ECLI:NL:RBMNE:2018:878

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 maart 2018
Publicatiedatum
8 maart 2018
Zaaknummer
16/659907-14 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor witwassen en niet melden van ongebruikelijke transacties door een bedrijf

Op 8 maart 2018 heeft de Rechtbank Midden-Nederland een man, woonachtig in de Verenigde Arabische Emiraten, veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, voor witwassen. De man was betrokken bij het niet melden van ongebruikelijke transacties van zijn bedrijf, waarbij in totaal ongeveer 500.000 euro is witgewassen. De rechtbank oordeelde dat de man veel contante uitgaven deed, maar niet kon uitleggen waar het geld vandaan kwam. Hij verklaarde dat hij het geld had verdiend met de handel in dure horloges, maar de rechtbank concludeerde dat een groot deel van zijn inkomsten waarschijnlijk uit misdrijf afkomstig was. Daarom werd een deels voorwaardelijke straf opgelegd om herhaling te voorkomen.

Daarnaast werd het bedrijf van de man veroordeeld tot een boete van 20.000 euro, waarvan 10.000 euro voorwaardelijk, omdat het bedrijf had nagelaten om vijf ongebruikelijke transacties van in totaal meer dan 300.000 euro te melden bij het meldpunt. Twee medeverdachten, een 41-jarige vrouw en een 47-jarige man, werden vrijgesproken wegens onvoldoende bewijs dat zij zich schuldig hadden gemaakt aan witwassen of valsheid in geschrifte. De rechtbank oordeelde dat de ten laste gelegde transacties niet bewezen konden worden, omdat er geen bewijs was dat deze door of namens de verdachte waren begaan.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/659907-14 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 8 maart 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte] B.V.,
Blijkens het uittreksel van het handelsregister van 1 november 2017 gevestigd te [adres] , [vestigingsplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 14 oktober 2015, 28 oktober 2015, 16 maart 2016, 25 mei 2016, 16 november 2016, 15 februari 2017, 14 juni 2017, 15 november 2017, 8 februari 2018 en 6 maart 2018. Op 15 november 2017 en 8 februari 2018 heeft de inhoudelijke behandeling van de strafzaak plaatsgevonden.
[medeverdachte 1] , geboren op [1977] te [geboorteplaats] en wonende te [adres] , [woonplaats] (Verenigde Arabische Emiraten) heeft de verdachte ertegenwoordigd in de zin van artikel 528 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: [medeverdachte 1] ).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officieren van justitie mr. J. Zeilstra en mr. C.J.W.M. Janssen en van hetgeen de vertegenwoordiger en de raadsman van verdachte, mr. M.L. van Gessel, advocaat te Amsterdam, bij de inhoudelijke behandeling van de strafzaak naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De rechtbank beschouwt het onder het vierde gedachte streepje van feit 1 ten laste gelegde opgenomen jaartal ‘2010’ als kennelijke misslag, nu onder meer op basis van pagina 5871 van het proces-verbaal – waarnaar in de tenlastelegging wordt verwezen – evident duidelijk is dat de betreffende factuur dateert van 21 oktober 2011 (en niet 2010). De rechtbank zal ‘2010’ dan ook lezen als ‘2011’.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
in of omstreeks de periode van 8 februari 2010 tot en met 6 september 2013 zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het opzettelijk gebruik maken van een vervalst geschrift.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, het openbaar ministerie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.VRIJSPRAAK

4.1
Het standpunt van het openbaar ministerie
Door de officieren van justitie is gerekwireerd tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde en naar voren gebracht dat de ten laste gelegde transacties kennelijk door of namens verdachte zijn begaan en geen privétransacties van [medeverdachte 1] betreffen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Door de verdediging is betoogd verdachte vrij te spreken, nu de ten laste gelegde transacties privétransacties van [medeverdachte 1] betreffen. Dit blijkt uit de verklaringen van de vertegenwoordiger van verdachte, de verklaring van getuige [getuige 1] , de verklaring van getuige [getuige 2] , de betalingen die [medeverdachte 1] gedaan heeft met de creditcard van medeverdachte [medeverdachte 2] ten behoeve van een lening aan [A] en de verklaring van getuige [getuige 3] .
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De verdenking bestaat erin dat verdachte gebruik heeft gemaakt van valse jaarrekeningen, waarbij de valsheid bestaat uit het niet opnemen in die rekeningen van de onder de vijf gedachtestreepjes ten laste gelegde transacties. De rechtbank overweegt dat voor een bewezenverklaring van die valsheid is vereist dat vaststaat dat deze transacties door of namens verdachte zijn begaan, dat de transacties niet in de jaarrekeningen zijn opgenomen en daarmee dat de jaarrekeningen niet juist zijn.
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat de ten laste gelegde transacties privétransacties van hemzelf betreffen en geen transacties door of namens verdachte. Deze verklaring vindt steun in de verklaringen van getuige [getuige 1] (betrokken bij de onder het eerste gedachtestreepje ten laste gelegde transactie) en getuige [getuige 2] (betrokken bij de onder het tweede en derde gedachtestreepje ten laste gelegde transacties), alsmede de door [medeverdachte 1] overgelegde (ongedateerde) inkoopverklaring van [getuige 2] -watches. De rechtbank overweegt dat zij in het dossier geen aanknopingspunten heeft aangetroffen dat de ten laste gelegde transacties door of namens verdachte zijn begaan.
Ook uit hetgeen door de officieren van justitie is aangevoerd volgt niet dat de ten laste gelegde transacties door of namens verdachte zouden zijn begaan.
Reeds nu geen bewijs voorhanden is dat de ten laste gelegde transacties door of namens verdachte zijn begaan, acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en zal zij haar hiervan vrijspreken.

5.BESLISSING

De rechtbank:
- verklaart het ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.A. de Beaufort, voorzitter, mrs. K.G. van de Streek en P.K. Oosterling-van der Maarel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.P. Ponsteen als griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 8 maart 2018.
Mr. J.P. Ponsteen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
zij in of omstreeks de periode van 8 februari 2010 tot en met 6 september 2013
te Zeewolde en/of Amsterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander en/of anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
(telkens) opzettelijk gebruikt heeft gemaakt van
een valse en/of vervalste jaarrekening over het jaar 2010 en/of een valse
en/of vervalste jaarrekening over het jaar 2011,
zijnde een of meerdere van deze geschriften bestemd om tot bewijs van enig
feit te dienen, - als ware een of meerdere van deze geschriften (telkens) echt
en/of onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat
- verdachte die valse en/of vervalste jaarrekening heeft laten deponeren
en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat:
- een ontvangst van een bedrag ter hoogte van 9000 euro (23-02-2010) niet in
de administratie is opgenomen en derhalve niet is meegenomen in de jaarstukken
van 2010 (p. 5871) en/of
- een ontvangst van een bedrag ter hoogte van 50.000 euro (23-02-3010) niet in
de administratie is opgenomen en derhalve niet is meegenomen in de jaarstukken
van 2010 (p. 5871) en/of
- een ontvangst van een bedrag ter hoogte van 26.000 euro (2-3-2010) niet in
de administratie is opgenomen en derhalve niet is meegenomen in de jaarstukken
van 2010 (p. 5871) en/of
- een ontvangst van een bedrag ter hoogte van 25.800 euro (21-10-2010) niet
in de administratie is opgenomen en derhalve niet is meegenomen in de
jaarstukken van 2010 (p. 5871) en/of
- een ontvangst van een bedrag ter hoogte van 21.000 euro (21-1-2011) niet in
de administratie is opgenomen en derhalve niet is meegenomen in de jaarstukken
art 225 lid 2 Wetboek van Strafrecht