ECLI:NL:RBMNE:2018:91

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 januari 2018
Publicatiedatum
12 januari 2018
Zaaknummer
C/16/452698 / JE RK 18-59
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging gesloten jeugdhulp voor minderjarige in justitiële jeugdinrichting

In deze zaak heeft de kinderrechter op 11 januari 2018 een machtiging gesloten jeugdhulp verleend voor de minderjarige, geboren in 2001, die momenteel verblijft in de Rijks justitiële jeugdinrichting (RJJI) te [vestigingsplaats]. De gecertificeerde instelling Samen Veilig Midden-Nederland heeft op 5 januari 2018 een verzoek ingediend voor de opname van de minderjarige in een gesloten accommodatie voor de duur van vier maanden, op basis van artikel 6.2.2 lid 2 van de Jeugdwet. De minderjarige is eerder veroordeeld tot jeugddetentie en heeft een voorwaardelijke PIJ-maatregel opgelegd gekregen, waarbij hij moet deelnemen aan een buitenlandproject in Spanje. De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld en de minderjarige is gehoord, evenals zijn advocaat en een vertegenwoordiger van de GI. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige opgroeit onder onveilige omstandigheden en dat hij de bescherming en structuur van een gesloten setting nodig heeft om verdere problemen te voorkomen. De kinderrechter heeft de machtiging verleend voor de duur van vier maanden, tot 11 mei 2018, en bepaald dat deze ten uitvoer wordt gelegd in de RJJI.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Familierecht
Zittingsplaats: Utrecht
Zaakgegevens: C/16/452698 / JE RK 18-59
Datum uitspraak: 11 januari 2018

Beschikking machtiging gesloten jeugdhulp

in de zaak van

de gecertificeerde instelling
Samen Veilig Midden-Nederland, hierna te noemen de GI, gevestigd te Utrecht,
betreffende

[minderjarige] , geboren op [2001] te [geboorteplaats] , hierna te noemen [minderjarige] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoek met bijlagen van de GI van 5 januari 2018, ingekomen bij de griffie op 5 januari 2018;
- de verklaring d.d. 5 januari 2018 dat een voorziening nodig is op het gebied van jeugdhulp en verblijf niet zijnde verblijf bij een pleegouder;
- de instemmende verklaring d.d. 10 januari 2018 van de gekwalificeerde gedragswetenschapper.
Op 11 januari 2018 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- mr. M. van Harskamp, de advocaat van [minderjarige] ,
- de heer [vertegenwoordiger van de GI 1] , een vertegenwoordiger van de GI.
Opgeroepen en niet verschenen is:
- de minderjarige [minderjarige] .
Aan de collega van de advocaat van [minderjarige] , mevrouw mr. C.J. van der Sloot, is bijzondere toegang verleend.

De feiten

Bij beschikking van 23 januari 2013 is [minderjarige] onder voogdij gesteld van Stichting Bureau Jeugdzorg Utrecht. De GI is de rechtsopvolger van Stichting Bureau Jeugdzorg.
[minderjarige] is bij vonnis van deze rechtbank van 22 december 2017 met parketnummer [parketnummer] veroordeeld tot onder meer vijf maanden jeugddetentie en een voorwaardelijke PIJ-maatregel (plaatsing in een inrichting voor jeugdigen). Daarbij is als bijzondere voorwaarde gesteld dat [minderjarige] zijn medewerking verleent aan plaatsing in een buitenlandtraject in Spanje, waarbij de voogd nadere aanwijzingen, doelen en behandelinterventies zal opleggen.
[minderjarige] verblijft momenteel in de Rijks justitiële jeugdinrichting (RJJI) [Jeugdinrichting] te [vestigingsplaats] .

Het verzoek

De GI heeft schriftelijk een machtiging verzocht om [minderjarige] in een gesloten accommodatie te doen opnemen en te doen verblijven voor de duur van vier maanden.
Ter zitting heeft de GI haar verzoek mondeling gewijzigd en verzocht om [minderjarige] op grond van art. 6.2.2 lid 2 Jeugdwet in een gesloten accommodatie, namelijk de RJJI [Jeugdinrichting] , zijnde een inrichting als bedoeld in art. 1 van de Beginselenwet justitiële inrichtingen, te doen opnemen en te doen verblijven voor de duur van vier maanden.

Het standpunt van verzoeker

Namens de GI is het volgende verklaard. Momenteel verblijft [minderjarige] op grond van het vonnis van 22 december 2017 in de RJJI [Jeugdinrichting] . [minderjarige] zal binnenkort, voor zover de GI weet op 14 januari 2018, vrijkomen. De precieze datum is voor de GI nog onduidelijk nu zij het vonnis nog niet heeft ontvangen. Het plan is dat [minderjarige] gaat deelnemen aan het Spanje-project van de [naam] . Tijdens dit project zal [minderjarige] psychologische begeleiding krijgen en zal hij aan zichzelf en aan zijn problematiek werken. Hierbij ligt de focus op verantwoordelijkheid leren nemen voor zijn eigen gedrag en het leren zelfstandig te worden. De intakeprocedure is momenteel aan de gang. Als hij niet aan dit project kan deelnemen zal de GI een ander vergelijkbaar buitenlandproject voor [minderjarige] zoeken. Ter overbrugging van de periode tussen de RJJI [Jeugdinrichting] en de plaatsing in het Spanje-project of een ander buitenlandproject, acht de GI een verblijf in een gesloten setting noodzakelijk.

De overige standpunten

Namens [minderjarige] is verklaard dat hij akkoord is met het gewijzigde verzoek. De rechtbank heeft er in haar vonnis van 22 december 2018 geen rekening mee gehouden dat hij na afloop van de jeugddetentie ergens moet verblijven tot hij naar het buitenland kan. Het liefst verblijft hij tijdens deze periode in de RJJI [Jeugdinrichting] of bij een familielid, bijvoorbeeld bij zijn oom. Het verblijf in de RJJI [Jeugdinrichting] bevalt [minderjarige] goed. Hij wil tot de plaatsing in het Spanje-project niet in een andere jeugdinrichting verblijven. De strafrechtadvocaat van [minderjarige] heeft de rechtbank verzocht de aan de voorwaardelijke PIJ-maatregel verbonden voorwaarden zo te wijzigen dat hij op grond van die voorwaarden gedurende de bedoelde periode in de RJJI [Jeugdinrichting] kan verblijven. Op 18 januari 2018 zal de rechtbank dit verzoek behandelen.

De beoordeling

Gelet op het bepaalde in artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet kan een machtiging gesloten jeugdhulp slechts worden verleend indien naar het oordeel van de kinderrechter deze jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren. Bovendien dient de opneming en verblijf noodzakelijk te zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken.
De kinderrechter overweegt als volgt. [minderjarige] is opgegroeid onder wisselende en spanningsvolle omstandigheden in een gewelddadig en onveilig gezinssysteem. Hij is op achtjarige leeftijd uithuisgeplaatst en heeft sinds verbleven op veel verschillende plekken, zowel open als gesloten groepen en zowel in een strafrechtelijke als in een civielrechtelijke setting. Er zijn meerdere psychologische en psychiatrische onderzoeken naar hem uitgevoerd. Hieruit is onder andere gebleken dat er bij [minderjarige] sprake is van een disharmonisch profiel; verbaal op een gemiddeld niveau en visueel-ruimtelijk op een beneden gemiddeld niveau. Op sociaal-emotioneel gebied heeft [minderjarige] zich zorgelijk ontwikkeld. Zo is er sprake van een oppositionele-opstandige stoornis, een norm-overschrijdend-gedragsstoornis met begin in de kindertijd, een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling met antisociale tendensen, een stoornis in cannabisgebruik en problemen met justitie. Gezien de complexe problematiek en de voorgeschiedenis van [minderjarige] , heeft hij de bescherming en structuur van een gesloten setting nodig om te voorkomen dat hij opnieuw in de problemen komt. Dergelijke problemen zouden bovendien zijn plaatsing in het Spanje-project in gevaar kunnen brengen. De kinderrechter acht een verblijf bij een familielid, zoals geopperd door [minderjarige] , gelet op zijn problematiek onvoldoende.
De kinderrechter zal gebruik maken van de zogeheten
ventielbepaling(art. 6.2.2 lid 2 Jeugdwet). Op grond van dit artikel kan de kinderrechter bepalen dat de gesloten machtiging voor een jeugdige die op het tijdstip waarop de machtiging wordt verleend op basis van een veroordeling is opgenomen in een justitiële jeugdinrichting, in die justitiële jeugdinrichting ten uitvoer wordt gelegd. Toepassing geschiedt slechts met instemming van de jeugdige of indien deze de leeftijd van zestien jaar nog niet heeft bereikt, met instemming van de jeugdige en degene die het gezag over hem heeft. Daarnaast geldt de voorwaarde dat de tenuitvoerlegging in een justitiële jeugdinrichting slechts geschiedt voor de termijn die nodig is om een behandeling of opleiding af te ronden.
[minderjarige] is zestien jaar oud. De behandeling van [minderjarige] in RJJI [Jeugdinrichting] is nog niet afgerond en naar verwachting zal deze niet binnen een termijn van vier maanden zijn afgerond. Bovendien zal de behandeling worden voortgezet in Spanje.
De advocaat heeft verklaard dat [minderjarige] aansluitend aan de strafrechtelijke plaatsing wil meewerken aan een gesloten plaatsing mits deze ten uitvoer wordt gelegd in de RJJI [Jeugdinrichting] . Dit omdat hij in het verleden al op veel verschillende plekken geplaatst is geweest en omdat hij het relatief prettig heeft in de RJJI [Jeugdinrichting] . Nu [minderjarige] heeft ingestemd met tenuitvoerlegging van de gesloten plaatsing in de RJJI [Jeugdinrichting] , zal de kinderrechter op grond van art. 6.2.2 lid 2 Jeugdwet bepalen dat de machtiging in deze RJJI ten uitvoer zal worden gelegd.
De kinderrechter zal de machtiging gesloten jeugdhulp overeenkomstig het verzoek verlenen voor de periode van vier maanden.

De beslissing

De kinderrechter:
verleent een machtiging gesloten jeugdhulp met ingang van 11 januari 2018, voor de duur van vier maanden, te weten tot 11 mei 2018 betreffende de minderjarige [minderjarige] ;
bepaalt dat de machtiging ten uitvoer wordt gelegd in de RJJI [Jeugdinrichting] , zijnde een inrichting als bedoeld in art. 1 van de Beginselenwet justitiële inrichtingen.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.L.M. Urbanus, kinderrechter, in tegenwoordigheid van N. Tressel als griffier en in het openbaar uitgesproken op 11 januari 2018.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Arnhem-Leeuwarden