ECLI:NL:RBMNE:2018:862
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vordering tot schadevergoeding door Q-Park na vermeend onrechtmatig verlaten van parkeergarage
In deze zaak vordert Q-Park Operations Netherlands II B.V. (hierna: Q-Park) een schadevergoeding van € 345,- van de gedaagde partij, die haar voertuig op 30 mei 2016 zonder voorafgaande betaling van het parkeergeld uit de parkeergarage heeft gereden. Q-Park stelt dat de gedaagde, door het zogenaamde 'treintje rijden', in strijd heeft gehandeld met de Algemene Voorwaarden van Q-Park, en is daarom een boete van € 300,- verschuldigd. De gedaagde heeft echter betoogd dat zij het verschuldigde parkeertarief heeft voldaan en dat zij niet de bestuurder van het voertuig was op het moment van het verlaten van de parkeergarage.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde inderdaad het parkeertarief heeft betaald, wat blijkt uit de overgelegde uitrijkaart en bankafschrift. Hierdoor is de kantonrechter van oordeel dat de gedaagde op grond van artikel 6.3 van de Algemene Voorwaarden van Q-Park geen schadevergoeding verschuldigd is, aangezien er geen sprake is van het zonder betaling verlaten van de parkeergarage. De vordering van Q-Park is dan ook afgewezen, en Q-Park is veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde.
De uitspraak is gedaan door mr. M.E. Heinemann, kantonrechter, op 21 februari 2018, en de kosten aan de zijde van de gedaagde zijn begroot op € 120,00 aan salaris voor de gemachtigde.