In deze zaak vorderde Zilveren Kruis Zorgverzekeringen N.V. betaling van een zorgkostennota van € 385,- van gedaagde, die in persoon procedeerde. De gedaagde voerde verweer en stelde dat de declaratie van de zorgverlener, [naam stichting], onterecht was, omdat hij slechts een kort gesprek had gehad en de kosten disproportioneel hoog waren. De kantonrechter oordeelde dat Zilveren Kruis geen partij was bij de zorgverlening en dat de gedaagde zijn bezwaren tegen de declaratie moest richten aan de zorgverlener. De kantonrechter bevestigde dat de hoge kosten inherent zijn aan het DBC-systeem, dat door de overheid is ingevoerd, en dat Zilveren Kruis terecht de declaratie had vergoed. De kantonrechter wees de vordering tot betaling van de hoofdsom toe, vermeerderd met wettelijke rente, en kende ook buitengerechtelijke incassokosten toe. De proceskosten werden echter gecompenseerd, omdat Zilveren Kruis had nagelaten om het verweer van gedaagde in de dagvaarding op te nemen en niet had uitgelegd dat de hoge kosten voor de DBC terecht waren. Het vonnis werd uitgesproken op 20 maart 2019.