ECLI:NL:RBMNE:2019:1285

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 maart 2019
Publicatiedatum
27 maart 2019
Zaaknummer
659757-18
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Strafzaak tegen verdachte wegens seksueel misbruik van dochter en kinderporno

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 26 maart 2019 uitspraak gedaan in een zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van seksueel misbruik van zijn dochter, die op het moment van de feiten jonger was dan twaalf jaar, en van het in bezit hebben van kinderporno. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 23 augustus 2012 tot en met 22 augustus 2013 in [plaatsnaam 2] en in de periode van 23 augustus 2013 tot en met 22 augustus 2017 in [woonplaats] ontuchtige handelingen heeft gepleegd met zijn dochter, die op dat moment jonger was dan 12 jaar en later tussen de 12 en 16 jaar oud was. Daarnaast heeft de verdachte in de periode van 23 augustus 2014 tot en met 2 oktober 2018 kinderporno van zijn dochter verworven en in bezit gehad. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 38 maanden, met daarnaast de maatregel van terbeschikkingstelling (TBS) met voorwaarden. De rechtbank heeft ook een contactverbod opgelegd met de benadeelde partij, die als slachtoffer in de zaak is aangeduid. De rechtbank heeft de ernst van de feiten benadrukt, waarbij het seksueel misbruik van de dochter en het bezit van kinderporno als zeer ernstig zijn aangemerkt. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze niet correct was ingediend. De verdachte is als gevolg van zijn daden ook verplicht om een schadevergoeding van € 26.850,00 te betalen aan de benadeelde partij, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/659757-18 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 26 maart 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1968 te [geboorteplaats] ,
wonende te [postcode] [woonplaats] , [adres] ,
gedetineerd te [verblijfplaats]
, te [plaatsnaam 1] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 12 maart 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M. Kamper, van hetgeen verdachte en zijn raadsman mr. A.J. Sprey, advocaat te Almere, naar voren hebben gebracht en van hetgeen namens de benadeelde partij [slachtoffer] door raadsvrouw mr. M.A.J. Kubatsch, advocaat te Utrecht, naar voren is gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:
in de periode van 23 augustus 2012 tot en met 22 augustus 2013 in [plaatsnaam 2] en/of [woonplaats] , met zijn dochter [slachtoffer] , die op dat moment jonger was dan 12 jaar, ontuchtige handelingen heeft gepleegd die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van haar lichaam;
feit 2:
in de periode van 23 augustus 2013 tot en met 22 augustus 2017 in [woonplaats] , met zijn dochter [slachtoffer] , die op dat moment de leeftijd van 12 jaar al had bereikt, maar jonger was dan 16 jaar was, ontuchtige handelingen heeft gepleegd die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van haar lichaam;
feit 3:
in de periode van 23 augustus 2014 tot en met 2 oktober 2018 in [woonplaats] kinderporno van zijn dochter heeft verworven, in bezit heeft gehad, of zich daartoe toegang heeft verschaft.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder feiten 1, 2 en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder feit 1 ten laste gelegde. Met betrekking tot feiten 2 en 3 heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
feit 1:
Bewijsmiddelen [1]
[slachtoffer] , geboren [geboortedatum] 2001 [2] , heeft verklaard dat verdachte haar, terwijl zij op het aanrecht zat, een kus onder haar kleding op haar borst gaf. [3] Dit vond plaats in [plaatsnaam 2] . Verdachte ging steeds meer aanraken op die plekken en ook onder haar kleren, haar borsten of kont en ook bij haar geslachtsdeel. Het was al op [plaatsnaam 2] dat verdachte haar hand op zijn onderbroek op zijn geslachtsdeel legde en later ook wel in zijn onderbroek op zijn geslachtsdeel. [4] Verdachte vingerde haar al op [plaatsnaam 2] , toen zij elf jaar was. [5] Toen het gezin zou gaan verhuizen naar [woonplaats] , zei verdachte: ‘we gaan verhuizen dan wordt het een nieuw begin, nu gaan we er echt mee stoppen’. [6] Daarna ging het enkele maanden goed en heeft hij haar niet meer aangeraakt, maar na een tijdje kon hij zijn handen toch niet meer thuis houden. [7]
Verdachte heeft verklaard dat het klopt dat hij zijn dochter gedurende een langere periode seksueel heeft misbruikt. [8] Verdachte heeft bij de politie verklaard dat het misbruik naar zijn beleving in [woonplaats] is begonnen, maar heeft daaraan toegevoegd dat als zijn dochter heeft verklaard dat het misbruik al in [plaatsnaam 2] gebeurde, het dan zo zal zijn. [9] Verdachte heeft verklaard dat als het echt zo is dat het misbruik begonnen is al voor de verhuizing in augustus 2013 naar [woonplaats] , toen zijn dochter dus nog 11 jaar was, hij dat heel vervelend vindt. [10] Op de terechtzitting heeft verdachte verklaard dat het misbruik in zijn herinnering in [woonplaats] is begonnen maar ook verklaard dat zijn dochter een eerlijk meisje is. Ook heeft verdachte verklaard dat het gezin vanuit [plaatsnaam 2] is verhuisd naar [woonplaats] naar aanleiding van een incident met een buurmeisje, dat op hun schommel zat. Hij heeft dat buurmeisje aan haar borsten aangeraakt.
[A] heeft verklaard dat [voornaam van slachtoffer] in het schriftje heeft opgeschreven dat het misbruik begon in groep 8. Zij heeft later aan [A] verteld dat het misbruik doorging tot de kerstvakantie 2017. [11]
Bewijsoverweging
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de ten laste gelegde periode waarin zijn dochter [slachtoffer] jonger was dan 12 jaar, handelingen heeft gepleegd die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van haar lichaam en dat deze handelingen hebben plaatsgevonden in [plaatsnaam 2] . Daarbij gaat de rechtbank uit van de verklaring van [slachtoffer] , die consistent is. Deze verklaring wordt ondersteund door hetgeen [slachtoffer] opschreef in het schriftje, dat zij aan [A] overhandigd heeft. De rechtbank hecht met name waarde aan de passage in haar verklaring, inhoudende dat verdachte beterschap beloofde aan zijn dochter na de verhuizing van [plaatsnaam 2] naar [woonplaats] en de verhuizing werd gezien als een nieuw begin. De verklaring van [slachtoffer] vindt grotendeels ook ondersteuning in de verklaring van verdachte. De verklaring van verdachte is wat betreft het tijdstip waarop het misbruik begonnen is, naar het oordeel van de rechtbank minder consistent, nu verdachte enerzijds volhoudt dat het misbruik eerst in [woonplaats] is begonnen, maar verdachte anderzijds niet uitsluit dat zijn dochter het zich beter weet te herinneren.
feit 2:
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend en de raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer] van 26 april 2018, genummerd PL0900- 2018062829 -8 , opgemaakt door [brigadier 1] en [brigadier 2] , beiden brigadier (en gecertificeerd zedenrechercheur) van
politie Eenheid [...] ;
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van de meervoudige strafkamer op 12 maart 2019.
feit 3:
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend en de raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer] van 26 april 2018, genummerd PL0900- 2018062829 -8 , opgemaakt door [brigadier 1] en [brigadier 2] , beiden brigadier (en gecertificeerd zedenrechercheur) van
politie Eenheid [...] ;
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van de meervoudige strafkamer op 12 maart 2019.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1:
in de periode van 23 augustus 2012 tot en met 22 augustus 2013 te [plaatsnaam 2] meermalen met zijn kind, te weten [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2001, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten:
- het meermalen aanraken van de borsten en billen en vagina van die [slachtoffer] en
- het geven van een kus op de borst van die [slachtoffer] en
- het laten vasthouden van zijn, verdachtes, penis door die [slachtoffer] en
- het brengen van zijn, verdachtes, vinger in de vagina van die [slachtoffer] ;
feit 2:
in de periode van 23 augustus 2013 tot en met 22 augustus 2017 te [woonplaats] , meermalen met zijn kind, te weten [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2001, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten:
- het aanraken van de borsten en billen en vagina van voornoemde [slachtoffer] en
- het geven van tongzoenen aan die [slachtoffer] en
- het brengen van zijn, verdachtes, vinger in de vagina van die [slachtoffer] en
- het brengen van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer] en vervolgens het heen en weer bewegen van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer] en
- het laten vastpakken en vasthouden van zijn, verdachtes, (stijve) penis door die [slachtoffer] en het laten maken van heen en weer gaande bewegingen van de hand van die [slachtoffer] om zijn, verdachtes, penis;
feit 3:
in de periode van 23 augustus 2014 tot en met 02 oktober 2018 te [woonplaats] , meermalen afbeeldingen, te weten foto’s en video’s van seksuele gedragingen van zijn, verdachtes, kind, te weten [slachtoffer] , die de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, heeft verworven en in bezit heeft gehad en zich daartoe door middel van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft, welke seksuele gedragingen – zakelijk weergegeven – bestonden uit:
- het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van/door die [slachtoffer] , waarbij die [slachtoffer] , (deels) gekleed is en poseert in een omgeving op een wijze die niet bij haar leeftijd past en door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de uitsnede van de foto’s nadrukkelijk het (ontblote) geslachtsdeel en/of de borsten van die [slachtoffer] , in beeld gebracht worden afbeeldingen op pagina 167 t/m 178 met record 1 t/m 19
(omschrijving p. 161 en 162 proces-verbaal)
afbeeldingen [afbeelding 1] , [afbeelding 2] , [afbeelding 3] , [afbeelding 4] , [afbeelding 5] en [afbeelding 6] (omschrijving p. 128 proces-verbaal)
- het met de vinger(s)/hand betasten en/of aanraken van de eigen borsten en/of eigen vagina door die [slachtoffer] , afbeeldingen op pagina 170, 171, 172 en 173 met record 8, 9, 11, 12
(omschrijving p. 161 en 162 proces-verbaal)
- het met de vinger vaginaal penetreren van het eigen lichaam van die [slachtoffer] door die [slachtoffer] .
video’s met bestandsnamen [bestandsnaam 1] , [bestandsnaam 2] en [bestandsnaam 3]
(omschrijving p. 129 proces-verbaal)
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder feit 1, 2 of 3 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1:
met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl de schuldige het feit begaat tegen zijn kind, meermalen gepleegd;
feit 2:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl de schuldige het feit begaat tegen zijn kind, meermalen gepleegd;
feit 3:
een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, verwerven, in bezit hebben, zich met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang daartoe verschaffen, terwijl de schuldige het feit begaat tegen zijn kind, meermalen gepleegd.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Over verdachte zijn de volgende rapporten opgemaakt:
- een pro Justitia psychologisch rapport van 22 februari 2019, opgemaakt door
drs. R. Bout, GZ-psycholoog;
- een pro Justitia psychiatrisch rapport van 24 februari 2019, opgemaakt door
dr. M.M. Sprock, psychiater.
De psycholoog heeft geconcludeerd, zoals vervat in de pro Justitia rapportage, dat bij verdachte sprake is van een pedofiele stoornis, niet exclusieve type gezien zijn seksuele interesse in seksuele handelingen met minderjarigen. Er worden door de psycholoog ook enkele disfunctionele trekken in de persoonlijkheid gezien van antisociale (enig egocentrisme, lacunair geweten) en narcistische (hautain, gebrek aan empathie) kleur die invloed hebben op het functioneren van verdachte. Ten tijde van het tenlastegelegde was de pedofiele stoornis aanwezig, zodat de psycholoog van mening is dat het ten laste gelegde aan verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend.
De conclusie van de psychiater, zoals vervat in de pro Justitia rapportage, is dat bij verdachte een pedofiele stoornis van het niet-exclusieve type kan worden vastgesteld en dat die stoornis aanwezig was ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde. Er is sprake van cognitieve vervormingen waarbij verdachte de indruk had dat zijn dochter de seksuele handelingen met hem prettig en fijn vond. Deze vervormingen zorgden ervoor dat de schuld- en schaamtegevoelens werden toegedekt en dat hij niet in staat was zichzelf te beheersen. Zijn empathische vermogens zijn gebrekkig zodat hij niet in staat is geweest om zich in te leven hoe het geweest moet zijn voor zijn dochter. Van doorleefd berouw is volgens de psychiater geen sprake. Geadviseerd wordt om het tenlastegelegde in verminderde mate toe te rekenen.
De rechtbank is gelet op de conclusies in de rapportages, welke de rechtbank overneemt, van oordeel dat het hiervoor bewezen verklaarde in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid geheel uitsluit.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter zake van de door de officier van justitie bewezen geachte feiten gevorderd:
- de veroordeling van verdachte tot een gevangenisstraf van 6 (zes) jaren, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht (Sr);
- te gelasten dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege;
- oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht voor de duur van twee jaar, inhoudende dat verdachte op geen enkele wijze, direct of indirect, contact zal zoeken en of hebben met [slachtoffer] , en voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan twee weken hechtenis per overtreding van de maatregel met een maximum van zes maanden.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft het volgende aangevoerd. Een matiging van de (onvoorwaardelijke) gevangenisstraf is op zijn plaats, omdat het zwaartepunt bij de afdoening zou moeten liggen op een verantwoorde terugkeer van verdachte in de samenleving. Daarnaast zijn de gevolgen van zijn handelen ook voor verdachte enorm.
Verder verzoekt de verdediging in strafmatigende zin rekening te houden met de open proceshouding van verdachte en het feit dat hij zelfstandig psychologische hulp heeft gezocht. Verdachte is bereid zich aan alle door de rechtbank te stellen voorwaarden te houden. Passend en wenselijk is een deels voorwaardelijke gevangenisstraf in combinatie met bijzondere voorwaarden, welke zijn gericht op (klinische) behandeling en ambulante begeleiding gericht op een verantwoorde terugkeer van verdachte naar zijn gezin.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich gedurende vele jaren schuldig gemaakt aan ernstige strafbare feiten. De verdachte heeft in een periode van ruim vijf jaar zijn dochter seksueel misbruikt. Zijn dochter heeft vergaande seksuele gedragingen moeten verrichten en ondergaan. Dit seksueel misbruik heeft mede bestaan uit het seksueel binnendringen van zijn dochter, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt. Daarnaast heeft hij een fors aantal pornografische afbeeldingen en video’s van zijn dochter verworven en in bezit gehad.
Bijzonder kwalijk vindt de rechtbank dat verdachte seksuele handelingen heeft gepleegd bij zijn dochter terwijl zij aan zijn zorg en waakzaamheid was toevertrouwd en zij zich bij hem veilig behoorde te kunnen voelen. Verdachte handelde enkel ter bevrediging van zijn eigen seksuele gevoelens, zonder daarbij te denken aan het welzijn van zijn dochter.
en heeft daarbij ernstig misbruik gemaakt van het vertrouwen dat zijn dochter in hem had. Met zijn handelen heeft de verdachte keer op keer, op geraffineerde wijze, een zeer ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van zijn dochter. Dergelijke gedragingen kunnen, naar de ervaring leert, voor een slachtoffer ernstige psychische gevolgen hebben. Uit de slachtofferverklaring van [slachtoffer] blijkt dat zij kampt met psychische problemen. De ernst van deze problemen zal in de toekomst moeten blijken. Het slachtoffer heeft zich in haar verklaring tegelijkertijd bewonderenswaardig sterk getoond. Zij heeft naar eigen zeggen ervoor gekozen niet te blijven steken in de giftige omgeving waarin zij zich bevond. Zij heeft, om met haar woorden te spreken, “gekozen voor leven”.
Persoon verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 4 december 2018, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder ter zake van strafbare feiten is veroordeeld.
De rechtbank houdt voorts rekening met de inhoud van de navolgende rapporten:
- een reclasseringsadvies (raadkamerzitting voorlopige hechtenis) van 12 oktober 2018, opgemaakt door [B] , reclasseringswerker bij Reclassering Nederland;
- de hiervoor onder rubriek 7 genoemde pro Justitia rapportages;
- een reclasseringsadvies (ten behoeve van de rechtszitting) van 7 maart 2019, opgemaakt door [B] , reclasseringswerker bij Reclassering Nederland.
Zoals reeds onder rubriek 7 vermeld, is de rechtbank van oordeel dat de hiervoor bewezen verklaarde feiten verminderd aan verdachte kunnen worden toegerekend. Deze verminderde toerekeningsvatbaarheid zal door de rechtbank worden verdisconteerd in de op te leggen straf.
Straf
Alles wijst erop dat verdachte intensieve klinische (zeden)behandeling nodig heeft, hetgeen hij zelf ook inziet en waarvoor hij zich naar eigen zeggen ook wil inzetten. Echter, uit het oogpunt van vergelding voor het bezorgde leed aan zijn dochter en de mogelijk blijvende schade die hij bij haar heeft aangericht, kan niet worden volstaan met het opleggen van een straf / maatregel welke met name is gericht op behandeling van verdachte.
De rechtbank is, gelet op de aard en ernst van de feiten zoals hiervoor reeds uiteengezet, van oordeel dat verdachte moet worden gestraft met een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf. De rechtbank heeft bij de bepaling van de duur van deze straf, hoewel individuele zaken zich moeilijk laten vergelijken, gelet op straffen die in min of meer vergelijkbare strafzaken zijn opgelegd.
Alles overwegende is oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 38 maanden, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden.
TBS / TBS met voorwaarden
Naast de noodzaak tot vergelding, welke invulling zal krijgen door de oplegging van de gevangenisstraf, is de rechtbank van oordeel dat het evenzo belangrijk is dat de maatschappij wordt beschermd voor een herhaling van het handelen van verdachte. Naar het oordeel van de deskundigen zal verdachte vanwege zijn interesse in seksuele handelingen met minderjarigen een risico lopen op recidive. Op korte termijn wordt de kans op recidive als beperkt ingeschat, omdat verdachte nu met de afwikkeling van de huidige zaak de consequenties van zijn gedrag ervaart. Op middellange termijn zal dit effect er niet meer zijn en wordt de kans op recidive als hoog ingeschat. Verder moet volgens de deskundigen in ogenschouw worden genomen dat verdachte van plan is om terug te keren naar zijn gezin met onder meer een minderjarige dochter. Deskundigen zien een reëel risico dat zij het volgende slachtoffer is als verdachte zijn gedrag niet aanpast. Deskundigen komen daarom tot de conclusie dat intensieve behandeling noodzakelijk is. Beiden adviseren zij een (korte) intensieve klinische zedenbehandeling bij de [naam instelling] . Na de klinische fase zal verdachte goed gemonitord moeten worden met betrekking tot zijn seksuele gedragingen; een ambulante begeleidings- en behandelingsfase is hierbij van belang. Contact met zijn gezin en familie zal middels systeemgesprekken inclusief relatiegesprekken met zijn echtgenote hersteld dienen te worden. Controle op gegevensdragers is eveneens van belang, aldus de deskundigen. Een stevig kader om dit te bewerkstelligen is het opleggen van een terbeschikkingstelling met voorwaarden. Gezien het hoge recidiverisico wordt dit volgens de deskundigen het meest passende kader geacht om tot de noodzakelijke gedragsverandering te komen. Indien blijkt dat de problematiek te hardnekkig is, verdachte onvoldoende openheid geeft, het risico hoog blijft, is altijd nog omzetting naar dwangverpleging mogelijk, aldus de deskundigen.
In haar reclasseringsadvies van 7 maart 2019 onderschrijft de reclassering voormeld advies van de deskundigen.
Terbeschikkingstelling (met voorwaarden) kan, gelet op de artikelen 37a en 38 Sr worden opgelegd indien:
- op het gepleegde misdrijf een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld;
- de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van die maatregel eist;
- bij verdachte ten tijde van het plegen van de feiten een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens bestond.
De rechtbank stelt vast dat de bewezen verklaarde feiten, misdrijven zijn waarop een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld. Uit de hiervoor reeds genoemde met redenen omklede pro Justitia rapportages (gedagtekend en ondertekend door twee gedragskundigen van verschillende disciplines) blijkt ondubbelzinnig dat ten tijde van het plegen van de feiten bij verdachte een ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond in de zin van een pedofiele stoornis van het niet-exclusieve type. De veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen eist het opleggen van deze maatregel.
Gelet op voorgaande concludeert de rechtbank dat de bewezen verklaarde feiten, misdrijven zijn zoals bedoeld in artikel 37a, eerste lid, aanhef en onder 1˚ Sr, waardoor terbeschikkingstelling mogelijk is.
De rechtbank dient vervolgens de vraag te beantwoorden welke vorm van terbeschikkingstelling opgelegd dient te worden: terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege (hierna: TBS met dwangverpleging) of terbeschikkingstelling met de oplegging van voorwaarden (hierna: TBS met voorwaarden).
Zoals hiervoor is overwogen, zijn de deskundigen van de pro Justitia rapportages beiden van mening dat TBS met voorwaarden passend is.
De rechtbank neemt het advies van de deskundigen over en zal overgaan tot het opleggen van TBS met voorwaarden. Nu de rechtbank de TBS met voorwaarden zal opleggen in combinatie met een vrijheidsstraf voor een langere periode dan drie jaren en de rechtbank het belangrijk vindt dat de te stellen voorwaarden exact aansluiten bij wat noodzakelijk is vanuit oogpunt van bescherming van de maatschappij en vanuit oogpunt van noodzakelijke behandeling van verdachte, zal de rechtbank in dit vonnis volstaan met het noemen van de aard van de in te zetten behandeling (als bedoeld in artikel 38 lid 4 Sr). Deze zal aanvangen als intensieve klinische zedenbehandeling bij de [naam instelling] , of een aangewezen andere soortgelijke instelling, gevolgd door een ambulante begeleidings- en behandelingsfase. De verdachte heeft zich hiertoe bereid verklaard ter terechtzitting.
Daarmee ligt het op de weg van de officier van justitie om uiterlijk zes maanden voorafgaand aan het ontslag van verdachte uit detentie een vordering ex artikel 38 lid 5 Sr in te dienen bij deze rechtbank tot nadere concretisering van de voorwaarden betreffende het gedrag van verdachte.
Voor het geval de voorwaarden worden overtreden en alsnog TBS met dwangverpleging wordt bevolen, overweegt de rechtbank reeds nu het volgende:
De maatregel van terbeschikkingstelling zal worden opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De totale duur van de terbeschikkingstelling met dwangverpleging kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan.
Vrijheidsbeperkende maatregel
De rechtbank is van oordeel dat, naast het voorgenoemde, tevens een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v Sr, te weten een contactverbod met het slachtoffer, zoals hierna in het dictum genoemd, ter voorkoming van strafbare feiten passend is.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 26.850,00. Dit bedrag bestaat uit € 16.850,00 materiële schade en € 10.000,00 immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van het gehele bedrag, inclusief de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft ter zitting aangevoerd dat de vordering door het slachtoffer zelf is ingediend zonder toestemming van de wettelijk vertegenwoordiger of de kantonrechter. Derhalve dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar vordering.
Met betrekking tot de gevorderde materiële schadevergoeding stelt de raadsman dat de studievertraging onvoldoende is onderbouwd. Het enkele feit dat er sprake is van een temporeel verband, brengt niet met zich mee dat direct sprake is van een causaal verband. De vordering zou op dat punt daarom niet-ontvankelijk moeten worden verklaard.
Met betrekking tot de gevorderde immateriële schadevergoeding refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank.
9.3
Het standpunt van de benadeelde partij
De raadsvrouw van de benadeelde partij heeft ter zitting aangevoerd dat in het strafproces de regels met betrekking tot vertegenwoordiging anders zijn dan in het civiele recht. Dit dient echter niet problematisch te zijn, nu haar wettelijke vertegenwoordigers de verdachte en haar moeder, die achter verdachte staat, betreffen. Het is nimmer de bedoeling geweest van de wetgever om op deze grond de voeging in het strafproces te laten stranden.
Ten aanzien van het verweer van de verdediging, inhoudende het niet vast te stellen causale verband tussen het niet halen van het schooljaar en de ten laste gelegde feiten, is aangevoerd dat uit de verklaring van de psycholoog blijkt dat geen andere trauma’s dan voortkomend uit het misbruik bekend zijn geworden.
9.4
Het oordeel van de rechtbank
Ontvankelijkheid van de benadeelde partij
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. De rechtbank overweegt hiertoe dat in het geval de benadeelde partij minderjarig is, de beide wettelijke vertegenwoordigers of een bijzonder curator de vordering dienen te ondertekenen. De rechtbank constateert dat dit niet is gebeurd en derhalve sprake is van een formeel gebrek, waardoor de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij dient te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Onverminderd het voorgaande stelt de rechtbank vast dat verdachte de ten laste gelegde strafbare feiten heeft gepleegd en dat hij naar civielrechtelijke maatstaven aansprakelijk is voor de schade.
Ten aanzien van (de omvang van) deze schade overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank acht het aannemelijk (en bovendien ook voor de hand liggend) dat er een direct causaal verband bestaat tussen de (materiële schade als gevolg van) de door [slachtoffer] opgelopen studievertraging en het door de verdachte gepleegde seksuele misbruik. Dit kan worden afgeleid uit de overgelegde behandelinformatie van behandelend GZ-psycholoog
[C] en bovendien zijn door de verdediging ook geen andere mogelijke oorzaken naar voren gebracht. De door [slachtoffer] (tot op heden) geleden materiële schade kan derhalve worden vastgesteld op een bedrag van € 16.850,00. De door haar geleden immateriële schade wordt door de rechtbank naar billijkheid vastgesteld op een bedrag van
€ 10.000,--.
Op grond van het voorgaande zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de door het slachtoffer geleden schade zal vergoeden. De rechtbank stelt deze schade vast op een bedrag van in totaal € 26.850,00.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 26.850,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 23 augustus 2012 (
uit het dossier kan afgeleid worden dat de benadeelde partij 11 jaar oud was toen verdachte met het plegen van de feiten begon zodat de rechtbank voormelde datum tot uitgangspunt neemt voor het moment van ontstaan van de schade) tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 30 dagen hechtenis, waarbij toepassing van de hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 37a, 38, 38a, 38e, 38v, 38w, 57, 240b, 244, 245 en 248 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1, 2 en 3 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
achtendertig (38) maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Oplegging maatregelen
TBS met voorwaarden
- gelast dat
verdachte ter beschikking wordt gesteldonder nog nader te stellen voorwaarden betreffende het gedrag van verdachte;
- beveelt dat de officier van justitie uiterlijk zes (6) maanden voorafgaand aan het ontslag van verdachte uit detentie een vordering ex artikel 38 lid 5 van het Wetboek van Strafrecht indient bij deze rechtbank tot concretisering van de voorwaarden betreffende het gedrag van verdachte;
- de aard van de zorgverlening zal zijn:
intensieve klinische zedenbehandeling bij de [naam instelling] , of een door hen aangewezen andere soortgelijke instelling, gevolgd door een ambulante begeleidings- en behandelingsfase.
- geeft opdracht aan de [naam instelling] , of een door hen te benoemen andere soortgelijke kliniek, de ter beschikking gestelde bij de naleving van de voorwaarde/voorwaarden hulp en steun te verlenen;
Maatregel 38v Sr
- legt aan verdachte op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van 2 jaren en:
 beveelt dat verdachte op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] (zijn dochter), geboren op [geboortedatum] 2001;
 beveelt dat voor het geval de maatregel wordt overtreden de maatregel telkens wordt vervangen door twee weken hechtenis;
 beveelt dat de totale duur van de dan ten uitvoer te leggen vervangende hechtenis ten hoogste zes maanden bedraagt;
Benadeelde partij
- verklaart [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat
€ 26.850,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 augustus 2012 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 30 dagen hechtenis;
Dit vonnis is gewezen door mr. N.V.M. Gehlen, voorzitter, mrs. A.M.M.E. Doekes-Beijnes en A. Wilken, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.A.L. van Dreumel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 26 maart 2019.
Mr. A. Wilken is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 23 augustus 2012 tot en met 22 augustus 2013 te [plaatsnaam 2] en/of [woonplaats] , in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, met zijn kind, te weten [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2001, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten:
- het meermalen aanraken en/of strelen van de borsten en/of billen en/of vagina van die [slachtoffer] en/of
- het geven van een kus op de borst(ten) van die [slachtoffer] en/of
- het laten vastpakken en/of vasthouden van zijn, verdachtes, penis door die [slachtoffer] en/of
- het brengen van zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] ;
2.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 23 augustus 2013 tot en met 22 augustus 2017 te [woonplaats] , in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, met zijn kind, te weten [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2001, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten:
- het aanraken en/of strelen van de borsten en/of billen en/of vagina van voornoemde [slachtoffer] en/of
- het geven van (een) tongzoen(en) aan die [slachtoffer] en/of
- het brengen van zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] en/of
- het brengen en/of houden van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer] en/of (vervolgens) het heen en weer bewegen van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer] en/of
- het laten vastpakken en/of vasthouden van zijn, verdachtes, (stijve) penis door die [slachtoffer] en/of het laten maken van heen en weer gaande bewegingen van de hand(en) van die [slachtoffer] om zijn, verdachtes, penis;
3.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 23 augustus 2014 tot en met 02 oktober 2018 te [woonplaats] , in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) afbeeldingen, te weten (een) foto(‘s) en/of (een) video(‘s) van seksuelen gedragingen van zijn, verdachtes, kind, te weten [slachtoffer] , althans van een persoon die de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, heeft verworven en/of in bezit heeft gehad en/of zich daardoor door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft, welke seksuele gedragingen – zakelijk weergegeven – bestonden uit:
- het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van/door die [slachtoffer] , althans een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij die [slachtoffer] , althans deze persoon, (deels) gekleed is en/of poseert in een omgeving (op een wijze) die niet bij haar leeftijd past en/of (waarna) door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de uitsnede van de foto’s nadrukkelijk het (ontblote) geslachtsdeel en/of de borsten van die [slachtoffer] , althans deze persoon, in beeld gebracht worden
afbeeldingen op pagina 167 t/m 179 met record 1 t/m 19 (omschrijving p. 161 en 162 proces-verbaal)
afbeeldingen [afbeelding 1] , [afbeelding 2] , [afbeelding 3] , [afbeelding 4] , [afbeelding 5] en [afbeelding 6] (omschrijving p. 128 proces-verbaal)
en/of
- het met de vinger(s)/hand belasten en/of aanraken van de borsten en/of vagina van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en/of
- het met de vinger(s)/hand betasten en/of aanraken van de eigen borsten en/of eigen vagina van die [slachtoffer] door die [slachtoffer] , althans een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
afbeeldingen op pagina 170, 171, 172 en 173 met record 8, 9, 11, 12
(omschrijving p. 161 en 162 proces-verbaal)
en/of
- het met de vinger(s)/hand vaginaal penetreren van het lichaam van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en/of
- het me de vinger(s)/hand vaginaal penetreren van het eigen lichaam van die [slachtoffer] door die [slachtoffer] , althans een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
video’s met bestandsnamen [bestandsnaam 1] , [bestandsnaam 2] en [bestandsnaam 3]
(omschrijving p. 129 proces-verbaal)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 30 oktober 2018, genummerd 2018062829 , opgemaakt door [brigadier 1] , gecertificeerd zedenrechercheur en brigadier van politie [...] , werkzaam bij de Dienst Regionale Recherche, Team zeden, locatie [......] , doorgenummerd 1 tot en met 284. Tenzij anders vermeld, zijn deze processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 16.
3.Pagina 20.
4.Pagina 28.
5.Pagina 26.
6.Pagina 20.
7.Pagina 21.
8.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van de meervoudige strafkamer op
9.Pagina 254.
10.Pagina 255.
11.Pagina 73.