ECLI:NL:RBMNE:2019:1374

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 maart 2019
Publicatiedatum
3 april 2019
Zaaknummer
C/16/458590 / HA ZA 18-34
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzetprocedure inzake niet-ontvankelijkheid van verzet door te late dagvaarding

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 6 maart 2019 uitspraak gedaan in een verzetprocedure tussen de Stichting STC Ananta en de Stichting Arei Rozengeur als eiseressen en de besloten vennootschap AEMSTEL REAL ESTATE INVESTMENTS B.V. als gedaagde. De rechtbank heeft geoordeeld dat de gedaagde, AREI, niet-ontvankelijk is in haar verzet omdat de verzetdagvaarding te laat is uitgebracht. De rechtbank heeft vastgesteld dat AREI op 16 augustus 2017 in een verstekvonnis is veroordeeld en dat de verzetdagvaarding op 16 februari 2018 is uitgebracht, terwijl de termijn voor het indienen van verzet al was verstreken.

De rechtbank heeft verder onderzocht of er sprake was van een daad van bekendheid, die de termijn voor het indienen van verzet zou kunnen verlengen. De deurwaarder had het verstekvonnis op 6 december 2017 in een gesloten envelop betekend, wat niet voldeed aan de vereisten voor een geldige betekening. AREI stelde dat haar bestuurder op die datum telefonisch contact had gehad met de deurwaarder, maar de rechtbank oordeelde dat deze verklaring niet geloofwaardig was. De rechtbank concludeerde dat de verzetdagvaarding uiterlijk op 3 januari 2018 had moeten zijn ingediend, wat niet is gebeurd.

De rechtbank heeft AREI als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten van de eiseressen, die zijn vastgesteld op € 4.804,--. De beslissing van de rechtbank is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. J.P.H. van Driel van Wageningen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/458590 / HA ZA 18-34
Vonnis in verzet van 6 maart 2019
in de zaak van
1. de stichting
STICHTING STC ANANTA,
gevestigd te Haarlemmermeer,
2. de stichting
STICHTING AREI ROZENGEUR,
gevestigd te Arnhem,
eiseressen,
gedaagden in het verzet,
advocaat mr. J.P. Koets te Haarlem,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AEMSTEL REAL ESTATE INVESTMENTS B.V.,
gevestigd te Amstelveen,
gedaagde,
eiseres in het verzet,
advocaat mr. S. Rötscheid te Almere.
Partijen zullen hierna Ananta en Arei Rozengeur en AREI worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 2 mei 2018
  • het proces-verbaal van de comparitie van 4 september 2018
  • de akte van Ananta en Arei Rozengeur
  • de akte van AREI
  • de akte uitlating producties van Ananta en Arei Rozengeur.
1.2.
Daarna heeft de rechtbank bepaald dat er een vonnis uitgesproken zal worden.

2.De beoordeling

2.1.
In deze zaak is AREI op 16 augustus 2017 in een verstekvonnis veroordeeld. AREI heeft op 16 februari 2018 een verzetdagvaarding uitgebracht waarmee zij tegen het verstekvonnis in verzet komt. Maar zij was hiermee te laat omdat de termijn voor het uitbrengen van de verzetdagvaarding toen al was verstreken. Dat zal hieronder worden uitgelegd.
2.2.
De verzetdagvaarding moest worden uitgebracht binnen vier weken nadat (i) het verstekvonnis aan AREI in persoon was betekend of (ii) AREI (via haar bestuurder) zelf iets heeft gedaan waaruit voortvloeit dat zij bekend was met het verstekvonnis (dit wordt een daad van bekendheid genoemd). In deze zaak heeft de deurwaarder het verstekvonnis op 6 december 2017 in een gesloten envelop betekend op het adres van AREI. Dat blijkt uit het exploot van betekening dat Ananta en Arei Rozengeur hebben overgelegd. Met een betekening in een gesloten envelop gaat de verzettermijn van vier weken nog niet lopen. Daarvoor is een betekening in persoon nodig. Maar volgens Ananta en Arei Rozengeur heeft AREI, althans haar bestuurder, op 6 december 2017 kennis genomen van het verstekvonnis. Dat volgt volgens Ananta en Arei Rozengeur uit een brief van de door haar ingeschakelde deurwaarder op dezelfde dag (6 december 2017 dus). In die brief schrijft de deurwaarder aan Ananta en Arei Rozengeur dat hij door de heer [A] van AREI is gebeld en dat volgens de heer [A] “
de vordering onterecht zou zijn omdat na de verkregen vonnissen nadere afspraken zijn gemaakt”. Dit telefoontje aan de deurwaarder is volgens Ananta en Arei Rozengeur een daad van bekendheid.
2.3.
Ter comparitie heeft de heer [A] verklaard dat hij op 6 december 2017 niet heeft gebeld naar de deurwaarder. Verder heeft hij de echtheid van de brief van de deurwaarder in twijfel getrokken. Ananta en Arei Rozengeur hebben daarna bij akte een door de deurwaarder ondertekende brief overgelegd waarin de deurwaarder verklaart dat hij de brief van 6 december 2017 heeft verstuurd. Dit is voldoende bewijs dat de brief van 6 december 2017 door de deurwaarder is verzonden. De rechtbank heeft geen reden om aan te nemen dat de deurwaarder daarover een valse verklaring zou afleggen. Verder is er ook geen reden om aan te nemen dat wat de deurwaarder in zijn brief zegt over zijn contact met de heer [A] niet waar zou zijn. Waarom zou de deurwaarder daarover liegen? Dit is door AREI niet toegelicht. De rechtbank gaat er daarom ook vanuit dat de heer [A] op 6 december 2017 met de deurwaarder heeft gebeld en dat hij toen heeft gezegd dat “
de vordering onterecht zou zijn omdat na de verkregen vonnissen nadere afspraken zijn gemaakt” .
2.4.
Maar volgens AREI betekent dit nog niet dat er sprake is van een daad van bekendheid. Want met de “
verkregen vonnissen” wordt volgens haar niet het verstekvonnis van 16 augustus 2017 bedoeld. Het ging volgens haar om twee kortgedingvonnissen (14 juni 2017 en 3 mei 2017). De rechtbank kan dit niet volgen. Het kortgedingvonnis van 14 juni 2017 verwijst naar een ander kortgedingvonnis van 3 mei 2017, maar dat is een vonnis waarin is bepaald dat een verstek is gezuiverd en waarin voortzetting van een mondelinge behandeling is bepaald. In dat vonnis is AREI dus nergens toe veroordeeld en daarom ligt het niet voor de hand dat de heer [A] naar dat vonnis heeft verwezen toen hij zei dat de vorderingen onterecht waren. Verder is die stelling ook onwaarschijnlijk gezien het feit dat op 6 december 2017, dus de dag dat de heer de [A] met de deurwaarder heeft gebeld, twee vonnissen in een gesloten envelop op het adres van AREI zijn achtergelaten, te weten een grosse van het kortgedingvonnis van 14 juni 2017 en een grosse van het verstekvonnis van 16 augustus 2017. Dit blijkt uit de betekeningsstukken die door Ananta en Arei Rozengeur in het geding zijn gebracht. Het vonnis van 3 mei 2017 zat daar dus niet bij. Vervolgens belt de heer de [A] met de deurwaarder en spreekt over
“verkregen vonnissen”.Gelet op het voorgaande gaat de rechtbank er vanuit dat de heer [A] in het telefoongesprek met de deurwaarder ook heeft verwezen naar het verstekvonnis van 16 augustus 2017. Daarmee heeft op 6 december 2017 een daad van bekendheid plaatsgevonden. Dat betekent dat de verzetdagvaarding uiterlijk op 3 januari 2018 uitgebracht had moeten zijn. Dat is niet gebeurd.
2.5.
Ten overvloede wordt nog overwogen dat van de zijde van AREI niet aannemelijk is gemaakt dat het anders is gegaan. Integendeel. De stellingen die AREI in eerste instantie innam over het moment dat zij met het vonnis van 16 augustus 2017 bekend is geworden zijn onjuist gebleken, althans die stellingen heeft ze niet kunnen onderbouwen. Zo voerde de heer [A] namens AREI ter comparitie aan dat de betekening van dat vonnis pas op 19 januari 2019 had plaatsgevonden. Hoewel AREI vervolgens in de gelegenheid is gesteld daarvan bewijs over te leggen, heeft ze dat niet gedaan. In haar akte na comparitie wijzigt AREI haar stellingen op dit punt, in die zin dat zij nu zegt dat zij (pas) op 24 januari 2018 op de hoogte is gekomen van het verstekvonnis en wel door een e-mailcorrespondentie met Hotel Kitchen & Bar, te weten een partij onder wie Ananta en Arei Rozengeur derdenbeslag hebben gelegd. In die e-mails is te lezen dat het derdenbeslag op 29 mei 2017 onder Hotel Kitchen & Bar is gelegd, dus ruim vóór de datum van het verstekvonnis. AREI stelt wel dat zij naar aanleiding van die e-mailcorrespondentie met Hotel Kitchen & Bar nader onderzoek heeft gedaan en daardoor met het verstekvonnis bekend is geworden, maar op welke wijze en wanneer zij vervolgens in het bezit van dat vonnis is gekomen, licht zij niet toe. De eerdere conclusie dat AREI al op 6 december 2017 over het vonnis beschikte, is hierdoor onvoldoende gemotiveerd betwist.
2.6.
Alles wat hiervoor is overwogen leidt ertoe dat de verzetdagvaarding te laat is uitgebracht. AREI zal daarom niet-ontvankelijk in haar verzet worden verklaard. Aan de verdere beoordeling van de zaak wordt niet toegekomen, waaronder dus ook niet de vraag of het redelijk is dat de boete (slechts) gevorderd wordt tot de datum van ontbinding van de koopovereenkomst door de curator. De rechtbank gaat ervan uit dat Ananta en Arei Rozengeur - als zij tot executie van het verstekvonnis zouden willen overgaan - niet meer rente zullen vorderen dan daadwerkelijk door AREI is verschuldigd, rekening houdend met wat Ananta en Arei Rozengeur daarover zelf onder de randnummers 23 en 24 van hun akte van 19 september 2018 hebben geschreven.
2.7.
AREI zal als de in het ongelijk gestelde partij de kosten van Ananta en Arei Rozengeur voor deze verzetprocedure moeten betalen. Deze kosten bestaan uit € 4.804,-- aan salaris van de advocaat van Ananta en Arei Rozengeur (2,0 punten x tarief € 2.402,--).

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
verklaart AREI niet-ontvankelijk in haar verzet,
3.2.
veroordeelt AREI in de proceskosten voor deze verzetprocedure, aan de zijde van Ananta en Arei Rozengeur tot op heden begroot op € 4.804,--,
3.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.P.H. van Driel van Wageningen en in het openbaar uitgesproken op 6 maart 2019. [1]

Voetnoten

1.type: NJ/5046