In deze zaak vordert eiser, een huisarts, dat de rechtbank vaststelt dat de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot Bevordering der Geneeskunde (KNMG) toerekenbaar tekort is geschoten door zijn aanvraag tot herregistratie als huisarts op 17 oktober 2014 te weigeren. Eiser heeft in 2014 een verzoek tot herregistratie ingediend, maar dit werd afgewezen door de Registratiecommissie Geneeskundig Specialisten (RGS) van KNMG, omdat hij niet voldeed aan de vereisten voor het draaien van avond-, nacht- en weekenddiensten en het volgen van intercollegiale toetsing. Eiser heeft hiertegen bezwaar aangetekend, maar dit werd ongegrond verklaard. Na een hoger beroep bij de Raad van State, dat gegrond werd verklaard, werd zijn registratie met terugwerkende kracht verlengd tot 20 mei 2017. Eiser stelt KNMG aansprakelijk voor de schade die hij heeft geleden door de afwijzing van zijn herregistratie.
Tijdens de zitting heeft eiser zijn vordering aangepast en gesteld dat KNMG onrechtmatig heeft gehandeld. KNMG heeft verweer gevoerd en verzocht om niet-ontvankelijk verklaring van eiser in zijn vorderingen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de vordering van eiser niet voldoet aan het relativiteitsvereiste van artikel 6:163 BW, omdat de geschonden norm niet strekt tot bescherming van de inkomensbelangen van specialisten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eisen voor herregistratie zijn gericht op de kwaliteit van de zorg en niet op inkomensbescherming. Daarom heeft de rechtbank de vorderingen van eiser afgewezen en hem in de proceskosten veroordeeld.
De rechtbank heeft in haar beslissing de vorderingen van eiser afgewezen en hem veroordeeld in de kosten van het geding, die zijn begroot op € 1.522,--, met wettelijke rente over dit bedrag vanaf 14 dagen na de uitspraak. Het vonnis is uitgesproken door mr. M.E. Heinemann op 21 maart 2018.