20 januari 2019, p. 248.
24.Proces-verbaal van bevindingen van 20 januari 2019, p. 250.
25.Proces-verbaal van bevindingen van 20 januari 2019, p. 251.
26.Proces-verbaal van bevindingen van 20 januari 2019, p. 252.
27.Een proces-verbaal van bevindingen van 16 januari 2019, p. 390.
28.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 25 maart 2019.
29.Een proces-verbaal van bevindingen van 5 maart 2019, p. 654.
30.Proces-verbaal van bevindingen van 5 maart 2019, p. 655.
31.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 25 maart 2019.
32.Tapgesprek onderzoek 31VLAM18 d.d. 3 december 2018, p. 197.
33.Een proces-verbaal aangifte van [aangever 1] namens woningcorporatie [woningcorporatie] te Utrecht, p. 132-133.
34.Verklaring van verdachte ter terechtzitting op 25 maart 2019.
35.Een proces-verbaal aangifte van [aangever 2] van 3 oktober 2018, p. 190.
36.Een proces-verbaal van bevindingen van 13 december 2018, p. 158.
37.Proces-verbaal van bevindingen van 13 december 2018, p. 159.
38.Proces-verbaal van bevindingen van 13 december 2018, p. 159-160.
39.Een proces-verbaal aangifte van [benadeelde 1] van 2 november 2018, p. 292.
40.Proces-verbaal aangifte van [benadeelde 1] van 2 november 2018, p. 293.
41.Een proces-verbaal van bevindingen van 20 januari 2019, p. 247.
42.Proces-verbaal van bevindingen van 20 januari 2019, p. 250.
43.Proces-verbaal van bevindingen van 20 januari 2019, p. 251.
44.Proces-verbaal van bevindingen van 20 januari 2019, p. 252.
45.Een proces-verbaal van bevindingen van 16 januari 2019, p. 389-390.
46.Een proces-verbaal van bevindingen van 16 januari 2019, p. 390.
47.Een proces-verbaal aangifte van [benadeelde 3] , p. 394.
48.Een proces-verbaal aangifte van [aangever 4] , p. 396-397.
49.Een proces-verbaal van bevindingen van 17 januari 2019, p. 378.
50.Een proces-verbaal van bevindingen van 4 januari 2019, p. 391.
51.Een geschrift (e-mail) van verbalisant [verbalisant] , gericht aan officier van justitie T. Tanghe, van 25 maart 2019.
52.Een proces-verbaal aangifte van [aangever 3] namens [tankstation] van 7 november 2018, p. 548-550.
53.Een proces-verbaal van bevindingen van 17 januari 2019, p. 446-448.
54.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 25 maart 2019.
55.Proces-verbaal van bevindingen van 5 maart 2019, p. 654-655.
56.Proces-verbaal van bevindingen van 9 januari 2019, p. 664.
57.Proces-verbaal van bevindingen van 31 januari 2019, p. 665.
58.Proces-verbaal van bevindingen van 5 maart 2019, p. 655-656.
59.Een geschrift, te weten een Aantekening Mondeling Vonnis van 21 november 2018.
60.Proces-verbaal van bevindingen van 5 maart 2019, p. 694-695.
61.Proces-verbaal individualisatie dactyloscopisch spoor van 4 februari 2019, p. 710-714.