ECLI:NL:RBMNE:2019:1362

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
3 april 2019
Publicatiedatum
2 april 2019
Zaaknummer
16/659151-18 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dodelijke steekpartij in woning Almere met alternatieve scenario's van verdachte

Op 3 april 2019 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die op 20 februari 2018 in Almere het slachtoffer [slachtoffer] heeft gestoken, waardoor deze op 21 februari 2018 is overleden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, geboren in 1996 in Afghanistan, in de woning van het slachtoffer aanwezig was op het moment van de fatale steekpartij. De verdachte heeft een alternatieve lezing van de gebeurtenissen gepresenteerd, waarin hij stelt dat het slachtoffer zichzelf heeft gestoken. Echter, de rechtbank heeft deze verklaring verworpen op basis van het bewijs, waaronder de plaats van de steekwonden, afweerletsels bij het slachtoffer en technische gegevens die de verklaring van de verdachte tegenspreken. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van moord, maar doodslag bewezen verklaard. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 jaar. Daarnaast is er een vordering tot schadevergoeding van € 8.927,06 toegewezen aan de vader van het slachtoffer, die als benadeelde partij was opgetreden. De rechtbank heeft de ernst van het feit en de impact op de nabestaanden in haar overwegingen meegenomen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/659151-18 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 3 april 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1996] te [geboorteplaats] (Afghanistan),
wonende te [woonplaats] , [adres] ,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Nieuwegein te Nieuwegein.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 16 mei 2018, 25 juli 2018, 17 oktober 2018, 9 januari 2019 en 20 maart 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A.M. Tromp en van hetgeen verdachte en zijn raadsman mr. O. Bolluyt, advocaat te Almere, naar voren hebben gebracht. De rechtbank heeft voorts kennis genomen van hetgeen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] , nabestaanden van slachtoffer [slachtoffer] , bijgestaan door mr. W. van Egmond, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 20 februari 2018 in Almere [slachtoffer] heeft vermoord, althans [slachtoffer] opzettelijk van het leven heeft beroofd door hem met één of meer messen één- of meermalen in het bovenbeen, de lies en/of de schouder te steken, waardoor [slachtoffer] zodanige verwondingen en/of bloedverlies heeft opgelopen dat hij daardoor op 21 februari 2018 is overleden.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte vrij te spreken van de ten laste gelegde moord op [slachtoffer] . Zij acht de ten laste gelegde doodslag op [slachtoffer] wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van de aan verdachte ten laste gelegde moord en doodslag. Daartoe is gesteld dat niet verdachte [slachtoffer] met een mes heeft gestoken, maar dat [slachtoffer] zichzelf heeft gestoken in een poging om zelfmoord te plegen.
Verdachte was naar de woning van [slachtoffer] gegaan om met hem te praten. Na binnenkomst in de woning is verdachte direct naar het toilet gegaan. Hij is een aantal minuten op het toilet geweest en heeft daar met zijn telefoon op Facebook gezeten. Nadat verdachte van het toilet kwam, trof hij [slachtoffer] in de woonkamer aan en zag hij overal bloed. Verdachte heeft getracht [slachtoffer] te helpen en alarm te slaan.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Op 20 februari 2018 treffen verbalisanten van politie Midden-Nederland in de woning aan de [adres] te [woonplaats] een man aan. De man ligt op de vloer van de woonkamer en ambulancemedewerkers zijn bezig de man te reanimeren. [2] In zijn linker bovenbeen heeft de man een grote, openstaande snijwond van ongeveer vijftien centimeter lang en zes centimeter breed. Bovenop zijn linkerschouder heeft hij eveneens een wond. [3] In de woning ligt een enorme hoeveelheid bloed. [4] Op een afstand van ongeveer vijftig centimeter van het slachtoffer staat een hocker met daarop een groot mes met een lemmet van ongeveer twintig centimeter lang. Het complete mes zit onder het bloed. [5] Het slachtoffer is [slachtoffer] , geboren op [1999] te [geboorteplaats] , Afghanistan. [6]
In de woning is een man aanwezig van wie de schoenen, de broek, de jas en het gezicht onder het bloed zitten. Deze man werd later bekend als: [verdachte] , geboren op [1996] te [geboorteplaats] , Afghanistan. [7]
[slachtoffer] is op 21 februari 2018 overleden. [8] In het rapport “Pathologie onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet natuurlijke dood” van het Nederlands Forensisch Instituut is onder meer opgenomen: “
Op het rechterbovenbeen en op de linkerschouder waren er twee scherprandige huidsnedes. Deze twee letsels zijn bij leven ontstaan door de inwerking van uitwendig mechanisch scherprandig snijdend en perforerend geweld, zoals opgeleverd kan worden door steken/snijden met één of meer messen. Deze letsels passen qua locatie volgens de verbalisant en de medische gegevens bij de steekletsels van [slachtoffer] . [9] De letsels in het rechterbovenbeen en de linkerschouder kunnen ieder op zich of in combinatie het overlijden van [slachtoffer] verklaren. [10]
Uit het rapport blijkt voorts dat [slachtoffer] op zijn linkerhandpalm een scherprandige huidsnede en in het verlengde daarvan een oppervlakkige huidkras had en op de strekzijde van zijn rechterpink een oppervlakkige scherprandige huidsnede, [11] welke letsels, gezien hun locatie, passen bij afweerletsels. [12]
Op het moment dat [slachtoffer] is gestoken, waren alleen hij en verdachte aanwezig in de woning aan de [adres] te [woonplaats] . [13]
Tussenconclusie
Op grond van het hiervoor gegeven bewijs kan het volgende worden vastgesteld.
[slachtoffer] is op 20 februari 2018 in de woning aan de [adres] te [woonplaats] met een mes gestoken in zijn rechterbovenbeen en in zijn linkerschouder. Ten gevolge van deze verwondingen en/of het daardoor veroorzaakte (grote) bloedverlies is hij op 21 februari 2018 overleden. Op het moment dat de steekwonden zijn toegebracht, was naast het slachtoffer [slachtoffer] alleen verdachte in de woning aanwezig.
Op grond van voornoemde wettige bewijsmiddelen is op zichzelf genomen de conclusie gerechtvaardigd dat verdachte degene is geweest die [slachtoffer] meermalen met een mes in het lichaam heeft gestoken. Dit kan echter anders zijn indien verdachte een aannemelijke verklaring kan geven waaruit volgt dat hij het misdrijf niet heeft gepleegd en die de belastende aspecten van het bewijs kan verklaren.
Bewijsoverwegingen
Verdachte heeft het hem tenlastegelegde bestreden met een alternatieve lezing van de gebeurtenissen die, volgens de verdediging, niet met een bewezenverklaring kan stroken. Hij heeft daartoe gesteld hetgeen hiervoor onder 4.2 ‘Het standpunt van de verdediging’ is opgenomen.
De rechtbank overweegt ten aanzien van het door verdachte geschetste alternatieve scenario het volgende.
Verdachte is op 20 februari 2018 naar de woning van [slachtoffer] gegaan om met hem te praten. [14] De avond ervoor had [slachtoffer] , na een ruzie, verdachte zijn woning uitgezet. [15] Uit WhatsApp-berichten van die avond blijkt dat sprake was van ruzie tussen verdachte en [slachtoffer] . [16]
[slachtoffer] had niet alleen letsels aan zijn handen die kunnen worden aangeduid als afweerletsels maar ook twee breuken in de achterste schedelgroeve links en een breuk in de achterste schedelgroeve rechts [17] , welke letsels niet kunnen worden verklaard binnen het door verdachte gestelde alternatieve scenario.
De rechtbank is eveneens van oordeel dat de plaatsen in het lichaam waar de steekwonden zijn toegebracht afdoen aan de aannemelijkheid van het scenario dat het slachtoffer zichzelf gestoken heeft met het doel om zich van het leven te beroven.
Verdachte heeft verklaard dat hij na binnenkomst in de woning van [slachtoffer] direct naar het toilet is gegaan en dat hij met zijn telefoon op Facebook heeft gezeten. Uit camerabeelden blijkt dat verdachte om 14.30 uur naar de woning van [slachtoffer] liep [18] en dat zijn telefoon om 14.31 uur contact maakte met de router in de woning van [slachtoffer] . [19] Uit onderzoek naar de telefoon van verdachte blijkt echter dat géén technische sporen zijn aangetroffen van Facebook-activiteit op 20 februari 2018 tussen 14.31 uur en 14.36 uur of in de minuten daarna. De Facebook-app van verdachte was die dag voor het laatst opgestart om 13.53 uur en afgesloten om 13.54 uur. [20]
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het door verdachte geschetste alternatieve scenario geen steun vindt in de tot het dossier behorende stukken en zelfs op meerdere punten door de inhoud van die stukken wordt weerlegd. Verdachte heeft geen aannemelijke en geloofwaardige verklaring gegeven voor het belastende bewijs en de rechtbank schuift het door verdachte geschetste alternatieve scenario dan ook als niet aannemelijk geworden terzijde.
Conclusie
De rechtbank stelt op grond van het bewijs, in onderling verband en samenhang bezien, vast dat het verdachte is geweest die op 20 februari 2018 [slachtoffer] meermalen met een mes heeft gestoken ten gevolge waarvan [slachtoffer] op 21 februari 2018 is overleden.
Aan verdachte is ‘moord’, althans ‘doodslag’ ten laste gelegd. Verdachte wordt verweten dat hij [slachtoffer] met ‘voorbedachten rade’ van het leven heeft beroofd. Daartoe moet vast komen te staan dat verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het besluit om [slachtoffer] van het leven te beroven en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. De rechtbank acht dit laatste niet bewezen en is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de ten laste gelegde ‘moord’.
De rechtbank komt aldus tot een bewezenverklaring van ‘doodslag’.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op of omstreeks 20 februari 2018 te Almere opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met een mes in het bovenbeen en de schouder van voornoemde [slachtoffer] gestoken, waardoor voornoemde [slachtoffer] zodanige verwondingen en bloedverlies heeft opgelopen dat hij daardoor op 21 februari 2018 is overleden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
Doodslag.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Bij de beoordeling van de strafbaarheid van verdachte gaat de rechtbank uit van het volgende.
Over verdachte zijn de volgende rapporten opgemaakt:
  • een Pro justitia psychiatrisch rapport van 19 april 2018, uitgebracht door dr. R.F. Ferdinand, kinder- en jeugdpsychiater;
  • een Pro justitia psychologisch rapport van 26 april 2018, uitgebracht door drs. R.A. Sterk, psycholoog;
  • een Pro justitia multidisciplinair (psychiatrisch en psychologisch) rapport van 29 januari 2019, uitgebracht door J. Vreugdenhil, psychiater, en E. van der Vorst, GZ-psycholoog, in samenwerking met R.J.A. van Helvoirt, GZ-psycholoog, allen verbonden aan het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (hierna te noemen: het NIFP-rapport), locatie Pieter Baan Centrum, Psychiatrische Observatiekliniek te Almere.
Uit het NIFP-rapport volgt dat bij verdachte geen (forensisch relevante) psychopathologie is vastgesteld. Er is geen sprake van doorwerking van een eventuele ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens ten aanzien van verdachtes gedragskeuzes en gedragingen. Verdachte wordt toerekeningsvatbaar geacht met betrekking tot het ten laste gelegde.
De rechtbank neemt de conclusie ten aanzien van de toerekeningsvatbaarheid van verdachte op de daarvoor in het NIFP-rapport bijeengebrachte gronden over en maakt die tot de hare.
De rechtbank concludeert dat de bewezen verklaarde doodslag op [slachtoffer] geheel aan verdachte kan worden toegerekend. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van de door de officier van justitie bewezen geachte doodslag te veroordelen tot een gevangenisstraf van 10 jaren, met aftrek van het voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, gelet op de bepleite vrijspraak van het ten laste gelegde, verzocht om aan verdachte geen straf op te leggen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde feit, de omstandigheden waaronder dit feit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank voorts rekening gehouden met:
- een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie van 4 december 2018, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder ter zake van een soortgelijk feit is veroordeeld;
- de Pro justitia rapportages zoals hiervoor in rubriek 7 vermeld.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft [slachtoffer] van het leven beroofd door hem met een mes op verschillende plaatsen in het lichaam te steken. Uit verwondingen aan de handen van [slachtoffer] blijkt dat hij heeft geprobeerd zich te verweren tegen de aanval van verdachte, maar het is hem niet gelukt het geweld af te wenden. [slachtoffer] is zwaar gewond geraakt en heeft zoveel bloed verloren dat hij (feitelijk) is leeggebloed. Een dag later is hij aan zijn verwondingen overleden. [slachtoffer] is slechts 18 jaar oud geworden.
Door zijn handelen heeft verdachte het slachtoffer nodeloos en op een afschuwelijke wijze uit het leven weggerukt. Hij heeft hem het meest fundamentele recht ontnomen waarover een mens beschikt, te weten het recht op leven. Verdachte heeft bovendien onherstelbaar leed en intens verdriet toegebracht aan zijn nabestaanden, zoals ook blijkt uit de door de vader en namens de moeder ter terechtzitting uitgesproken verklaringen.
De rechtbank overweegt voorts dat een levensdelict zoals door verdachte is gepleegd ernstige gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving teweegbrengt. Dit geldt voor de samenleving in het algemeen en in het bijzonder (ook) voor de personen die in de nabijheid van het slachtoffer leefden.
Bij het bepalen van de straf en de strafmaat houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat, zoals hiervoor onder 7 is gemotiveerd, het bewezen verklaarde feit volledig aan verdachte kan worden toegerekend.
Alles overwegend is de rechtbank van oordeel dat de bewezen verklaarde doodslag, mede gelet op de aard en de ernst van dit feit en de omstandigheden waaronder het is gepleegd, vanuit het oogpunt van vergelding dient te worden bestraft met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van lange duur. De rechtbank acht de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf van 10 jaren passend en geboden en zal daarom die straf aan verdachte opleggen.

9.BENADEELDE PARTIJ

Voor aanvang van de terechtzitting heeft [benadeelde 1] , de vader van slachtoffer [slachtoffer] , zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van materiële schade ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit. Hij werd daarbij vertegenwoordigd en bijgestaan door mr. W. van Egmond, advocaat te Amsterdam.
De vordering heeft betrekking op de volgende kosten:
  • graf en steen € 587,76
  • begrafenis € 4.400,50
  • reiskosten (stoffelijk overschot) € 2.938,80
  • reiskosten (familie slachtoffer)
€ 8.927,06
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot toewijzing van de vordering.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, gelet op de bepleite vrijspraak van verdachte, bepleit [benadeelde 1] niet ontvankelijk te verklaren in zijn vordering.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De artikelen 51f, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, juncto 6:108 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) voorzien in een regeling voor kosten die nabestaanden kunnen vorderen als benadeelde partij in het strafproces na het overlijden van iemand als gevolg van een strafbaar feit. Het gaat daarbij onder meer om de kosten van lijkbezorging.
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De gevorderde kosten kunnen worden gekwalificeerd als kosten voor lijkbezorging zoals bedoeld in artikel 6:108 BW en komen (daarmee) in beginsel voor vergoeding in aanmerking.
Van de zijde van de verdediging zijn de door de benadeelde partij [benadeelde 1] gestelde kosten en de hoogte van die kosten niet betwist.
Het totaalbedrag van € 8.927,06 komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor. De rechtbank zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 21 februari 2018 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [benadeelde 1] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 8.927,06, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 21 februari 2018 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 79 dagen hechtenis, waarbij toepassing van de hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 1] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f en 287 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart de ten laste gelegde
moordniet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart de ten laste gelegde
doodslagbewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 10 jaren;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partij
- wijst de vordering van [benadeelde 1] toe tot het gevorderde bedrag van € 8.927,06;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [benadeelde 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 februari 2018 tot de dag van volledige betaling;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde 1] aan de Staat € 8.927,06 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 februari 2018 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 79 dagen hechtenis;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Ferschtman, voorzitter, mrs. N.E.M. Kranenbroek en H.J. Bos, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F.R. Horst, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 3 april 2019.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 20 februari 2018 te Almere, in elk geval in Nederland, opzettelijk en met voorbedachte rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met één of meer mes(sen) éénmaal of meermalen in het bovenbeen en/of de lies en/of in de schouder, in elk geval in het lichaam, van voornoemde [slachtoffer] gestoken en/of gesneden, waardoor voornoemde [slachtoffer] (een) zodanige verwonding(en) en/of bloedverlies heeft opgelopen dat hij daardoor op 21 februari 2018 is overleden.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 6 februari 2018, genummerd 2018051101 (documentcode 2019020608007083), opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 001 tot en met 1954. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 1001
3.Pagina 1006
4.Pagina 1001
5.Pagina 1005
6.Pagina 1013
7.Pagina 1022
8.Pagina 1018
9.Pagina 1708
10.Pagina 1711
11.Pagina 1707
12.Pagina 1709
13.Verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 20 maart 2019
14.Verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 20 maart 2019
15.Het in de wettelijke vorm opgemaakte Proces-verbaal van verhoor getuige, afgelegd bij de rechter-commissaris op 25 oktober 2018, RC-nummer 18/2419, houdende een verklaring van [getuige]
16.Pagina 1271
17.Pagina 1707
18.Pagina 1243
19.Pagina 1244
20.Pagina 1952