In deze zaak heeft de kinderrechter op 21 februari 2019 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [voornaam van minderjarige 1] en [voornaam van minderjarige 2]. De ondertoezichtstelling was oorspronkelijk ingesteld bij beschikking van 5 maart 2018 en liep tot 5 maart 2019. De gecertificeerde instelling (GI), Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, heeft verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling voor een jaar, omdat er onvoldoende voortgang was geboekt door onderbezetting. De ouders van de minderjarigen, de vader en de moeder, hebben verschillende standpunten ingenomen over de verlenging. De moeder pleitte voor verlenging voor [voornaam van minderjarige 1] om psychomotorische therapie (PMT) mogelijk te maken, terwijl de vader tegen verlenging was vanwege de spanningen in het afgelopen jaar.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat er geen vaste gezinsvoogd was aangesteld en dat er onvoldoende zicht was op de kinderen. De kinderrechter oordeelde dat de ondertoezichtstelling moest worden verlengd, omdat de ontwikkeling van de kinderen bedreigd werd en hulp van een gezinsvoogd noodzakelijk was. De kinderrechter heeft ook gewezen op de noodzaak van begeleiding bij de communicatie tussen de ouders en het belang van contactherstel tussen de gezinsleden. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd tot 5 maart 2020 en aangegeven dat er zo spoedig mogelijk een vaste gezinsvoogd moet worden aangesteld.
Daarnaast heeft de moeder aangegeven dat zij een andere GI wenst, maar de kinderrechter heeft haar geïnformeerd over de procedure om dit verzoek in te dienen. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.