Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
uitspraak van de meervoudige kamer van 19 maart 2019 in de zaak tussen
[eiseres] , te [vestigingsplaats] , eiseres
de heffingsambtenaar van de gemeente [naam gemeente] , verweerder
Procesverloop
.
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 19 maart 2019 uitspraak gedaan in een geschil over de waarde van een woonzorgcentrum, gelegen aan [adres] te [plaatsnaam], voor het belastingjaar 2017. De waarde was vastgesteld op € 4.913.000,- door de heffingsambtenaar van de gemeente [naam gemeente] op basis van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). Eiseres, de eigenaar van het object, heeft beroep ingesteld tegen deze beschikking, omdat zij een lagere waarde van € 3.900.000,- bepleit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de heffingsgrondslag voor de onroerendezaakbelasting het niet-woningtarief is en dat de waarde op de waardepeildatum 1 januari 2016 moet worden bepaald.
De rechtbank heeft overwogen dat de waarde van het object moet worden vastgesteld op basis van de gecorrigeerde vervangingswaarde, waarbij rekening moet worden gehouden met technische en functionele veroudering. Eiseres heeft aangevoerd dat het object niet meer voldoet aan de huidige eisen in de zorgsector en dat er een transformatie van het object noodzakelijk is. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de beschikte waarde niet te hoog is en dat er geen aanleiding is voor een correctie voor functionele veroudering. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en geen proceskostenveroordeling opgelegd.
De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.