ECLI:NL:RBMNE:2018:879

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 maart 2018
Publicatiedatum
8 maart 2018
Zaaknummer
16/659906-14 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor witwassen en niet melden van ongebruikelijke transacties door een in de Verenigde Arabische Emiraten wonende man en zijn bedrijf

Op 8 maart 2018 heeft de Rechtbank Midden-Nederland een man, woonachtig in de Verenigde Arabische Emiraten, veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, voor witwassen. De man was betrokken bij het niet melden van ongebruikelijke transacties van zijn bedrijf, waarbij in totaal ongeveer 500.000 euro werd witgewassen. De rechtbank oordeelde dat de man veel contante uitgaven deed, maar dat zijn boekhouding niet kon verklaren waar het geld vandaan kwam. Hij verklaarde dat hij het geld had verdiend met de handel in dure horloges, maar de rechtbank concludeerde dat een groot deel van zijn inkomsten waarschijnlijk uit misdrijf afkomstig was. Naast de man werd ook zijn bedrijf veroordeeld tot een boete van 20.000 euro, waarvan 10.000 euro voorwaardelijk, omdat het bedrijf had nagelaten om vijf ongebruikelijke transacties van in totaal meer dan 300.000 euro te melden. Twee medeverdachten werden vrijgesproken wegens onvoldoende bewijs van hun betrokkenheid bij de strafbare feiten. De rechtbank benadrukte de noodzaak van een voorwaardelijke straf om herhaling van dergelijk gedrag in de toekomst te voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/659906-14 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 8 maart 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte] B.V.,
Blijkens het uittreksel van het handelsregister van 1 november 2017 gevestigd te [adres] , [vestigingsplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 14 oktober 2015, 28 oktober 2015, 16 maart 2016, 25 mei 2016, 16 november 2016, 15 februari 2017, 14 juni 2017, 15 november 2017, 8 februari 2018 en 6 maart 2018. Op 15 november 2017 en 8 februari 2018 heeft de inhoudelijke behandeling van de strafzaak plaatsgevonden.
[medeverdachte 1] , geboren op [1977] te [geboorteplaats] en wonende te [adres] , [woonplaats] (Verenigde Arabische Emiraten) heeft de verdachte ertegenwoordigd in de zin van artikel 528 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: [medeverdachte 1] ).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officieren van justitie mr. J. Zeilstra en mr. C.J.W.M. Janssen en van hetgeen de vertegenwoordiger en de raadsman van verdachte, mr. M.L. van Gessel, advocaat te Amsterdam, bij de inhoudelijke behandeling van de strafzaak naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage 1 aan dit vonnis gehecht.
De rechtbank beschouwt het onder het vierde gedachte streepje van feit 1 ten laste gelegde opgenomen jaartal ‘2010’ als kennelijke misslag, nu onder meer op basis van pagina 5871 van het proces-verbaal – waarnaar in de tenlastelegging wordt verwezen – evident duidelijk is dat de betreffende factuur dateert van 21 oktober 2011 (en niet 2010). De rechtbank zal ‘2010’ dan ook lezen als ‘2011’.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:in of omstreeks de periode van 8 februari 2010 tot en met 6 september 2013 zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het opzettelijk gebruik maken van een vervalst geschrift;
feit 2:in of omstreeks de periode van 18 december 2009 tot en met 10 juni 2011 zich schuldig heeft gemaakt aan het niet (volledig) melden van ongebruikelijke transacties.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, het openbaar ministerie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.VRIJSPRAAK VOOR FEIT 1

4.1
Het standpunt van het openbaar ministerie
Door de officieren van justitie is gerekwireerd tot een bewezenverklaring van het als feit 1 ten laste gelegde en naar voren gebracht dat de ten laste gelegde transacties kennelijk door of namens verdachte zijn begaan en geen privétransacties van [medeverdachte 1] betreffen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Door de verdediging is betoogd verdachte vrij te spreken van feit 1, nu de ten laste gelegde transacties privétransacties van [medeverdachte 1] betreffen. Dit blijkt uit de verklaringen van de vertegenwoordiger van verdachte, de verklaring van getuige [getuige 1] , de verklaring van getuige [getuige 2] , de betalingen die [medeverdachte 1] gedaan heeft met de creditcard van medeverdachte [medeverdachte 2] ten behoeve van een lening aan [A] en de verklaring van getuige [getuige 3] .
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De verdenking ten aanzien van feit 1 bestaat erin dat verdachte gebruik heeft gemaakt van valse jaarrekeningen, waarbij de valsheid bestaat uit het niet opnemen in die rekeningen van de onder de vijf gedachtestreepjes ten laste gelegde transacties. De rechtbank overweegt dat voor een bewezenverklaring van die valsheid is vereist dat vaststaat dat deze transacties door of namens verdachte zijn begaan, dat de transacties niet in de jaarrekeningen zijn opgenomen en daarmee dat de jaarrekeningen niet juist zijn.
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat de ten laste gelegde transacties privétransacties van hemzelf betreffen en geen transacties door of namens verdachte. Deze verklaring vindt steun in de verklaringen van getuige [getuige 1] (betrokken bij de onder het eerste gedachtestreepje ten laste gelegde transactie) en getuige [getuige 2] (betrokken bij de onder het tweede en derde gedachtestreepje ten laste gelegde transacties), alsmede de door [medeverdachte 1] overgelegde (ongedateerde) inkoopverklaring van [getuige 2] -watches. De rechtbank overweegt dat zij in het dossier geen aanknopingspunten heeft aangetroffen dat de ten laste gelegde transacties door of namens verdachte zijn begaan.
Ook uit hetgeen door de officieren van justitie is aangevoerd volgt niet dat de ten laste gelegde transacties door of namens verdachte zouden zijn begaan.
Reeds nu geen bewijs voorhanden is dat de ten laste gelegde transacties door of namens verdachte zijn begaan, acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het als feit 1 ten laste gelegde heeft begaan en zal zij haar hiervan vrijspreken.

5.WAARDERING VAN HET BEWIJS TEN AANZIEN VAN FEIT 2

5.1
Het standpunt van het openbaar ministerie
Door de officieren van justitie is gerekwireerd tot een bewezenverklaring van het als feit 2 ten laste gelegde. Ten laste zijn gelegd contante betalingen hoger dan € 25.000,- die op objectieve en subjectieve gronden hadden moeten worden gemeld. Dit geldt ook voor de onder (l) en (n) ten laste gelegde transacties, omdat de bedragen van deze transacties bij elkaar dienen te worden opgeteld.
Van de onder (j) ten laste gelegde transactie dient verdachte te worden vrijgesproken, nu deze voor de oprichtingsdatum van verdachte heeft plaatsgevonden.
5.2
Het standpunt van de verdediging
Door de raadsman is betoogd dat uit de factuur van de onder (j) ten laste gelegde transactie blijkt dat deze plaatsvond met [naam] als begunstigde en niet met verdachte. Niet blijkt dat verdachte een melding had moeten doen van deze transactie. Om deze reden dient verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging te worden vrijgesproken.
De transacties ten laste gelegd onder (l) hadden niet gemeld hoeven te worden, nu de bedragen genoemd onder (l) ieder afzonderlijk niet boven de € 25.000,- uitgaan. Dit geldt ook voor het bedrag van de eerste transactie dat onder (n) is ten laste gelegde. Ten aanzien van deze onderdelen van de tenlastelegging dient verdachte daarom te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Ten aanzien van het overige ten laste gelegde is geen verweer gevoerd.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
De bedrijfsactiviteiten van verdachte bestaan uit:
- groothandel in juweliersartikelen en uurwerken; en
- de handel in, de import en export van sieren en horloges, alsmede de daarbij behorende accessoires. [2]
Bij een doorzoeking van het bedrijfspand van verdachte in Amsterdam zijn onder meer facturen van verdachte voor de levering van horloges in beslag genomen [3] , waaronder de hierna te noemen facturen:
- ( (i) een factuur van verdachte van 9 mei 2011 met nummer 201000512. [4] Het totaalbedrag van deze factuur bedraagt € 122.750,- en op de factuur staat vermeld dat dit bedrag contant is ontvangen;
- ( (j) een factuur van [naam] van 18 december 2009 met nummer 2009281. Het totaal bedrag van deze factuur bedraagt € 136.850,-; [5]
- ( (k) een factuur van verdachte van 6 mei 2010 met nummer 201000257. [6] Het totaalbedrag van deze factuur bedraagt € 54.740,-. Uit de grootboekmutatiekaarten blijkt dat dit bedrag contant is ontvangen; [7]
- ( (l) een factuur van verdachte van 18 mei 2011 met nummer 201000516 [8] en een factuur van verdachte van 18 mei 2011 met nummer 201000518. [9] Beide facturen zijn gericht aan de heer [B] . Het totaalbedrag van de eerste factuur bedraagt € 24.627,60. Uit de factuur blijkt dat dit bedrag contant is ontvangen. Het totaalbedrag van de tweede factuur bedraagt € 19.540,80. Dit bedrag is volgens de factuur contant ontvangen;
- ( (m) een factuur van verdachte van 23 mei 2011 met nummer 201000525. [10] Het totaalbedrag van deze factuur is € 48.326,-. Uit de factuur blijkt dat dit bedrag contant is ontvangen;
- ( (n) een factuur van verdachte van 25 augustus 2010 met nummer 201000336 [11] en een factuur van verdachte van 25 augustus 2010 met nummer 201000337. [12] Beide facturen zijn gericht aan de heer [B] . Van de eerste factuur bedraagt het totaalbedrag € 16.000,- en van de tweede factuur € 45.517,50. Uit de grootboekmutatiekaarten blijkt dat deze bedragen contant zijn ontvangen. [13]
Van verdachte zijn geen meldingen van ongebruikelijke transacties ontvangen. [14]
Bewijsoverwegingen
Nu verdachte kan worden beschouwd als een beroeps- of bedrijfsmatig handelende verkoper van goederen, kan verdachte als een instelling zoals bedoeld in artikel 1, eerste lid sub a onder 15 van de Wet ter voorkoming van witwassen en financiering van terrorisme (hierna: Wwft) worden aangemerkt, voor zover de betaling van goederen in contanten plaatsvindt voor een bedrag van € 15.000,- of meer, ongeacht of de transactie plaatsvindt in één handeling of door middel van meer handelingen waartussen een verband bestaat.
Op een instelling in de zin van de Wwft rust op grond van artikel 16 Wwft de verplichting om een ongebruikelijke transactie binnen veertien dagen (vanaf 1 januari 2013: onverwijld) te melden aan het meldpunt (vanaf 1 januari 2013: de Financiële Inlichtingen eenheid) nadat het ongebruikelijke karakter van de transactie bekend is geworden . Op grond van het Uitvoeringsbesluit Wwft geldt voor handelaren in zaken van grote waarde een meldplicht als sprake is van een transactie waarbij voertuigen, schepen, kunstvoorwerpen, antiquiteiten, edelstenen, edele metalen, sieraden of juwelen verkocht worden tegen geheel of gedeeltelijke contante betaling, waarbij het contant te betalen bedrag € 25.000,- of meer bedraagt (objectieve meldindicator).
Uit voorgaande bewijsmiddelen blijkt dat verdachte tussen 6 mei 2010 en 23 mei 2011 de begunstigde is geweest van transacties waarbij telkens contante betalingen van meer dan € 25.000,- in ontvangst zijn genomen. Gelet op het voorgaande had verdachte deze transacties als ongebruikelijke transacties had moeten melden. Verdachte heeft dit nagelaten.
Het onder 2 ten laste gelegde kan dan ook wettig en overtuigend worden bewezen.
Wat betreft de onder (l) en (n) ten laste gelegde transacties overweegt de rechtbank als volgt. Zowel de twee facturen onder (l) als de twee facturen onder (n) betreffen de verkoop van horloges en zijn gericht aan dezelfde persoon, namelijk de heer [B] . Daarnaast zijn de twee facturen onder (l) allebei gedateerd op 18 mei 2011 en de twee facturen onder (n) allebei op 25 augustus 2010. Bovendien zijn de factuurnummers zowel onder (l) als onder (n) oplopend. Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een dermate groot verband tussen de transacties dat in beide gevallen sprake is van een samengestelde transactie. In dergelijke gevallen moet het er immers voor worden gehouden dat de contante bedragen waarmee de goederen worden aangeschaft, afkomstig zijn uit hetzelfde vermogen. Het is evident niet de bedoeling dat de meldplicht kan worden ontlopen door transacties te verspreiden over meerdere facturen om onder de financiële grenzen te blijven. In beide gevallen overstijgt de som van de contante verkoopbedragen de grens van € 25.000,-, waardoor zij als ongebruikelijke transacties hadden moeten worden gemeld.
Het voorgaande geldt niet ten aanzien van de onder (j) ten laste gelegde transactie, nu uit het dossier niet blijkt dat verdachte als begunstigde (en daarom als meldplichtige) van deze transactie moet worden aangemerkt. Hiervan zal de rechtbank verdachte vrij spreken, zoals ook door de officieren van justitie is gevorderd en door de raadsman is bepleit.
Naar het oordeel van de rechtbank kan het niet nakomen van de verplichting om de ongebruikelijke transacties te melden aan de verdachte toegerekend worden, nu de transacties de handel in horloges betreffen en medeverdachte [medeverdachte 1] als middellijke bestuurder van verdachte het als zijn verantwoordelijkheid beschouwde om ongebruikelijke transacties te melden, besliste over het al dan niet melden van ongebruikelijke transacties en in voorkomend geval ongebruikelijke transacties zelf namens verdachte meldde.

6.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Feit 2
zij (telkens) zijnde een instelling in de zin van artikel 1 lid 1 onder a Wet
ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (een beroeps- of
bedrijfsmatig handelende verkoper van goederen (waaronder luxe horloges), voor
zover betaling van deze goederen in contanten plaatsvindt voor een bedrag van
15.000 euro of meer),
op meerdere tijdstippen in de periode van 6 mei 2010 tot en met 6 juni 2011, te Amsterdam, meermalen, opzettelijk in strijd met de verplichting geformuleerd in artikel 16 Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme,
verrichte ongebruikelijke transacties (als bedoeld in voornoemde wet),
niet onverwijld nadat het ongebruikelijke karakter van deze ongebruikelijke transactie(s) bekend is geworden heeft gemeld aan het meldpunt ,
immers heeft zij van ,
- (i) een op 9 mei 2011 verrichte ongebruikelijke transactie, te weten (een)

contante betaling van 122.750 euro (factuurnummer 201000512) en

- (k) een op 6 mei 2010 verrichte ongebruikelijke transactie, te weten (een) contante betaling van 54.740 euro (factuurnummer 201000257) en
- (l) een op 18 mei 2011 verrichte ongebruikelijke (samengestelde) transactie, te weten

contante betaling(en) van 24.627 euro en 19.540,80 euro (factuurnummers 201000516 en 201000518) en

- (m) een op 23 mei 2011 verrichte ongebruikelijke transactie, te weten (een) contante betaling van 48.326 euro (factuurnummer 201000525) en
- (n) een op 25 augustus 2010 verrichte ongebruikelijke (samengestelde) transactie, te weten

contante betaling(en) van 16.000 euro en 45.517,50 euro (factuurnummers 201000336 en 201000337),

telkens
niet de identiteit van de cliënt gemeld;
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

7.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
opzettelijke overtreding van het voorschrift, gesteld bij artikel 16 van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd;

8.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

9.OPLEGGING VAN STRAF

9.1
De vordering van het openbaar ministerie
Door de officieren van justitie is gevorderd verdachte ter zake van het door hen bewezen geachte te veroordelen tot een onvoorwaardelijke geldboete van € 100.000,-
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat de straffen die in vergelijkbare zaken zijn opgelegd in schril contrast staan met de vordering van de officieren van justitie.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft nagelaten om vijf ongebruikelijke transacties als bedoeld in de Wwft te melden bij het daartoe bestemde meldpunt. Zij heeft door haar handelen de overheid de mogelijkheid ontnomen om zicht te krijgen op geldstromen die kunnen duiden op criminaliteit en om achterliggende strafbare feiten op te sporen, terwijl de maatschappelijke schade die hieruit mogelijk voortvloeiende strafbare feiten als witwassen veroorzaakt groot is. Verdachte heeft de verantwoordelijkheid die zij had voor het waarborgen van een zuiver betalingsverkeer miskend.
De rechtbank houdt er rekening mee dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten. Ook houdt de rechtbank rekening met de straffen die in vergelijkbare zaken zijn opgelegd en met de omvang van het bedrag waarvan geen melding is gemaakt, namelijk een totaalbedrag van € 333.501,30. Tot slot houdt de rechtbank er – vanuit het proportionaliteitsbeginsel – rekening mee dat [medeverdachte 1] voor feitelijk leidinggeven aan het bewezenverklaarde is veroordeeld en verdachte en haar (middellijk) bestuurder en enig aandeelhouder [medeverdachte 1] in belangrijke mate met elkaar te vereenzelvigen zijn.
Alles afwegende acht de rechtbank een onvoorwaardelijke geldboete van € 20.000,-, waarvan € 10.000,- voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, passend en geboden.

10.BESLAG

10.1
Het standpunt van het openbaar ministerie
Door de officieren van justitie is naar voren gebracht dat wat hen betreft op de banktegoeden conservatoir beslag blijft liggen, dat de inbeslaggenomen horloges verbeurd dienen te worden verklaard en dat de overige goederen terug naar de rechthebbende kunnen.
10.2
Het standpunt van de verdediging
Door de raadsman is betoogd dat de inbeslaggenomen horloges onderdeel zijn van de ontnemingsprocedure en op geen enkele wijze zijn te relateren aan een strafbaar feit. Van al deze horloges kan een inkoopverklaring worden overgelegd.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Gezien het onderhavige dossier en de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen (als bijlage 2 aan dit vonnis gehecht) is naar het oordeel van de rechtbank sprake van zowel beslag als bedoeld in artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering als beslag als bedoeld in artikel 94a van het Wetboek van Strafvordering op de onder verdachte in beslag genomen voorwerpen. De rechtbank overweegt dat zij over conservatoir beslag niet hoeft te beslissen, nu zij op grond van artikel 353, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering slechts verplicht is te beslissen over beslag dat is gebaseerd op artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering.
Met betrekking tot het beslag als bedoeld in artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering is de rechtbank van oordeel dat geen van de situaties omschreven in artikel 33a van het Wetboek van Strafrecht, op grond waarvan verbeurdverklaring plaats kan vinden, zich voordoet. Reeds daarom zal de rechtbank teruggave gelasten aan verdachte van de in beslag genomen voorwerpen, die zijn vermeld op de lijst van in beslag genomen goederen.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
- 14 a, 14b, 14c, 23, 24c en 51 van het Wetboek van Strafrecht;
- 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten;
- 16 van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme,
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 1 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 2 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 7 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte voor het onder 2 bewezen verklaarde tot een geldboete van

€ 20.000,- (zegge: twintigduizend euro);

- bepaalt dat van de geldboete een gedeelte van
€ 10.000,- (zegge: tienduizend euro)niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van
2 jarenvast;
- stelt als algemene voorwaarde dat verdach
te zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen voorwerpen, vermeld op de als bijlage 2 aan dit vonnis gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.A. de Beaufort, voorzitter, mrs. K.G. van de Streek en P.K. Oosterling-van der Maarel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.P. Ponsteen als griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 8 maart 2018.
Mr. J.P. Ponsteen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage 1: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
zij in of omstreeks de periode van 8 februari 2010 tot en met 6 september 2013
te Zeewolde en/of te Amsterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander en/of anderen, althans alleen,
(telkens) opzettelijk gebruikt heeft gemaakt van
een valse en/of vervalste jaarrekening over het jaar 2010 en/of een valse
en/of vervalste jaarrekening over het jaar 2011,
zijnde een of meerdere van deze geschriften bestemd om tot bewijs van enig
feit te dienen, - als ware een of meerdere van deze geschriften (telkens) echt
en/of onvervalst,
bestaande dat gebruikmaken hierin dat
- verdachte die valse en/of vervalste jaarrekening(en) heeft laten deponeren
en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat:
- een ontvangst van een bedrag ter hoogte van 9000 euro (23-02-2010) niet in
de administratie is opgenomen en derhalve niet is meegenomen in de jaarstukken
van 2010 (p. 5871) en/of
- een ontvangst van een bedrag ter hoogte van 50.000 euro (23-02-3010) niet in
de administratie is opgenomen en derhalve niet is meegenomen in de jaarstukken
van 2010 (p. 5871) en/of
- een ontvangst van een bedrag ter hoogte van 26.000 euro (2-3-2010) niet in
de administratie is opgenomen en derhalve niet is meegenomen in de jaarstukken
van 2010 (p. 5871) en/of
- een ontvangst van een bedrag ter hoogte van 25.800 euro (21-10-2010) niet
in de administratie is opgenomen en derhalve niet is meegenomen in de
jaarstukken van 2010 (p. 5871) en/of
- een ontvangst van een bedrag ter hoogte van 21.000 euro (21-1-2011) niet in
de administratie is opgenomen en derhalve niet is meegenomen in de jaarstukken
van 2011 (p. 5872)
art 225 lid 2 Wetboek van Strafrecht
2.
zij (telkens) zijnde een instelling in de zin van artikel 1 lid 1 onder a Wet
ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (een beroeps- of
bedrijfsmatig handelende verkoper van goederen (waaronder luxe horloges), voor
zover betaling van deze goederen in contanten plaatsvindt voor een bedrag van
15.000 euro of meer),
op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 18 december 2009
tot en met 10 juni 2011, te Zeewolde en/of Amsterdam, in elk geval in
Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander en/of anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
(telkens) opzettelijk in strijd met de verplichting geformuleerd in artikel 16
Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme,
verrichte ongebruikelijke transacties en/of voorgenomen ongebruikelijke
transacties (als bedoeld in voornoemde wet),
- niet en/of niet onverwijld nadat het ongebruikelijke karakter van deze

(voorgenomen) ongebruikelijke transactie(s) bekend is geworden en/of

- niet en/of niet tijdig alle gegevens van verrichte en/of voorgenomen
ongebruikelijke transactie(s) juist en/of volledig,
heeft gemeld aan het meldpunt (de Financiële inlichtingen eenheid),
immers heeft zij en/of haar mededader(s) van (p. 4579 tot en met 4583),
- (i) een of meerdere op of omstreeks 9 mei 2011 verrichte ongebruikelijke
(samengestelde) transactie(s), te weten (een) (geheel of gedeeltelijk(e))
contante betaling(en) van (in totaal) (minstens) 122.750 euro (factuurnummer
201000512) en/of
- (j) een op of omstreeks 18 december 2009 verrichte ongebruikelijke
transactie, te weten (een) (geheel of gedeeltelijk(e)) contante betaling(en)
van (in totaal) (minstens) 115.000 euro (factuurnummer 2009281) en/of
- (k) een op of omstreeks 6 mei 2010 verrichte ongebruikelijke transactie, te
weten (een) (geheel of gedeeltelijk(e)) contante betaling(en) van (in totaal)
(minstens) 54.740 euro (factuurnummer 201000257) en/of
- (l) een of meerdere op of omstreeks 18 mei 2011 verrichte ongebruikelijke
(samengestelde) transactie(s), te weten (een) (geheel of gedeeltelijk(e))
contante betaling(en) van (in totaal) (minstens) 24.627 euro en 19.540,80
(factuurnummers 201000516 en 201000518) en/of
- (m) een of meerdere op of omstreeks 23 mei 2011 verrichte ongebruikelijke
(samengestelde) transactie(s), te weten (een) (geheel of gedeeltelijk(e))
contante betaling(en) van (in totaal) (minstens) 48.326 euro (factuurnummer
201000525) en/of
- (n) een of meerdere op of omstreeks 25 augustus 2010 verrichte
ongebruikelijke (samengestelde) transactie(s), te weten (een) (geheel of
gedeeltelijk(e)) contante betaling(en) van (in totaal) (minstens) 16.000 en
45.517,50 (factuurnummers 201000336 en 201000337),
telkens
- niet en/of niet de juiste identiteit van de cliënt gemeld en/of
- niet de omstandigheden gemeld op grond waarvan de transactie als
ongebruikelijk wordt aangemerkt, zoals genoemd in de op grond van artikel 15
Wet ter voorkoming van Witwassen en het Financieren van Terrorisme opgestelde
indicatorenlijst;
artikel 16 lid 1 jo. artikel 15 jo artikel 1 lid 1 onder a Wet ter voorkoming
van Witwassen en Financieren van Terrorisme
artikel 1 onder 2 jo. artikel 2 lid 1 jo. artikel 6 lid 1 onder 2 Wet op de
economische delicten
Bijlage 2: lijst van inbeslaggenomen voorwerpen

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal in onderzoek 25LEC69, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd tot en met pagina 9965. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 4574.
3.Pagina 4586.
4.Pagina 2454 en 2455.
5.Pagina 2451.
6.Pagina 2453.
7.Pagina 2510.
8.Pagina 2471
9.Pagina 2473.
10.Pagina 2478 en 2479.
11.Pagina 2469
12.Pagina 2470.
13.Pagina 2511.
14.Pagina 2429.