ECLI:NL:RBMNE:2018:866

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 maart 2018
Publicatiedatum
7 maart 2018
Zaaknummer
660166-17
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging woninginbraak in vereniging te Almere

Op 7 maart 2018 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 10 november 2017 te Almere samen met anderen heeft geprobeerd in te breken in een woning. De verdachte is geboren in 1993 en was op het moment van de feiten gedetineerd. De rechtbank heeft het vonnis gewezen na een terechtzitting op 21 februari 2018, waar de officier van justitie, mr. R. Leuven, en de verdediging, vertegenwoordigd door mr. P.J. Roelse, hun standpunten hebben gepresenteerd. De tenlastelegging omvatte het feit dat de verdachte en zijn mededaders op de genoemde datum omstreeks 02:55 uur hebben gepoogd om goederen van de aangeefster, [slachtoffer], weg te nemen door middel van braak. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren om de vervolging te schorsen. De rechtbank heeft de bewijsmiddelen zorgvuldig gewogen, waaronder verklaringen van de aangeefster en de politie, en heeft geconcludeerd dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kon worden. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf maanden, met aftrek van het voorarrest, en heeft de in beslag genomen voorwerpen verbeurd verklaard. Daarnaast is de verdachte hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de schade die de benadeelde partij heeft geleden, en is een schadevergoeding toegewezen van € 329,25, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/660166-17 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 7 maart 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1993] te [geboorteplaats] ,
wonende te [postcode] [woonplaats] , [adres] ,
gedetineerd in/verblijvende te [verblijfplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 21 februari 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. R. Leuven en van hetgeen verdachte en mr. P.J. Roelse, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 10 november 2017 te Almere, omstreeks 02.55 uur, samen met een ander of anderen, heeft gepoogd om in/uit een woning aan de [adres] goederen naar zijn/hun gading en/of geld van [slachtoffer] weg te nemen, door middel van braak en/of verbreking door naar die woning te gaan, daar aan te bellen, WD40-olie in het slot van de voordeur te spuiten, een gaatje in het slot van de woning te boren en aldus het slot van de voordeur te verbreken, althans dat heeft geprobeerd.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde en daartoe onder meer aangevoerd dat het bewijs in belangrijke mate is gebaseerd op de herkenningen door de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] . Deze verbalisanten hebben echter niet aangegeven op grond van welke specifieke en onderscheidende kenmerken de herkenning tot stand is gekomen. De herkenningen zijn daarom niet voldoende betrouwbaar om tot een bewezenverklaring te kunnen komen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Aangeefster [slachtoffer] heeft als volgt verklaard. Op 9 november 2017 is zij rond 12.30 uur vertrokken vanuit haar woning aan de [adres] te [woonplaats] . Zij heeft haar woning goed afgesloten en in goede staat achtergelaten. In de hal hangt een camera en ook in de deurbel zit een camera. Zodra er aangebeld wordt, krijgt zij een melding op haar telefoon. Als zij deze dan aanklikt, kan zij de omgeving voor haar voordeur zien en ook de geluiden horen. Op 10 november 2017 omstreeks 01.44 uur kreeg zij een melding op haar telefoon dat haar deurbel afging. Zij was op dat moment niet thuis. Zij zag via de camera dat er een man voor haar voordeur stond. Hij liep weg en deed de capuchon van zijn jas op. Om 02.51 uur kreeg zij opnieuw een melding. Zij zag dezelfde man en er stond nu ook nog een andere man bij. Hij droeg een petje en had een snor. Zij keken beiden door het raampje van haar voordeur naar binnen. Zij hoorde vervolgens geluiden aan haar voordeur en aan het slot. Zij zag dat beide personen daarna wegliepen. Om 02.55 uur kreeg zij weer een melding. Zij zag dezelfde twee mannen voor haar voordeur staan. Zij zag dat de man met het petje voorwerpen uit zijn jaszakken haalde. In zijn linkerhand hield hij een voorwerp dat leek op een cilindervormig busje. Met zijn rechterhand pakte hij een ander voorwerp uit zijn zak. Dit voorwerp had een handvat waaraan een langwerpige pen zat. Zij zag dat deze man handschoenen droeg. Zij heeft toen haar vriend gevraagd 112 te bellen. Zij zag dat de andere persoon een zaklamp uit zijn jas haalde. Zij hoorde een geluid dat leek op het geluid dat zij hoort als zij haar sleutel in het slot steekt, alleen klonk dit harder en hield het langer aan. Om 02.58 uur zag zij dat de man met de capuchon aan het bellen was. Zij hoorde hem fluisteren. De man met het petje ging voorovergebogen bij haar voordeur staan, ter hoogte van het slot. Zij hoorde krakende geluiden in het slot van haar voordeur en zag dat hij met zijn armen draaiende bewegingen maakte. Zij hoorde ondertussen van de meldkamer dat de politie onderweg was. Zij zag dat de mannen na ongeveer drie minuten vertrokken. [2]
Meerdere eenheden van de politie zijn naar aanleiding van de melding ter plaatse gegaan. Verbalisant [verbalisant 3] reed met gedoofde lichten de wijk in en zette zijn voertuig op de [straatnaam] , die twee straten verwijderd ligt van de woning van aangeefster. Verbalisant liep naar de [straatnaam] en zag halverwege de [straatnaam] drie in het zwart geklede personen voor hem langs rennen richting de brandgang die tussen de [straatnaam] en de [straatnaam] ligt. De voorste twee personen raakten uit zicht. De achterste persoon, die een pet droeg, raakte achter. Aan de oproep om te blijven staan, gaf deze persoon geen gehoor. Toen verbalisant in de brandgang rende, zag hij dat deze achterste persoon twee voorwerpen van zich afgooide. Eén voorwerp werd over een schutting in een tuin gegooid. Het tweede voorwerp, dat van ijzer of metaal was, kwam in de brandgang terecht. Op de [straatnaam] kon verbalisant deze persoon naar de grond brengen. De verdachte bleek te zijn [medeverdachte 1] . In de brandgang bleek een torx schroevendraaier op de grond te liggen. Het voorwerp dat over de schutting was gegooid, bleek een spuitbus met WD40-olie te zijn. [3] [medeverdachte 1] bleek later ook een steeksleutel in zijn jaszak te hebben zitten. [4]
Verbalisant [verbalisant 4] kwam omstreeks 03.01 uur samen met verbalisant [verbalisant 5] ter plaatse. Zij parkeerden hun dienstvoertuig op de [straatnaam] en liepen in de richting van de [straatnaam] . Verbalisant [verbalisant 4] is de steeg aan de achterzijde van de [straatnaam] ingelopen en zag drie personen in donkere kleding aan de andere kant van de steeg voorbij rennen. Hij zag de drie personen vervolgens uit de steeg tussen de [straatnaam] en de [straatnaam] de [straatnaam] oprennen en die oversteken. Hij zag dat collega [verbalisant 3] de achterste persoon aanhield. Hij zag dat de voorste twee personen rechtsaf het [naam plantsoen] oprenden. Hierna is hij de twee personen uit het oog verloren. [5]
Verbalisant [verbalisant 6] kwam omstreeks 03.03 uur ter plaatse op de [straatnaam] , een dwarsstraat van het [naam plantsoen] . [6] Hij is met zijn diensthond langs de bosschages gelopen waar zijn collega’s de personen voor het laatst hadden gezien. Daar sprong zijn diensthond een meter naar links de bosschages in. Hij hoorde iemand gillen. De aangehouden persoon bleek verdachte [verdachte] te zijn. [7] Tijdens de fouillering van [verdachte] werden bij hem onder meer één crèmekleurige handschoen en één zwartkleurige kleine LED zaklamp aangetroffen. [8]
Verbalisant [verbalisant 5] is op de [straatnaam] gaan zoeken. Hij heeft tussen en onder de auto’s gekeken die daar geparkeerd stonden. Hij zag vervolgens een persoon plat op zijn buik liggen, half onder een geparkeerde auto. Deze persoon bleek verdachte [medeverdachte 2] te zijn. Hij zag onder het geparkeerde voertuig waar [medeverdachte 2] lag een zaklamp liggen. [9] In de rechterjaszak van [medeverdachte 2] werd tijdens de insluitingsfouillering een opgerold paar witte/crèmekleurige handschoenen aangetroffen waarop bij de vingers donkergroene dan wel zwarte vegen zaten. Ook werd bij [medeverdachte 2] een autosleutel met daarop het Volkswagenteken aangetroffen. [10]
Deze autosleutel bleek te horen bij een Volkswagen Golf met kenteken [kenteken] die geparkeerd stond op de [straatnaam] ter hoogte van nummer [nummeraanduiding] . [11] In dit voertuig is een huurovereenkomst aangetroffen waaruit bleek dat dit voertuig met ingang van 5 november 2017 door [medeverdachte 2] is gehuurd. Op eerdere momenten, namelijk op 21 oktober 2017 omstreeks 03.00 uur en op 28 oktober 2017 omstreeks 16.50 uur is dit voertuig gecontroleerd. Op 21 oktober 2017 zaten [medeverdachte 2] , [verdachte] en nog een derde persoon in het voertuig. Op 28 oktober 2017 werd [verdachte] herkend als bijrijder. [12]
In dit voertuig lag aan de bijrijderskant op de grond een gele Praxis tas met daarin de volgende goederen: een bouwsleutel, een platkopschroevendraaier, een rode dop waarin verbalisant de geur van WD40 herkende, een plastic plaatje van een Sencys ring/steeksleutel, een papieren verpakking van Stanley T20 x2 torx bitjes, een gebruiksaanwijzing behorend bij een beschermingshandschoen van Busters en een papieren verpakking en een licht gekleurde stoffen rechterhandschoen. Onder de gele Praxis tas lag een zwartkleurige leren linkerhandschoen. In het portier aan de bijrijderskant lagen twee in elkaar gerolde zwartkleurige handschoenen en een zwarte enkelsok. In het dashboardkastje en onder het navigatiesysteem in een vakje lagen torx bitjes. [13]
Aangeefster heeft de camerabeelden aan de politie overgelegd. Verbalisant [verbalisant 1] heeft de beelden bekeken en zag op de beelden van de camera in de deurbel twee personen. Zij zag dat de rechterpersoon [medeverdachte 1] was. Zij zag op de beelden nog een derde persoon. Deze persoon droeg dezelfde jas als de jas die [medeverdachte 2] tijdens zijn aanhouding droeg. Ook het postuur van deze persoon op de beelden komt overeen met het postuur van [medeverdachte 2] . Zij zag dat [medeverdachte 1] in zijn linkerhand een spuitbusje vast had en met zijn rechterhand een handboor uit zijn jaszak pakte. Zij zag dat hij iets op de handboor zette en zij hoorde breekgeluiden. [medeverdachte 1] maakte draaiende bewegingen met zijn rechterarm. Hij droeg een tweekleurige handschoen aan zijn rechterhand en aan zijn linkerhand een witte stoffen handschoen. Even later kwam [medeverdachte 2] weer in beeld. Hij had zijn jas omhoog getrokken en hield deze voor zijn mond. Direct hierna kwam er nog een jongen in beeld. Op de beelden is zijn gezicht goed te zien. Verbalisant herkende [verdachte] in deze jongen. Zij zag dat hij een jas droeg die overeenkomt met de jas die hij tijdens zijn aanhouding droeg. Ook hij hield zijn jas omhoog, voor zijn mond. [verdachte] droeg geen handschoenen. Zij zag dat [verdachte] met zijn vinger op de bel drukte en hoorde ook het contactgeluid van de bel. Zij zag dat [verdachte] vol in de camera keek. Op de beelden van de camera die in de hal hangt, zag verbalisant dat een aantal keren met een lamp naar binnen werd geschenen. Zij hoorde ook breekgeluiden. Verbalisant zag op de beelden van de camera in de deurbel dat [medeverdachte 2] bij [medeverdachte 1] kwam staan. De rechterarm van [medeverdachte 1] bewoog steeds op en neer. [medeverdachte 2] maakte een beweging alsof hij kracht zette om de deur samen met [medeverdachte 1] open te breken. Zij zag dat [medeverdachte 1] op een gegeven moment stopte en zei: “Kom man”. [medeverdachte 1] verdween daarop uit beeld. Zo’n vijf minuten later zag zij een politieagent in beeld verschijnen. [14]
Verbalisant [verbalisant 2] heeft ook de camerabeelden bekeken en herkende [medeverdachte 1] aan zijn gezichtsbeharing en de vorm van zijn gezicht. Hij heeft [medeverdachte 1] op 2 november 2017 gehoord als verdachte. Hij las in het door zijn collega opgemaakte proces-verbaal dat zij de tweede verdachte had herkend als [verdachte] . Verbalisant heeft in de politiesystemen gezocht naar de meest recente foto van [verdachte] en zag dat er zeer sterke overeenkomsten waren met [verdachte] en de verdachte op de beelden. Hij zag namelijk dat de linker wenkbrauw iets hoger is dan de rechter, donker krullend haar, opvallend smalle ogen en het linkeroor ligt hoger dan het rechter. De laatste verdachte herkende verbalisant als [medeverdachte 2] . Hij had [medeverdachte 2] gecontroleerd bij een verdachte situatie. Hij herkende hem aan zijn opvallende kaaklijn, zijn lange gezicht en dikke wenkbrauwen. [15]
Door de politie is geconstateerd dat in de cilinder van de voordeur van de woning van aangeefster een gaatje zat. Verbalisant zag dat dit gaatje kort daarvoor gemaakt was omdat er nog resten van slijpsel op de cilinder zaten. Vanaf de cilinder naar beneden liep een nat spoor. [16]
Bewijsoverwegingen
De rechtbank is op grond van de inhoud van voornoemde bewijsmiddelen van oordeel dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. Zij overweegt daartoe het volgende.
Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat het bewijs voor het ten laste gelegde niet uitsluitend of in overwegende mate steunt op de herkenningen van de verdachten door de verbalisanten. De politie was, kort na de melding van aangeefster, nagenoeg bij haar woning en zag daar drie in het zwart geklede personen wegrennen die vervolgens geen gehoor gaven aan het bevel om te blijven staan. Eén van de personen, namelijk [medeverdachte 1] , gooide tijdens zijn vlucht onder andere een spuitbus met WD40-olie over de schutting. Deze spuitbus is later ook op de camerabeelden gezien. De andere twee personen heeft de politie gevolgd tot het [naam plantsoen] . Daar heeft zij beide personen uit het oog verloren. Nadat een paar minuten later vanaf deze locatie verder is gezocht met een diensthond zijn eerst [verdachte] en later ook [medeverdachte 2] , dicht in elkaars buurt, op de [straatnaam] aangehouden. [verdachte] lag in de bosjes en [medeverdachte 2] lag half onder een geparkeerde auto. De rechtbank stelt op grond van deze omstandigheden vast dat [verdachte] en [medeverdachte 2] twee van de drie personen zijn die de politie dicht in de buurt van de woning van aangeefster heeft zien wegrennen.
Beide verdachten hebben geen dan wel geen geloofwaardige verklaring afgelegd over de reden van hun aanwezigheid in de nachtelijke uren aldaar en evenmin over de reden voor het zich verstoppen voor de politie. Bovendien zijn bij beide verdachte handschoenen en een zaklamp aangetroffen, terwijl op de handschoenen van [medeverdachte 2] zwarte vegen op de vingers zaten. In de in de buurt geparkeerde Volkswagen Golf, die door [medeverdachte 2] werd gehuurd en waarin de verdachten door de politie vaker zijn gezien, werd veel inbrekersgereedschap aangetroffen.
De rechtbank overweegt ten slotte nog dat door de verbalisanten wel degelijk is weergeven op welke specifieke en onderscheidende kenmerken zij hun herkenning hebben gebaseerd. Met name verbalisant [verbalisant 2] heeft nauwkeurig aangegeven welke overeenkomsten hij zag tussen de verdachte op de camerabeelden en de foto van [verdachte] . Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de in deze processen-verbaal neergelegde herkenning voldoende betrouwbaar is en dat de bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewijzen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 10 november 2017 te [woonplaats] , omstreeks 02:55 uur, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen aan [adres] weg te nemen goederen naar hun gading en/of geld, toebehorende aan [slachtoffer] , en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak,
met zijn mededader(s),
- naar die woning is gegaan en
- bij die woning heeft aangebeld en
- WD40-olie in/op het slot van de voordeur van voornoemde woning heeft gespoten/gedaan en
- vervolgens met een boor een gaatje in het slot van voornoemde woning heeft geboord/gemaakt en
- aldus het slot van de voordeur van voornoemde woning heeft getracht te verbreken,
waarna de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet werd voltooid.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de hem bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van vijf maanden, met aftrek van het voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, in verband met de door hem bepleite vrijspraak, geen strafmaatverweer gevoerd.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van het feit
Verdachte heeft zich – opnieuw – samen met anderen schuldig gemaakt aan een poging tot woninginbraak in de nachtelijke uren. Uit de manier waarop geprobeerd is in te breken, blijkt dat verdachten op een redelijk professionele wijze te werk zijn gegaan. Woninginbraken, en ook pogingen daartoe, maken een ernstige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers, die zich daardoor veelal niet meer veilig voelen in hun eigen woning. Dergelijke strafbare feiten dragen ook bij aan gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Verdachte is aan deze kwalijke gevolgen volledig voorbij gegaan en heeft kennelijk alleen aandacht gehad voor de voordelen die een woninginbraak voor hem zelf zouden opleveren. Hoewel het verdachte vrijstaat om zich op zijn zwijgrecht te beroepen, heeft hij daarmee ook aangetoond geen verantwoordelijkheid te willen nemen voor zijn handelen.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft rekening gehouden met een verdachte betreffend uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 11 januari 2018. Daaruit volgt dat verdachte sinds 2007 meermalen is veroordeeld voor uitsluitend vermogensdelicten. Verdachte is kennelijk erg hardleers en eerdere straffen, al dan niet voor een deel voorwaardelijk opgelegd, hebben hem er niet van weerhouden zich opnieuw schuldig te maken aan een poging tot woninginbraak. De rechtbank vindt dit uiterst kwalijk en zorgelijk, ook gelet op de nog jonge leeftijd van verdachte.
De straf
De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS gaan voor een woninginbraak, indien sprake is van recidive, uit van een gevangenisstraf van vijf maanden. Nu het bewezen verklaarde een poging betreft, maar tegelijk gedurende de nachtelijke uren en in vereniging is gepleegd, heeft de rechtbank geen reden om van dit oriëntatiepunt af te wijken. Een gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden acht de rechtbank, alles afwegende, daarom passend en geboden.

9.BESLAG

Verbeurdverklaring
De rechtbank zal de in beslag genomen voorwerpen, te weten:
- een handschoen crème/wit en
- een zaklamp,
verbeurd verklaren. Met betrekking tot deze voorwerpen is het bewezen verklaarde feit begaan.
Teruggave aan verdachte
De rechtbank zal teruggave gelasten aan verdachte van het in beslag genomen voorwerp, te weten een geldbedrag van € 140,-.

10.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 1.594,06. Dit bedrag bestaat uit € 1.009,06 materiële schade en € 585,- immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering voor wat betreft het materiële deel met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voor wat betreft de gevorderde immateriële schade heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat in het toe te kennen bedrag moet worden meegenomen dat de verdachten niet in de woning zijn geweest. Hij heeft zich voor wat betreft de hoogte van dit bedrag gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, in verband met de door hem bepleite vrijspraak, de rechtbank verzocht om de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk te verklaren dan wel deze als ongegrond af te wijzen.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
De schade voor zover die betrekking heeft op de schadeposten slot, reis- en parkeerkosten ter hoogte van in totaal € 129,25 komt voor vergoeding in aanmerking. De gevorderde immateriële schade zal de rechtbank naar billijkheid toewijzen tot een bedrag van € 200,-. De rechtbank zal daarom de vordering tot het bedrag van € 329,25 toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 10 november 2017 tot de dag van volledige betaling.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. De gevorderde schade aan de voordeur en het opgenomen verlof acht de rechtbank onvoldoende onderbouwd. De gevorderde schade aan de lichtschakelaar is geen rechtstreekse schade in de zin van artikel 361 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank zal de benadeelde partij in dat deel van de vordering daarom niet-ontvankelijk verklaren.
Verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht met zijn mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer] aan verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van
€ 329,25, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 10 november 2017 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 6 dagen hechtenis, waarbij toepassing van de hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 36f, 45 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
5 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Beslag
- verklaart de volgende voorwerpen verbeurd:
  • 1.00 STK handschoen crème/wit;
  • 1.00 STK Zaklamp zwart;
- gelast de teruggave aan verdachte van het volgende voorwerp:
 Euro geld € 140,00;
Benadeelde partij
  • wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 329,25;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 november 2017 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • verklaart [slachtoffer] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 329,25 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 november 2017 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 6 dagen hechtenis;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Voorlopige hechtenis
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Bos, voorzitter, mrs. W.S. Ludwig en M.J.A.L. Beljaars, rechters, in tegenwoordigheid van mr. T.M. van Zwet, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 7 maart 2018.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 10 november 2017 te Almere, omstreeks 02:55 uur, in ieder geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning gelegen aan [adres] weg te nemen goederen naar zijn/hun gading en/of geld, geheel
of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goederen en/of geld onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking,
met zijn mededader(s), althans alleen,
- naar die woning is/zijn gegaan en/of
- bij die woning heeft/hebben aangebeld en/of
- WD40-olie in/op het slot van de voordeur van voornoemde woning heeft/hebben gespoten/gedaan en/of
- ( vervolgens) (met een boor) een gaatje in het slot van voornoemde woning heeft/hebben geboord/gemaakt en/of
- ( aldus) het slot van de voordeur van voornoemde woning heeft/hebben verbroken, althans heeft/hebben getracht te verbreken,
waarna de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet werd voltooid.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 12 november 2017, genummerd 2017341659, opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd p. 1 tot en met 204. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van aangifte, p. 500 t/m 501.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 104 t/m 105.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 108.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 107.
6.De bijlage op p. 109 bij het proces-verbaal van bevindingen op p. 107.
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. 204.
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 516.
9.Proces-verbaal van bevindingen, p. 304 t/m 305.
10.Proces-verbaal van bevindingen, p. 306.
11.Proces-verbaal van bevindingen, p. 565.
12.Proces-verbaal van bevindingen, p. 517 en 518.
13.Proces-verbaal van bevindingen, p. 519 t/m 521.
14.Proces-verbaal van bevindingen, p. 512 t/m 515.
15.Proces-verbaal van bevindingen, p. 578 t/m 580.
16.Proces-verbaal van bevindingen, p. 507.