In deze zaak heeft de moeder op 17 januari 2019 een verzoekschrift ingediend bij de Rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, met het verzoek om de aantekening van gezamenlijk gezag in het gezagsregister door te halen. De vader heeft hierop gereageerd met een verweerschrift en een zelfstandig verzoek om gezamenlijk gezag. De zaak is behandeld op 27 februari 2019 met gesloten deuren, waarbij beide partijen en hun advocaten aanwezig waren, evenals een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming.
De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen een affectieve relatie hebben gehad en gezamenlijk belast zijn met het gezag over hun minderjarige kinderen. De moeder stelt dat de vader misbruik heeft gemaakt van haar DigiD-gegevens om zonder haar toestemming gezamenlijk gezag aan te vragen. De vader betwist deze stelling en stelt dat de moeder in 2011 al toestemming heeft gegeven voor het gezamenlijk gezag. De rechtbank heeft de argumenten van beide partijen gewogen en geconcludeerd dat het gezamenlijk gezag niet op beider verzoek is aangetekend, omdat de moeder niet voldoende op de hoogte was van de situatie en de vader onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn claims.
De rechtbank heeft uiteindelijk besloten om het verzoek van de vader tot gezamenlijk gezag toe te wijzen, omdat er geen onaanvaardbaar risico is dat de kinderen klem of verloren raken tussen de ouders. De rechtbank gelast de griffier om de datum van de aantekening in het gezagsregister te wijzigen in de datum van deze beschikking. De beschikking is gegeven door kinderrechter mr. D.J. van Maanen en is uitvoerbaar bij voorraad. Tegen deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden binnen drie maanden na de uitspraak.