ECLI:NL:RBMNE:2019:1218
Rechtbank Midden-Nederland
- Verschoning
- Rechtspraak.nl
Verschoningsverzoek van rechter in geslachtsnaamwijzigingszaak
Op 15 maart 2019 heeft de meervoudige kamer van de Rechtbank Midden-Nederland een beslissing genomen op het verschoningsverzoek van rechter Mr. B. Fijnheer. Dit verzoek werd ingediend in het kader van een procedure betreffende een geslachtsnaamwijziging, waarbij de eiser [A] werd bijgestaan door mr. K. Schueller en de verweerder de Minister voor Rechtsbescherming was, vertegenwoordigd door mr. N.M.L. van den Herik. De rechter, die betrokken was bij een eerdere veroordeling van de eiser, voelde zich niet vrij om de beroepszaak te behandelen, wat leidde tot het indienen van het verschoningsverzoek.
De verschoningskamer heeft vastgesteld dat het verzoek op grond van artikel 8:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet ter zitting hoefde te worden behandeld, omdat de rechter in deze fase van de procedure daar nog niet inhoudelijk aan had gewerkt. De kamer oordeelde dat de omstandigheden zodanig waren dat verzoekster zich niet voldoende vrij voelde om de zaak te behandelen, wat een gegronde reden voor verschoning opleverde. De beslissing om het verzoek tot verschoning gegrond te verklaren, werd unaniem genomen door de leden van de verschoningskamer.
De uitspraak werd openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing. De griffier is opgedragen om de beslissing toe te zenden aan de betrokken partijen en de voorzitter van de afdeling civiel recht en bestuursrecht.