ECLI:NL:RBMNE:2018:858

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 maart 2018
Publicatiedatum
7 maart 2018
Zaaknummer
16/652426-16 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling wederrechtelijk verkregen voordeel in ontnemingszaak betreffende hennepteelt

Op 7 maart 2018 heeft de Rechtbank Midden-Nederland in Utrecht uitspraak gedaan in een ontnemingszaak tegen een veroordeelde, die eerder was veroordeeld voor het medeplegen van hennepteelt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft genoten uit de hennepteelt, en heeft het bedrag van dit voordeel vastgesteld op € 26.106,08. De ontnemingsvordering was ingediend door de officier van justitie, die de vordering tijdens de zitting heeft gewijzigd en een nieuwe berekening heeft gepresenteerd. De verdediging heeft betoogd dat de vordering niet-ontvankelijk verklaard moest worden, maar de rechtbank heeft dit afgewezen. De rechtbank heeft de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel gebaseerd op een rapport van het Bureau Ontnemingswetgeving Openbaar Ministerie (BOOM) en heeft de opbrengsten en kosten van de hennepkwekerij in detail geanalyseerd. De rechtbank concludeert dat er geen aanwijzingen zijn voor een winstverdeling en legt de verplichting op tot betaling van het vastgestelde bedrag aan de Staat. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de rechters de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig hebben gewogen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/652426-16 (ontneming)
Vonnis van de meervoudige kamer van 7 maart 2018
in de ontnemingszaak tegen
[veroordeelde]
geboren op [1982] te [geboorteplaats] (Liberië),
wonende aan de [adres] , [woonplaats]
(hierna te noemen: de veroordeelde)
Raadsman mr. J. Zevenboom jr., advocaat te Almere.

1.Deprocedure.

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
  • De schriftelijke vordering ten bedrage van € 63.000,00, die binnen de in artikel 511b van het Wetboek van Strafvordering genoemde termijn aanhangig is gemaakt;
  • het strafdossier onder parketnummer 16/652426-16, waaruit blijkt dat veroordeelde op 7 maart 2018 door de meervoudige strafkamer van de Rechtbank Midden-Nederland onder meer is veroordeeld terzake van –kort gezegd– het medeplegen van hennepteelt tot de in die uitspraak vermelde straf;
  • het Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij;
  • de bevindingen tijdens het onderzoek ter terechtzitting;
  • de overige stukken;
Tijdens het onderzoek ter terechtzitting is veroordeelde samen met zijn raadsman mr. J. Zevenboom jr., advocaat te Almere, verschenen. De ontnemingsvordering is gelijktijdig ter terechtzitting behandeld met de strafzaak tegen veroordeelde, bekend onder hetzelfde parketnummer. Tijdens het onderzoek ter terechtzitting zijn de officier van justitie, de veroordeelde en zijn raadsman gehoord.

2.De beoordeling van de vordering

2.1
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft de door hem ingediende ontnemingsvordering ter terechtzitting gewijzigd. De officier van justitie heeft een nieuwe berekening opgemaakt, waarbij van één oogst per kweekruimte wordt uitgegaan. De officier van justitie heeft in zijn berekening dezelfde normen gehanteerd zoals weergeven in het rapport ‘Standaardberekening en normen wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij bij binnenteelt onder kunstlicht’, opgesteld door het Bureau Ontnemingswetgeving Openbaar Ministerie (BOOM) in november 2010. Daarmee rekening houdend dient de vordering te worden bijgesteld tot een bedrag van € 26.335,20.
2.2.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard nu veroordeelde van hetgeen hem ten laste is gelegd dient te worden vrijgesproken. Subsidiair heeft de raadsman de rechtbank verzocht om bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel uit te gaan van de goederenlijst die bij veroordeelde in de auto is aangetroffen. Naar de mening van de raadsman volgt uit de goederenlijst dat sprake is geweest minder planten en een lagere opbrengst dan conform het standaardrapport is berekend. Meer subsidiair dient de betalingsverplichting te worden vastgesteld op nihil gelet op de beperkte draagkracht van veroordeelde.
2.3
Het oordeel van de rechtbank.
Grondslag
Bij de beoordeling van de onderhavige vordering heeft de rechtbank kennisgenomen van het op 7 maart 2018 tegen veroordeelde gewezen vonnis, waarbij hij onder meer is veroordeeld voor het medeplegen van het telen van 308 hennepplanten op 20 april 2016.
Hieruit heeft de veroordeelde voordeel verkregen uit hennepteelt voorafgaand aan de in voormeld vonnis bewezenverklaarde datum.
De rechtbank schat het wederechtelijk verkregen voordeel op een bedrag van € 26.106,08.
Bewijsmiddelen
De beslissing dat veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel heeft genoten is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de volgende bewijsmiddelen zijn vervat [1] :
- het proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij waaruit blijkt dat de politie op 20 april 2016 in een woning aan de [adres] te [woonplaats] een hennepkwekerij aantreft [2] ;
- de verklaring van de veroordeelde [veroordeelde] bij de politie dat hij sinds 2012 de woning waar de hennepkwekerij is aangetroffen van Mitros huurt [3] ;
- het Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij, waarin ten aanzien van de kweekruimtes omstandigheden zijn beschreven die duiden op een eerdere oogst, waaronder met name verdroogde resten van geknipte hennepplanten [4] ;
Berekening wederrechtelijke verkregen voordeel
Op 20 april 2016 wordt door de politie in de woning van veroordeelde een hennepkwekerij ontmanteld. De hennepplanten die op dat moment in de woning worden aangetroffen zijn ongeveer zeven weken oud. De rechtbank gaat er in haar berekening van uit dat een gemiddelde kweekcyclus en oogst tien weken in beslag neemt. In het Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij zijn diverse aanwijzingen opgenomen waaruit blijkt dat er in de kwekerij is geoogst, waaronder verdroogde hennepresten. Naar het oordeel van de rechtbank kan echter niet worden vastgesteld hoeveel eerdere oogsten er precies hebben plaatsgevonden. Om die reden zal de rechtbank bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel ervan uitgaan dat er in beide kweekruimtes één eerdere oogst heeft plaatsgehad, conform de gewijzigde vordering en berekening van de officier van justitie. Anders dan de verdediging, ziet de rechtbank geen aanleiding om bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel uit te gaan van de goederenlijst die in de auto van veroordeelde is aangetroffen. De veroordeelde heeft enige betrokkenheid bij de hennepteelt ontkend. Hij heeft dan ook geen verklaring afgelegd over de kosten die in dat kader gemaakt zouden zijn noch heeft hij uitleg gegeven over hetgeen op de in zijn auto gevonden goederenlijst is vermeld en waarvoor die goederen gebruikt zijn
Bij de bepaling van het wederrechtelijk verkregen voordeel hanteert de rechtbank de normen, zoals weergegeven in het rapport ‘Standaardberekening en normen wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerijbij binnenteelt onder kunstlicht’, opgesteld door het Bureau Ontnemingswetgeving Openbaar Ministerie (BOOM) in november 2010. De rechtbank heeft het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel als volgt berekend.
Aangetroffen situatie
De 1e kweekruimte waarin de hennepplanten zijn aangetroffen betrof 12,9 m2. In de kwekerij stonden 200 hennepplanten. Per m2 stonden er 16 hennepplanten. [5]
De 2e kweekruimte waarin de hennepplanten zijn aangetroffen betrof 11,5 m2. In de kwekerij stonden 108 hennepplanten. Per m2 stonden er 10 hennepplanten. [6]
De totale opbrengst hennep per oogst per kweekruimte
De opbrengst per plant in de 1e kweekruimte is volgens de tabel in het BOOM-rapport minimaal 27,70 gram. De totale opbrengst van een oogst bedraagt 200 x 27,70 gram = 5,54 kilogram. [7]
De opbrengst per plant in de 2e kweekruimte is volgens de tabel in het BOOM-rapport minimaal 30,50 gram. De totale opbrengst van een oogst bedraagt 108 x 30,50 gram = 3,294 kilogram. [8]
Bruto opbrengst per oogt per kweekruimte
De minimale verkoopprijs bedraagt € 3.280,- per kilogram. De opbrengst van één oogst in de 1e kweekruimte bedraagt minimaal 5,54 kilogram x € 3.280,- = € 18.171,20.
De minimale verkoopprijs bedraagt € 3.280,- per kilogram. De opbrengst van één oogst in de 2e kweekruimte bedraagt minimaal 3,294 kilogram x € 3.280,- = € 10.804,32.
Totale kosten per oogst per kweekruime
De rechtbank houdt per oogst in de 1e kweekruimte rekening met de volgende kosten:
Afschrijvingskosten € 200,00
Hennepstekken € 570,00
Variabele kosten € 666,00 +
Kosten knippers € 400,00 +
Totale kosten € 1.836,00
De rechtbank houdt per oogst in de 2e kweekruimte rekening met de volgende kosten:
Afschrijvingskosten € 150,00
Hennepstekken € 307,80
Variabele kosten € 359,64
Kosten knippers € 216,00 +
Totale kosten € 1.033,44
Wederrechtelijk verkregen voordeel
Het wederrechtelijk verkregen voordeel per oogst per kweekruimte bedraagt:
1e kweekruimte: € 18.171,20 (opbrengst) - € 1.836,00 (kosten) = € 16.335,20
2e kweekruimte: € 10.804,32 (opbrengst) - € 1.033,44 (kosten) = € 9.770,88
Het totaal aan wederrechtelijk verkregen voordeel komt uit op € 16.335,20 + € 9.770,88 =
€ 26.106,08.
Hoewel veroordeelde is veroordeeld voor het medeplegen van het telen van hennep, zal de rechtbank het wederrechtelijk verkregen voordeel geheel aan veroordeelde toerekenen. De rechtbank overweegt hieromtrent dat er geen aanwijzingen zijn dat er een winstverdeling heeft plaatsgevonden. Veroordeelde heeft hier niet over verklaard noch heeft hij gesteld dat hij in de winst heeft gedeeld.
De rechtbank zal het terug te betalen bedrag derhalve vaststellen op € 26.106,08.
Niet is aannemelijk geworden dat de veroordeelde naar redelijke verwachting (ook in de toekomst) niet in staat zal zijn aan zijn betalingsverplichting te voldoen. De rechtbank ziet daarom geen reden om het hiervoor genoemde bedrag te matigen.

3.De toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

4.De beslissing.

De rechtbank:
- stelt het bedrag van het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel vast op een bedrag van
€ 26.106,08(zegge: zesentwintigduizend honderdzes euro en acht eurocent);
- legt aan veroordeelde de verplichting op tot betaling aan de Staat van een geldbedrag van
€ 26.106,08(zegge: zesentwintigduizend honderdzes euro en acht eurocent) ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel;
- wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Ebbens, voorzitter, mrs. E.J.W. Verhaagh en O.P. van Tricht, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F.D.M. Osinga, griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 7 maart 2018.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 3 oktober 2016, genummerd PL0900-2016223635 Z, opgemaakt door de Politie, Eenheid Midden-Nederland, District Stad-Utrecht, Basisteam Utrecht-Noord, doorgenummerd 1 tot en met 136. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Het proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij, p. 13-15.
3.Het proces-verbaal van verhoor van veroordeelde [veroordeelde] , p. 116-117.
4.Het rapport wederrechtelijk verkregen voordeel, p. 129- 134.
5.Het rapport wederrechtelijk verkregen voordeel, p. 130.
6.Idem, p. 132.
7.Idem, p. 130.
8.Idem, p. 132.