4.3Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
Op 20 februari 2018 treffen verbalisanten van politie Midden-Nederland in de woning aan de [adres] te [woonplaats] een man aan. De man ligt op de vloer van de woonkamer en ambulancemedewerkers zijn bezig de man te reanimeren.In zijn linker bovenbeen heeft de man een grote, openstaande snijwond van ongeveer vijftien centimeter lang en zes centimeter breed. Bovenop zijn linkerschouder heeft hij eveneens een wond.In de woning ligt een enorme hoeveelheid bloed.Op een afstand van ongeveer vijftig centimeter van het slachtoffer staat een hocker met daarop een groot mes met een lemmet van ongeveer twintig centimeter lang. Het complete mes zit onder het bloed.Het slachtoffer is [slachtoffer] , geboren op [1999] te [geboorteplaats] , Afghanistan.
In de woning is een man aanwezig van wie de schoenen, de broek, de jas en het gezicht onder het bloed zitten. Deze man werd later bekend als: [verdachte] , geboren op [1996] te [geboorteplaats] , Afghanistan.
[slachtoffer] is op 21 februari 2018 overleden.In het rapport “Pathologie onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet natuurlijke dood” van het Nederlands Forensisch Instituut is onder meer opgenomen: “
Op het rechterbovenbeen en op de linkerschouder waren er twee scherprandige huidsnedes. Deze twee letsels zijn bij leven ontstaan door de inwerking van uitwendig mechanisch scherprandig snijdend en perforerend geweld, zoals opgeleverd kan worden door steken/snijden met één of meer messen. Deze letsels passen qua locatie volgens de verbalisant en de medische gegevens bij de steekletsels van [slachtoffer] .De letsels in het rechterbovenbeen en de linkerschouder kunnen ieder op zich of in combinatie het overlijden van [slachtoffer] verklaren.
Uit het rapport blijkt voorts dat [slachtoffer] op zijn linkerhandpalm een scherprandige huidsnede en in het verlengde daarvan een oppervlakkige huidkras had en op de strekzijde van zijn rechterpink een oppervlakkige scherprandige huidsnede,welke letsels, gezien hun locatie, passen bij afweerletsels.
Op het moment dat [slachtoffer] is gestoken, waren alleen hij en verdachte aanwezig in de woning aan de [adres] te [woonplaats] .
Tussenconclusie
Op grond van het hiervoor gegeven bewijs kan het volgende worden vastgesteld.
[slachtoffer] is op 20 februari 2018 in de woning aan de [adres] te [woonplaats] met een mes gestoken in zijn rechterbovenbeen en in zijn linkerschouder. Ten gevolge van deze verwondingen en/of het daardoor veroorzaakte (grote) bloedverlies is hij op 21 februari 2018 overleden. Op het moment dat de steekwonden zijn toegebracht, was naast het slachtoffer [slachtoffer] alleen verdachte in de woning aanwezig.
Op grond van voornoemde wettige bewijsmiddelen is op zichzelf genomen de conclusie gerechtvaardigd dat verdachte degene is geweest die [slachtoffer] meermalen met een mes in het lichaam heeft gestoken. Dit kan echter anders zijn indien verdachte een aannemelijke verklaring kan geven waaruit volgt dat hij het misdrijf niet heeft gepleegd en die de belastende aspecten van het bewijs kan verklaren.
Bewijsoverwegingen
Verdachte heeft het hem tenlastegelegde bestreden met een alternatieve lezing van de gebeurtenissen die, volgens de verdediging, niet met een bewezenverklaring kan stroken. Hij heeft daartoe gesteld hetgeen hiervoor onder 4.2 ‘Het standpunt van de verdediging’ is opgenomen.
De rechtbank overweegt ten aanzien van het door verdachte geschetste alternatieve scenario het volgende.
Verdachte is op 20 februari 2018 naar de woning van [slachtoffer] gegaan om met hem te praten.De avond ervoor had [slachtoffer] , na een ruzie, verdachte zijn woning uitgezet.Uit WhatsApp-berichten van die avond blijkt dat sprake was van ruzie tussen verdachte en [slachtoffer] .
[slachtoffer] had niet alleen letsels aan zijn handen die kunnen worden aangeduid als afweerletsels maar ook twee breuken in de achterste schedelgroeve links en een breuk in de achterste schedelgroeve rechts, welke letsels niet kunnen worden verklaard binnen het door verdachte gestelde alternatieve scenario.
De rechtbank is eveneens van oordeel dat de plaatsen in het lichaam waar de steekwonden zijn toegebracht afdoen aan de aannemelijkheid van het scenario dat het slachtoffer zichzelf gestoken heeft met het doel om zich van het leven te beroven.
Verdachte heeft verklaard dat hij na binnenkomst in de woning van [slachtoffer] direct naar het toilet is gegaan en dat hij met zijn telefoon op Facebook heeft gezeten. Uit camerabeelden blijkt dat verdachte om 14.30 uur naar de woning van [slachtoffer] liepen dat zijn telefoon om 14.31 uur contact maakte met de router in de woning van [slachtoffer] .Uit onderzoek naar de telefoon van verdachte blijkt echter dat géén technische sporen zijn aangetroffen van Facebook-activiteit op 20 februari 2018 tussen 14.31 uur en 14.36 uur of in de minuten daarna. De Facebook-app van verdachte was die dag voor het laatst opgestart om 13.53 uur en afgesloten om 13.54 uur.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het door verdachte geschetste alternatieve scenario geen steun vindt in de tot het dossier behorende stukken en zelfs op meerdere punten door de inhoud van die stukken wordt weerlegd. Verdachte heeft geen aannemelijke en geloofwaardige verklaring gegeven voor het belastende bewijs en de rechtbank schuift het door verdachte geschetste alternatieve scenario dan ook als niet aannemelijk geworden terzijde.
Conclusie
De rechtbank stelt op grond van het bewijs, in onderling verband en samenhang bezien, vast dat het verdachte is geweest die op 20 februari 2018 [slachtoffer] meermalen met een mes heeft gestoken ten gevolge waarvan [slachtoffer] op 21 februari 2018 is overleden.
Aan verdachte is ‘moord’, althans ‘doodslag’ ten laste gelegd. Verdachte wordt verweten dat hij [slachtoffer] met ‘voorbedachten rade’ van het leven heeft beroofd. Daartoe moet vast komen te staan dat verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het besluit om [slachtoffer] van het leven te beroven en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. De rechtbank acht dit laatste niet bewezen en is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de ten laste gelegde ‘moord’.
De rechtbank komt aldus tot een bewezenverklaring van ‘doodslag’.