ECLI:NL:RBMNE:2019:1292

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 maart 2019
Publicatiedatum
27 maart 2019
Zaaknummer
AWB - 18 _ 1827
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Einduitspraak Wob-verzoek RTL inzake MH17 en luchtruim boven Oekraïne

Op 27 maart 2019 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen RTL Nederland en het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. Deze zaak betreft een Wob-verzoek van RTL Nederland met betrekking tot documenten over de MH17-ramp en het luchtruim boven Oekraïne. Het primaire besluit van 7 november 2017 wees het verzoek om herziening van een eerder besluit van 27 mei 2015 af, maar kende gedeeltelijke openbaarmaking van documenten toe. Het bestreden besluit van 30 maart 2018 verklaarde het bezwaar van RTL ongegrond. RTL heeft hiertegen beroep ingesteld, waarop het Ministerie een verweerschrift indiende. Tijdens de zitting op 21 augustus 2018 zijn beide partijen vertegenwoordigd door gemachtigden.

De rechtbank heeft in een tussenuitspraak van 13 november 2018 verweerder de gelegenheid gegeven om binnen zes weken de geconstateerde gebreken in het bestreden besluit te herstellen. Een verlengingsuitspraak op 29 november 2018 verlengde deze termijn. Verweerder heeft vervolgens een herstelbesluit genomen, waarbij het deel van het bestreden besluit dat gebreken vertoonde, is herroepen. RTL heeft geen zienswijze ingediend op dit herstel. De rechtbank heeft besloten dat een nadere zitting niet nodig was en het onderzoek gesloten.

De rechtbank oordeelde dat de gebreken in het bestreden besluit zijn hersteld door de openbaarmaking van documenten en de aanvullende motivering. Het beroep van RTL is ongegrond verklaard, en voor het herroepen deel van het besluit is het beroep niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft bepaald dat het Ministerie het door RTL betaalde griffierecht vergoedt, maar er is geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 27 maart 2019.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 18/1827

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 maart 2019 in de zaak tussen

RTL Nederland, te Hilversum, eiseres

(gemachtigden: P.C. Klein en R.J.E. Vleugels),
en
Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat namens deze de Secretaris-Generaal, verweerder
(gemachtigden: mr. H. Borman en M.A. de Jong).

Procesverloop

Bij besluit van 7 november 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek om herziening van een besluit van 27 mei 2015 afgewezen en het verzoek om openbaarmaking van documenten op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) gedeeltelijk toegewezen.
Bij besluit van 30 maart 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 augustus 2018. Eiseres en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.
Bij tussenuitspraak van 13 november 2018 (de tussenuitspraak) heeft de rechtbank verweerder in de gelegenheid gesteld om binnen zes weken na verzending van de tussenuitspraak, met inachtneming van wat in de tussenuitspraak is overwogen, de geconstateerde gebreken in het bestreden besluit te herstellen.
Bij tweede tussenuitspraak van 29 november 2018 (de verlengingsuitspraak) heeft de rechtbank de termijn die zij verweerder heeft gegeven om de gebreken te herstellen, verlengd tot zes weken na verzending van de verlengingsuitspraak.
Verweerder heeft in reactie op de tussenuitspraak een herstelbesluit genomen waarin verweerder het deel van het bestreden besluit herroept voor zover het gebreken bevat en de rest van het bestreden besluit in stand laat.
Eiseres is bij brief van 15 januari 2018 in de gelegenheid gesteld om een zienswijze in te dienen. Zij heeft daar geen gebruik van gemaakt.
De rechtbank heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft en heeft vervolgens het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Deze uitspraak bouwt voort op de tussenuitspraak. De rechtbank blijft bij al wat zij in de tussenuitspraak heeft overwogen en beslist, tenzij hierna uitdrukkelijk anders wordt overwogen. Het staat de rechtbank niet vrij om terug te komen van zonder voorbehoud gegeven oordelen in de tussenuitspraak. Dit is alleen anders in zeer uitzonderlijke gevallen. De rechtbank verwijst hiervoor naar de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 24 augustus 2011 (ECLI:NL:RVS:2011:BR5704) en 15 augustus 2012 (ECLI:NL:RVS:2012:BX4694).
In haar tussenuitspraak heeft de rechtbank, kort gezegd, overwogen dat het bestreden besluit op onderdelen onzorgvuldig is voorbereid of dat een deugdelijke motivering ontbreekt. Overwogen is dat het gebrek aan het besluit zich leent voor herstel.
3. Verweerder heeft naar aanleiding van de tussenuitspraak een aantal documenten alsnog openbaar gemaakt en voor het overige een nadere motivering voor de weigering gegeven. Wat betreft de in de herstelbeslissing met name genoemde documenten heeft verweerder het bestreden besluit van 30 maart 2018 herroepen. Eiseres heeft niet gereageerd op de herstelpoging van verweerder.
4. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder met de openbaarmaking van de documenten en de aanvullende motivering voor de weigering tot openbaarmaking van de overige documenten de in de tussenuitspraak geconstateerde gebreken hersteld. Tevens is in zoverre het besluit van 30 maart 2018 herroepen en vervangen door een herstelbesluit, als bedoeld in artikel 6:19 Awb.
5. Omdat alle gebreken hiermee zijn hersteld is het beroep ongegrond. Voor zover het beroep nog is gericht tegen het herroepen deel van het besluit van 30 maart 2018 is het niet-ontvankelijk.
6. De rechtbank ziet wel aanleiding om te bepalen dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt. De reden hiervoor is dat eiseres beroep heeft moeten instellen om de gebreken in het bestreden besluit I te doen herstellen.
7. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk voor zover het is gericht tegen het deel van het besluit dat is herroepen;
- verklaart het beroep voor het overige ongegrond;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 338,- aan eiseres te vergoeden;
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J.M. Mol, rechter, in aanwezigheid van mr. B.L. Meijer, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 27 maart 2019..
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak en de tussenuitspraken kan binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.