ECLI:NL:RBMNE:2018:89

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 januari 2018
Publicatiedatum
12 januari 2018
Zaaknummer
16/652674-16 en 16/163656-13 (tul) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak en veroordeling voor medeplichtigheid aan hennepteelt en diefstal van elektriciteit

Op 12 januari 2018 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een man die verdacht werd van het medeplegen van hennepteelt en diefstal van elektriciteit. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het medeplegen van het telen, bereiden, verwerken en bewerken van hennep, omdat uit het dossier niet bleek dat hij een significante bijdrage had geleverd aan de hennepkwekerij. De verdachte werd echter wel veroordeeld voor medeplichtigheid aan hennepteelt en kreeg hiervoor een taakstraf van 40 uur opgelegd. Daarnaast werd hij vrijgesproken van de diefstal van elektriciteit, omdat ook hieruit niet bleek dat hij betrokken was geweest.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte, hoewel hij een huurovereenkomst had getekend voor een pand waarin een hennepkwekerij was aangetroffen, niet voldoende bewijs had geleverd dat hij opzettelijk had bijgedragen aan de hennepteelt. De officier van justitie had een taakstraf van 180 uren geëist, maar de rechtbank legde een lagere straf op, rekening houdend met de beperkte rol van de verdachte en het tijdsverloop sinds de feiten. Tevens werd een voorwaardelijke taakstraf van 60 uur opgelegd, omdat de verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig had gemaakt aan een strafbaar feit.

De rechtbank baseerde haar beslissing op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Opiumwet, en concludeerde dat de verdachte strafbaar was voor medeplichtigheid aan opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De uitspraak benadrukt de ernst van de betrokkenheid bij de hennepteelt en de gevolgen daarvan voor de volksgezondheid en de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummers: 16/652674-16 en 16/163656-13 (tul) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 12 januari 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1973] te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats] [adres]

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 29 december 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. F. Rethmeier en van hetgeen verdachte naar voren heeft gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1 primair:
in de periode van 10 juni 2015 tot en met 18 juni 2015 te [woonplaats] met een ander of anderen in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk 275 hennepplanten heeft geteeld, bereid, bewerkt, verwerkt of aanwezig heeft gehad;
feit 1 subsidiair:
in de periode van 10 juni 2015 tot en met 18 juni 2015 te [woonplaats] medeplichtig is geweest aan hennepteelt;
feit 2 primair:
in de periode van 1 mei 2015 tot en met 14 juli 2015 te [woonplaats] met een ander of anderen 28.266 kWh elektriciteit heeft gestolen van Liander door middel van braak of verbreking;
feit 2 subsidiair:
in de periode van 1 mei 2015 tot en met 14 juli 2015 te [woonplaats] medeplichtig is geweest aan diefstal van elektriciteit met braak of verbreking.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.VRIJSPRAAK

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen. Zij heeft daarvoor verwezen naar het aantreffen van de hennepkwekerij, de netwerkmeting en de reeds geoogste hennep.
Voorts heeft de officier van justitie aangegeven dat verdachte wisselend heeft verklaard en dat het feit dat hij het telefoonnummer van medeverdachte [medeverdachte] had een indicatie is dat hij niet de waarheid spreekt. De verklaringen van verdachte zijn onbetrouwbaar.
Er is sprake van een versnelde groei van de hennepplanten, zodat de kwekerij half mei 2015 moet zijn gestart. Medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard dat hij op 15 mei 2015 de sleutels van de loods heeft overhandigd aan verdachte. Dit sluit het scenario van een derde verdachte uit. De verklaring van medeverdachte [medeverdachte] is op belangrijke punten wel betrouwbaar. Indien verdachte op 15 mei 2015 de sleutels heeft ontvangen is er genoeg tijd geweest voor de kweek en oogst van de hennepplanten.
4.2
Het standpunt van de verdachte
De verdachte heeft de ten laste gelegde feiten ontkend.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat uit het dossier niet blijkt dat verdachte een dermate significante bijdrage heeft geleverd aan de hennepkwekerij dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het (mede)plegen van het telen, bereiden, verwerken, bewerken of aanwezig hebben van hennep.
Ook blijkt uit het dossier niet dat verdachte op enigerlei wijze betrokken is geweest bij de diefstal van elektriciteit.
De rechtbank acht derhalve niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2 primair en 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken.

5.VERDERE WAARDERING VAN HET BEWIJS

5.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen zoals hierboven onder 4.1 is opgenomen.
5.2
Het standpunt van de verdachte
De verdachte heeft de ten laste gelegde feiten ontkend.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Op 14 juli 2015 is in het bedrijfspand op de [adres] te [woonplaats] een reeds geoogste hennepkwekerij aangetroffen. Op de eerste verdieping bleek er een holle ruimte achter de muur aanwezig. Er lagen vervuilde strijkzakken. Een daar aanwezige geïsoleerde brandkast bleek toegang te bieden aan een geheime ruimte. In die ruimte werden goederen aangetroffen die gebruikt worden voor een hennepkwekerij. Er werden tevens gasflessen en een hotbox aangetroffen. CO² wordt gebruikt om de kweektijd met twee weken te verkorten. In de ruimte werden tevens 275 plantenpotten aangetroffen, waarvan alle - op achttien na - waren gevuld met verrijkte aarde. Er werden ook hennepresten aangetroffen. De cannabistest gaf een positieve reactie, indicatief voor hennep of THC, zijnde de werkzame stof in hennep en hasjiesj vermeld op lijst 2 van de Opiumwet. [medeverdachte] is de hoofdhuurder van het pand en [verdachte] is de (onder)huurder van de ruimte waarin de hennepkwekerij is aangetroffen. [2]
Er is een huurovereenkomst afgesloten tussen [medeverdachte] ( [bedrijf] ) en [verdachte] , waarin is opgenomen dat [verdachte] de bedrijfsruimte aan de [adres] Kantoorruimte (boven) achterzijde huurt met ingang van 1 juni 2015 voor een bedrag van € 400,- per maand. [3]
Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij € 500,- heeft gekregen om een huurcontract van een pand op zijn naam te zetten. Hij heeft naar de reden hiervoor niet doorgevraagd, maar had na de contractbespreking wel het idee dat het mogelijk met een hennepkwekerij te maken had. Hij had het gevoel dat hij een katvanger was. [4] Bij de politie heeft verdachte verklaard dat hij € 900,- heeft gehad waarvan hij € 400,- via de bank heeft overgemaakt als huursom. Hij had gezien dat op het de huurovereenkomst [verdachte] stond in plaats van [verdachte] . [5]
Bewijsoverweging
Verdachte heeft tegen betaling een huurovereenkomst voor een bedrijfspand afgesloten op zijn naam. In dit bedrijfspand, in het gedeelte waar de huurovereenkomst op zag, is een hennepkwekerij aangetroffen, waarin hennep geoogst was. Verdachte had bij het afsluiten van de huurovereenkomst reeds het vermoeden dat hij als katvanger werd gebruikt en dat er wellicht sprake zou zijn van een hennepkwekerij. Dit heeft hem er niet van weerhouden om zijn handtekening onder de huurovereenkomst te plaatsen. Hiermee is voldaan aan de eis van dubbel opzet. Door zijn handelen heeft hij opzettelijk de gelegenheid verschaft om het misdrijf te plegen.
De rechtbank is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat het onder 1 subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen is.

6.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
Subsidiair
één of meer onbekend gebleven personen inop of omstreeksde periode van 10 juni 2015 tot en met 18 juni 2015 te [woonplaats] ,althans in het arrondissement Midden-Nederland,met elkaar, althans één van hen,in de uitoefening van een beroep of bedrijf,opzettelijk heeft/hebben geteelden/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad(in een pand aan de [adres] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 275 hennepplanten,althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in
elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep,zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
toten/of bijhet plegen van welk(e)misdrijf/misdrijvenverdachte inof omstreeksde periode van 10 juni 2015 tot en met 18 juni 2015 te [woonplaats] ,in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens)opzettelijk gelegenheiden/of middelen en/of inlichtingenheeft verschaften/of opzettelijk behulpzaam is geweest,door:
-een handtekening onder een huurovereenkomst voor (een deel van) die [adres] te plaatsenen/of
-aan die onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen;
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1 subsidiair meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

7.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
Feit 1 subsidiair: medeplichtigheid aan opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.

8.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

9.OPLEGGING VAN STRAF

9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een taakstraf van 180 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 90 dagen hechtenis. De officier van justitie heeft daarbij rekening gehouden met het tijdsverloop sinds het plegen van het feit.
9.2
Het standpunt van de verdachte
De verdachte heeft ten aanzien van de straf geen standpunt ingenomen, omdat hij de feiten heeft ontkend.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplichtigheid aan het telen van hennep. Verdachte heeft door zijn handelen uit winstbejag een bijdrage geleverd aan de handel van hennep met alle kwalijke gevolgen van dien. Het gebruik van hennep is schadelijk voor de volksgezondheid en de teelt en handel in hennep gaat gepaard met verschillende vormen van criminaliteit, die de veiligheid en de integriteit van de samenleving aantasten.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 16 november 2017, waaruit blijkt dat verdachte meermalen is veroordeeld, maar niet eerder voor een soortgelijk feit.
Voorts heeft de rechtbank gekeken naar de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS alsmede het gegeven dat in geval van medeplichtigheid de straf met een derde wordt verminderd. Daarbij houdt de rechtbank evenzeer rekening met de beperkte rol van verdachte als medeplichtige.
Tot slot is rekening gehouden met het tijdverloop. De hennepplantage is op 14 juli 2015 aangetroffen. Pas op 29 december 2017 heeft de inhoudelijke behandeling van de strafzaak plaatsgevonden.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat het opleggen van een taakstraf van 40 uren passend en geboden is. Deze straf is lager dan door de officier van justitie is geëist omdat de rechtbank minder bewezen heeft verklaard.

10.VORDERING TENUITVOERLEGGING

Bij vonnis van de politierechter te Midden-Nederland van 1 november 2013 (parketnummer 16/163656-13) is aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken opgelegd. Verdachte heeft zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig gemaakt aan een strafbaar feit. Om die reden zal deze straf alsnog ten uitvoer gelegd worden.
De rechtbank zal, gelet op het tijdsverloop, in plaats van de gevangenisstraf echter een taakstraf gelasten voor de duur van 60 uren.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 22c, 22d, 48 en 49 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 3 en 11 van de Opiumwet;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 1 primair, 2 primair en 2 subsidiair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 subsidiair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart het onder 1 subsidiair meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 7 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een taakstraf van 40 uren;
- beveelt dat voor het geval de verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 20 dagen hechtenis;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16/163656-13
- wijst de vordering tot tenuitvoerlegging van de door de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland bij vonnis van 1 november 2013 opgelegde voorwaardelijke vrijheidsstraf toe;
- gelast in plaats van de vrijheidsstraf het verrichten van een taakstraf voor de duur van 60 uren;
- beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 14 dagen hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.B. Eigeman, voorzitter, mrs. C.A. de Beaufort en H. Bakker, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B. van Dam, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 12 januari 2018.
Mrs. R.B. Eigeman en H. Bakker zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:

1.

Primair
hij in of omstreeks de periode van 10 juni 2015 tot en met 18 juni 2015 te [woonplaats] , althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 275 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
Subsidiair
één of meer onbekend gebleven personen op of omstreeks de periode van 10 juni 2015 tot en met 18 juni 2015 te [woonplaats] , althans in het arrondissement Midden-Nederland, met elkaar, althans één van hen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad (in een pand aan de [adres] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 275 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in
elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte in of omstreeks de periode van 10 juni 2015 tot en met 18 juni 2015 te [woonplaats] , in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door:
-een handtekening onder een huurovereenkomst voor (een deel van) die [adres] te plaatsen en/of
-aan die onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen;
2.
Primair
hij in of omstreeks de periode van 01 mei 2015 tot en met 14 juli 2015 te [woonplaats] , althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit/vanuit een meterkast (van een pand aan de [adres] ) heeft weggenomen elektriciteit (28.266 kWh), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Liander, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen elektriciteit onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
Subsidiair
één of meer onbekend gebleven personen in of omstreeks 01 mei 2015 tot en met 14 juli 2015 te [woonplaats] , althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit/vanuit een meterkast (van een pand aan de [adres] ) heeft weggenomen elektriciteit (28.266 kWh), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Liander, in elk geval aan een ander of anderen dan aan die één of meer onbekend gebleven
personen en/of aan verdachte, waarbij die één of meer onbekend gebleven personen zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goederen onder zijn/haar/hun bereik hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 01 mei 2015 tot en met 14 juli 2015 te [woonplaats] in elk geval in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door:
-een handtekening onder een huurovereenkomst voor (een deel van) die [adres] te plaatsen en/of
-aan die onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pand voor de wederrechtelijke toe-eigening van voornoemde elektriciteit ter beschikking te stellen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 2 juli 2016, genummerd PL0900-2015168918, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 143. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een proces-verbaal van aantreffen hennepkwekerij, pagina’s 8 tot en met 11.
3.Een geschrift, inhoudende een huurovereenkomst tussen [medeverdachte] en [verdachte] , pagina’s 111 en 112.
4.De verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting op 29 december 2017.
5.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , pagina’s 84 en 85.