ECLI:NL:RBMNE:2019:1151

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 maart 2019
Publicatiedatum
20 maart 2019
Zaaknummer
16/706258-17 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schending van ambtsgeheim en computervredebreuk door politieagent

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 20 maart 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een politieagent die zich schuldig heeft gemaakt aan computervredebreuk en schending van zijn ambtsgeheim. De verdachte heeft gedurende een aanzienlijke periode, van 28 mei 2014 tot en met 17 augustus 2017, op grote schaal bevragingen gedaan in de computersystemen van de politie zonder dat daar enige aanleiding voor was vanuit zijn politietaak. Daarnaast heeft hij vertrouwelijke informatie gedeeld, wat een schending van zijn ambtsgeheim inhoudt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, ondanks dat hij rechtmatig over inloggegevens beschikte, deze heeft gebruikt voor niet-werkgerelateerde doeleinden, wat hem schuldig maakt aan computervredebreuk volgens artikel 138ab van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 120 uur, waarvan 40 uur voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Bij de strafoplegging is rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de persoonlijke situatie van de verdachte, die kampt met PTSS. De rechtbank heeft ook het oude strafmaximum in acht genomen, dat op 1 juli 2015 is verhoogd van één naar twee jaar, en heeft in het voordeel van de verdachte geoordeeld.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/706258-17 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 20 maart 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1961] te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats] , [adres]

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 6 maart 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M. Lousberg en van hetgeen verdachte en zijn raadsman mr. N.D. Dane, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1:
(meermalen) computervredebreuk heeft gepleegd in de periode van 28 mei 2014 tot en met 17 augustus 2017 in [woonplaats] ;
Feit 2:
(meermalen) zijn ambtsgeheim heeft geschonden op 11 mei 2016 in [woonplaats] .

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 ten laste gelegde. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat verdachte rechtmatig over de inloggegevens beschikte en dat er daarom – mede gelet op de wetsgeschiedenis – geen sprake is van “
binnendringen”in de zin van artikel 138ab van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). Daarnaast heeft verdachte niet gebruik gemaakt van een valse sleutel, omdat hij bevoegd gebruik maakte van zijn inloggegevens. Bovendien heeft hij zich niet voorgedaan als iemand anders, waardoor er geen sprake is van een valse hoedanigheid.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1
Bewijsmiddelen [1]
Normkader bevragingen
Verdachte is vanaf [1987] werkzaam bij de politie. Hij was werkzaam in [woonplaats] . [2] In de gehele onderzoeksperiode was verdachte beëdigd als opsporingsambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak. In verband met de benoeming van zijn ambt heeft verdachte de belofte van zuivering en de belofte vermeld in artikel 9 lid 1 van het Besluit Algemene Rechtspositie Politie afgelegd. Daarnaast staat in de beroepscode van de politie onder andere het volgende geschreven:
  • ik raadpleeg politiesystemen alleen als dat noodzakelijk is voor de uitoefening van mijn functie;
  • ik raadpleeg de politiesystemen nooit voor privézaken of voor eigen nieuwsgierigheid of die van een ander.
De politiesystemen
BVI-IB (‘Basis Voorziening Informatie Integrale Bevragingen’) is een systeem dat het mogelijk maakt om in één bevraging meerdere systemen te bevragen. [4]
De diensttelefoon van verdachte is in persoon uitgereikt en is beveiligd met een wachtwoord en bij de opstart met een simkaart code. Op de Samsung moet er tevens een persoonlijke code ingevoerd worden in een beveiligde Citrix secure hub om BVI-IB te benaderen. [5]
De bevragingen
Er is onderzoek gedaan naar de bevragingen door verdachte in het politiesysteem BVI-IB in combinatie met zijn gegevens uit BVCM (‘Basis Voorziening Capaciteit Management’), waarin (onder meer) is vastgelegd wat voor diensten verdachte gepland, gewerkt en verantwoord heeft. Hieruit is gebleken dat:
  • verdachte in de periode van 28 mei 2014 tot en met 15 mei 2017 in totaal 6007 bevragingen (logregels) doet;
  • van de 6007 bevragingen zijn 3468 bevragingen (logregels) in diensttijd gedaan en 2539 bevragingen (logregels) buiten diensttijd;
  • van de 2539 bevragingen buiten diensttijd zijn er 2090 bevragingen (logregels) in vrije tijd en 449 bevragingen (logregels) tijdens ziek geregistreerde uren;
  • van de 449 bevragingen (logregels) zijn er 372 bevragingen (logregels) door verdachte gedaan terwijl hij op 100% ziek geregistreerd stond.
In de periode van 28 mei 2014 tot 21 juli 2014 stond verdachte als 100% ziek geregistreerd. In die periode heeft verdachte bevragingen gedaan op onder andere het kenteken van zijn eigen auto, zijn broertje, zijn zoons en een vriend van verdachte. [7]
In de periode 22 juli 2014 tot 17 mei 2017 heeft verdachte veelvuldig bevragingen gedaan die familiair/privé-gerelateerd zijn. [8] Op 17 augustus 2017 heeft verdachte de laatste 100% niet werk gerelateerde bevraging gedaan. In totaal heeft verdachte 466 100% niet werk gerelateerde bevragingen gedaan. [9]
Bewijsoverwegingen
De rechtbank stelt vast dat met het systeem BVI-IB met één bevraging meerdere politiesystemen kunnen worden geraadpleegd. Om met de diensttelefoon in het systeem te komen moet er een persoonlijk wachtwoord worden ingevoerd. Verdachte beschikte gedurende de tenlastegelegde periode in het kader van zijn aanstelling als opsporingsambtenaar rechtmatig over een dergelijke autorisatie. De vraag waarvoor de rechtbank zich gesteld ziet is of verdachte zich desondanks schuldig heeft gemaakt aan computervredebreuk in de zin van artikel 138ab Sr.
Verdachte heeft een groot aantal niet werk gerelateerde bevragingen gedaan. Zo is vastgesteld dat verdachte onder andere bevragingen heeft gedaan naar familieleden, buurtbewoners, maar ook naar een voertuig, dat verdachte vervolgens heeft gekocht. Niet is gebleken dat er vanuit de uitoefening van de politietaak enige aanleiding bestond voor deze bevragingen. Bovendien wist verdachte dat hij de systemen slechts mocht raadplegen als dat noodzakelijk zou zijn voor de uitoefening van zijn functie als opsporingsambtenaar en niet voor privézaken of uit nieuwsgierigheid. De rechtbank is daarom van oordeel dat verdachte bij de niet werk gerelateerde bevragingen de grenzen van zijn autorisatie ver te buiten is gegaan. Die autorisatie was verdachte immers juist uitsluitend ter beschikking gesteld met betrekking tot de uitoefening van zijn werk binnen de politie.
Door zijn inloggegevens te gebruiken voor doeleinden die ver buiten de grenzen van zijn autorisatie vallen, heeft verdachte onbevoegd gebruik gemaakt van de servers van de politie. Naar het oordeel van de rechtbank is verdachte daarmee opzettelijk en wederrechtelijk binnengedrongen in een geautomatiseerd werk in de zin van artikel 138ab Sr. Daarnaast heeft verdachte aldus, door de toegang te verwerven met behulp van zijn inloggegevens, gebruik gemaakt van een valse sleutel in de zin van artikel 138ab, eerste lid, Sr.
Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de ten laste gelegde computervredebreuk dan ook bewezen kan worden verklaard.
Feit 2
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het onder 2 ten laste gelegde feit bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 6 maart 2019;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van 17 juli 2018, genummerd AMB.13.001, opgemaakt door de politie de Rijksrecherche.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Feit 1:
in de periode van 28 mei 2014 tot en met 17 augustus 2017 te [woonplaats] , meermalen, (telkens) opzettelijk en wederrechtelijk in een geautomatiseerd werk, te weten (delen van) servers van de politie, is binnengedrongen met behulp van een valse sleutel, te weten door het onbevoegd gebruik maken van een gebruikersnaam en wachtwoord (voor het systeem Basis Voorziening Informatie Integrale Bevragingen en de daaraan gekoppelde systemen) en door zich (telkens) met een gebruikersnaam en wachtwoord (voor het systeem Basis Voorziening Informatie Integrale Bevragingen en de daaraan gekoppelde systemen) toegang te verschaffen tot (delen van) servers van de politie (waarop het systeem Basis Voorziening Informatie Integrale Bevragingen en de daaraan gekoppelde systemen waren geplaatst) (telkens) met een ander doel dan waarvoor hem die gebruikersnaam en wachtwoord ter beschikking stonden en waarvoor hem die toegang was toegestaan;
Feit 2:
Op 11 mei 2016 in [woonplaats] een geheim waarvan hij, verdachte, wist dat hij uit hoofde van ambt, te weten politieambtenaar bij de eenheid Midden-Nederland, verplicht was te bewaren, opzettelijk heeft geschonden, door (politie)informatie over de herkomst van de voertuigen met kentekens [kenteken] en [kenteken] aan [A] te verschaffen.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1:
computervredebreuk, meermalen gepleegd;
feit 2:
opzettelijke schending van een ambtsgeheim.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een taakstraf van 120 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met een proeftijd van 2 jaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht bij de strafoplegging rekening te houden met de weerslag van de zaak op verdachte en zijn gezinsleven. Daarnaast kampte verdachte tijdens de ten laste gelegde periode met de beroeps gerelateerde aandoening PTSS. Bovendien heeft de kwestie, naast strafrechtelijke gevolgen, ook gevolgen voor de loopbaan van verdachte. Daarnaast had verdachte geen kwade bedoelingen. De raadsman heeft daarom verzocht artikel 9a Sr toe te passen en verdachte schuldig te verklaren zonder oplegging van straf.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich gedurende een aanzienlijke periode en op grote schaal schuldig gemaakt aan computervredebreuk. Hij heeft in zijn hoedanigheid als politieagent een aanzienlijk aantal bevragingen gedaan in de computersystemen van de politie, zonder dat daartoe vanuit de uitoefening van de politietaak enige aanleiding bestond. Daarnaast heeft verdachte zijn ambtsgeheim geschonden door vertrouwelijke informatie te delen. Verdachte heeft met zijn handelen niet alleen de privacy van burgers geschaad, maar bovendien ook het vertrouwen van burgers in de politie. Hiermee heeft verdachte de integriteit van politie en justitie als geheel geschaad. De rechtbank neemt dit verdachte zeer kwalijk.
De rechtbank slaat acht op het feit dat verdachte geen criminele intenties lijkt te hebben gehad met de bevragingen. Zo is bijvoorbeeld niet gebleken dat hij de bevragingen deed om deze informatie door te verkopen. Daarnaast weegt de rechtbank mee dat verdachte bijzonder gebukt is gegaan en nog immer gaat onder het uitgebreide strafrechtelijke onderzoek van de Rijksrecherche dat heeft plaatsgevonden naar (andere) door verdachte mogelijk gepleegde strafbare feiten. Bovendien zal verdachte de gevolgen van zijn handelen, naast de onderhavige veroordeling, ook in zijn loopbaan ondervinden. Verdachte is tot slot niet eerder met veroordeeld voor strafbare feiten.
De rechtbank heeft voor de bepaling van de strafmaat ook acht geslagen op de omstandigheid dat het strafmaximum voor computervredebreuk op 1 juli 2015, derhalve gedurende de bewezen verklaarde periode, is verhoogd van één naar twee jaar. De rechtbank gaat in het voordeel van de verdachte en gelet op artikel 1, tweede lid, Wetboek van Strafrecht, bij de oplegging van straf uit van het oude strafmaximum.
Gelet op de hiervoor benoemde ernst van de feiten is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met de toepassing van artikel 9a Sr. Daarentegen is de rechtbank – gelet op de straf-verminderende omstandigheden en het hanteren van het oude strafmaximum – van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf te zwaar is.
Alles overwegende acht de rechtbank een taakstraf van 120 uren, waarvan 40 uren voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, passend en geboden.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 22c, 22d, 57, 138ab en 272 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1 en 2 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf van 120 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 60 dagen hechtenis;
- bepaalt dat van de taakstraf een gedeelte van
40 uren, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast;
- als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Bakker, voorzitter, mrs. N.E.M. Kranenbroek en N.V.M. Gehlen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P. Lootsma, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 20 maart 2019.
Mr. H. Bakker is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 28 mei
2014 tot en met 17 augustus 2017 te [woonplaats] ,
althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens)
opzettelijk en
wederrechtelijk
in een (gedeelte van) een geautomatiseerd werk, te weten een of meer (delen
van) servers van de politie,
is binnengedrongen
met behulp van een of meer valse signalen of een of meer valse sleutels, te
weten door het onbevoegd gebruik maken van een gebruikersnaam en/of wachtwoord
(voor het/de syste(e)m(en) Basis Voorziening Informatie Integrale Bevragingen
en/of de daaraan gekoppelde systemen en/of Basis Voorziening Handhaving en/of
BlueSpot en/of Meer Effectief Op Straat), en/of door het aannemen van een
valse hoedanigheid en/of
door zich (telkens) met een gebruikersnaam en/of wachtwoord (voor het/de
syste(e)m(en) Basis Voorziening Informatie Integrale Bevragingen en/of de
daaraan gekoppelde systemen en/of Basis Voorziening Handhaving en/of BlueSpot
en/of Meer Effectief Op Straat) toegang te verschaffen tot (delen van)
servers van de politie (waarop het/de syste(e)m(en) Basis Voorziening
Informatie Integrale Bevragingen en/of de daaraan gekoppelde systemen en/of
Basis Voorziening Handhaving en/of BlueSpot en/of Meer Effectief Op Straat
waren geplaatst) (telkens) met een ander doel dan waarvoor hem die
gebruikersnaam en/of dat wachtwoord ter beschikking stond(en) en/of waarvoor
hem die toegang was toegestaan;
2.
hij op of omstreeks 11 mei 2016 te [woonplaats] , althans in Nederland, meermalen,
althans eenmaal, (telkens)
een geheim
waarvan hij, verdachte, wist of redelijkerwijs moest vermoeden
dat hij uit hoofde van ambt, beroep en/of wettelijk voorschrift dan wel van
vroeger ambt en/of beroep, te weten politieambtenaar in de rang van Senior GGP
bij de Eenheid Midden-Nederland,
verplicht was te bewaren,
opzettelijk heeft geschonden, door (politie)informatie over de herkomst van
de/het voertuig(en) met (de) kenteken(s) [kenteken] en/of [kenteken] aan [A]
te verschaffen, althans aan een ander dan aan verdachte;

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 17 juli 2018, genummerd 20170035, opgemaakt door de Rijksrecherche, regio Noord Oost, doorgenummerd pagina 1 tot en met pagina 386. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 57.
3.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 58.
4.Eem proces-verbaal van bevindingen, pagina 55.
5.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 57.
6.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 59.
7.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 59 en pagina 60.
8.De bevragingen zijn opgesomd in een proces-verbaal van bevindingen op pagina 60 tot en met pagina 63 van het dossier.
9.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 64.