4.3Het oordeel van de rechtbank
Op 14 juli 2015 is in het bedrijfspand op de [adres] te [woonplaats] een hennepkwekerij aangetroffen, waarin hennep geoogst was. Op de eerste verdieping bleek er een holle ruimte achter de muur aanwezig. Er lagen vervuilde strijkzakken. Een daar aanwezige geïsoleerde brandkast bleek toegang te bieden aan een geheime ruimte. In die ruimte werden goederen aangetroffen die gebruikt worden voor een hennepkwekerij. Er werden tevens gasflessen en een hotbox aangetroffen. CO² wordt gebruikt om de kweektijd met twee weken te verkorten. In de ruimte werden tevens 275 plantenpotten aangetroffen, waarvan alle - op achttien na - waren gevuld met verrijkte aarde. Er werden ook hennepresten aangetroffen. De cannabistest gaf een positieve reactie, indicatief voor hennep of THC, zijnde de werkzame stof in hennep en hasjiesj vermeld op lijst 2 van de Opiumwet. [verdachte] is de hoofdhuurder van het pand en [medeverdachte] is de (onder)huurder van de ruimte waarin de hennepkwekerij is aangetroffen.
Er is een huurovereenkomst afgesloten tussen [A] en [B] en [bedrijf 1] / [bedrijf 2] , vertegenwoordigd door [verdachte] , waarin is opgenomen dat [verdachte] het bedrijfspand bestaande uit een bedrijfshal met bovengelegen kantoorruimte, gelegen aan de [adres] en [adres] huurt met ingang van 1 maart 2015 voor een bedrag van € 24.000,- per jaar.
Ter zitting heeft medeverdachte [medeverdachte] als getuige in de strafzaak tegen verdachte verklaard dat verdachte hem had gevraagd om het contract te tekenen en dat hij hiervoor € 900,- van verdachte heeft ontvangen. Een deel van dit geld moest hij via de bank overmaken als bewijs dat hij de huurder was van het pand.
Bij de politie heeft [medeverdachte] het volgende verklaard:
‘Ik heb een handtekening op iedere pagina gezet, ik kreeg 900 euro toen cash in de MAC. Ik moest toen 400 euro gaan betalen (…) Ik heb het via de bank betaald. Op een kartonnetje stond iets van een [bedrijf 1] . Daar stond ze rekening bij en zijn naam.(…) Ik heb het ondertekend met een kopie van me paspoort. Ik kreeg het geld en thats it. En die [verdachte] . gaf een kartonnetje met gegevens van zijn naam en bankrekeningnummer.’
Liander N.V. heeft op 14 juli 2015 aangifte gedaan van diefstal van energie op het adres [adres] te [woonplaats] . Sinds 9 maart 2015 is er een elektriciteitsovereenkomst met [verdachte] . Op 14 juli 2015 is bij onderzoek door de fraudespecialist geconstateerd dat de zegels van de hoofdaansluitkast niet waren verbroken, maar dat na het verwijderen van het deksel van de huisaansluitkast aan de bovenzijde van de zekeringhouders een illegale elektriciteitsaansluiting was gemaakt. Deze aansluiting liep buiten de meter om naar de hennepplantage en voorzag deze van elektra. De hoofdbeveiliging was verzwaard naar 3 x 63A. Er was een hennepplantage ingericht in ieder geval in de periode van mei 2015 tot 14 juli 2015, waarbij minimaal 28.266 kWh illegaal is afgenomen ten behoeve van de hennepplantage.
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
De raadsman heeft bepleit dat de verklaringen van medeverdachte [medeverdachte] van het bewijs moeten worden uitgesloten. De rechtbank verwerpt dat verweer. [medeverdachte] heeft weliswaar op onderdelen wisselend verklaard, maar in grote lijnen komt de verklaring zoals afgelegd ter zitting overeen met de verklaring die hij bij de politie heeft afgelegd. De rechtbank acht de verklaring van [medeverdachte] niet onbetrouwbaar en zal deze verklaringen daarom niet van het bewijs uitsluiten.
Verdachte heeft een bedrijfspand gehuurd en in dit pand is een reeds geoogste hennepkwekerij aangetroffen. De hennepplantage is via een illegale aansluiting van elektriciteit voorzien. Medeverdachte [medeverdachte] heeft van verdachte geld ontvangen om een huurcontract voor dat deel waar de hennepkwekerij was gevestigd, op zijn naam te zetten. Ook heeft hij geld gekregen om de eerste maand huur via zijn bankrekening over te maken aan verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte door middel van deze valse huurovereenkomst heeft gepoogd de verdenking van het beheren van een hennepkwekerij bij ontdekking op een ander te richten. De rechtbank wordt hierin gesterkt door het feit dat het huurcontract met [medeverdachte] op 1 juni 2015 is getekend en er op 14 juli 2015 een geoogste hennepkwekerij is aangetroffen. Verdachte heeft gezegd dat hij de ruimte twee weken voor 1 juni 2015 al ter beschikking gesteld heeft aan [medeverdachte] . De periode tussen het ter beschikking stellen van de ruimte en het aantreffen van de hennepkwekerij, te weten acht weken, is te kort om een hennepkwekerij op te zetten, daarin hennep te kweken en ook te oogsten. Te meer nu de aangetroffen kwekerij werd aangetroffen in een heimelijke ruimte met een verborgen toegangsdeur in een kluis op de eerste etage, waarvan de bouw en inrichting ook de nodige tijd gevergd zal hebben. De rechtbank leidt uit het voorgaande af dat de hennepkwekerij reeds bestond op het moment dat [medeverdachte] het huurcontract ondertekende en dat verdachte deze kwekerij exploiteerde.
De rechtbank is gelet op het bovenstaande van oordeel dat het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen is.
De rechtbank ziet geen aanwijzingen dat verdachte de kwekerij met een ander of anderen beheerde noch dat hij dit beroeps- of bedrijfsmatig deed. Verdachte zal van die onderdelen worden vrijgesproken.