In deze zaak heeft de kinderrechter op 14 februari 2019 uitspraak gedaan over een verzoek tot spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarige kinderen. De zaak werd behandeld in de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Almere. De gecertificeerde instelling (GI), vertegenwoordigd door de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, had verzocht om de kinderen uit huis te plaatsen vanwege zorgen over de opvoedingssituatie bij de moeder. De kinderrechter had eerder op 6 februari 2019 een tijdelijke spoedmachtiging verleend, maar de vraag was nu of deze maatregel moest worden voortgezet.
Tijdens de zitting werd duidelijk dat er verschillende zorgmeldingen waren gedaan, voornamelijk door buren van de moeder. De GI stelde dat er een acuut onveilige situatie was, maar de kinderrechter merkte op dat de zorgen niet voldoende waren onderbouwd. De moeder betwistte de meldingen en gaf aan dat de samenwerking met de hulpverlening niet altijd soepel verliep. De kinderrechter concludeerde dat de zorgen over de kinderen niet voldoende waren om de ingrijpende maatregel van uithuisplaatsing te rechtvaardigen.
Uiteindelijk heeft de kinderrechter het verzoek van de GI afgewezen, omdat de feiten en omstandigheden te weinig onderbouwing gaven voor de maatregel. De kinderen konden niet langer bij vader verblijven op basis van de aangevoerde zorgen, en de kinderrechter benadrukte het belang van samenwerking met de hulpverlening door de moeder. De beschikking werd mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.