In deze zaak vordert eiser, een supporter van PSV, de opheffing of schorsing van een stadionverbod dat door de Koninklijke Nederlandse Voetbalbond (KNVB) is opgelegd. Het stadionverbod geldt voor de periode van 8 juni 2018 tot 8 maart 2022 en verbiedt eiser om in of rond stadions te vertoeven waar voetbalwedstrijden plaatsvinden. Eiser heeft het stadionverbod aangevochten bij de Commissie Stadionverboden van de KNVB, maar deze heeft het verbod bevestigd. Eiser stelt dat de kantonrechter bevoegd is om zijn vordering te behandelen, omdat er duidelijke aanwijzingen zouden zijn dat de waarde van de vordering onder de € 25.000 ligt.
De kantonrechter heeft de procedure gevolgd en vastgesteld dat de vordering van eiser als een vordering van onbepaalde waarde moet worden gekwalificeerd. De kantonrechter oordeelt dat er geen duidelijke aanwijzingen zijn dat de vordering minder dan € 25.000 waard is, en verklaart zich daarom onbevoegd om van de zaak kennis te nemen. Eiser wordt veroordeeld in de proceskosten van de KNVB, die zijn begroot op € 400,00 aan salaris voor de gemachtigde.
De beslissing van de kantonrechter is openbaar uitgesproken op 14 september 2018, waarbij de kantonrechter zich onbevoegd verklaart en de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad verklaart.