ECLI:NL:RBMNE:2019:1105

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 maart 2019
Publicatiedatum
18 maart 2019
Zaaknummer
16/168278-18 en 05/840536-16 (vord. tul) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verduistering van audioapparatuur bij voetbalvereniging HVC in Amersfoort door twee 37-jarige mannen

Op 18 maart 2019 heeft de rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen twee 37-jarige mannen die zich schuldig hebben gemaakt aan verduistering van audioapparatuur bij voetbalvereniging HVC in Amersfoort. De rechtbank heeft de mannen veroordeeld tot gevangenisstraffen van respectievelijk 9 maanden en 8 maanden, waarvan een deel voorwaardelijk. De eerste verdachte, die als huurder van de apparatuur optrad, heeft na de verduistering aangifte gedaan van diefstal, wat resulteerde in een veroordeling voor het doen van een valse aangifte. De medeverdachte heeft zich ook schuldig gemaakt aan belediging van een politieagent en het onbruikbaar maken van een politiecel. Beide mannen moeten de schade aan de verhuurder vergoeden en hebben eerder voorwaardelijke straffen gekregen, die nu ook ten uitvoer worden gelegd. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de eerdere veroordelingen van de verdachten en de impact van hun daden op de verhuurder.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16/168278-18 en 05/840536-16 (vord. tul) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 18 maart 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1981] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 4 maart 2019, waarbij de strafzaak tegen verdachte gelijktijdig, maar niet gevoegd is behandeld met de strafzaak tegen de medeverdachte [medeverdachte]
(16/652648-18).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. T. Tanghe en van hetgeen verdachte en mr. J.G.M. Dassen, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van hetgeen de benadeelde partij [benadeelde] naar voren heeft gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: (primair) op 18 augustus 2018 te Amersfoort samen met (een) ander(en) audioapparatuur en/of bijbehorende flightcases heeft verduisterd, welke goederen toebehoren aan [benadeelde] dan wel (subsidiair) dat hij die goederen toen samen met (een) ander(en) heeft gestolen;
feit 2: op 21 augustus 2018 te Amersfoort ten overstaan van een verbalisant een valse aangifte heeft afgelegd;
feit 3: op 6 november 2018 te Utrecht tijdens een verhoor bij de rechter-commissaris als getuige in een strafzaak onder ede een valse verklaring heeft afgelegd.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde, met gelet op de bekennende verklaring van verdachte daaromtrent, wettig en overtuigend bewezen kan worden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich evenals de officier van justitie op het standpunt gesteld dat het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft ten aanzien van de ten laste gelegde feiten onder 1 primair, 2 en 3, zoals deze hieronder bewezen zijn verklaard, een bekennende verklaring afgelegd. De verdediging heeft ten aanzien van deze feiten geen vrijspraak bepleit. De rechtbank zal daarom met toepassing van artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen: [1]
feit 1 primair:
- de aangifte van [aangever] , namens [benadeelde] en [A] ; [2]
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 4 maart 2019.
feit 2:
- de aangifte van [verdachte] ; [3]
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 4 maart 2019;
feit 3:
- het proces-verbaal verhoor door de rechter-commissaris van de getuige [verdachte] ; [4]
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 4 maart 2019.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1
op 18 augustus 2018 te Amersfoort, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk audioapparatuur en bijbehorende flightcases, toebehorende aan [benadeelde] , en welk goederen verdachte en zijn mededader anders dan door misdrijf onder zich hadden, te weten als huurder, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
2
op 21 augustus 2018 te Amersfoort, aangifte heeft gedaan dat een strafbaar feit was gepleegd, wetende dat dat feit niet was gepleegd, immers heeft verdachte op
genoemde datum, ten overstaan van verbalisant [verbalisant] , hoofdagent
van politie, opzettelijk en in strijd met de waarheid de verklaring afgelegd inhoudende dat de door hem, verdachte, bij [benadeelde] (een door dat bedrijf op 18 augustus 2018 geleverde) gehuurde audioapparatuur en bijbehorende flightcases, op 18 augustus 2018 door (een) voor hem, verdachte, onbekende perso(o)n(en) was weggenomen en dat hij, verdachte, aan niemand het recht of de toestemming heeft gegeven tot het plegen van dat feit;
3
op 6 november 2018 te Utrecht bij de rechter-commissaris op die datum
(6 november 2018), als getuige gehoord zijnde in de strafzaak tegen [medeverdachte] (parketnummer 16/652648-18), nadat hij op de bij de wet voorgeschreven wijze de eed had afgelegd de gehele waarheid en niets dan de waarheid te zullen verklaren, zijnde een geval waarin een wettelijk voorschrift een
verklaring onder ede vordert of daaraan rechtsgevolgen verbindt,
mondeling persoonlijk opzettelijk vals en in strijd met de waarheid - zakelijk weergegeven - de volgende valse en in strijd met de waarheid zijnde verklaring onder ede heeft afgelegd: "Ik heb [medeverdachte] één of twee keer gesproken over deze zaak nadat ik voor deze zaak ben aangehouden" en “De tweede keer dat ik met [medeverdachte] over deze zaak sprak was een dag of tien geleden” en “Wat heeft u op 18 augustus
2018 gedaan met betrekking tot de geluidsapparatuur? Ik heb daar niets
mee gedaan.” en “Wat heeft u toen (tijdens dat telefonisch contact
een dag of tien geleden) met [medeverdachte] besproken? Ik heb in principe niks
met hem besproken.”
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1 primair, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het
onder 1 primairbewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
medeplegen van verduistering.
Het
onder 2bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
aangifte doen dat een strafbaar feit gepleegd is, wetende dat het niet gepleegd is.
Het
onder 3bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
in de gevallen waarin een wettelijk voorschrift een verklaring onder ede vordert, mondeling, persoonlijk opzettelijk een valse verklaring onder ede afleggen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door hem bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met als (bijzondere) voorwaarden - kort gezegd -, te weten:
 een meldplicht bij de reclassering;
 het houden aan de aanwijzingen die hem gegeven worden door de instellingen die hem helpen met betrekking tot zijn schuldenproblematiek.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht aan verdachte een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf en een forse taakstraf op te leggen. Aan de voorwaardelijke gevangenisstraf kunnen dan de door de reclassering geadviseerde en door de officier van justitie gevorderde bijzondere voorwaarden verbonden worden.
De raadsman heeft met betrekking tot de strafmaat aangevoerd dat in het gezin van verdachte diverse problemen spelen en dat het om die reden van groot belang is dat verdachte geen langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf krijgt opgelegd dan de duur van de ondergane inverzekeringstelling. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur zal bovendien mogelijk tot gevolg hebben dat de positieve kentering die verdachte heeft doorgemaakt, waaronder het stoppen met drugsgebruik en het starten met het wegwerken van de schulden, in negatieve zin wordt doorkruist, aldus de raadsman.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich samen met zijn mededader schuldig gemaakt aan verduistering van zeer waardevolle audioapparatuur en bijbehorende flightcases. Hiermee hebben zij het vertrouwen van de verhuurder in ernstige mate beschaamd. Daarnaast heeft dit misdrijf veel overlast en financiële schade bij de verhuurder teweeggebracht. Verdachte heeft hier kennelijk niet bij stilgestaan en zich enkel laten leiden door zijn zucht naar geldelijk gewin.
Nadat de verduistering door verdachte en zijn mededader had plaats gevonden heeft verdachte, teneinde zijn eigen betrokkenheid te verhullen, aangifte gedaan van diefstal van de gehuurde goederen. Deze zouden volgens verdachtes aangifte weggenomen zijn door voor (een) hem onbekende pers(o)on(en). Door het doen van een dergelijke valse aangifte heeft verdachte de politie misleid en ten onrechte beslag gelegd op de inzet van de beperkte opsporingscapaciteit. Dit is een ernstig feit omdat politie en justitie erop moeten kunnen vertrouwen dat wanneer een burger een beroep doet op hun inzit, dit terecht is.
In een later stadium is verdachte als getuige in de strafzaak tegen zijn medeverdachte door de rechter-commissaris onder ede gehoord. Verdachte heeft toen ten overstaan van de rechter-commissaris een valse verklaring afgelegd en zich aldus schuldig gemaakt aan meineed.
Het onder ede afleggen van een valse verklaring is een ernstige inbreuk op de rechtsgang en doet afbreuk aan het vertrouwen dat in een onder ede afgelegde verklaring gesteld moet kunnen worden.
Persoon van de verdachte
Uit het strafblad van verdachte van 29 januari 2019 is gebleken dat hij in het verleden veelvuldig is veroordeeld, waarbij meerdere malen voor vermogensdelicten en dat de laatste veroordeling dateert van 19 april 2017. Verdachte is toen ter zake van een in vereniging gepleegde bedrijfsinbraak veroordeeld tot een gevangenisstraf van 28 dagen waarvan 15 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, alsmede tot een taakstraf van 100 uren. Dit betekent dat verdachte ten tijde van de hiervoor bewezen verklaarde feiten in een proeftijd liep en dat deze proeftijd hem er kennelijk niet van weerhouden heeft opnieuw strafbare feiten te plegen. Het strafblad wordt dan ook in strafverzwarende zin meegewogen.
Namens Reclassering Nederland heeft dhr. M. van der Graaf, reclasseringswerker, een rapport over verdachte uitgebracht. In dit rapport van 19 november 2018 wordt onder meer weergegeven dat verdachte kampt met hoge schulden en dit blijft een risico voor toekomstig delictgedrag. Hierbij kan de reclassering niet uitsluiten dat zijn netwerk alsmede een opportune houding van betrokkene de kans op delictgedrag verhogen. Verder is het voor de reclassering onduidelijk wat de stand van zaken is op het gebied van verdachtes middelengebruik. Hoewel het volgens de reclassering lastig is om deze laatste twee factoren te veranderen, kan hij wel praktische hulpverlening krijgen en worden gemonitord. De reclassering heeft geadviseerd om aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen en daaraan de volgende bijzondere voorwaarden te verbinden:
  • een meldplicht bij de reclassering
  • het houden aan de aanwijzingen van de instellingen die hem helpen met betrekking tot zijn schuldenproblematiek.
Ter terechtzitting heeft verdachte nog aangegeven dat zijn gezin, bestaande uit zijn vrouw en twee kinderen, leeft van zijn Wajong-uitkering en dat hij via de gemeente hulp krijgt bij zijn schulden via de Wet schuldsanering natuurlijke personen (WSNP).
Op te leggen straf
Gelet op de ernst van de bewezen verklaarde feiten, de op het strafblad vermelde eerdere feiten en strafopleggingen en de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere straf dan een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstaf.
In het voordeel van verdachte houdt de rechtbank er rekening mee dat verdachte voor wat betreft zijn eigen rol openheid van zaken heeft gegeven en er blijkt van heeft gegeven het laakbare van zijn handelen in te zien.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren passend en geboden. Aan het voorwaardelijke strafdeel zal de rechtbank de door de reclassering genoemde voorwaarden verbinden.
De rechtbank ziet in hetgeen de verdediging heeft aangevoerd omtrent de persoonlijke omstandigheden van verdachte geen aanleiding om tot een andersluidend oordeel te komen.

9.BENADEELDE PARTIJ

[benadeelde] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van
€ 31.530,15. Dit bedrag bestaat geheel uit materiële schade ten gevolge van het onder 1 ten laste gelegde feit. De materiële schade is opgebouwd uit de volgende posten:
  • schade apparatuur, € 28.765,00;
  • porto aangetekende brief, € 9,23;
  • kilometervergoeding, € 21,00;
  • facebookadvertentie, € 175,55;
  • niet ontvangen huurbedrag, € 768,60;
  • uren besteed aan onderzoek , aangifte etc, € 1.800,00;
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij voldoende is onderbouwd en dat dit rechtstreekse schade betreft.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering integraal hoofdelijk toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair verzocht de benadeelde niet-ontvankelijk te verklaren in de gehele vordering omdat de behandeling van de vordering een te grote belasting vormt het strafproces.
Subsidiair heeft de raadsman verzocht om de benadeelde partij voor het deel dat ziet op kostenpost ‘schade apparatuur’ niet-ontvankelijk in de vordering te verklaren. In dat kader heeft de raadsman er op gewezen dat deze schade onvoldoende is onderbouwd, nu er enkel een offerte is bijgevoegd waarop prijzen staan vermeld in het geval de goederen nieuw zouden worden aangeschaft, hetgeen volgens de raadsman weinig zegt over de waarde van de verduisterde goederen.
Met betrekking tot de overige kostenposten heeft de raadsman de ‘porto aangetekende brief’ en ‘kilometervergoeding’ niet betwist. Met betrekking tot de kostenpost ‘niet ontvangen huurbedrag’ heeft de raadsman aangevoerd dat de audioapparatuur van een bedrag van
€ 930,00 was gehuurd en hierop de borg van € 250,00 in mindering dient te worden gebracht, hetgeen neerkomt op een bedrag van € 680,00. De overige kostenposten zijn onvoldoende onderbouwd en komen niet voor vergoeding in aanmerking, aldus de raadsman.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat [benadeelde] als gevolg van het onder 1 primair bewezen verklaarde feit schade heeft geleden. De rechtbank zal het totaalbedrag dat door de benadeelde partij wordt gevorderd ten aanzien van de kostenpost ‘schade apparatuur’ toewijzen tot een bedrag van € 10.000,00. De rechtbank acht de schade tot dit bedrag voldoende aannemelijk. Meer dan € 10.000,00 voor de apparatuur zal de rechtbank in dit strafgeding niet toewijzen, onder meer omdat niet bekend is hoe oud de verduisterde apparatuur was. De kostenposten ‘porto aangetekende brief’, ‘kilometervergoeding’ en ‘niet ontvangen huur bedrag’ zal de rechtbank eveneens toewijzen, nu deze kostenposten voldoende zijn onderbouwd. Met betrekking tot de kostenpost ‘niet ontvangen huur’ sluit de rechtbank zich aan bij de berekening van de raadsman en zal die kostenpost toewijzen voor een bedrag van € 680,00. De rechtbank zal daarom de vordering tot een bedrag van € 10.710,23 toewijzen.
Nu de verdachte samen met zijn mededader aansprakelijk is voor deze geleden schade, zal de vordering van de benadeelde partij derhalve tot dat bedrag hoofdelijk worden toegewezen conform artikel 6:102 van het Burgerlijk Wetboek, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 18 augustus 2018 tot aan de dag der algehele voldoening.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. De behandeling van de vordering levert voor dat deel, dat naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende is onderbouwd, een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan haar vordering voor dat deel desgewenst aan de orde stellen in een procedure bij de burgerlijke rechter.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [benadeelde] aan verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 10.710,23, te vermeerderen met voornoemde wettelijke rente. Als door verdachte en/of zijn mededader niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 88 dagen hechtenis, waarbij toepassing van de hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien de betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.VORDERING TENUITVOERLEGGING

10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 15 dagen ten uitvoer te leggen.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair verzocht de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen. Subsidiair heeft hij verzocht de vordering toe te wijzen en de gevangenisstraf vervolgens om te zetten in een taakstraf.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij vonnis van de rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, van 19 april 2017 (parketnummer: 05/840536-16) is aan verdachte onder meer een gevangenisstraf voor de duur van 28 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan 15 dagen voorwaardelijk opgelegd. Aan dit voorwaardelijke deel heeft de rechtbank een proeftijd van 2 jaren verbonden, met de voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van die proeftijd niet schuldig zou maken aan een strafbaar feit.
Uit voornoemde bewezenverklaring is gebleken dat verdachte zich binnen de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan voornoemde strafbare feiten. Om die reden zal de eerdere voorwaardelijke opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 15 dagen alsnog ten uitvoer gelegd worden.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 47, 57, 188, 207, 321 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1 primair, 2 en 3 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 primair, 2 en 3 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
9 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
3 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijd van 3 (drie) jarenvast;
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte gedurende proeftijd:
* zich persoonlijk een werkdag na het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland, gevestigd aan het Stationsplein 20 te Amersfoort. Hierna moet verdachte zich bij de reclassering blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* zich houdt aan de aanwijzingen van de instellingen die hem helpen met betrekking tot zijn schuldenproblematiek;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 05/840536-16
- wijst de vordering toe;
- gelast de tenuitvoerlegging van de door de meervoudige kamer in de rechtbank Gelderland, locatie Zutphen bij vonnis van 19 april 2017 opgelegde voorwaardelijke
gevangenisstraf van 15 dagen;
Benadeelde partij
- wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van € 10.710,23 (zegge: tienduizend zevenhonderdentien euro en drieëntwintig cent), geheel bestaande uit materiële schade en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag aan de benadeelde partij;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [benadeelde] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 augustus 2018 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering is en bepaalt dat dit gedeelte kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [benadeelde] aan de Staat
€ 10.710,23 (zegge: tienduizend zevenhonderdentien euro en drieëntwintig cent) te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 augustus 2018 tot de dag van de algehele voldoening, bij niet betaling aan te vullen met 88 dagen hechtenis. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of zijn mededader op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.W.B. Snijders Blok, voorzitter, mrs. E.J. van Rijssen en
C. van de Lustgraaf, rechters, in tegenwoordigheid van J.J. Veldhuizen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 18 maart 2019.
Mr. E.J. van Rijssen is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 18 augustus 2018 te Amersfoort tezamen en in
vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
audioapparatuur en/of bijbehorende flightcases, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander
of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,
en welk goed verdachte en/of zijn mededaders anders dan door misdrijf
onder zich hadden, te weten als huurder,
wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
( art 321 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van
Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 18 augustus 2018 te Amersfoort, in elk geval in
Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en),
althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening,
audio apparatuur en/of (bijbehorende) flightcases en/of een meer
andere goed(eren), in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte, heeft weggenomen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van
Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 21 augustus 2018 te Amersfoort, in ieder geval in
Nederland, aangifte heeft gedaan dat een strafbaar feit was gepleegd,
wetende dat dat feit niet was gepleegd, immers heeft verdachte op
genoemde datum, ten overstaan van verbalisant [verbalisant] , hoofdagent
van politie, althans een verbalisant van politie, opzettelijk en in strijd
met de waarheid de verklaring afgelegd inhoudende dat de door hem,
verdachte, bij [benadeelde] (en door dat bedrijf op 18 augustus 2018
geleverde) gehuurde audioapparatuur en/of bijbehorende flightcases, in
elk geval een of meer goederen, op 18 augustus 2018 door (een) voor
hem, verdachte, onbekende perso(o)n(en) was gestolen/weggenomen
en/of dat hij, verdachte, aan niemand het recht of de toestemming heeft
gegeven tot het plegen van dat feit;
(art. 188 Sr)
( art 188 Wetboek van Strafrecht )
3
hij op of omstreeks 6 november 2018 te Utrecht bij de rechter-
commissaris op die datum (6 november 2018), als getuige gehoord
zijnde in de strafzaak tegen [medeverdachte] (parketnummer
16/652648-18), nadat hij op de bij de wet voorgeschreven wijze de eed
had afgelegd de gehele waarheid en niets dan de waarheid te zullen
zeggen/verklaren, zijnde een geval waarin een wettelijk voorschrift een
verklaring onder ede vordert of daaraan rechtsgevolgen verbindt,
mondeling persoonlijk opzettelijk (al dan niet ten dele) vals en/of (al
dan niet ten dele) in strijd met de waarheid - zakelijk weergegeven - de
volgende (al dan niet ten dele) valse en/of (al dan niet ten dele) in strijd
met de waarheid zijnde verklaring onder ede heeft afgelegd: "Ik heb [medeverdachte]
één of twee keer gesproken over deze zaak nadat ik voor deze zaak ben
aangehouden" en/of “De tweede keer dat ik met [medeverdachte] over deze zaak
sprak was een dag of tien geleden” en/of “Wat heeft u op 18 augustus
2018 gedaan met betrekking tot de geluidsapparatuur? Ik heb daar niet
mee gedaan.” en/of “Wat heeft u toen (tijdens dat telefonisch contact
een dag of tien geleden) met [medeverdachte] besproken? Ik heb in principe niks
met hem besproken.”
(art. 207 Sr)
( art 207 lid 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van processen-verbaal die zijn opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, genummerd PL0900-2018247801Z, opgemaakt door politie Midden-Nederland, basisteam Amersfoort, doorgenummerd pagina 1 tot en met 123. Wanneer paginanummers verwijzen naar andere processen-verbaal, dan wordt dit expliciet vermeld. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal die op ambtseed of ambtsbelofte en in de wettelijke vorm zijn opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van verhoor van aangever [aangever] , namens [benadeelde] en [A] , pag. 44 tot en met 46.
3.Proces-verbaal van verhoor van aangever [verdachte] , pag. 120 t/m 122.
4.Proces-verbaal ven verhoor bij de rechter-commissaris d.d. 6 november 2018, betreffende de getuige [verdachte] in de strafzaak tegen de verdachte [medeverdachte] ;