Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
2.TENLASTELEGGING
3.VOORVRAGEN
4.WAARDERING VAN HET BEWIJS
[slachtoffer 1] die door verdachte wordt ontkend alsmede de bedreiging van [slachtoffer 3] die onvoldoende uit de processtukken blijkt. Voor die onderdelen van het onder 1 ten laste gelegde dient verdachte partieel te worden vrijgesproken, aldus de raadsman.
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 12 maart 2019;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor van verdachte van 11 december 2018, genummerd 2018121111006732, opgemaakt door de politie Midden-Nederland, houdende een bekennende verklaring van verdachte;
- Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , doorgenummerd pagina’s 1011 tot en met 1013;
- Proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 2] , doorgenummerd pagina’s 1014 tot en met 1017;
- Proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 3] , doorgenummerd pagina’s 1018 tot en met 1020;
- Proces-verbaal van nader verhoor aangeefster [slachtoffer 3] , doorgenummerd pagina’s 1071 en 1072;
- Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , doorgenummerd pagina’s 1023 tot en met 1016;
- Proces-verbaal van bevindingen van [A] (onderzoek videobewakingsbeelden), doorgenummerd pagina’s 1030 tot en met 1043;
- Proces-verbaal sporenonderzoek van [B] , doorgenummerd pagina’s 1046 tot en met 1057;
- Proces-verbaal van bevindingen van [C] (onderzoek wapen/munitie), doorgenummerd pagina’s 1058 tot en met 1064.
[slachtoffer 2] verklaarde in haar verhoor dat zij de overvaller tegen [slachtoffer 1] heeft horen zeggen: ‘ik heb een pistool, ik schiet je neer’ of woorden van gelijke strekking.
[slachtoffer 3] heeft in haar eerste verhoor verklaard dat zij de overvaller tegen [slachtoffer 1] heeft horen zeggen: ‘of ik schiet’ of woorden van gelijke strekking.
[getuige] heeft in zijn verhoor verklaard dat de overvaller tegen [slachtoffer 1] heeft gezegd: ‘ik ga schieten’ of woorden van gelijke strekking.
5.BEWEZENVERKLARING
6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN
7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE
8.OPLEGGING VAN STRAF
Het oriëntatiepunt voor een overval op een winkel met licht geweld of bedreiging met geweld is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 24 maanden.
Daarbij is een opsomming vermeld van strafvermeerderende en/of strafverminderende factoren. Volgens de raadsman is in dat licht ten aanzien van verdachte voornamelijk sprake van strafverminderende factoren: er is geen sprake van kwetsbare slachtoffers, de schade is beperkt gebleven, er is geen sprake van letsel, de werkwijze is niet professioneel te noemen, verdachte is niet eerder onherroepelijk veroordeeld voor een misdrijf en verdachte verkeerde in de veronderstelling dat het een speelgoedwapen betrof. In dat verband verzoekt de raadsman om een lagere straf op te leggen dan voormeld oriëntatiepunt.
Tot slot heeft de raadsman verzocht om bij oplegging van een voorwaardelijke strafdeel daaraan geen bijzondere voorwaarden te verbinden, dit conform het advies van reclassering.
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister van 16 januari 2019;
- de Pro Justitia-rapportage van GZ-psycholoog drs. J. S.H. Stolk van 27 december 2017;
- het adviesrapport van Reclassering Nederland van 6 maart 2019.
24 maanden. Daarbij wordt uitgegaan van een first offender, nu daarin bij dit oriëntatiepunt niet is gedifferentieerd.
Anders dan de raadsman heeft betoogd, is de rechtbank van oordeel dat in de genoemde factoren uitsluitend strafvermeerderende factoren kunnen worden gelezen die voor de rechtbank aanleiding kunnen zijn om naar boven af te wijken van genoemd oriëntatiepunt. Dat bijvoorbeeld in deze zaak geen sprake is van kwetsbare slachtoffers en er bij verdachte geen sprake is van recidive is gelet daarop dus geen reden om naar beneden af te wijken van het oriëntatiepunt, zoals betoogd door de raadsman.
9.BESLAG
- een damesfiets (voorwerpnummer: PL0900-2018324340-G2298073)
- een zakdoek (voorwerpnummer: PL0900-2018324340-G2298076)
- een broek (voorwerpnummer: PL0900-2018324340-G2298088)
- een sjaal (voorwerpnummer: PL0900-2018324340-G2298093)
- latex handschoenen (voorwerpnummer: PL0900-2018324340-G2298096)
- een jas (voorwerpnummer: PL0900-2018324340-G2298102)
- een pet (voorwerpnummer: PL0900-2018324340-G2298114)
- schoenen (voorwerpnummer: PL0900-2018324340-G2298109)
10.BENADEELDE PARTIJEN
Ten aanzien van de door [slachtoffer 1] gevorderde materiele schadevergoeding heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat tussen deze schade en het onder 1 ten laste gelegde feit geen rechtstreeks verband bestaat, zodat [slachtoffer 1] op dit punt niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
De benadeelde zal volgens de Hoge Raad in ieder geval voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval een psychische beschadiging is ontstaan. Daarvoor is nodig dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel is of had kunnen zijn vastgesteld.
elf EMDR-therapiesessies heeft ondergaan tegen PTSS-achtige klachten. Dat heeft een bijdrage geleverd aan de verwerking van het voorval, maar benadeelde heeft nog altijd last van ’s nachts wakker schrikken.
voor de meer gevorderde immateriële schade niet-ontvankelijk verklaard.
[slachtoffer 1] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 2.605,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 10 november 2018 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden vervangen door 26 dagen hechtenis, waarbij toepassing van de hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
voor de meer gevorderde immateriële schade niet-ontvankelijk verklaard.
[slachtoffer 2] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 2.500,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 10 november 2018 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden vervangen door 25 dagen hechtenis, waarbij toepassing van de hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
12.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
13.BESLISSING
gevangenisstrafvan
30 maanden;
6 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat de verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
3 (drie) jarenvast;
- een damesfiets (voorwerpnummer: PL0900-2018324340-G2298073);
- een zakdoek (voorwerpnummer: PL0900-2018324340-G2298076);
- een broek (voorwerpnummer: PL0900-2018324340-G2298088);
- een sjaal (voorwerpnummer: PL0900-2018324340-G2298093);
- latex handschoenen (voorwerpnummer: PL0900-2018324340-G2298096);
- een jas (voorwerpnummer: PL0900-2018324340-G2298102);
- een pet (voorwerpnummer: PL0900-2018324340-G2298114);
- schoenen (voorwerpnummer: PL0900-2018324340-G2298109)