5.3.1Bewijsmiddelen
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 november 2016, dossierpagina’s 7 t/m 10, inhoudende – zakelijk weergegeven – de bevindingen van [verbalisant 1] en [verbalisant 2] met betrekking tot een informatief gesprek zeden met [aangever] :
Ik ben sinds 6 april 2016 de mentor van [slachtoffer] . [slachtoffer] heeft een verstandelijke beperking. [slachtoffer] woont bij de stichting [zorginstelling] , op het adres [adres] in [woonplaats] . (…) Begin oktober werd ik gebeld door [A] , zij is werkzaam als psycholoog bij [zorginstelling] , met de mededeling van [slachtoffer] dat haar oom, die ook mentor was en ook bewindvoerder, aan [slachtoffer] had gezeten. Dat is waarschijnlijk al jaren aan de gang, waarschijnlijk vanaf 2003.(…) hij zou haar borsten en schaamstreek hebben betast en als [slachtoffer] ging douchen, ging hij kijken, dat vond zij heel vervelend. [slachtoffer] heeft een IQ van ongeveer 52, dus dat is moeilijk communiceren, maar ze weet best dat het niet klopt. (…) [slachtoffer] is 45 jaar, maar verstandelijk is zij ongeveer een meisje van 11 à 12 jaar.
Het is gebeurd bij [slachtoffer] thuis. Zij woonde eerst in [woonplaats] op het adres [adres] , ook van [zorginstelling] , daarna is zij verhuisd naar [woonplaats] .
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 2 december 2016, dossierpagina’s 19 t/m 22, inhoudende – zakelijk weergegeven – de aangifte van [aangever] , namens [slachtoffer] :
V= vraag van verbalisant
A= antwoord
O= opmerking
V: Namens wie doe je aangifte?
A: Namens [slachtoffer] . Er is sprake van seksueel handelen door de oom van [slachtoffer] door [verdachte] vanaf 2003.
V: Wat is je relatie met haar?
A: Ik ben mentor van haar.
(…) [slachtoffer] is verstandelijk beperkt en zij heeft in [woonplaats] gewoond, daar is het gebeurd en ik denk in [woonplaats] in [adres] , begeleid wonen van Stichting [zorginstelling] en ook op de [adres] in [woonplaats] . (…)
V: Wat kunt u over de beperking van [slachtoffer] zeggen. Wat begrijpt zij van oorzaak en gevolg?
A: Dat is moeilijk want soms reageert ze kinderlijk.
De laatste keer dat hij aan haar zat was op haar verjaardag (…). Zij zei: “Toen deed hij het weer.” Ze wees daarbij op haar borsten en schaamstreek.
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 9 december 2016, dossierpagina’s 36 t/m 44, inhoudende – zakelijk weergegeven – de verklaring van [getuige] :
V= vraag van verbalisanten
A= antwoord
O= opmerking
O: Vanuit de aangifte zijn wij op de hoogte dat je bij de stichting [zorginstelling] werkt.
V: Wat is je functie?
A: Ik ben psycholoog en werk als gedragsdeskundige.
(…)
V: Wat voor stichting is [zorginstelling] ?
A: Woonorganisatie voor mensen met een verstandelijke beperking.
(…)
V: Hoe lang ken je [slachtoffer] ?
A: Ik denk sinds 2011. Ik heb haar in die periode zeker maandelijks gezien. Dat is voor ons doen redelijk intensief.
(…)
V: Hoe zou je haar omschrijven?
A: [slachtoffer] heeft een licht verstandelijke beperking, daarbij is zij angstig van aard. (…) Emotioneel gezien kan zij weinig aan en is erg afhankelijk van haar begeleiders. Zij heeft een ingewikkelde jeugd gehad waardoor zij wantrouwend kan zijn naar anderen en daar is zij ook heel ambivalent in. (…)
V: In hoeverre kun je iets vertellen over de beperking van [slachtoffer] ?
A: Haar IQ is volgens mij 58 (…). Hechtingsproblematiek voert met de licht verstandelijke beperking de boventoon. (…) Daarbij heeft ze last van dwanggedachten en dwanghandelingen.
(…)
In april 2016 wordt [aangever] mentor en is er een kennismakingsgesprek geweest. Er is toen een gesprek geweest in mei 2016 (…) [slachtoffer] vertelde dat dat er sprake was van misbruik door iemand uit haar familie (…). In juni 2016 heeft [slachtoffer] aan haar begeleidster verteld dat het om oom [verdachte] ging. (…) Zij antwoordde: “ik heb oom [verdachte] beloofd dat ik er met niemand over mocht praten maar dan ga ik kapot”. Ik vroeg wanneer het gebeurd was en zij gaf aan in 2013, iedere keer als ik hem zag en hij kwam voor geld of andere zaken. Hij zegt dan: “je wil het wel” en zij zegt: “ik wil het niet”, waarop hij dan weer zeg: “ja je wilt het wel”. Zij doet dan voor hoe zo’n gesprek gaat. Ik heb doorgevraagd wat er precies is gebeurd. Zij vertelde: “Hij kan net (de rechtbank begrijpt: niet) met zijn handen van mij afblijven. Hij zegt dat ik meewerk maar ik vind het moeilijk om nee te zeggen”. Ik heb gevraagd wat ze bedoelde met niet met zijn handen van je afblijven. Zij zegt dan dat ze het niet kan zeggen en dat het te moeilijk is.
(…)
Op 7 september 2016 (…). Zij vertelde: “als iemand je aanraakt dan krijg je vlinders in je buik. Een man en een vrouw liggen naakt in bed als je een kindje wilt maken. Dat is tussen mij en [verdachte] gebeurd. Dan heb je die gevoelens. Diep in je hart wil je het niet, maar hij zegt je wilt het wel.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 januari 2017, dossierpagina’s 25 t/m 31, inhoudende – zakelijk weergegeven – de bevindingen van [verbalisant 3] met betrekking tot het verhoor van [slachtoffer] :
(…) In de interviewruimte werd als getuige gehoord: [slachtoffer] , geboren op [1971] (…)..wonende aan de [adres] te [woonplaats] .
Op de vraag wat de getuige kwam vertellen verklaarde de getuige als volgt:
- Dat wat haar oom had gedaan was begonnen in 2003.
(…)
- Dat als hij bij haar kwam ze gingen praten en hij niet van haar af kon blijven.
- Dat hij dan aan haar borsten zat en zij zei dat ze dat niet wilde.
- Dat hij dan zei dat ze niet zo truttig moest doen.
(…)
- Dat het ook een keer gebeurde toen zijn vrouw beneden was en op de kinderen paste.
(…)
- Dat het hun geheimpje was en dat hij wilde dat ze het tegen niemand zou vertellen.
(…)
- Dat hij op een gegeven moment een keer bij haar thuis was, om te klussen in haar huis of voor geldzaken.
- Dat hij haar toen meepakte naar de slaapkamer toe.
- Dat hij haar schoenen, sokken, broek en bovenkleding uittrok.
(…)
- Dat hij op een gegeven moment op haar ging liggen.
- Dat zij toen geen kant op kon en hem niet weg kon duwen.
(…)
- Dat zij toen dacht: “ik laat het maar gebeuren, oh god wat gebeurt er?”
- Dat er ook een keer was dat ze op bed lagen en zij aan zijn geslachtsdeel moest zitten.
(…)
- Dat het ook in de badkamer was dat hij haar pakte en haar broek naar beneden trok.
- Dat hij dan aan haar vagina en borsten zat.
(…)
- Dat hij niet met zijn handen van haar af kon blijven en dat het moeilijk was.
- Dat hij zei: “Het is niet alleen mijn schuld, maar ook jouw schuld”.
- Dat zij zei: “Ik snap het ook, maar ik was bang, ik durfde niet te zeggen dat je met je handen van mij af moest blijven”.
(…)
- Dat het met haar beperking lastig is om te zeggen dat ze het niet wilde.
(…)
- Dat het de eerste keer gebeurde op [adres] , waar zij gewoond heeft.
- Dat hij daar ook niet van haar af kon blijven.
(…)
- Dat het ook wel eens gebeurde als zij in de auto zaten en hij dan reed.
(…)
- Dat hij hier dan aan zat.
De getuige wijst naar haar kruis.
- Dat het ook wel eens gebeurd is bij hem thuis.
- Dat hij daar wel eens aan zat of daar wel eens aan zat.
De getuige wijst naar haar kruis en haar borsten.
- Dat hij tijdens de ergste keer boven op haar lag.
(…)
- Dat dat aan de [adres] was.
(…)
- Dat hij even aan haar zat en toen boven op haar ging liggen.
- Dat hij toen aan haar borsten en vagina zat.
(…)
- Dat hij zat te likken aan haar borsten en vagina en binnen in.
(…)
- Dat hij met een vinger in haar vagina ging, wat zeer deed.
De getuige wijst met een vinger omhoog de lucht in en gaat met haar vinger omlaag. Zij maakt een op en neergaande beweging met haar vinger.
- Dat zij zei dat het zeer deed.
- Dat hij toen zei: “Je wil het wel.”
(…)
- Dat zij op dezelfde dag, toen hij bovenop haar lag, zijn geslachtsdeel aan moest raken.
- Dat zij wist dat ze aan zijn geslachtsdeel moest zitten omdat hij haar hand pakte.
(…)
- Dat zij zijn geslachtsdeel op een gegeven moment maar had losgelaten.
- Dat zij het had vastgepakt.
- Dat hij zei dat zij zo heen en weer moest gaan.
De getuige (…) maakt een op en neergaande beweging met haar hand.
- Dat hij dat toen zelf ging doen en er toen sperma op haar buik of zijn buik terecht kwam.
(…)
- Dat sperma een plasje vol met kinderen is.
(…)
- Dat zij niet eerder zoiets heeft meegemaakt met iemand anders.
(…)
- Dat zij wel eens een vriendje heeft gehad waar ze kusjes aan gaf, maar verder niet seksueel mee was.
De interviewer bladert in het schriftje dat de getuige heeft meegenomen. (…) De interviewer wijst de getuige vervolgens op een geschreven stukje in het schriftje en vraagt haar wat daar staat. Door de getuige werd vervolgens verklaard:
- Dat daar staat dat zijn geslachtsdeel in haar vagina ging.
(…)
- Dat dat natuurlijk heel erg zeer deed en zij zei: “Stop er maar mee.”
- Dat hij toen zei: “Ik wil het”, en ermee door ging.
(…)
- Dat hij het erin stopte en vree.
(…)
- Dat zij toen zei: “Het doet zeer”, en dat hij toen zei: “Nee, het doet niet zeer.”
(…)
- Dat hij elke keer aan haar zat als hij bij haar kwam.
De verklaring van verdachte, afgelegd te terechtzitting van 27 februari 2018, voor zover
– zakelijk weergegeven – inhoudende:
Ik ben de oom van [slachtoffer] en ik ben vanaf 1998 haar mentor en bewindvoerder geweest. Ik was er destijds al van op de hoogte dat [slachtoffer] een IQ heeft tussen de 52 en 58. Ik wist toen ook dat zij functioneerde op het niveau van een 11 à 12 jarige. De in de tenlastelegging genoemde seksuele handelingen heb ik met [slachtoffer] verricht. Ik heb haar wel eens gewassen toen zij onder de douche stond. Ik heb haar gemasseerd. Ik ben met mijn vinger, penis en tong in haar vagina geweest. Ik heb haar ontblote vagina en borsten gestreeld, gelikt en gekust. Ik heb mezelf in haar aanwezigheid afgetrokken en ik heb haar mijn penis laten vasthouden en mij door haar laten aftrekken. [slachtoffer] heeft in mijn aanwezigheid gemasturbeerd. We hebben geprobeerd geslachtsgemeenschap te hebben maar dat is de eerste keer niet gelukt. Op een later moment hebben we dat nog eens geprobeerd en toen lukte het wel om met mijn penis in haar vagina te komen. Het kwam niet bij ieder bezoek aan [slachtoffer] tot seksuele handelingen. Het gebeurde bijvoorbeeld soms eenmaal per maand en dan weer eenmaal per twee maanden. De seksuele contacten tussen mij en [slachtoffer] vonden plaats in haar woning in [woonplaats] en later in haar woning in [woonplaats] . Een aantal seksuele handelingen hebben ook bij mij thuis plaatsgevonden. Ik woonde destijds in Leiderdorp. De seksuele handelingen vonden plaats in de ten laste gelegde periode.
5.3.2Bewijsoverwegingen
5.3.2.1 Achtergrond strafbaarstelling artikel 243 van het Wetboek van Strafrecht (Sr)
De wetgever heeft bij de invoering van de strafbaarstelling van gemeenschap met een wilsonbekwame, zoals opgenomen in artikel 243 Sr, een balans gezocht tussen aan de ene kant de bescherming van kwetsbare burgers zoals geestelijk gehandicapten en aan de andere kant hun vrijheid om aan eigen seksuele verlangens uitdrukking te geven. Dat blijkt uit de wetsgeschiedenis behorende bij voornoemd artikel, Kamerstukken Tweede Kamer, 1988-1989, 20 930, nr. 3. Seksuele handelingen met een geestelijk gehandicapte zijn niet strafbaar, tenzij die persoon als gevolg van de gebrekkige ontwikkeling van zijn/haar geestvermogens niet of onvolkomen in staat is zijn/haar wil daaromtrent te bepalen, kenbaar te maken of weerstand daartegen te bieden. Bij de bepaling of hiervan sprake is gaat het om een relatief onvermogen, te weten een onvermogen om in een specifieke situatie zijn/haar wil te bepalen. Dit vergt een beoordeling aan de hand van alle omstandigheden van het geval, waarbij bijvoorbeeld het al dan niet bestaan van een ongelijke machtsverhouding als ook het beroep van een verdachte een rol kan spelen. Verder is voor een strafbaarstelling vereist dat degene die de seksuele handelingen verricht wist dat de geestelijk gehandicapte – kort gezegd – zijn/haar wil daaromtrent niet of onvolkomen kon bepalen, kon kenbaar maken of weerstand kon bieden.
5.3.2.2 De gepleegde seksuele handelingen
De rechtbank acht, mede gelet op de geheel bekennende verklaring van verdachte daaromtrent, bewezen dat verdachte de ten laste gelegde seksuele handelingen met [slachtoffer] heeft verricht, waaronder ook het meermalen seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] .
5.3.2.3 De geestvermogens van [slachtoffer]
De raadsman van verdachte heeft bepleit dat op basis van het dossier onvoldoende vaststaat dat [slachtoffer] leed aan een gebrekkige ontwikkeling of een ziekelijke stoornis van haar geestvermogens. In het geval een dergelijke gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis wel wordt aangenomen, staat volgens de raadsman niet vast dat zij niet of onvolkomen in staat was haar wil omtrent de seksuele handelingen te bepalen. De raadsman heeft in dat kader aangevoerd dat de seksuele contacten met instemming van [slachtoffer] plaatsvonden en dat zij wel degelijk in staat was haar wil aangaande die contacten kenbaar te maken.
De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
De rechtbank acht op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen bewezen dat
[slachtoffer] ten tijde van het plaatsvinden van de ontuchtige handelingen lijdende was aan een gebrekkige ontwikkeling van haar geestvermogens. Uit de verklaringen van de psycholoog/gedragsdeskundige én haar mentor blijkt immers dat zij een verstandelijke beperking heeft, dat zij een IQ heeft tussen ongeveer 52 en 58, dat zij functioneert op het niveau van een 11 à 12 jarige, dat zij kinderlijk kan reageren, dat zij op emotioneel vlak weinig weerbaar is en dat zij afhankelijk is van haar begeleiders, waaronder destijds met name van verdachte, zijnde haar oom, mentor en bewindvoerder. De gebrekkige ontwikkeling vindt voorts steun in het beeld dat van haar naar voren komt uit het hiervoor genoemde studioverhoor. De rechtbank gaat ervan uit dat hetgeen hiervoor is weergegeven omtrent haar beperkingen en functioneren ook geldt op seksueel gebied. Er is immers geen aanleiding te veronderstellen dat dit juist op seksueel gebied anders zou zijn.
De rechtbank acht op grond van het vorenstaande bewezen dat [slachtoffer] aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling van haar geestvermogens lijdt dat zij in de onderhavige specifieke situatie – te weten in relatie tot verdachte (haar oom), terwijl er sprake is van een ongelijke machtsverhouding nu verdachte op dat moment fungeerde als haar mentor en bewindvoerder – niet of onvolkomen in staat was om haar wil omtrent het ondergaan van of meewerken aan seksuele handelingen te bepalen, kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden.
5.3.2.4 De wetenschap van verdachte
De rechtbank dient vervolgens de vraag te beantwoorden of verdachte wist dat [slachtoffer] ten aanzien van de seksuele contacten – kort gezegd – wilsonbekwaam was.
De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
Een mentorschap wordt door de kantonrechter – kort gezegd – uitgesproken met betrekking tot een meerderjarige indien hij of zij als gevolg van een geestelijke of lichamelijke toestand tijdelijk of duurzaam niet in staat is of bemoeilijkt wordt zijn of haar belangen van niet-vermogensrechtelijke aard zelf behoorlijk waar te nemen (artikel 450 van het Burgerlijk Wetboek). Bewindvoering ziet juist op de belangen van vermogensrechtelijke aard. Verdachte was vanaf 1998 mentor én bewindvoerder van [slachtoffer] . Ter terechtzitting van 27 februari 2018 heeft verdachte verklaard dat hij destijds al op de hoogte was van het feit dat [slachtoffer] een IQ heeft tussen ongeveer 52 en 58 en dat hij wist dat zij functioneerde op het niveau van een 11 à 12 jarige.
Op grond van het vorenstaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte wist dat er bij [slachtoffer] sprake was van een verstandelijke beperking en dat zij daardoor onvolkomen in staat was om haar wil omtrent het ondergaan van of meewerken aan seksuele handelingen te bepalen, kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden.
De rechtbank acht, gelet op het vorenstaande, het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hieronder bewezen is verklaard.