Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
verwijzingsbeschikking
in de zaak van
de gecertificeerde instelling NIDOS, hierna te noemen de GI,
Het procesverloop
De feiten
Beoordeling van het verzochte
De beslissing
Arnhem-Leeuwarden
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 25 maart 2019 uitspraak gedaan in een verzoekschrift dat was ingediend door de gecertificeerde instelling NIDOS. Het verzoek betrof een machtiging om een minderjarige, hierna te noemen [voornaam van minderjarige], op te nemen in een gesloten accommodatie voor de duur van zes maanden. De rechtbank heeft vastgesteld dat [voornaam van minderjarige] op dat moment verbleef bij [naam instelling] te [plaatsnaam].
De rechtbank heeft in haar beoordeling gekeken naar artikel 1.1 van de Jeugdwet, waarin wordt gesteld dat de woonplaats van een minderjarige die onder voogdij staat, de plaats van het werkelijke verblijf is. Dit leidde de rechtbank tot de conclusie dat [plaatsnaam] de woonplaats van [voornaam van minderjarige] is. Gezien deze bevindingen heeft de rechtbank zich onbevoegd verklaard om het verzoek in behandeling te nemen, omdat de bevoegdheid niet bij hen lag, maar bij de rechtbank Limburg, locatie Roermond.
De rechtbank heeft vervolgens besloten om de zaak te verwijzen naar de rechtbank Limburg, waarbij de griffier de overgelegde stukken zal verzenden. De beschikking is openbaar uitgesproken door kinderrechter mr. M.A.A.T. Engbers, in tegenwoordigheid van griffier mr. H.E. Broersma. Tegen deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen de gestelde termijn van drie maanden.