ECLI:NL:RBMNE:2019:1253

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 maart 2019
Publicatiedatum
26 maart 2019
Zaaknummer
C/16/472088 / FA RK 18-7121
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot verlening van een voorwaardelijke machtiging in het kader van de Wet BOPZ

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 15 maart 2019 uitspraak gedaan over een verzoek van de officier van justitie tot het verlenen van een voorwaardelijke machtiging op basis van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet BOPZ). Het verzoek was ingediend op 11 december 2018 en betrof een betrokkene die in het verleden een stoornis van de geestvermogens had. De rechtbank heeft kennisgenomen van verschillende stukken, waaronder een second opinion van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP) van 13 maart 2019, en heeft op 15 januari 2019 een deskundige benoemd om onderzoek te doen naar de situatie van de betrokkene.

Tijdens de mondelinge behandeling op 15 maart 2019 zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de raadsvrouw van de betrokkene en een verpleegkundig specialist. De betrokkene zelf gaf aan gelukkiger te zijn zonder medicatie, omdat hij veel last had van bijwerkingen. De raadsvrouw concludeerde tot afwijzing van het verzoek, en de second opinion gaf aan dat de stoornis in remissie was en er geen gevaar meer bestond. De verpleegkundig specialist bevestigde dat er geen symptomen van de stoornis waren geconstateerd.

Op basis van het deskundigenonderzoek concludeerde de rechtbank dat de stoornis in remissie was, wat betekent dat er in het verleden een stoornis is geweest, maar dat er nu geen manifeste kenmerken aanwezig zijn. Gezien het feit dat er geen gevaar meer was en niet voldaan werd aan de voorwaarden voor het verlenen van een voorwaardelijke machtiging, heeft de rechtbank het verzoek afgewezen. De beslissing is gegeven door mr. T. Dopheide, rechter, en is schriftelijk uitgesproken op 25 maart 2019.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/472088 / FA RK 18-7121
BOPZ-nummer: 1104443
Voorwaardelijke machtiging

Beschikking van 15 maart 2019

op het verzoek van de officier van justitie van 11 december 2018 tot het verlenen van een voorwaardelijke machtiging met betrekking tot:

[betrokkene] ,

geboren op [geboortedatum] 1966,
wonende te [adres] , [woonplaats] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de bij het verzoek overgelegde stukken, waaronder de op 30 november 2018 ondertekende en met redenen omklede verklaring als bedoeld in artikel 14a, vierde lid van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet BOPZ), het behandelingsplan als bedoeld in artikel 14a, vijfde lid van de Wet BOPZ en de second opinion van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP) van 13 maart 2019.
Bij beschikking van 15 januari 2019 heeft de rechtbank de behandeling van het verzoek aangehouden en een NIFP-psychiater tot deskundige benoemd om een deskundigenonderzoek uit te voeren en onderzoek te doen naar de volgende vragen:
- is er sprake van een stoornis van de geestvermogens en zo ja, welke en op grond van welke symptomen, gedragingen en feiten is tot dat oordeel gekomen?
- er sprake van een gevaar dat een stoornis van de geestvermogens doet veroorzaken?
- is er met andere medicatie dan de huidige medicatie van de betrokkene ook een doelmatige behandeling van de betrokkene mogelijk?
De mondelinge behandeling is voortgezet op 15 maart 2019.
Daarbij heeft de rechtbank gehoord:
- de betrokkene;
- mr. M. Veldman, raadsvrouw van betrokkene;
- de heer [A] , verpleegkundig specialist;
- de heer [B] , case-manager.
Door het horen van de hierboven genoemde personen, in samenhang met de overgelegde stukken, acht de rechtbank zich in voldoende mate voorgelicht.
Betrokkene is gelukkiger, nu hij geen medicatie inneemt. Betrokkene had al geruime tijd veel last van bijwerkingen. De raadsvrouw heeft geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek. Uit de second opinion blijkt dat de stoornis in remissie is. Ook is er geen gevaar meer.
De verpleegkundig specialist kan zich vinden in de second opinion. Hij heeft ook geen symptomen van de stoornis geconstateerd. Enig risico op een terugkeer van de symptomen zal er altijd blijven, maar hierover valt niets met zekerheid te zeggen. Mede daarom is het belangrijk om in contact te blijven maar dat is ook het geval.
De rechtbank concludeert op basis van het deskundigenonderzoek dat de stoornis in remissie is. Dat betekent dat er in het verleden een stoornis is geweest, maar dat er nu geen manifeste kenmerken van deze stoornis aanwezig zijn. Ook is er in deze toestand geen gevaar.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het verzoek afwijzen, nu er niet wordt voldaan aan de voorwaarden voor het verlenen van een voorwaardelijke machtiging.
De rechtbank:
wijst het verzoek af.
Deze beslissing is gegeven door mr. T. Dopheide, rechter, in bijzijn van T.A.H. van der Wijst als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 maart 2019 en schriftelijk uitgesproken op 25 maart 2019.