ECLI:NL:RBMNE:2019:104
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beëindiging arbeidsovereenkomst door werknemer met bevestiging per e-mail
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 2 januari 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer ([eiseres]) en een werkgever ([gedaagde]). De werknemer had een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd als teammanager bij de werkgever, die op 25 april 2018 was ingegaan. De arbeidsovereenkomst was een oproepovereenkomst met een arbeidsomvang van 0 uren. De werknemer heeft op 28 mei 2018 per e-mail bevestigd dat zij de arbeidsovereenkomst had beëindigd, na een mondelinge opzegging op 27 mei 2018. De werkgever stelde dat de arbeidsovereenkomst tijdens de proeftijd op 24 mei 2018 was opgezegd en dat de werknemer na deze datum niet meer had gewerkt.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat de werknemer voldoende duidelijkheid heeft gegeven over haar intentie om de arbeidsovereenkomst te beëindigen. De e-mail van de werknemer werd gezien als een ondubbelzinnige verklaring gericht op beëindiging van het dienstverband. De kantonrechter concludeerde dat de arbeidsovereenkomst op 27 mei 2018 was geëindigd, waardoor de vordering van de werknemer tot betaling van loon na deze datum werd afgewezen. Ook de vordering tot betaling van een tekort aan loon en reiskosten werd afgewezen, omdat de werknemer niet had onderbouwd dat de uitbetaling te laag was. De werknemer werd veroordeeld in de proceskosten van de werkgever.