In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 16 januari 2019 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen [eiser], handelend onder de naam [handelsnaam], en [gedaagde] B.V. De eiser vorderde betaling van € 5.930,43 van de gedaagde, bestaande uit vijf facturen voor geleverde diensten in het kader van de installatie van zonnepanelen. De gedaagde voerde verweer en vorderde in reconventie betaling van € 3.811,50 wegens vermeende teveel betaalde uren en € 15.000 aan schadevergoeding. De rechtbank oordeelde dat de stellingen van de eiser voldoende concreet waren, terwijl de gedaagde niet voldoende onderbouwd had waarom de vorderingen van de eiser niet klopten. De kantonrechter wees de vordering van de eiser toe, inclusief rente en buitengerechtelijke incassokosten, en wees de reconventionele vordering van de gedaagde af. De proceskosten werden aan de zijde van de eiser begroot op € 561,79, terwijl de gedaagde in de proceskosten werd veroordeeld. De uitspraak werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.