ECLI:NL:RBMNE:2018:952

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 maart 2018
Publicatiedatum
13 maart 2018
Zaaknummer
6573454 UV EXPL 18-5
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • G.J. van Binsbergen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van een woning wegens ernstige overlast en de relatie tussen zorgovereenkomst en huurovereenkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 16 maart 2018 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de Stichting Leger des Heils Welzijns- en Gezondheidszorg (hierna: Leger des Heils W&G) en een gedaagde partij, die in een woning verbleef die door het Leger des Heils W&G was gehuurd. De gedaagde had ernstige overlast veroorzaakt, wat leidde tot meerdere meldingen bij de politie. Het Leger des Heils W&G vorderde de ontruiming van de woning, stellende dat de gedaagde zonder recht of titel in de woning verbleef, omdat de zorgovereenkomst en de huurovereenkomst rechtsgeldig waren beëindigd.

De procedure begon met een dagvaarding op 9 februari 2018, gevolgd door een mondelinge behandeling op 1 maart 2018. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde in elk geval sinds 17 november 2017 zonder recht of titel in de woning verbleef, omdat de overeenkomsten rechtsgeldig waren beëindigd. De kantonrechter overwoog dat de gedaagde niet had voldaan aan zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst, wat leidde tot ernstige overlast voor de omwonenden. De rechter concludeerde dat de gevorderde ontruiming toewijsbaar was, gezien de omstandigheden en de belangenafweging tussen partijen.

De kantonrechter heeft de gedaagde veroordeeld om binnen veertien dagen na betekening van het vonnis de woning te ontruimen, met een dwangsom voor elke dag dat hij hieraan niet voldeed. Tevens werd de gedaagde in de proceskosten veroordeeld, die op € 817,01 werden begroot. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 6573454 UV EXPL 18-5 YT/1301
Kort geding vonnis van 16 maart 2018
inzake
de stichting
Stichting Leger des Heils Welzijns- en Gezondheidszorg,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verder ook te noemen het Leger des Heils W&G,
eisende partij,
gemachtigden: mr. T.W. de Waard en mr. P. Jahan,
tegen:
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [gedaagde] ,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. M.L. van Opijnen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
– de dagvaarding van 9 februari 2018 met producties 1 tot en met 15,
– een nagekomen productie 16 van het Leger des Heils W&G,
– nagekomen producties 17 en 18 van het Leger des Heils W&G,
– producties 1 en 2 van [gedaagde] ,
– de mondelinge behandeling op 1 maart 2018,
– de pleitnotities van het Leger des Heils W&G,
– de pleitnotitie van [gedaagde] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Het Leger des Heils W&G verleent op diverse wijzen hulp aan personen die hulp nodig hebben, onder meer door middel van het project [naam] . In het kader van dit project huurt het Leger des Heils W&G woningen om dakloze mensen met meervoudige problemen onderdak met intensieve begeleiding en ondersteuning aan te bieden, wanneer zij om hulp vragen. Het doel hiervan is de resocialisatie van deze daklozen. Het Leger des Heils W&G sluit dan een zorgovereenkomst en een huurovereenkomst met de desbetreffende persoon.
2.2.
Het Leger des Heils W&G, althans het Leger des Heils […] Nederland (een onderdeel van het Leger des Heils W&G) heeft in het kader van het het project [naam] met de woningcorporatie Stichting Mitros (hierna: Mitros) een “Huurovereenkomst zelfstandige woonruimte” gesloten (hierna ook: de huurovereenkomst met Mitros), waarbij Mitros aan het Leger des Heils […] Nederland een woning te [woonplaats] heeft verhuurd die plaatselijk bekend is als [adres] , met ingang van 4 april 2017.
2.3.
[gedaagde] heeft hulp gezocht bij het Leger des Heils W&G en kwam in aanmerking voor deelname aan het project [naam] . Het Leger des Heils W&G heeft daarop met [gedaagde] de volgende overeenkomsten gesloten:
1) de “Zorgovereenkomst W&G voor ambulante zorg aan een individuele cliënt”, met ingang van 27 juli 2017 (hierna ook: de zorgovereenkomst);
2) het “Huurcontract voor onbepaalde tijd zelfstandige woonruimte met omklapmogelijkheid, met zorgbepaling Leger des Heils”, met ingang van 27 juli 2017 (hierna ook: de huurovereenkomst met [gedaagde] ), waarbij het Leger des Heils W&G aan [gedaagde] de woning [adres] te [woonplaats] (hierna: de woning) heeft verhuurd.
2.4.
De huurovereenkomst met Mitros houdt onder meer het volgende in:
“(...)
Artikel 2
Het gehuurde is uitsluitend bestemd om te worden gebruikt als woonruimte en ten behoeve van de doelstellingen van de huurder.
Artikel 3
De overeenkomst is met ingang van 4 april 2017 aangegaan voor onbepaalde tijd.
Artikel 4
(…)
4.2
De door huurder aan verhuurder verschuldigde huurprijs bedraagt € 557,72 (…) per maand. De huurprijs wordt jaarlijks gewijzigd overeenkomstig de bij of krachtens de wet bepaalde wijze.
4.3
Het maandelijks voorschotbedrag met betrekking tot de kosten van nutsvoorzieningen met een individuele meter en servicekosten bedraagt € 12,56.
(…)
Artikel 7
7.1
Op deze overeenkomst zijn van toepassing de bijgevoegde Algemene Huurvoorwaarden voor zelfstandige woonruimte 2015.
7.2 (…)
De in dit artikel bedoelde bijlagen maken deel uit van de huurovereenkomst.
(...)”
In de genoemde Algemene Huurvoorwaarden (hierna ook: de Algemene Huurvoorwaarden van Mitros) is onder meer het volgende bepaald:
“(...)
Overlast
6.9
Huurder dient ervoor zorg te dragen dat aan omwonenden geen overlast of hinder wordt veroorzaakt door huurder, huisgenoten, huisdieren of door derden die zich vanwege huurder in, rondom of in de directe nabijheid van het gehuurde of in de gemeenschappelijke ruimten bevinden.
(...)”
2.5.
In de zorgovereenkomst met [gedaagde] wordt het Leger des Heils W&G aangeduid als W&G en [gedaagde] als cliënt. In deze zorgovereenkomst is onder meer het volgende bepaald:
“(...)
1. De overeenkomst gaat in met ingang van 27-01-2017.
2. Het op te stellen zorgplan maakt onderdeel uit van deze overeenkomst.
(…)
7. De cliënt bevestigt hierbij dat hij/zij de “Algemene leveringsvoorwaarden Leger des Heils Welzijns- en Gezondheidszorg voor zorg zonder verblijf maart 2012” heeft ontvangen en is ervan op de hoogte dat deze algemene voorwaarden onderdeel uit maken van de overeenkomst.
(…)
Bij het aangaan van deze overeenkomst heeft de cliënt van W&G de volgende schriftelijke informatie ontvangen:
– klachtenreglement;
– de van toepassing zijnde productfolder;
– brochure Cliëntwijzer Leger des Heils van A tot Z;
– eigen bijdrage regeling;
– algemene voorwaarden behorend bij deze overeenkomst.
(…)”
In de genoemde Algemene Voorwaarden (hierna ook: de Algemene Voorwaarden bij de zorgovereenkomst) is onder meer het volgende bepaald:
“(...)
ARTIKEL 2 – Toepasselijkheid
1. Deze algemene voorwaarden zijn van toepassing op de tussen de cliënt en de zorgaanbieder gesloten overeenkomst (…) met betrekking tot zorg zonder verblijf.
(…)
ARTIKEL 24 – Verplichtingen van de cliënt
(…)
4. De cliënt onthoudt zich van gedrag dat schadelijk is voor de gezondheid of het welzijn van andere cliënten, bezoekers, zorgverleners, andere personen werkzaam bij of in opdracht van de zorgaanbieder en vrijwilligers.
(…)
ARTKEL 31 – Opzegging door de zorgaanbieder
1. De zorgaanbieder kan de overeenkomst uitsluitend opzeggen:
(…)
f. om gewichtige redenen, mits is voldaan aan de volgende voorwaarden:
i. de zorgaanbieder heeft de gronden waarop de voorgenomen opzegging berust met de cliënt
besproken;
ii. de zorgaanbieder heeft de cliënt een passend alternatief aangeboden;
iii. de zorgaanbieder heeft de cliënt gewezen op de mogelijkheid een klacht in te dienen;
iv. de zorgaanbieder neemt een redelijke opzegtermijn in acht.
(...)”
Bij deze Algemene Voorwaarden behoort een “Artikelsgewijze toelichting bij de Algemene Voorwaarden voor zorg zonder verblijf (...)”, (hierna ook: de toelichting bij de Algemene Voorwaarden bij de zorgovereenkomst), waarin onder meer het volgende is vermeld:
“(...)
Artikel 2 Toepasselijkheid
Zorg zonder verblijf is zorg die cliënten in hun eigen woning ontvangen. We noemen dat ook wel zorg thuis of thuiszorg. De eigen woning kan een woning in de wijk zijn, maar ook een aanleunwoning. (…)
(…).
2.6.
In de huurovereenkomst met [gedaagde] wordt het Leger des Heils W&G aangeduid als verhuurder en [gedaagde] als huurder. In deze overeenkomst is onder meer het volgende bepaald:
“(...)
partijen nemen het volgende in aanmerking:
– Verhuurder is een zorgorganisatie die zich statutair ten doel stelt het leveren van zorg en diensten op het terrein van intra- en extramurale zorg- en dienstverlening van personen, (…).
– Verhuurder heeft in het kader hiervan van de woningbouwvereniging Mitros een appartement gehuurd, specifiek bestemd voor de hiervoor genoemde doelgroep;
– Als gevolg van het besluit van de overheid tot het scheiden van wonen en zorg zal verhuurder voortaan rechtstreeks huurovereenkomsten met haar cliënten sluiten;
– Door deze vorm van verhuur gecombineerd met het leveren van zorg door verhuurder in het appartement dat verhuurder [bedoeld is blijkbaar: huurder; opmerking rechter] huurt, biedt verhuurder de mogelijkheid aan huurder om met zorg zelfstandig te wonen;
(…)
– Verhuurder stelt de woning aan huurder enkel ter beschikking om de hulpverlening door het Leger des Heils mogelijk te maken en derhalve is geen huurbescherming van toepassing;
(…)
– Huurder is zich ervan bewust dat de huisvesting en de zorgverlening qua omvang, financiering en organisatie alleen mogelijk is indien de zorg afgenomen wordt via verhuurder;
– Huurder verplicht zich derhalve gedurende de duur van deze huurovereenkomst de zorg uitsluitend van verhuurder af te nemen, een afschrift van de zorgovereenkomst is aan deze huurovereenkomst gehecht;
(…)
Artikel 1 Verhuurder verhuurt aan huurder die in huur aanneemt het appartement, gelegen aan de [adres] , [postcode] , te [woonplaats] (…), hierna te noemen: “het gehuurde”. (…)
(…)
Artikel 3 De huurovereenkomst is met ingang van 27 juli 2017 aangegaan voor onbepaalde tijd, te weten voor maximaal de duur van de zorgleveringsovereenkomst.
(…)
4.1.
Vanaf de ingangsdatum van de huur is huurder maandelijks een prijs verschuldigd. (…)
4.2.
De door huurder verschuldigde netto huurprijs bedraagt: € 557,72.
De huurprijs wordt jaarlijks gewijzigd overeenkomstig de bij of krachtens de wet bepaalde wijze.
4.3.
Het maandelijks bedrag met betrekking tot de servicekosten bedraagt: € 12,56
(…)
Per 1 augustus 2017 betaalt huurder: € 570,68 per maand.
(…)
Artikel 9
9.1.
De huurder verklaart te hebben ontvangen:
a. de ALGEMENE HUURVOORWAARDEN HUUROVEREENKOMST ZELFSTANDIGE WOONRUIMTE LEGER DES HEILS (…);
(…)
9.2.
De in het eerste lid van dit artikel bedoelde bijlagen maken deel uit van de huurovereenkomst.
(...)”
In de genoemde Algemene Huurvoorwaarden (hierna ook te noemen: de Algemene Voorwaarden bij de huurovereenkomst) is onder meer het volgende vermeld:
“(...)
DE ALGEMENE VERPLICHTINGEN VAN HUURDER
Artikel 5
(…)
5.6.
Huurder dient ervoor zorg te dragen dat aan omwonenden geen overlast of hinder wordt veroorzaakt door huurder, huisgenoten, huisdieren of door derden die zich vanwege huurder in het gehuurde of in de gemeenschappelijke ruimten bevinden.
(…)”
2.7.
[gedaagde] is op 27 juli 2017 in de woning gaan wonen.
2.8.
Op 1 en 2 augustus 2017 heeft de politie de eerste meldingen ontvangen van geluidsoverlast in en rond de woning van [gedaagde] . De politie heeft ook nadien bij herhaling meldingen ontvangen van geluidsoverlast die [gedaagde] in en om zijn woning heeft veroorzaakt.
2.9.
Bij e-mailbericht van 3 augustus 2017 heeft Mitros aan het Leger des Heils W&G – onder meer – meegedeeld dat zij, Mitros, meldingen van ernstige overlast heeft ontvangen van buren van [gedaagde] betreffende overlast en bedreiging door [gedaagde] en zijn vriendin.
2.10.
In een gesprek met [gedaagde] op 17 augustus 2017 heeft de heer [A] (hierna: [A] ), [beroep van A] van het Leger des Heils W&G, aan [gedaagde] een officiële waarschuwing gegeven voor de door hem, [gedaagde] , veroorzaakte overlast door geluid en door bezoek met overlastgevend gedrag. Daarbij heeft [A] [gedaagde] tevens gewaarschuwd dat in geval van eventuele volgende overlastmeldingen de beëindiging van zijn traject van [naam] het gevolg kon zijn. Dit gesprek is bevestigd in een brief van diezelfde datum, welke brief tijdens het genoemde gesprek aan [gedaagde] is overhandigd.
2.11.
In een gesprek met [gedaagde] op 26 september 2017, bevestigd in een brief van 29 september 2017 aan [gedaagde] , heeft [A] aan [gedaagde] meegedeeld – kort weergegeven – (i) dat Mitros de woning had teruggevorderd in verband met de vele meldingen van overlast; (ii) dat na de officiële waarschuwing op 17 augustus 2017 – hiervoor onder 2.10 vermeld – de overlastmeldingen bij de politie niet waren verminderd; (iii) dat daardoor voor hem, [gedaagde] , het traject van [naam] zowel voor wonen als voor begeleiding beëindigd moet worden; en (iv) dat hij de woning uiterlijk 16 oktober 2017 moet opleveren.
2.12.
[gedaagde] heeft vervolgens opnieuw overlast veroorzaakt en bedreigingen geuit. Hij heeft op 16 oktober 2017 de woning niet opgeleverd.
2.13.
In een gesprek met [gedaagde] op 17 november 2017, bevestigd bij brief van diezelfde datum van [A] aan [gedaagde] , is aan [gedaagde] meegedeeld – kort weergegeven – (i) dat hij andere woonruimte kreeg aangeboden op de locatie [locatie] te [woonplaats] ; (ii) dat zijn begeleider de heer [B] (hierna: [B] ) hem kon helpen bij het organiseren van de verhuizing; en (iii) dat hij uiterlijk op 29 november 2017 om 17:00 uur de woning moest opleveren en de sleutel ervan moest inleveren.
2.14.
De verhuizing is vervolgens afgesproken en georganiseerd voor 29 november 2017. De verhuizing kon echter geen doorgang vinden doordat [gedaagde] op die dag heeft geweigerd de deur open te doen voor de hulpverleners, en hij daarbij ook zijn begeleider [B] dreigend heeft bejegend. In diezelfde nacht is opnieuw bij de politie melding gemaakt van ernstige geluidsoverlast door [gedaagde] .
2.15.
Bij aangetekende brief aan [gedaagde] van 1 december 2017 heeft de raadsman van het Leger des Heils W&G – kort weergegeven en voor zover hier van belang – [gedaagde] gesommeerd om de woning uiterlijk 8 december 2017 te ontruimen, met daarbij de mededeling dat bij gebreke van die ontruiming een juridische procedure tot ontruiming zou worden gestart.
2.16.
[gedaagde] heeft aan de genoemde sommatie niet voldaan en heeft ook na die datum van 8 december 2017 en ook nog na de datum van dagvaarding in dit kort geding, 9 februari 2018, zijn overlastveroorzakende gedrag voortgezet.

3.Het geschil

3.1.
Het Leger des Heils W&G vordert – samengevat – het volgende:
- [gedaagde] te veroordelen om binnen zeven dagen na de datum van dit vonnis de woning te ontruimen en vervolgens ontruimd te houden, op verbeurte van een dwangsom;
met veroordeling van [gedaagde] in de kosten en nakosten van dit geding.
3.2.
[gedaagde] voert verweer.
3.3.
De stellingen van partijen komen hierna aan de orde.

4.De beoordeling

4.1.
Het Leger des Heils W&G heeft de spoedeisendheid van de vordering voldoende onderbouwd, zodat de vordering inhoudelijk kan worden beoordeeld.
4.2.
Inhoudelijk stelt de kantonrechter voorop dat het hier gaat om een voorlopige voorziening. Gelet op de ernstige gevolgen van een ontruiming voor [gedaagde] , is voor toewijzing van die ontruiming in dit kort geding vereist dat het hoogst waarschijnlijk is dat de bodemrechter desgevraagd de ontruiming zal toewijzen. Voor het antwoord op de vraag of aan deze eis is voldaan, is het volgende van belang.
4.3.
Het Leger des Heils W&G stelt allereerst als grond voor de gevorderde ontruiming – kort weergegeven – dat [gedaagde] zonder recht of titel in de woning verblijft omdat het Leger des Heils W&G de beide overeenkomsten met hem rechtsgeldig heeft beëindigd. Het Leger des Heils W&G gaat er daarbij onder meer van uit dat er geen huurbeschermingsbepalingen van toepassing zijn.
Voor zover er wel sprake zou zijn van huurbescherming, stelt het Leger des Heils W&G als grond voor de gevorderde ontruiming dat de door [gedaagde] veroorzaakte overlast een zodanig ernstige, stelselmatige tekortkoming vormt van zijn huurdersverplichtingen dat de bodemrechter tot ontbinding van de huurovereenkomst zal besluiten en de ontruiming dan als voorlopige maatregel gerechtvaardigd is.
4.4.
[gedaagde] voert daartegen – eveneens kort weergegeven – het volgende aan.
Ten aanzien van de eerstgenoemde grond die het Leger des Heils W&G heeft gesteld, te weten het verblijf in de woning zonder recht of titel, heeft [gedaagde] allereerst aangevoerd dat er geen expliciete koppeling bestaat tussen de zorgovereenkomst en de huurovereenkomst, zodat onwaarschijnlijk is dat volgens de bodemrechter met de beëindiging van de zorgovereenkomst ook de huurovereenkomst is geëindigd. Verder heeft [gedaagde] op dit punt aangevoerd dat de Algemene Voorwaarden bij de zorgovereenkomst in dit geval niet van toepassing zijn, omdat die zien op een situatie die zich volgens [gedaagde] hier niet voordoet, te weten op “zorg zonder verblijf”, zodat het Leger des Heils W&G zich niet kan beroepen op de daarin opgenomen opzeggingseis, waaraan het Leger des Heils W&G stelt te hebben voldaan, aldus [gedaagde] . Voor zover die Algemene Voorwaarden en daarmee die opzeggingseis wel van toepassing zouden zijn, voert [gedaagde] aan dat het Leger des Heils W&G niet aan die opzeggingseis heeft voldaan.
Ten aanzien van de tweede grond die het Leger des Heils W&G heeft gesteld, de tekortkoming van [gedaagde] in zijn huurdersverplichtingen door de overlast, heeft [gedaagde] erkend dat die overlast heeft plaatsgevonden maar daarmee staat volgens hem nog geenszins vast dat de bodemrechter tot ontbinding van de (huur)overeenkomst zal overgaan. Hij voert daartoe meerdere redenen aan, die zo nodig hierna aan de orde komen.
4.5.
De kantonrechter zal eerst beoordelen of voldoende aannemelijk is dat [gedaagde] zonder recht of titel in de woning verblijft, nu het Leger des Heils W&G dit als primaire grond voor de gevorderde ontruiming heeft gesteld.
4.6.
Voor zover het verweer van [gedaagde] op dit punt inhoudt dat er geen expliciete koppeling bestaat tussen de zorgovereenkomst en de huurovereenkomst, kan dit verweer niet worden aanvaard. Volgens de onweersproken stelling van het Leger des Heils W&G zijn de beide overeenkomsten met [gedaagde] – zoals hiervoor onder 2.1 en 2.3 is vermeld – gesloten in het kader van het project [naam] , waarin aan de hulpvragende dakloze persoon een combinatie van onderdak met begeleiding en ondersteuning wordt geboden. Ook blijkt uit de hiervoor onder 2.6 vermelde bepalingen in de considerans en artikel 3 van de huurovereenkomst met [gedaagde] dat de woning uitsluitend in het kader van de aan [gedaagde] te verlenen zorg en begeleiding aan hem is toegewezen. Naar voorlopig oordeel is onder deze omstandigheden evident dat er een koppeling tussen de beide overeenkomsten bestaat, waarin het zorgelement overheerst, en kan op grond daarvan ook worden aangenomen dat er geen huurbeschermingsbepalingen van toepassing zijn.
4.7.
Ook het verweer van [gedaagde] dat de Algemene Voorwaarden bij de zorgovereenkomst hier niet van toepassing zijn, kan niet worden aanvaard. Deze Algemene Voorwaarden zien wel op “zorg zonder verblijf”, maar volgens de Artikelsgewijze Toelichting bij die voorwaarden – zoals hiervoor onder 2.5 is vermeld – moet onder “zorg zonder verblijf” worden verstaan: de zorg die cliënten in hun eigen woning ontvangen. Die situatie doet zich hier voor, nu [gedaagde] immers in het kader van het project [naam] als onderdak een eigen woning heeft toegewezen gekregen. Anders dan [gedaagde] stelt, kan het Leger des Heils W&G zich dan ook op die Algemene Voorwaarden en de daarin opgenomen opzeggingseis beroepen. Voor zover [gedaagde] voor dat geval heeft aangevoerd dat het Leger des Heils W&G aan die opzeggingseis niet heeft voldaan, komt dit zo nodig hierna aan de orde.
4.8.
Beoordeeld moet dan worden of het Leger des Heils W&G, zoals het heeft gesteld, de beide overeenkomsten met [gedaagde] rechtsgeldig heeft beëindigd. Het Leger des Heils W&G stelt daartoe nader dat het de zorgovereenkomst overeenkomstig de geldende opzeggingseis in artikel 31 lid f van de Algemene Voorwaarden bij die zorgovereenkomst, te weten gewichtige redenen, heeft opgezegd. Die gewichtige redenen liggen volgens het Leger des Heils W&G in het gedrag van [gedaagde] , die in strijd met zijn overeengekomen verplichtingen structureel ernstige overlast heeft veroorzaakt en zich niet begeleidbaar heeft opgesteld voor de overeengekomen hulpverlening. Nu daarmee de zorgovereenkomst rechtsgeldig is beëindigd, is ook de huurovereenkomst rechtsgeldig geëindigd aangezien er geen huurbeschermingsbepalingen van toepassing zijn, aldus het Leger des Heils W&G.
4.9.
Ten aanzien van de opzegging van de zorgovereenkomst stelt de kantonrechter voorop dat het in de genoemde opzeggingseis in artikel 31 lid f van de bijbehorende Algemene Voorwaarden – hiervoor vermeld onder 2.5 – niet alleen gaat om de door het Leger des Heils W&G gestelde gewichtige redenen, maar dat daarbij ook aan vier nader genoemde voorwaarden moet zijn voldaan. Die voorwaarden komen daarom hierna eveneens aan de orde.
4.10.
Ten aanzien van het vereiste van gewichtige redenen kan er naar het oordeel van de kantonrechter geen twijfel over bestaan dat de door het Leger des Heils W&G gestelde redenen als gewichtige redenen kunnen gelden. Immers, uit de overgelegde politiemeldingen (producties 3 en 13 tot en met 16 van het Leger des Heils W&G) en het overgelegde
e-mailbericht van Mitros van 3 augustus 2017 (productie 4 van het Leger des Heils W&G) blijkt dat [gedaagde] al van begin af aan en vervolgens bij herhaling ernstige overlast voor de omwonenden heeft veroorzaakt, hetgeen in strijd is met zijn overeengekomen verplichtingen op dat punt. Volgens de onweersproken stelling van het Leger des Heils W&G heeft [gedaagde] ondanks herhaalde waarschuwingen dit overlast veroorzakende gedrag niet veranderd. Ten aanzien van de overeengekomen hulpverlening heeft [gedaagde] niet weersproken dat hij zich niet begeleidbaar heeft opgesteld doordat hij – zoals het Leger des Heils W&G nader heeft gesteld – zijn begeleider meerdere malen agressief heeft bejegend.
4.11.
Aan de orde komt dan of het Leger des Heils W&G ook aan de vier genoemde voorwaarden heeft voldaan.
4.12.
Vast staat dat is voldaan aan de eerstgenoemde voorwaarde, te weten dat de gronden voor de voorgenomen opzegging met [gedaagde] zijn besproken, nu het Leger des Heils W&G – zoals hiervoor onder 2.10 is vermeld – in het gesprek op 17 augustus 2017 inzake de officiële waarschuwing en de daarbij overhandigde brief, [gedaagde] tevens heeft gewaarschuwd voor de mogelijkheid van beëindiging van zijn traject bij [naam] wanneer verdere overlastmeldingen zouden volgen.
4.13.
De tweede voorwaarde betreft het aanbieden van een passend alternatief. Voor zover [gedaagde] op dit punt heeft aangevoerd dat bij de opzegging in de onder 2.11 vermelde brief van 29 september 2017 geen passend alternatief was aangeboden, rijst de vraag of in de gegeven omstandigheden het aanbieden van een alternatief wel mogelijk was en daarmee dus ook of het wel mogelijk was om aan deze voorwaarde te voldoen. Het aanbieden van andere hulpverlening moet hier immers buiten beschouwing blijven nu [gedaagde] zelf – zoals hiervoor onder 4.10 is vermeld – door zijn gedrag heeft veroorzaakt dat de overeengekomen hulpverlening niet kon worden uitgevoerd. Indien dan – ondanks de overeengekomen combinatie van wonen en zorg in het [naam] -traject – het aanbieden van andere woonruimte als het aanbieden van een alternatief wordt aangemerkt, geldt dat het Leger des Heils W&G daaraan nog niet had voldaan bij de genoemde opzeggingsbrief van 29 september 2017, maar vervolgens wel bij het aanbod van andere woonruimte zoals vermeld in de onder 2.13 vermelde brief van 17 november 2017. Dit alternatief moet als passend worden beoordeeld, nu [gedaagde] op dit punt enkel desgevraagd ter zitting heeft verklaard dat hij – samengevat – alleen om een aantal persoonlijke redenen niet in die andere woonruimte wil gaan wonen.
4.14.
De derde voorwaarde houdt in dat [gedaagde] moet zijn gewezen op de mogelijkheid van het indienen van een klacht. [gedaagde] heeft op dit punt onweersproken gesteld dat het Leger des Heils W&G hem niet op die mogelijk heeft gewezen, terwijl een mededeling in die zin ook niet is vermeld in de meergenoemde opzeggingsbrief van 29 september 2017. Het Leger des Heils W&G heeft daartegenover ter zitting onweersproken gesteld dat [gedaagde] ook zonder die uitdrukkelijke mededeling desgewenst heel goed tot het indienen van een klacht in staat was geweest. Dit is vooralsnog voldoende aannemelijk, niet alleen gezien de opstelling van [gedaagde] in de loop van het traject, maar ook gezien de vermelding in de zorgovereenkomst dat bij het aangaan van die overeenkomst op 27 juli 2017 aan [gedaagde] onder meer ook een klachtenreglement was uitgereikt, zodat hij bekend was met de mogelijkheid van het indienen van een klacht.
4.15.
De vierde voorwaarde betreft het in acht nemen van een redelijke termijn voor de opzegging van de overeenkomst. In de genoemde opzeggingsbrief van 29 september 2017 wordt niet een opzegtermijn als zodanig vermeld, maar wordt alleen vermeld dat wegens de daar genoemde redenen het traject van [naam] in zowel wonen als begeleiden moet worden beëindigd en dat als gevolg daarvan (i) [gedaagde] de woning binnen 14 dagen, althans uiterlijk 16 oktober 2017, moet opleveren en (ii) de hulpverlening met hem zal worden afgerond. Indien echter die aangezegde termijn voor oplevering van de woning ook als opzegtermijn wordt begrepen, geldt dat die termijn als redelijk moet worden beoordeeld, gelet op (i) de ernst van de door [gedaagde] veroorzaakte overlast die aan de opzegging ten grondslag was gelegd, en (ii) het feit dat [gedaagde] reeds in het genoemde gesprek op 17 augustus 2017 uitdrukkelijk voor die mogelijkheid van opzegging was gewaarschuwd maar desondanks zijn overlastveroorzakende gedrag niet had beëindigd.
4.16.
Uit de voorgaande overwegingen volgt dat het Leger des Heils W&G nog niet op 29 september 2017, althans na afloop van de daarbij verleende termijn tot 16 oktober 2017, geheel had voldaan aan de opzeggingseis van artikel 31 lid f van de Algemene Voorwaarden bij de zorgovereenkomst, maar wel bij het aanbod van de andere woonruimte op 17 november 2017.
4.17.
Naar het oordeel van de kantonrechter is dan voldoende aannemelijk dat de beide overeenkomsten met [gedaagde] in elk geval op 17 november 2017 rechtsgeldig zijn geëindigd, nu de aan [gedaagde] aangezegde opzegging/beëindiging immers het [naam] -traject van [gedaagde] betrof, in welk kader die beide overeenkomsten tezamen waren gesloten. Bovendien is volgens artikel 3 van de huurovereenkomst met [gedaagde] die overeenkomst voor maximaal de duur van de zorgovereenkomst aangegaan, zodat ook op die grond met de beëindiging van de zorgovereenkomst tevens de huurovereenkomst was beëindigd.
4.18.
Nu hieruit volgt dat naar voorlopig oordeel [gedaagde] in elk geval sinds die datum van 17 november 2017, althans na afloop van de toen verleende opleveringstermijn tot 29 november 2017, zonder recht of titel in de woning verblijft, is voldaan aan de primair door het Leger des Heils W&G gestelde grond voor de gevorderde ontruiming, zodat de gevorderde ontruiming in beginsel voor toewijzing vatbaar is. De overige gronden voor de ontruiming en het verweer daartegen behoeven dan geen bespreking meer.
4.19.
Een afweging van de belangen van partijen leidt niet tot een ander oordeel. Het belang van het Leger des Heils W&G bij de ontruiming volgt niet alleen uit het feit dat het [naam] -traject met [gedaagde] inmiddels, volgens het hiervoor vermelde oordeel, rechtsgeldig is beëindigd, maar ligt ook in het feit dat – volgens de onweersproken stelling van het Leger des Heils W&G – de hulpverleningsmogelijkheden van het Leger des Heils W&G schaars zijn en de woning nu niet aan een andere hulpzoekende ter beschikking kan worden gesteld. Het belang dat [gedaagde] daar tegenover heeft gesteld, kan geen gewicht in de schaal leggen, omdat [gedaagde] in het kader van de beoordeling van de primair door het Leger des Heils W&G gestelde grond voor de ontruiming – welke beoordeling in het voorgaande uitsluitend aan de orde was – alleen ter zitting desgevraagd als zijn belang heeft verklaard dat de aangeboden andere woonruimte om persoonlijke redenen voor hem geen alternatief vormt. Hoewel de beoordeling van de subsidiair door het Leger des Heils W&G gestelde grond voor de ontruiming, te weten een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst en de zorgovereenkomst, gelegen in de overlast veroorzaakt door [gedaagde] , thans niet aan de orde is, blijkt uit de stellingen van [gedaagde] in dat kader dat hij daarbij ook een aantal voor hem negatieve gevolgen van de ontruiming heeft aangevoerd. Die gestelde negatieve gevolgen moeten in het kader van deze belangenafweging mede in aanmerking worden genomen. [gedaagde] wijst voor die negatieve gevolgen op de door hem overgelegde verklaringen van zijn huisarts en van de sociaal psychiatrisch verpleegkundige die hem mede heeft begeleid (producties 1 en 2 van [gedaagde] ). Volgens de verklaring van de huisarts zal voor [gedaagde] met het wegvallen van zijn woonadres de continuïteit van de aan hem verleende zorg meteen verdwijnen, met als gevolg een verslechtering van zijn fysieke conditie. Volgens de verklaring van de sociaal psychiatrisch verpleegkundige baart de lichamelijke gesteldheid van [gedaagde] hem zorgen omdat [gedaagde] bij een eventuele ontruiming aangewezen zal zijn op de nachtopvang. Echter, gezien de door het Leger des Heils W&G aangeboden woonruimte te [woonplaats] , die het Leger des Heils W&G vervolgens voor hem beschikbaar heeft gehouden, zal het gevolg van de ontruiming voor [gedaagde] niet zijn dat hij weer dakloos wordt en dat hij aangewezen zal zijn op de nachtopvang, en dus ook niet dat zich dan de door de huisarts en de verpleegkundige gestelde negatieve gevolgen voor zijn fysieke conditie zullen voordoen. Dat [gedaagde] zelf om persoonlijke redenen van die aangeboden woonruimte te [woonplaats] geen gebruik wil maken, moet voor zijn rekening en risico blijven.
4.20.
Op grond van alle voorgaande overwegingen is naar het oordeel van de kantonrechter hoogst waarschijnlijk dat [gedaagde] ook volgens het eventuele oordeel van de bodemrechter zonder recht of titel in de woning verblijft, en dat op die grond de gevorderde ontruiming dan zal worden toegewezen.
4.21.
Nu hiermee is voldaan aan de onder 4.2 genoemde eis, is in dit kort geding de gevorderde ontruiming van de woning toewijsbaar en zal de kantonrechter deze toewijzen.
4.22.
Redelijkerwijs moet aan [gedaagde] de hierna te bepalen termijn voor de ontruiming worden gegund.
4.23.
De eveneens gevorderde dwangsom is als zodanig toewijsbaar, maar zal redelijkerwijs tot het hierna te bepalen bedrag worden gematigd en aan een maximum worden gebonden.
4.24.
Nu uit het voorgaande volgt dat [gedaagde] geheel in het ongelijk is gesteld, zal hij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van het Leger des Heils W&G worden begroot op:
– dagvaarding € 98,01
– griffierecht € 119,00
– salaris advocaat €
600,00
Totaal € 817,01
4.25.
De gevorderde nakosten zijn als zodanig toewijsbaar, maar de kantonrechter zal deze kosten op de hierna te vermelden wijze toewijzen, nu het hier gaat om een kort geding in een kantonprocedure.

5.De beslissing

De kantonrechter:
geeft de volgende onmiddellijke voorziening:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen veertien dagen na de betekening van dit vonnis de woning te [woonplaats] , plaatselijk bekend als [adres] , te ontruimen met alle personen en zaken die zich daarin bevinden, en daarin vervolgens niet meer terug te keren, met afgifte van de sleutels aan het Leger des Heils W&G en in de staat waarin [gedaagde] de woning heeft ontvangen bij aanvang van de huurovereenkomst, behoudens normale slijtage, conform het bepaalde in artikel 10 van de toepasselijke algemene huurvoorwaarden;
5.2.
bepaalt dat [gedaagde] een dwangsom verbeurt van € 50,00 voor elke dag dat hij na de onder 5.1 bepaalde termijn niet heeft voldaan aan de eveneens onder 5.1 vermelde veroordeling tot ontruiming, totdat een maximum van € 2.500,00 is bereikt;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van deze procedure, aan de zijde van het Leger des Heils W&G tot aan de datum van dit vonnis begroot op € 817,01, waarin begrepen € 600,00 voor salaris gemachtigde;
5.4.
veroordeelt [gedaagde] , onder de voorwaarde dat hij niet binnen veertien dagen na aanschrijving door het Leger des Heils W&G volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
– € 100,00 aan salaris gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na aanschrijving tot de voldoening,
– te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening tot de voldoening;
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.J. van Binsbergen, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 16 maart 2018.