5.3Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
De bedrijfsactiviteiten van verdachte bestaan uit:
- groothandel in juweliersartikelen en uurwerken; en
- de handel in, de import en export van sieren en horloges, alsmede de daarbij behorende accessoires.
Bij een doorzoeking van het bedrijfspand van verdachte in Amsterdam zijn onder meer facturen van verdachte voor de levering van horloges in beslag genomen, waaronder de hierna te noemen facturen:
- ( (i) een factuur van verdachte van 9 mei 2011 met nummer 201000512.Het totaalbedrag van deze factuur bedraagt € 122.750,- en op de factuur staat vermeld dat dit bedrag contant is ontvangen;
- ( (j) een factuur van [naam] van 18 december 2009 met nummer 2009281. Het totaal bedrag van deze factuur bedraagt € 136.850,-;
- ( (k) een factuur van verdachte van 6 mei 2010 met nummer 201000257.Het totaalbedrag van deze factuur bedraagt € 54.740,-. Uit de grootboekmutatiekaarten blijkt dat dit bedrag contant is ontvangen;
- ( (l) een factuur van verdachte van 18 mei 2011 met nummer 201000516en een factuur van verdachte van 18 mei 2011 met nummer 201000518.Beide facturen zijn gericht aan de heer [B] . Het totaalbedrag van de eerste factuur bedraagt € 24.627,60. Uit de factuur blijkt dat dit bedrag contant is ontvangen. Het totaalbedrag van de tweede factuur bedraagt € 19.540,80. Dit bedrag is volgens de factuur contant ontvangen;
- ( (m) een factuur van verdachte van 23 mei 2011 met nummer 201000525.Het totaalbedrag van deze factuur is € 48.326,-. Uit de factuur blijkt dat dit bedrag contant is ontvangen;
- ( (n) een factuur van verdachte van 25 augustus 2010 met nummer 201000336en een factuur van verdachte van 25 augustus 2010 met nummer 201000337.Beide facturen zijn gericht aan de heer [B] . Van de eerste factuur bedraagt het totaalbedrag € 16.000,- en van de tweede factuur € 45.517,50. Uit de grootboekmutatiekaarten blijkt dat deze bedragen contant zijn ontvangen.
Van verdachte zijn geen meldingen van ongebruikelijke transacties ontvangen.
Bewijsoverwegingen
Nu verdachte kan worden beschouwd als een beroeps- of bedrijfsmatig handelende verkoper van goederen, kan verdachte als een instelling zoals bedoeld in artikel 1, eerste lid sub a onder 15 van de Wet ter voorkoming van witwassen en financiering van terrorisme (hierna: Wwft) worden aangemerkt, voor zover de betaling van goederen in contanten plaatsvindt voor een bedrag van € 15.000,- of meer, ongeacht of de transactie plaatsvindt in één handeling of door middel van meer handelingen waartussen een verband bestaat.
Op een instelling in de zin van de Wwft rust op grond van artikel 16 Wwft de verplichting om een ongebruikelijke transactie binnen veertien dagen (vanaf 1 januari 2013: onverwijld) te melden aan het meldpunt (vanaf 1 januari 2013: de Financiële Inlichtingen eenheid) nadat het ongebruikelijke karakter van de transactie bekend is geworden . Op grond van het Uitvoeringsbesluit Wwft geldt voor handelaren in zaken van grote waarde een meldplicht als sprake is van een transactie waarbij voertuigen, schepen, kunstvoorwerpen, antiquiteiten, edelstenen, edele metalen, sieraden of juwelen verkocht worden tegen geheel of gedeeltelijke contante betaling, waarbij het contant te betalen bedrag € 25.000,- of meer bedraagt (objectieve meldindicator).
Uit voorgaande bewijsmiddelen blijkt dat verdachte tussen 6 mei 2010 en 23 mei 2011 de begunstigde is geweest van transacties waarbij telkens contante betalingen van meer dan € 25.000,- in ontvangst zijn genomen. Gelet op het voorgaande had verdachte deze transacties als ongebruikelijke transacties had moeten melden. Verdachte heeft dit nagelaten.
Het onder 2 ten laste gelegde kan dan ook wettig en overtuigend worden bewezen.
Wat betreft de onder (l) en (n) ten laste gelegde transacties overweegt de rechtbank als volgt. Zowel de twee facturen onder (l) als de twee facturen onder (n) betreffen de verkoop van horloges en zijn gericht aan dezelfde persoon, namelijk de heer [B] . Daarnaast zijn de twee facturen onder (l) allebei gedateerd op 18 mei 2011 en de twee facturen onder (n) allebei op 25 augustus 2010. Bovendien zijn de factuurnummers zowel onder (l) als onder (n) oplopend. Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een dermate groot verband tussen de transacties dat in beide gevallen sprake is van een samengestelde transactie. In dergelijke gevallen moet het er immers voor worden gehouden dat de contante bedragen waarmee de goederen worden aangeschaft, afkomstig zijn uit hetzelfde vermogen. Het is evident niet de bedoeling dat de meldplicht kan worden ontlopen door transacties te verspreiden over meerdere facturen om onder de financiële grenzen te blijven. In beide gevallen overstijgt de som van de contante verkoopbedragen de grens van € 25.000,-, waardoor zij als ongebruikelijke transacties hadden moeten worden gemeld.
Het voorgaande geldt niet ten aanzien van de onder (j) ten laste gelegde transactie, nu uit het dossier niet blijkt dat verdachte als begunstigde (en daarom als meldplichtige) van deze transactie moet worden aangemerkt. Hiervan zal de rechtbank verdachte vrij spreken, zoals ook door de officieren van justitie is gevorderd en door de raadsman is bepleit.
Naar het oordeel van de rechtbank kan het niet nakomen van de verplichting om de ongebruikelijke transacties te melden aan de verdachte toegerekend worden, nu de transacties de handel in horloges betreffen en medeverdachte [medeverdachte 1] als middellijke bestuurder van verdachte het als zijn verantwoordelijkheid beschouwde om ongebruikelijke transacties te melden, besliste over het al dan niet melden van ongebruikelijke transacties en in voorkomend geval ongebruikelijke transacties zelf namens verdachte meldde.