ECLI:NL:RBMNE:2019:1197

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 maart 2019
Publicatiedatum
22 maart 2019
Zaaknummer
C/16/470986
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van het gezag van de moeder over een jong kind en benoeming van een voogd

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 4 maart 2019 een beschikking gegeven over de beëindiging van het gezag van de moeder over haar minderjarige dochter, geboren op [geboortedatum] 2019. De Raad voor de Kinderbescherming heeft op 21 november 2018 een verzoekschrift ingediend tot beëindiging van het gezag van de moeder, met als doel de gecertificeerde instelling Samen Veilig Midden-Nederland als voogd te benoemen. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 28 januari 2019, waarbij de moeder, vertegenwoordigers van de Raad en de GI aanwezig waren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder, die lijdt aan een schizoaffectieve stoornis en verslavingsproblematiek, niet in staat is om de zorg voor haar dochter op zich te nemen. De moeder heeft aangegeven dat zij het belangrijk vindt dat haar dochter in een stabiele omgeving opgroeit en heeft voorgesteld om haar gezag te beëindigen, zodat de dochter in een pleeggezin kan worden geplaatst. De rechtbank heeft de zorgen van de moeder over de omgang met haar dochter en de rol van de vader in het leven van het kind gehoord.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat het gezag van de moeder beëindigd moet worden, omdat de ontwikkeling van de minderjarige ernstig wordt bedreigd en de moeder niet in staat is om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding te dragen. De rechtbank heeft de GI benoemd tot voogd en benadrukt dat de moeder, ondanks de beëindiging van het gezag, het recht heeft om een goede band met haar dochter te onderhouden. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
locatie Utrecht
zaaknummer: C/16/470986 / FO RK 18-1808
Beëindiging gezag
Beschikking van 4 maart 2019
in de zaak van:
DE RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING,
locatie [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: de Raad,
betreffende de minderjarige:
[naam minderjarige] ,
geboren op [geboortedatum] 2019 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [voornaam van minderjarige] ,
met als belanghebbenden:
[belanghebbende 1],
verblijvende in de [naam organisatie] [naam locatie] ,
hierna te noemen: de moeder,
en
de gecertificeerde instelling,
Samen Veilig Midden-Nederland,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: de GI.

1.Verloop van de procedure

1.1.
De Raad heeft op 21 november 2018 een verzoekschrift, met bijlagen, ingediend dat strekt tot beëindiging van het gezag van de moeder over de minderjarige [voornaam van minderjarige] en tot benoeming van de GI als voogd.
1.2.
De zaak is behandeld ter terechtzitting met gesloten deuren van 28 januari 2019. Hierbij zijn verschenen:
  • De heer [A]
  • mevrouw [B] , stagiaire bij de Raad,
  • de moeder, bijgestaan door een hulpverlener van [naam locatie] , mevrouw [C] ,
  • mevrouw [D] en mevrouw [E] , namens de GI.

2.Vaststaande feiten

2.1.
De moeder en vader hebben een affectieve relatie met elkaar gehad.
2.2.
Uit deze relatie is op [geboortedatum] 2019 te [geboorteplaats] de minderjarige [voornaam van minderjarige] geboren.
2.3.
De moeder is belast met het gezag over [voornaam van minderjarige] .
2.4.
De GI heeft zich schriftelijk bereid verklaard om de voogdij over [voornaam van minderjarige] te aanvaarden.

3.Beoordeling van het verzochte

3.1.
De Raad heeft de rechtbank verzocht om het gezag van de moeder over [voornaam van minderjarige] te beëindigen en de GI te benoemen tot voogd. Aan dit verzoek heeft de Raad ten grondslag gelegd dat [voornaam van minderjarige] zodanig opgroeit dat zij in haar ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouders niet in staat zijn de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van [voornaam van minderjarige] aanvaardbaar te achten termijn.
3.2.
Ter onderbouwing van het verzoek verwijst de Raad naar het rapport van 15 november 2018. In dit rapport staat, voor zover relevant, het volgende vermeld. De moeder verblijft sinds 2003 in [naam locatie] , een psychiatrisch centrum. Zij is gediagnostiseerd met een schizoaffectieve stoornis. Ook kampt de moeder met verslavingsproblematiek (cannabis en benzo’s). De rechterlijke machtiging is onlangs verlengd voor de duur van een jaar. De moeder verblijft in een open setting. Ook de vader van [voornaam van minderjarige] verblijft in [naam locatie] . Volgens het Raadsrapport heeft de moeder aangegeven dat zij zich tijdens de zwangerschap niet gesteund voelde door de vader en zijn familie. Ook binnen haar eigen netwerk heeft de moeder geen steunfiguren. Volgens de Raad wil de moeder niet dat [voornaam van minderjarige] opgroeit binnen de psychiatrie. De moeder begrijpt dat zij niet voor [voornaam van minderjarige] kan zorgen, maar volledig afstand wil zij niet doen van [voornaam van minderjarige] . De moeder heeft aangegeven dat zij het belangrijk vindt dat [voornaam van minderjarige] opgroeit binnen een perspectief biedend pleeggezin in een katholiek gezin. De moeder heeft al kennisgemaakt met het pleeggezin.
3.3.
De moeder heeft verteld dat zij moeite heeft dat in de stukken staat dat zij [voornaam van minderjarige] wil afstaan. Volgens de moeder zou zij haar leven willen geven voor [voornaam van minderjarige] . Als zij zelf de zorg en opvoeding voor [voornaam van minderjarige] op zich kon nemen dan had zij dat gedaan. Maar omdat de moeder inzag dat zij dat op dit moment niet kon, heeft zij voorgesteld om haar gezag te beëindigen. De Raad wilde in eerste instantie een ondertoezichtstelling verzoeken, maar de moeder wilde dit liever niet. In het verleden heeft de moeder hier zelf nare ervaringen mee gehad. De moeder vindt het heel belangrijk dat [voornaam van minderjarige] in een stabiele en rustige omgeving opgroeit. De moeder wil niet dat [voornaam van minderjarige] van het ene pleeggezin naar het andere pleeggezin gaat. De voorwaarde die de moeder heeft gesteld om in te stemmen met het beëindigen van haar gezag is dat zij, ook zonder het gezag, een goede band met haar dochter kan opbouwen en ook regelmatig bij [voornaam van minderjarige] op bezoek kan gaan. De moeder wil betrokken blijven in het leven van [voornaam van minderjarige] en zij hoopt dat de hulpverlening haar hierin serieus neemt. De moeder hoopt dat de samenwerking met de GI goed blijft en dat zij met haar blijven praten. Tijdens de zitting heeft de moeder haar zorgen geuit over de omgangsmomenten en het feit of de omgang regelmatig plaats kan vinden. De moeder wordt namelijk door een hulpverlener van [naam locatie] naar de omgangsmomenten met [voornaam van minderjarige] gebracht. De moeder is bang dat er niet altijd iemand van de hulpverlening in staat is om haar naar de omgangsmomenten te brengen, gelet op het aantal zorgverleners ten opzichte van de patiënten. De moeder hoopt dan ook dat zij in dat geval zelfstandig met de bus naar de omgangsmomenten met [voornaam van minderjarige] kan gaan. Ook vindt de moeder het lastig dat zij het adres van het pleeggezin waar [voornaam van minderjarige] verblijft niet weet.
Verder heeft de moeder verteld dat zij het belangrijk vindt dat de vader van [voornaam van minderjarige] zijn kind ook ziet. Zij hebben volgens de moeder het recht om elkaar te leren kennen. De moeder wil echter niet dat de vader en [voornaam van minderjarige] elkaar zonder haar begeleiding zien.
3.4.
De GI heeft het volgende naar voren gebracht. Het pleeggezin waar [voornaam van minderjarige] verblijft, is een perspectief biedend pleeggezin. Er zijn verschillende gesprekken met de moeder geweest. Op dit moment hebben de moeder en [voornaam van minderjarige] iedere week een half uur omgang met elkaar op het kantoor bij Samen Veilig Midden-Nederland. Dit zal in ieder geval tot eind maart zo blijven, aldus de GI. De huidige duur en frequentie van de omgang past bij de jonge leeftijd van [voornaam van minderjarige] . Pleegouders hebben goed contact met de moeder. Er is volgens de GI veel openheid tussen de pleegouders en de moeder. Verder heeft de GI aangevoerd dat het adres van de pleegouders geheim is gehouden omdat er een dreiging bestond vanuit vaderskant dat [voornaam van minderjarige] mogelijk meegenomen zou worden naar Polen. De GI wil niet dat de moeder onder druk van de vader het adres van de pleegouders vertelt. Het adres van de pleegouders zal daarom voorlopig nog geheim blijven, aldus de GI. Wat de omgang tussen de vader en [voornaam van minderjarige] betreft, is de GI nog aan het kijken hoe die omgang vorm dient te krijgen.
3.5.
De rechtbank kan, op grond van artikel 1:266 van het Burgerlijk Wetboek (BW), het gezag van een ouder beëindigen indien een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn.
3.6.
Waar het in deze zaak om gaat, is de vraag wie er belangrijke beslissingen kan nemen over [voornaam van minderjarige] . Het gaat dan bijvoorbeeld om beslissingen over een opname in het ziekenhuis of andere hulp die zij moet krijgen. Zo lang een kind minderjarig is, kan een kind die beslissingen niet zelf nemen. Meestal nemen de ouders, of één van hen, die beslissingen. Dat heet gezag. Maar soms lukt dat de ouder(s) niet goed. Dan moet de rechter bekijken wie die beslissingen moet nemen. Als iemand anders dan de moeder en/of de vader die beslissingen neemt, heet dat niet gezag, maar voogdij. Degene die de voogdij uitoefent heet de voogd.
De rechtbank vindt het belangrijk om te benadrukken dat het gezag (en de voogdij) iets anders is dan de vraag wie de moeder en de vader zijn van [voornaam van minderjarige] . De moeder is de moeder en de vader is de vader. Dat blijft zo, bij wie het gezag (of de voogdij) ook ligt. Tijdens de zitting heeft de rechtbank al genoemd hoe moedig en positief zij het vindt dat de moeder zegt dat zij haar beperkingen kent. Daarom vindt zij het goed dat iemand anders voor [voornaam van minderjarige] zal zorgen. Zij vindt het niet alleen goed, maar zij wil dat ook graag. Dat, terwijl zij eigenlijk niets liever zou willen dan zelf voor [voornaam van minderjarige] zorgen, als ze dat zou kunnen. Daarmee laat de moeder zien dat zij het het allerbelangrijkst vindt dat het goed gaat met [voornaam van minderjarige] . Dat vindt de rechtbank knap.
De rechtbank vindt dat het gezag van de moeder over [voornaam van minderjarige] beëindigd moet worden. Dat zal de rechtbank ook beslissen. Daarbij vindt de rechtbank vooral de volgende dingen belangrijk. Wat de Raad heeft geschreven over de problematiek van de moeder herkent de moeder. Zij is het als gezegd eens met het verzoek. De rechtbank sluit zich aan bij wat de Raad schrijft en concludeert. De rechtbank concludeert dan ook dat het de moeder op dit moment niet lukt om [voornaam van minderjarige] op te voeden en te verzorgen en om beslissingen over haar te nemen. De rechtbank verwacht ook niet dat dat de moeder binnenkort of over een tijdje wel zal lukken. De rechtbank verwacht dat niet omdat de problematiek van de moeder al lang speelt en iedereen denkt dat die situatie niet echt zal veranderen. Voor [voornaam van minderjarige] is het belangrijk dat er duidelijkheid is over waar zij woont, opgroeit en wie er beslissingen over haar neemt. Om deze redenen zal de rechtbank het gezag van de moeder over [voornaam van minderjarige] beëindigen.
3.7.
Net als de moeder vindt de rechtbank het belangrijk dat het contact tussen de moeder en [voornaam van minderjarige] dat zij nu hebben blijft en dat zij een band kunnen opbouwen. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat zowel de GI als de hulpverleners van [naam locatie] zich hiervoor zullen inzetten. Ook na beëindiging van het gezag hebben de moeder en [voornaam van minderjarige] namelijk het recht om met elkaar een goede band te hebben. De rechtbank wijst er daarom op dat de moeder – ondanks de beëindiging van het gezag – de ouder van de minderjarige blijft, zij ouderrechten heeft en dat zij een plaats in het leven van de minderjarige als “ouder op afstand” moet behouden.

4.De beslissing

De rechtbank
4.1.
beëindigt het gezag van de moeder over de minderjarige:
-
[naam minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2019 te [geboorteplaats] ;
4.2.
benoemt Samen Veilig Midden-Nederland, tot voogd over de minderjarige:
-
[naam minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2019 te [geboorteplaats] ;
4.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. P.J.G. van Osta voorzitter, tevens (kinder)rechter, mr. T. Dopheide en mr. N.J.W.G. Simons, kinderrechters in aanwezigheid van mr. L. de Goei als griffier en in het openbaar uitgesproken op 4 maart 2019.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.