4.3.1.Wat ten aanzien van de feitelijke gang van zaken is komen vast te staan
In de nacht van zondag 21 op maandag 22 oktober 2018 zag verbalisant [verbalisant 1] in Lelystad op diverse plekken spandoeken en knuffelbeertjes hangen. Omstreeks 4.30 uur ging verbalisant [verbalisant 1] bij het Provinciehuis Flevoland (verder: het Provinciehuis) aan de Visarenddreef te Lelystad kijken. Daar zag hij dat er bij de hoofdingang aan de zijde van de Visarenddreef aan de reling van het bruggetje spandoeken en knuffelbeertjes hingen. Verbalisant zag op de spandoeken de teksten "De Dieren naar de Hel?" en "Hekken dicht ZORGPLICHT" staan. Tevens zag [verbalisant 1] een kartonnen doos van ongeveer veertig (40) centimeter breed en dertig (30) centimeter hoog voor de ingang van het Provinciehuis staan. Hij zag dat deze doos met zwarte tape was dichtgeplakt en dat aan het onderste gedeelte van de zijkant een witte sticker met barcode zat. Boven op de doos stond “AFZ: OVV+OVP.” Hierop heeft [verbalisant 1] via het Operationeel Centrum Flevoland om een explosieven verkenner gevraagd. Vervolgens heeft [verbalisant 1] op telefonisch verzoek van de explosieven verkenner aan de zijkant van de doos een gat gesneden en heeft hij in de doos gekeken. Hij zag in de doos een donker stuk plastic en een zwarte buis van ongeveer één (l) centimeter dik.
Verbalisant [verbalisant 2] heeft het volgende gerelateerd:
“Omstreeks 04.30 uur die dag (de rechtbank begrijpt: 22 oktober 2018], werd daar [de rechtbank begrijpt: bij het Provinciehuis Flevoland, gevestigd aan de Visarenddreef 1 te Lelystad] door een medewerker incidentafhandelingen een aantal spandoeken en knuffeldieren aangetroffen. Tegen de toegangsdeur werd een kartonnendoos aangetroffen. Aangezien de actiegroep aangekondigd had om haar acties te verzwaren, werd er contact opgenomen met de afdeling Team Explosieven Verkenning van de politie Midden-Nederland (TEV). Na beperkt onderzoek aan de doos in overleg met het TEV werd duidelijk dat de doos gevuld kon zijn met een explosief. Gezien deze bevindingen is besloten tot het afzetten van een ruim gebied rondom het provinciehuis om de gevolgschade van een eventuele explosie te beperken. Voor de grootte van het afzettingsgebied is overleg geweest tussen de Officier van Dienst Politie en de Dienstdoende specialist van het Team Explosieven Verkenning. Na het beschreven 'beperkte onderzoek aan het pakketje' is gezien die bevindingen door de dienstdoende Specialist TEV geadviseerd het afgezette
gebied te vergroten. Gezien de ernst van de situatie en de dreiging zijn op maandag 22 oktober 2018 naast de politie de navolgende hulpdiensten ingeschakeld; Explosieven Opruimingsdienst, Brandweer, gemeente Lelystad en de geneeskundige hulpverleningsorganisatie in de regio ingeschakeld.”
Gezien deze bevindingen is besloten tot het afzetten van een ruim gebied rondom het provinciehuis om de gevolgschade van een eventuele explosie te beperken. De ambtenaren van de provincie zijn gedurende de afsluitingsperiode niet in staat geweest hun werkzaamheden uit te voeren.
In het proces-verbaal sporenonderzoek heeft verbalisant [verbalisant 3] het volgende gerelateerd:
“ […]
- De Explosieven Opruimingsdienst Defensie (EOD) had de doos onderzocht. Door de EOD
was de doos geopend door de duct-tape open te snijden. De doos was veilig verklaard.
Forensische bevindingenIk zag voor de draaideur van het provinciehuis een doos staan (foto 1, 2 en 5). Ik zag dat de doos dichtgeplakt was geweest met zwarte duct-tape. Ik zag dat er op de bovenkant van de doos stond geschreven: "AFZ: OVV&OVP" (foto 6). Ik zag dat er in de doos zaten: een vuilniszak, een knuffel met spaghetti in de buik met daarop rode kleurstof, een plastic speelgoed zeis en een dildo (foto 7). Na mijn onderzoek werd ik door een omstander gewezen op een masker van een paard die in het gras lag. Ik stelde dit masker veilig (foto 14).
Uitpakken doosOp het politiebureau aan de Graaf Wichman in Huizen pakte ik de doos uit. Ik zag toen dat er het volgende in de doos zat.
- Een teddybeer met aan de voorkant een rits. De rits stond open en de ruimte in de teddybeer was gevuld met spaghetti en rode kleurstof (foto 8).
- Een plastic speelgoed zeis met daarop rode kleurstof (foto 9).
- Een dildo. Ik zag dat er op de dildo stond geschreven: [A] (foto 10).
- Een doos voor kiwifruit met daar omheen een vuilniszak, vastgeplakt met plakband (foto’s l1 en12).
- Onderin de kartonnen doos lagen een paar tie-wraps en een stukje garen (foto 13).”
Verdachte [verdachte] verklaart ter terechtzitting dat hij samen met zijn medeverdachten van mening was dat de acties ten aanzien van de Oostvaardersplassen breder konden worden opgezet. Hij verklaart dat zij ervoor hebben gekozen actie te gaan voeren bij het Provinciehuis, aangezien daar mensen werken die zijn betrokken bij de besluitvorming omtrent de OVP. Verder verklaart verdachte dat hij samen met zijn medeverdachten het plan heeft uitgewerkt en iedereen daarin zijn eigen aandeel heeft gehad. Hij verklaart de tekst ‘ [A] ’ op de dildo te hebben geschreven.
Getuige [medeverdachte 1] heeft ter terechtzitting verklaard dat hij samen met de vier medeverdachten heeft gesproken over dat de doos voor het Provinciehuis zou worden geplaatst.
Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft tegenover de politie verklaard: ‘
Wij zijn toen met z'n vieren naar het huis van [B] en [verdachte] gereden en daar bedachten we eigenlijk, wat hebben we nou gedaan. We hadden het er daar over. Over hoe het zou gaan.’
Medeverdachte [medeverdachte 3] heeft tegenover de politie het volgende verklaard:
“Ja ik weet wel van andere acties met spandoeken. Ik heb een spandoek opgehangen
bij het Provinciehuis. Wij zijn met zijn 5-en die nacht bezig geweest om de spandoeken op te hangen. Ik weet niet wie daar die doos heeft neergelegd. Ik denk en vind dat we er allemaal verantwoordelijk zijn voor. We zaten met z'n alle gezellig te wezen bij [medeverdachte 1] en [verdachte] . Op een gegeven moment kwam [medeverdachte 1] met een enorme dildo met 2 van die enorme eikels aan beide zijde naar beneden. We zaten te geinen dat wat zou het leuk zijn om die in een doos te stoppen en dat die dildo er zo uitspringt als die geopend wordt. En dat er een tekst op zou staan van "Haha je bent een lul" of iets in die trant. Van het een kwam het ander. Ik wil er verder niet over praten wie wat gedaan heeft. Het is allemaal uit de hand gelopen.
[…]
V: Wie was er bij het Provinciehuis?
A: Dat waren [C] , [verdachte] en ik.”
Verdachte [verdachte] is bij de politie geconfronteerd met de vraag of hij zich kan voorstellen dat mensen, door alle terreuraanslagen van afgelopen jaren, meer op hun
hoede zijn als het gaat om verdachte pakketjes. Hierop antwoordt verdachte: ‘
Ja dat kan ik mij voorstellen wie niet.’
4.3.2.Het onbruikbaar maken van het Provinciehuis
De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of verdachte [verdachte] zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan het onbruikbaar maken van het Provinciehuis in de betekenis van artikel 352 Sr.
Onbruikbaar maken
De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of verdachte met zijn handelen het Provinciehuis, voor korte dan wel langere tijd, onbruikbaar heeft gemaakt. Uit de gebezigde bewijsmiddelen volgt dat een drietal medeverdachten tijdens het nachtelijk uur een doos, dichtgeplakt met zwarte ducttape, voor de hoofdingang van het Provinciehuis heeft geplaatst. Het is een feit van algemene bekendheid dat op het moment dat er in de openbare ruimte een verdacht pakketje (in dit geval die dichtgeplakte doos) wordt gevonden, maatregelen worden getroffen voor de algemene veiligheid van goederen en personen. Het verdachte karakter van die toen en daar neergezette doos wordt bovendien versterkt door de tezelfdertijd opgehangen spandoeken.
Uit de inhoud van de hiervoor opgesomde bewijsmiddelen volgt dat de politie de doos, gelet op het tijdstip en de plek waarop deze is aangetroffen, aangemerkt heeft als een verdacht voorwerp, welke situatie het bevoegd gezag noopte tot het gedurende enige tijd treffen van veiligheidsmaatregelen. Terwijl het onderzoek aan de doos gaande was is de omgeving van het Provinciehuis afgezet, is de toegang tot dat Provinciehuis aan derden ontzegd, en was het daarmee ook onbruikbaar voor werknemers en publiek.
De rechtbank gaat voorbij aan de suggestie van de verdediging dat het Provinciehuis via een andere ingang te betreden en dus te gebruiken was, terwijl de EOD voor de hoofdingang bezig was de doos op de aanwezigheid van een mogelijke bom te onderzoeken, omdat die suggestie is gespeend van realiteitszin.
Gelet op de uiterlijke verschijningsvorm van die aldus geplaatste doos en bezien in samenhang met de die plaatsing begeleidende feiten en omstandigheden heeft verdachte willens en wetens het risico aanvaard dat daardoor (veiligheids)maatregelen zouden worden getroffen, met het voorzienbare gevolg dat het Provinciehuis gedurende enige tijd ontoegankelijk zou zijn, bijvoorbeeld voor de ambtenaren die in dat huis hun taken vervullen en voor derden die in dat huis gebruik willen maken van de door die ambtenaren te verlenen diensten. Daarbij doet het er wat de bewezenverklaring betreft niet toe hoe lang het Provinciehuis onbruikbaar was.
Medeplegen
Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord of sprake is geweest van medeplegen van dit feit door verdachte. Voor het bewijs van medeplegen moet sprake zijn van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met (een) ander(en), gericht op het voltooien
(gezamenlijk uitvoeren)van het delict. Daarbij is het niet nodig dat de mededaders alle bestanddelen van het delict verwezenlijken. Wel moet de verdachte een wezenlijke bijdrage hebben geleverd aan het delict en moet hij zowel op het delict als het medeplegen het (voorwaardelijk) opzet hebben gehad. Voor de beoordeling van het medeplegen ligt de nadruk niet altijd op het gelijktijdig dan wel het samen ter plaatse handelen (daadwerkelijk uitvoeren). Bij de beoordeling kan ook van belang zijn de fase die aan het delict voorafgaat (gezamenlijk plan). Zo worden volgens vaste rechtspraak minder eisen gesteld aan de gezamenlijke (daadwerkelijke) uitvoering naar mate de bewuste samenwerking voorafgaand intensiever is
.
Uit de inhoud van het procesdossier en wat ter terechtzitting is verklaard volgt, dat verdachte en medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] in de avond van 21 oktober 2018 bijeen zijn gekomen om de protestactie bij het Provinciehuis voor te bereiden. De spandoeken zijn voorzien van teksten en de doos is voorzien van een opschrift, gevuld en dichtgeplakt met ducttape. Nadat alles grotendeels gereed was is medeverdachte [medeverdachte 4] bij de woning aangekomen en is onderling gesproken over hetgeen die avond stond te gebeuren. Daarbij is een onderlinge taakverdeling gemaakt. [verdachte] en medeverdachte [medeverdachte 4] zijn richting de Praambult bij het Oostvaardersplassengebied afgereisd om daar in de omgeving spandoeken op te hangen. Medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] zijn naar het Provinciehuis gegaan om daar spandoeken op te hangen en de doos te plaatsen. Verdachte [verdachte] en medeverdachte [medeverdachte 4] zouden richting de Oostvaardersplassen afreizen om daar in de omgeving spandoeken op te hangen.
De rechtbank stelt vast dat bij vertrek van de medeverdachten naar het Provinciehuis het voor verdachte [verdachte] duidelijk was dat onder andere de doos bij het Provinciehuis zou worden geplaatst. Tevens was het voor verdachte [verdachte] duidelijk wat zich in de doos bevond. Nadat verdachte [verdachte] zijn aandeel van de actie had uitgevoerd bij de Praambult is hij weer teruggekeerd naar zijn woning en heeft samen met de medeverdachten, met uitzondering van medeverdachte [medeverdachte 4] , besproken wat zij hadden gedaan. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte [verdachte] betrokken is geweest bij het plannen van de protestactie. Hij heeft een wezenlijke bijdrage geleverd aan het plan, heel concreet door de naam van de gedeputeerde [A] op de dildo te schrijven, wat maakt dat tussen verdachte en zijn medeverdachten sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking en verdachte als medepleger kan worden aangemerkt.
Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tezamen en in vereniging met anderen onbruikbaar maken van het Provinciehuis.