Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
600,00
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 16 maart 2018 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de Stichting Leger des Heils Welzijns- en Gezondheidszorg (hierna: Leger des Heils W&G) en een gedaagde partij, die in een woning verbleef die door het Leger des Heils W&G was gehuurd. De gedaagde had ernstige overlast veroorzaakt, wat leidde tot meerdere meldingen bij de politie. Het Leger des Heils W&G vorderde de ontruiming van de woning, stellende dat de gedaagde zonder recht of titel in de woning verbleef, omdat de zorgovereenkomst en de huurovereenkomst rechtsgeldig waren beëindigd.
De procedure begon met een dagvaarding op 9 februari 2018, gevolgd door een mondelinge behandeling op 1 maart 2018. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde in elk geval sinds 17 november 2017 zonder recht of titel in de woning verbleef, omdat de overeenkomsten rechtsgeldig waren beëindigd. De kantonrechter overwoog dat de gedaagde niet had voldaan aan zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst, wat leidde tot ernstige overlast voor de omwonenden. De rechter concludeerde dat de gevorderde ontruiming toewijsbaar was, gezien de omstandigheden en de belangenafweging tussen partijen.
De kantonrechter heeft de gedaagde veroordeeld om binnen veertien dagen na betekening van het vonnis de woning te ontruimen, met een dwangsom voor elke dag dat hij hieraan niet voldeed. Tevens werd de gedaagde in de proceskosten veroordeeld, die op € 817,01 werden begroot. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.